chsger Courant VOOR DE KINDEREN. (Tb Het Geheim van het oude Horloge. - Zaterdag 5 Maart 1927 70ste Jaargang. No. 8010. WETENSWAARDIOHEDEK. Is bet U bekend: [dat men op de Japansche spoorwegen luidspre- s gebruikt voor het aankondigen van een trein? de hommel 13.800 oogen (oogvlakken) heeft, werkbij 6.400 en de koningin 4900? dat 5000 jaar geleden de Babyloniërs reeds flbanfc- |jien" verrichtten? hun cheques en bankbiljetten gemaakt waren i verharde klei? fdat de eerste echte bankbiljetten werden uitgege- t door de Bank van Zweden in het jaar 1658? dat er in China echter al in het jaar 800 bank- [iljetten gebruikt werden? Idat een ijsberg slechts met een tiende deel van Ljju dikte boven water drijft? dat een middelmatige ijsberg ongeveer flOO.OOO millio^p KG. weegt? dat in Amerika meer Engelschen wonen dan in Engeland zelf? dat het Malar-meer, één der grootste Zweedsche meren, 1260 eilandjes, in totaal 50.000 H.A. groot, heeft? dat in 1592 door een molenaar te Zaandam de eerste houtzaagmolen in gebruik werd genomen? dat het kortste testament eens door een schatrij ken dagbladuitgever te Chicago is gemaakt Het be stond uit slechts één zinnetje: „Ik geef alles aan mijn vrouw". dat het onweer niet verder hoorbaar is dan 25 K.M.? dat de Zuid-Amerikaansche republiek Honduras reeds meer dein 50 jaar failliet is? dat de oudste steenbakkerrijen in ons land zijn gelegen aan den Ouden Rijn en reeds twee- drie honderd jaar oud zijn? d a t in Amerika damestaschjes in gebruik zijn, die zoodra men ze opent inwendig electrisch ver licht worden door een lampje. STADSNIEUWS. (Van een hoogst onbetrouwbaar correspondent) Freule Pruixnedant, die 53 jaar is, zal Woensdag haar 27sten verjaardag vieren in intiemen kring. Baron Pimpernagel, die een ommelottekweekerij te Blikkerdorp bezit, nam gisteravond een lucifer om te zien, of er nog benzine in zijn auto-tank zat Er was inderdaad nog. Hij was 67 jaar. Geen bloemen. Graaf Sturfgnurf, de bekende dierenbeschermer, moet, naar wij vernemen, de gewoonte hebben aan genomen, des avonds smeerolie op de muizen in zijn huis te gieten, aangezien hij niet kan verdragen, dat ze *8 nachts piepen. ROUMELKRUID. LANG LEVENDE DIEREN. Schildpadden bereiken een hooger leeftijd dan eenig ander dier. Op het eiland Sint Helena leeft thans nog een schildpad ,die er was, toen Napoleon er woonde, en waarvan men niet weet hoe oud hij toen al was. De kleine Europeesche en Noord-Afri- kaansche landschildpadden ,die jaarlijks in Enge land worden ingevoerd, kunnen heel oud worden. Een van die dieren, die onlangs gestorven is, was zes-en-negentig jaar het huisdier van eenige op een volgende geslachten eener familie in Cornwales Enkele maanden voor zijn dood volgde het dier op een heeten dag den tuinman met zulk een vastbe radenheid, waarbij hij hem in de broek beet, dat men hem in huis moest opsluiten. Men zegt, dat een andere landschildpad 220 jaar achtereen het lievelingsdier is geweest *aa de Liaochoppea van Peteraborougb, torwijl het schild van een ander exemplaar, dat eveneens aan een lid der geestelijk heid heeft bohoord, nog altijd wordt vertoond aan de bezoekers van Lamheth Palace. Dit dier kwam in 1628 in het bezit van aartsbisschop Laud en stierf 105 jaar later. Ook vele vogels bereiken een aanzienlijken leeftijd. De Egyptische gier b.v. kan 118 jaar worden. Er zijn