tante frans.
fik in onrust.
noq zoo Kwaad nieti
pietje van de buren.
gaat
<chool,
tiaar bet Engölsoh van H. ENOÖK.
Beknopt bewerkt door
1, a DB T.TT.T.K HOGER WAARD,
Hoofdstuk L
Kennismaking.
VOOR ONZE JEUGD
lif V-
o ov
de deur der kinderkamer, die op
te wyze dioht gegooid werd.
1" klonk een stem uit de kamer, .kom
en terug, lieve kind."
ietsje, dat de deur zoo hard achter fioh
ogoold had, bleef eon oogenbllk boalulto-
an en het bevel werd op beslisten toon
L In het volgend oogenblik deed lij de
&er open en kwam sü de kamer binnen,
uitdagende uitdrukking op het gezioht
even. tegen den deurpost geleund staan,
een hooge kleur, haar donkere oogen ke-
lieilspellend en haar kastanjebruin kruk
Iheèn de gehoorzaamheid aan haar haa>
pgeoegd te hebben.
'mevrouw r zeizij.
alsjeblieft de deur zacht aohtesr )e dk&t,
de kamer uitgaat", zed mevrouw Wileon
Dyk.
Ije je boos humeur toooen wiH. doe het dan
jêt zoo'n lawaai, maar doe het rustig"eed
©uw Wilson hief waarschuwend de hand op
het zwijgen op te leggen en Puok wierp
inden blik in de richting van haar broer.
het hoofd en wisselde een blik van
riiing met Bob en Job, die leder met
vóór zich vol belangstelling keken naar
er gebeurde en nauwelijks hun lachen
inhouden.
_unt gaan, ais je wtttf, «1 mevrouw Wik
I het verhitte gezioht van het meisje kijkend,
zou zelfs geen seconde langer wachten
Leo er op vaderlijken toon aan toe.
I en Job lachten nu luid en Puok holde, na
»n woedenden blik naar Leo geworpen te
L do kamer uit, er echter toch aan denkende,
lx saobt achter zich dioht te doom
i, zei mevrouw Wilson, toen Puok bulten
öhoor was, „het Is hooi fcinderaohtig' van Jo,
too te plagen als jij doet. Je hebt Je er boveo-
iet mee te bemoeien, als Ik iets teven haar
red verder niets meer, want zfj hield er niet
m oudsten kragen in het bijzijn der jongeren
te lezen. Haar stijf gesloten lippen en de
bgde uitdrukking in haar oogen zeiden ech
ter dan woorden hadden kunnen doen.
boog zich over zijn boek en Bob en Job
pten zich evenals hij in hun lessen,
opvoeding van dit weerspanning troepje:
igdige Horners, bezorgde mevrouw Wilson
rat moeilijke oogenblikken en, hoewel zij
jteeds zeer plichtmatig van deze taak ge
il had, voelde zü tooh. dat de kinderen hoe
1 hoe moeilijker te regeeren waren.
|was nu zeventien jaar. Hij bezocht het gym-
n in de naburige stad, waar hij eiken dag
et buurttreintje heen ging en was juist op
bftijd om zichzelf en alles wat daarmede in
ld stond, heel interessant te vjnden. Het
Leo voor, dat zijn jongensja^eE ver achter
agen en hij nu een man was.
k, of Eveline, zooals ze eigenlijk heette was
twaalf Jaar en mevrouw Wilson had nog
eon meisje ontmoet, dat haar telkens weer
jw zóó verbaasde door haar luimen en ln-
j. Zij was driftig, stoof by het minste op en
|eel overeenkomst met kwikzilver. Zy had
eon hartje van goud.
haat volgden Bob en Job, de tweelingen,
en jaar oud waren en de meest origineel©,
gende bengels, welke men zich maar kan
ellen. Niemahd wist ooit, wat zy ln het vol-
1 oogenblik zouden uitvoeren. Mevrouw Wil-
9efd© in een voortdurenden angst, dat zy met
ken armen en beenen thuis gebraakt zouden
an. En hun k loeren zagen er soins zóó geha-
uit, dat zy niet begreep, hoe zy zich toch
tonden toetakelen.