voorbeelden van papegaaien van 102 jaar, zwanen van 70, raven van 69, pelikanen van 41, pauwen van 40, struisvogels van 30, nachtegalen van 25 en ka- narios van 20. DE ANALYSE VAN EEN TRAAN. Het voornaamste bestanddeel, dat men bij de ont leding van een traan aantreft, is natuurlijk water, maar ook vindt men er c.m. zout, soda, en fosfol*-1 zout in zeer geringe hoeveelheden in. Een gedroog de traan door een microscoop gezien levert een merkwaardig schouwspel op. Nadat het water ver dampt is, blijven de zoutdeelen achter en deze trek ken bij elkaar en vormen in de lengte gekruiste lijnen, welke er uitzien als vischgraten. De afschei ding der tranen is niet, zooals men veelal veron derstelt willekeurig, of tijdelijk, maar gaat dag en nacht dopr, 's nachts in mindere mate en ver spreidt zich over het geheel e oog. Die voortdurende vloeistof in het oog waakt er tegen, dat de oogen verblind worden door de groote massa fijn stof in de lucht. Een weinig van het tranenvocht is maar noodig om daarvoor te zorgen, maar zoodra komt er niet wat substantieels in het oog, of de toevloed wordt onmiddellijk grooter en helpt om het ongemak spoedig weg té schreien. HIJ dook eeiiB wat onder eu zwuuj ui üei loiiü fin dal maakte hem spoedig weer sterk en gezond. Hij verloor bet gevoel van verstijving en pijn En voelde zioh leniger, friBBchor en ^rein, 41 hield hij nog overal spatten en plekken Tan inkt en al zat nog zijn vest vol met vlekken. Hou donker en somber 't ook was in de ton, Kwaak was blij, dat hij weer te herleven begon. Ontroerd en vol dankbaarheid zong hij toen zacht Het kikkerlied mee, dat weerklonk uit de gracht. Maar ach, toon hij daar zóo eon nacht was gebleven, In de donkere ton wat rond had gedreven, Begon allereerst hem de honger te plagen, (Hij had niet gegeten in meer dan twee dagen), En goen blaadje of sprietje, of geen enkel insect, Had hij nog in die uren in 't water oiudekt. En weer greep een dood'lijke angst Kwaakje aan: Moest hij in die ton nu van honger vergaan f Een kikker is taai, 't kon dagen, ja weken, Wel duren eer hij heelemnal was bezweken. Terwijl hij daar rondzwom, vergeten, verloren. Zou lederen avond hij 't kikkerlied hooren, In zijn angst «n zijn wanhoop moest hij slaken de klaoht: „O, had tooh het musohje me hier niet gebraohtl" Terwijl hij zoo somber en triest stond te zinnen, Kwam onverwaoht 't daglicht de regenton binnen. De dienstbode wilde wat water gaan halen, Reeds liet ze den emmer in de regenton dalen. Toen ze plotseling schrok, met een Buhrik'lijk geschreeuw, Als zag ze geen Kwaak, maar een beer of een leeuw. „Een kikker, een kikker", zoo gilde zo luid. „Hij ligt in de ton, o, hoe komt hij er uit. „U, mevrouw, o, meneer", zoo riep ze bevreesd, „Een kikker, ik ben tooh zoo bang voor zoo'n beest". Kwaak wist niet waar al dit gegil voor kon wezen. Was hij nu een diertje om iets van te vreezen I Tweo hoofden nu bogen zich over de ton, Met schrik in de oogen, en Kwaakje begon Toen zachtjes te kwaken: „Toe haal me er uit". Een gil was het antwoord op zijn ameekend geluid. Doch spoedig daarop werd hij werk'lijk gered, Behoedzaam geschept uit de ton met een net, Door een deftlgen heer, die heel ernstig keek, Door een bril, en die wel een geleerde geleek. Het was een professor in do biologie, Hij keek met eon uiterst knap fiaionomie, Naar Kwaakje, en tilde hem op aan een poot, Hij draaide hem om, en zijn vreugde scheen groot Met de vangst, want hij zei: „Hè, dilt is eigenaardig, „D&t is iets bijzonders, d&t is uiterst merkwaardig, „Zoo'n beest zoo gevlekt, heb ik nooit nog gezien, „Ik doe nog een groote ontdekking miBsohien". En Kwaakje, waar hij zoo verwonderd van was, Werd gezet op een schrijfbureau, onder een glas. Het „Klaverblad van Vier" is tevreden, maar nog heelemaal voldaan! Ja, ze zijn wel eens een 30 jEueetje lastig, zoo met z'n vieren! Weet je, wat ze wil- zijls ze! 2e willen een heeleboel raadsels! Nou mij w van tinkt, dat je de vorige week er heel wat gehad hebt! dat vindt het „Klaverblad" ook. Maar ze willen fVj^r nóg meer hebben. Goed! Ik wil' 't graag iedereen laar den zin maken. Kijk dan maar eens hier: RAADSELS. 1. Met h ben ik een bergplaats. Met k kook ik het eten. Met b ben ik een dier. Met s ben ik een kleedingstuk. En met r ben ik ook een kleedingstuk. Wat? I B. Wat is het beste aan een kalfskop? 3. Er zwommen twaalf eenden in een sloot, [er jager schoot er sen van dood. beveel bleven er nog ia de aloot? I" i Hoe heet de hond van Keizer Karei? 5. Mijn geheel is een meubel en bestaat uit vijf potters. Een 4, 5 is een meetwerktuig. Een 3, 1 is een dier. i 2, 3, 5 is een stuk speelgoed. Oplossingen zenden naar L. Roggeveen, Maretak- Itraat 54, den Haag. CORR. P. S. Ik vind, dat de stukken nogal tame lijk groot zijn. Anders had je een heele krant noo dig. Lees alles tóch maar goed! Met Bram loopt het [[heusch goed af. Verschillende inzenders: Aan jullie «•langen is voldaan, kijk maar! Zeer hart groeten jfterugD. v. S. Deze of de volgende maand! R. M. Nee, alléén dit gedeelte. Nieuwe avonturen van Bram Vingerling, door L. Roggeveen. Vervolg. t»Wil ik voor een duiker zorgen?" vroeg de com- öÜBsaris. ..Heel graag", antwoordde de ingenieur. De commissaris gaf zijn bevelen. Dr. van Hulsinga Praatte even met ingenieur Rengers, over de moge lijkheid, of de „kracht" van professor Stuyvesant Kluchten oorzaak van 't ongeluk kon zijn. ..Na alles, wat U mij verteld heeft", zei de inge- nl0ur, „geloof ik 't niet! De oorzaak zit hier abso luut onder den waterspiegel......-" ..Neemt U me niet kwalijk, dat ik U in de rede *tl". zei de commissaris, „maar daarginds komt Ja- tol) den Duik!" uit h „De bekende Schoveningache duiker", zei inge nieur Rengers lachend. „Wilt U hem misschien instructies geven?" vroeg de commissaris, „U is beter op de hoogte dan ik." Jacob den Duik, in allerijl per auto, stapte voor zien van zijn duikerscostuum en zuurstofapparaat, de Rotonde binnen. Terwijl hij met den ingenieus praatte, trok hij zijn pakje aan, de duikerskap werd opgeschroefd en .terwijl duizenden oogen hem na keken, verdween Jacob in de diepte- Stevig hield de ingenieur het touw in de handen. Twee rukkenen Jacob moest opgeheschen wor den. Zoo was de afspraak. De duizenden toeschouwers op het strand on op den boulevard volgden met ingehouden adem de verrichtingen van den duiker. Vijftien minuten later trokken de agenten met vereende krachten Jacob weer naar boven. En spoedig wist ingenieur Rengers, wat de oor zaak van het ongeluk was: een der zware ijzeren pijlers, waarop de Rotonde steunde, vertoonde een scheur .terwijl een paar dwarsbalken gebroken wa ren. „Ik had 't gauw in de gaten", zei de duiker, „wan* ik weet precies, hoe de boel in elkaar zit. 