I jongste, Vera of Peetje, zooals sfj genoemd
was een lief, rond dikkertje, een zonnig
:e van zes jaar en de lieveling van iedereen,
kinderen hadden geen ouders meer.
f Jaar geleden was de geheel© familie uit
gekomen. Meneer Horner wae na een heel
ondige, doch hevige ziekte aan boord ge-
n en zyn vrouw had den schok niet te boven
ra komen. Kort na hert, overlijden van haar
(stierf ook zy.
raid Horner, een oom van de kinderen, had
tyn landgoed. Beverode, ais hun tehuis aan
ren.
b Oswald was een sombere, min of meer
pe man en niet alleen de kinderen, maar ook
|raw Wilson zag altijd tegen zyn bezoek op
ode op. Wanneer hy kwam, was het slechts
een paar dagen, daar hy byna altyd op reis
Maar hoe kort hy ook bleef, zyn vertrek was i
i weeT een groot© opluchting,
ir laten wy nu naar Puok terugkeeren.
flat zy voor den tweeden keer de kamer wae
raan. was zy door de ouderwetsche gang en
ill naar buiten gehold, waar de heerlyte
tarszon de narcissen en daffodite soheen te
oren. Even bleef zü stilstaan om de eohoon-
der natuur waarvoor zy altyd zeer gevoelig
in zich op te nemen. Daarna liep zy haro
eon grasperk, klom over een lage© muux
r aan den anderen kant in de bossohen,
«oh uren in het rond om Beverode uitstrek-
ftr wierp zy zich op den grond te midden def
jlbloemen en, terwijl zij haar handen onder
hoofd samenvouwde, keek zy door het teere.
bladerdak naar de blauwe lucht boven zdoh.
Bk was woedend.
haat hem!" zed zy heftig. „Hem" sloeg na-
ijk op Leo, maar terwijl zij dit zed, zag rif
t, aleof de heele wereld haSa.
tt or gebeurd wast
t volgende,
had een cfeet goeohetrrd trtt een ood ge-
reerd gesohiedendöboek, dat het eigendom van
oem plaat, waarvan sfl juist zoo heel
hield. Zy ,was gehool in de beschouwing er
verdiept, toen zy plotseling opgeschrikt weid
een rowe hand, oie haar met geweld uit de
d der verteeküng terugroeide ln die dar
dgste eeuw. van plagende jongens, en haar
reliofdo boek wilde afpakken. Ten einde haar
te verdedigen, legde zfj er haar hand op.
?ehiid als van scheurend papier volgde en de
5 plaat sctegtafe door ctifrWn Ó6ag WH
was nog in het boek en de andere tn Leo^ pla
gende hand.
„Akelige, nare, valsdhe jongen!" riep Puok uit.
Zy had een gevoel, alsof zy stikken zou en kon
geen woord meer uitbrengen. Haar korte uitroep
ging echter vergezeld van een harden klap, die
tegen het hoofd van haar plaaggeest aankwam.
En daar »ij bang was. haar tranen niet langer te
kunnen bedwingen, was zy de kamer uitgehold,
de deur hard achter zich dicht slaand.
Arme Puokl Hoe donker zag het er in haar
hartje uit! Daarin soheen alleen maar plaats voor
boosheid te zyn. Nog klonk Leo'a sportende lacn
in haar ooreu. En dat Bob en Job, die altyd haar
party kozen, nu ook geiaohen hadden!
Dat was aard, boei hard voor Puokl
Hoofdstuk HL
Hen Andere Gesloten Deur.
Puoik'e oogen brandden van tranen, die zy niet
gesohreid had en haar lippen waren stijf op el-
kaai geklemd.
„Puokl Puo-kier
Bit was Peertje, die stop» Pook stcod op en tte-p
naar den lagen muur. Daar kwam het dikkerdje
aanloopen. Toen zy by den muur gekomen waa,
bieb Puck haar er overheen.
„Ik wou je myn kaleuderpapiertije voorlezen",
kondigde Peetje buiten adem aan, zoodra zy veilig
was aangeland aan den kant van den muux, waar
Puok was.
„Hoe kun je het voorlezen, ais je het niet by je
hebt?" vroeg Puok, terwijl zij het kleine ding een
kus gaf.
„0, maar fk heb het meegebracht!" klonk het
triomfanteiyk en Peertje haalde oen verkreukeld
papiertje uit den zak van haar schortje te voor-
schijn.
Het was een dagelijks wederkeeraad genoegen
voor Peetje het kaienderpapdertje vootr haar zusje
te spellen.
„We hadden het by<na vergeten. Puck", eed het
kleine ding ernstig, „en hert. is al Laa/t".
„Nu, gauw dan maar!" antwoordde Puok, tor-
wijl zij op het gras neerplofte met Peertje en hert
kaJenderpapiertje in de armen.
Foetje had geen verdere aanmoediging ooodlg
en begon onmiddoilJjk.
Jk sta -rWie is Jk", Puck?"
„Jezua, denk ik. Ga maar dooi.
„Voor de deurWeflke deorT"
Puok «kuifde wart been en weer en trek aan
een grashalmpje.
i „Wat voor deus, Puok? Je helpt me ook heete*
I maal niet!"
Jk denk, dart hert ons hart berteetbent"
Peetje boog zioh na weer over het papiertje en
j ging voort:
„En klop. Wie Mijn stern hoort
klinkt die duideiyk, Puok?"
Jasoms", antwoordde Puck en *y scheen
Iets weg te slikken. Peetje keek haar vragend aan.
j „En de deur voor My open deert
Zou myn deur dioht zyn, denk je,
Pack? Deuren gaan soms zoo vreeaelük moeilijk
open," peinsde Eert kleine ding hardop.
„Ga verder, FeetJe'L
En zy gehoorzaamde.
„By dien kom binnen," las zy
voor, biy, dat het er zoo goed had afgebracht
Puok zat mert gefronst voorhoofd vóór zioh uit
te staren. Zy schrikte plotseling op door Peetje'8
uitroep:
JCyk eens, ik ben even groot als Jij."
„Jalmaar, jy staart en ik zdt," antwoordde Puok
Het tweertal ging nu naar huls en Puok hielp
haar zusje den muur overklimmen.
Zoodra Puok op haar kamer kwam, viel haar
oog onmiddeliyk op het mishandelde boek, dat
mevrouw Wilson daar neergelegd had. De booae
bui kwam weer in al haar hevigheid opzetten,
„Akelige jongen!" mompelde zy en de opge
kropte tranen vonden eindeiyk een uitweg.
Daar was iemand aan de deruT. Puok deed ca-
willig open, Het was Peetje.
„Puok', zed het kleine ding, en zy gaf haar
sueie een plaatje, waarop een Hef poesje afge
beeld waa: „Hier heb je een poesje in plaats vau
de gescheurde plaat. Bob en Job hebben er my
van verteld, Is hert Reen snoesje?"
Als eeitig antwoord gaf Puok haar zusje een
kus.
„Enne en ben je na niet meer boos og
Leo?" ging Peetje voort.
„Dat datweert ik nog niet," klonk
hot vaag terug. Puok kon het haar oudste broertj©
maar niet vergeven en tooh was er iets binnen in
haar, dat zioh daar voor schaamde. Gedachteloos
keek zy het raam uit.
Plotseling riep zy*.
„O, kijk eens! Daar komt de telegramjongen
aan! Wat zou die brengen?"
Peertje's aandacht waa onmiddellijk van haar
zusje afgeleid en bepaalde zioh nu slechts tot den
jongen, die door de lange, breede opryiaan kwam
aanfietsen.
„Wat zou hert zijn?!" vroeg zü. Jk zal het Rika
gaan vragen."
Puok, die ook miert van nieuwsgierigheid ont
bloot was, ging naar mevrouw Wileon. juist op
het oogenblik, dat Rlka mert hert groene briefje
binnen kwam.
Hoe weinig vermoedde zy. welk een groote ver
andering de inhoud van het telegram allen
Hoofdstak KL
Telegrammen.
„HaBo, Job, daar is Tom, da tefegTamjongen.
Dien moeten we inhalen."
De tweelingen peddelden zoo hand zy konden
door de opryiaan en haalden den telegram
besteller vlak voor het bals in.
„Voor wie Is het?" vroeg Bob.
„Van wie is het?" informeerde Job.
J)at is ambtsgeheim," antwoordde de jongen
gewichtig.
Hy was aan dergelijke vragen gewend. Trie-
grammen werden vrij dikwijls op Beverode be
zorgd, wamt meneer Oswald Horner bediende zddh
er altyd van, wanneer hij mevrouw Wilson iets
mede te deelen had. Gewoonlijk bevatten zy de
tijding van zijn komst.
rA H is natuurlijk van Oom OswaJdr sed Bob,
„Hy telegrafeert, dol hfl morgen rooor een paai
dagen komt".