't Zal een reuzenkarwel wezen, om 't voor mekaar te krijgen,' mijnheer!" De ingenieur knikte zwijgend. Een poos stond hij diep in gedachten. Vervolgens liep hiji, zoo vlug zijn beenen hem dragen konden, naar een der talrijke café'e op den Boulevard en telefoneerde met het ministerie van Waterstaat en met de havenpolitie. „Over een kwartiertje zal ik U zeggen, wat mijn meening is", zei hij tegen den commissaris. „Laten we daarvoor op 'fc Politiebureau in de Keizerstraat bij elkaar komen." Dicht bij den ingang van don Pier stonden tante en Willy bij elkaar. Zwijgend keken ze naar de schee- ve Rotonde. Af en toe keek Willy om zich heen. Hij zoch zijn oom en Bram. „Misschien staan ze hier ook wel rustig tusschen de menschen", zei Willy. „Ofze zoeken naar ons." Tante antwoordde niet. Zuchtend dacht ze: „Wa ren wij maar stilletjes thuisgebleven. Wat zal er allemaal nog gebeuren?" Opeens riep Willy: „Daar staat oom!" „Is Bram bij hem?' vroeg tante haastig. „Nee", zei Wdlly, „nee, ik zie hem nietI" Tante schrok. „Waar staat oom?" vroeg ze. „Daar boven op 't terras van 't Kurhaus", zei Wil ly. „Vlak bij die electrische stadsklok". Tante keek. Ja, daar stond haar man, alleen, bleek en ontdaan te turen naar de scheeve Rotonde. „Wat zal hij ongerust zijn over ons", dacht tante. Ze kreeg tranen in haar oogon. Toen ze eventjes la ter weer keek, was de notaris verdwenen. „Tante, zullen we maar naar huis gaan?" vroeg Willy zacht, „We kunnen nu toch niet meer op den Pier. Wat moeten we hier nog langer uitvoeren? Misschien zit Brammie thuis al op ons te wachten." „Ja", antwoordde tante, „ik geloof ook, dat 't maar het beste 1», om heen te gaan,'1 Met moeite baandon ze zich een weg door de dicht opeen gepakte menschenmenigte, en gingen met de tram huiswaarts. In 't politiebureau zaten de politiemannen en de ingenieurs zenuwachtig te confereeren. „Wat moeten we doen? Wat moeten we beginnen?" vroeg de commissaris. „Mijnheer Rengers, al onze hoop iB op U gevestigd! Wij rekenen op UI" „Heeren, ik zal doen wat lk kan", zei de ingenieur, „Ik zal u zoggen, wat ik al gedaan heb! Ik heb 't ministerie van Waterstaat opgebeld en aigeheele volmacht van handelen gekregen. De zeepolitie is gewaarschuwd on vanuit de Schevbningscho haven kunnen we elk oogenbllk sleepbooten met ballast en palon en alles wat we noodig hebben, verwach ten. Wat er dus verder gebeurt, er is hulp bij de hand." „Prachtig", 'zei de commissaris. Zijn gezicht be gon op te klaren. „Ik heb nog eventjes met Jacob den Duik gepraat", vervolgde de ingenieur. ,Hlj heeft zoo in de gau wigheid geconstateerd, dat er daar onder water wat kapot ie. Hoe dat gekomen is, weet ik niet. 't Kan ook zijn, dat de zandbodem gezakt is. En in de der de plaats kunnen de zware basaltblokken, die 't ijze ren geraamte onder water steunen, door stroomin gen van hun plaats geraakt zijn. En dan in de vier de plaats kunnen er nog allerlei andere oorzakon zijn! In elk geval DDe ingenieur wachtte even en keek zijn metge zellen recht in de oogen In elk geval moeten wo dadolijk ingrijpen! De Pier blijft voorloopig voor het publiek geslotenl" „Natuurlijk! Natuurlijk!" haastte de commissaris zich te antwoorden. „U Kan zijn", ging de ingenieur verder, „dat de stand van do Rotonde nog langen tijd zoo blijft als nu. 't, Is ook mogelijk, dat hij steeds meer gaat hel len. Kijkt U eens, heeren! De constructie van 't ijze ren onderstel is zóódanig, dat elke balk, elk schroef je, elk gaatje onmisbaar is. Haal één onderdeel weg, en de heele constructie deugt niet meer. Bouw een toren van steenen. Haal de onderste steen weg. Wat gebeurt er? De toren stort in elkaar! Zoo is 't ook hier! Eén kapotte spaak in 't wiel van e fiets is nog niet zoo erg! 't Wiel verzwakt, maar't blijft intact. Twee kapotte spakenhinderen nog niet, maar bij drie wordt de zaak gevaarlijker, en een wiel, dat vier spaken mist, is niet meer te vertrou wen. In 't ijzeren geraamte onder de Rotonde ont breken een paar steunbalkon. De druk wordt nu on gelijk verdeeld: de Rotonde verzakt aan den noord kant Er werd geklopt. Een opzichter kwam binnen. „Dag heeren 1 Mag ik ingonieur Rengers even sprei ken?" De ingenieur stond op. „Mijnheer Coelman, wat hebt U me te zoggen?" „De booten liggen aan den Pier, ingonieur, met al le werktuigon, die we noodig hebben, touwen, ka bels, basalt „Prachtig", zei de ingenieur. En, zich tot de an dere heeren wendend, lachte hij. „Vlugger kan 't toch niet!" „Komt U naar de Rotonde?" vroeg opzichter Coel man. „Dadelijk", antwoordde de ingenieur, „ik moet nog eventjes met de heeren hier praten. Hoe is 't getij?" „Eb, bijna op z'n laagst", antwoordde de opzichter. „Mooi zoo!" zei de ingonieur. De opzichter ging weg. „De eb maakt ons werk heel wat gemakkelijker', zei de ingenieur. „We moeten zoo aanstonds begin nen met zooveel mogelijk steunbalken te plaatsen. Op 't oogenblik is de toestand zóó, dat ik geen vrees heb voor verdere verzakking „Dus één gobroken spaak?" vroeg de commissa ris lachend. „Ik hoop het", antwoordde ingenieur Rengers. „Maar om in Uw vergelijking verder te gaan, mocht het blijken, dat er méér spakon kapot zijn, dan be staat hot gevaar, dat de heele Rotonde ln elkaar stort, tenzij „Tenzij?" vroeg de commissaris. „Tenzij wij kunnen boschikken over een arbeids vermogen van zóódanige sterkte, dat wij die ver zinking geheel kunnen overwinnen. Onze kracht moet dan sterker zijn, of minstens even sterk als de zwaartekracht, die de Rotonde naar de diepte dringt. Maarvoorloopig kunnen we 't zóó nog wel af, hóóp ik!" zei de ingonieur. Hij verliet 't vertrek, en tufte in een auto zoo vlug mogelijk naar de ongeluksplek. Ook de andere heeren vertrokken. De commissa ris bleef alleen achter. „Onze kracht moet sterker zijn dan de zwaarte kracht van de Rotonde", mompelde hij. „Voorloopig is zooo'n enorme kracht nog niet noodig! Maar. éls hij nu eens wèl noodig blijkt te zijn, wat dan? In dat gevalmoet- de kracht-van.Stuy- ve Drie korte tikken op de deur stoorden don com missaris in zijn overpeinzingen. „Binnen!" riep hij Een' klein, dik, bolrond mannetje met een vrien delijken glimlach op 't blozende gedaat, de bekende verslaggever van de „Expres", sprong de kamer binnen. Wordt vervolgd. VOOR DE KLEINTJES. Ik wou wel als een vogeltje Vliegen en fluiten en zingen. Ik wou wel als een vogeltje In groene takjes springen. Aan iedereen vertel ik graag, Dat ik zoo vroolljk ben vandaag, Zeg, wil Je weten, hoe dat komt? Ja, luister dan maar even: Ik heb op school mijn best gedaan! Ik heb het mooist geschreven 1 En moeder nam inij op haar schoot Ze kuste mij mijn wangen rood!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 19