Do telegram-jongen Het geen woord los, doch
de uitdrukking op zfjn gezioht zed duidélUk. dart
als hy maar wilde hil heel wat vertellen kon.
eo fcfa bieiden rigb ecoo* dooi te ckno,
aleof zy er heelemaal niet om gaven en fietsten
door, -ten einde hun fietsen ln de eohuux te zetten.
Intuescben bracht Rika het telegram aan me
vrouw Wilson. Een verschrikte uitroep van de
Isatete maakte Puok nog nieuwsgieriger dan zy
reeds was.
„Wat la het. mevrouw?" vroeg ztJ. Je het van
Oom Oswald?
„Nee, lieve kind, het ia van Juffrouw Harrison,
de buurvrouw van mijn zuster. Zy telegrafeert,
dat myn zuster plotseling heel ernstig ziek la ge
worden en verzoekt k'I onmiddeliyk over te ko
men. Ooh, ooh, wat moet ik tooh doen?"
De stem van mevrouw Wilson beefde en zy keek
het meisje, dort vóór haar stond, zóó wanhopend
aan, dat Puok haar een zoen ?af,
„Het sniH my zoo vreeseiyk voor u," zei »y
▼riendelyk. „Nat/uuriyk moet u gaan. En zeker
dadelijk?"
„Ik ben bang, dat ik niet anders kan. Maar ik
ga in geen geval vóór morgen. Ik zal meneer Hor
ner per telegram van de zaak op de hoont© brengen
en aan juffrouw Harrisson seinen, dat ik kom".
De telegrammen waren spoedig geschreven en
werden door Tom ln zijn tasoh meegenomen.
De jongens waren intussohen ook binnenga*
komen. Puok beduidde hun. mevrouw Wilson niet
te storen en *y konden nauwelyka hun ongeduld
bedwingen, totdat Rlka mert de telegrammen de
kamer was uitgegaan.
„Hallo, was het telegram van Oom Oswald, me
vrouw?" vroegen zy ais uit óón mond.
„Nee jongens. Myn zuster is ernstig ziek en ik
weet heelemaal niet, welke wending de ziekte
nemen zaL Ik moet naar haar toe gaan."
„En komt u weer terug?" vroeg Bok nu.
Jk hoop hert, maar ik kan het onmogeiyk zeg»
CHet zal er heelemaal van afhangen, hoe
mert myn zuster ia Het zou kunnen, dat zH
geheel hulpbehoevend geworden is en my nlei
missen kan."
„Maar wat moeten wy dan doen?" vroeg Puck.
Een leven zonder mevrouw Wilson kwam naar af
heel vreemd voor.
„Meneer Horner zal allee regelen, lieve kinderen,
Irflseohien komt hy zelf wel".
Ben klank, die het tegenovergesteld© van een
juichtoon was, klonk nu uit dén hoek. waar de
tweelingen stonden.
„Wat een ramp!" mompelde Bob, echter rtiet
zóó zacht, of mevrouw Wlilson had hert verstaan.
„Stg, jongens! Zoo mogen jullie niet over me- i
neer Horner spreken", klonk haar waarschuwende j
stem. „Je oom doet heel veel voor jullie en ik beu
dan ook overtuigd, dat als hy hier kwam, jullie
hem allemaal je dankbaarheid toonen zoudt".
Bob en Job gaven elkaar een knipoogje maar I
durfden tooh niets meer zeggen.
Dien avond kwam Rika opnieuw mert een teie- I
gjram binnen.
Mevrouw Wilson maakt© bert open, las het en
zei: „Er is geen antwoord op, Rika". Zy wendde
eidh daarna tot de kinderen met de woorden:
„Het is van jullie oom. Hy seint, dat juffrouw 1
Horner komt. Zü kan waareohyniyk morgenmid
dag al hier zfin.
„En Tont© Prana tü in tndlö!" riep Puok
heel verbaasd uit
„Hoe zou ze morgenmiddag hier kunnen zijn,
als ze in InddS zat dom gansje!" merkte Leo op,
die juist was binnengekomen en door mevrouw
Wileon van den inhoud van hert telegram op de
hoogt© gebracht
Puok was op het pont boos utt te vallen, maar
werd afgeleid door Bob. die op somberen toon
uitriep:
„Tante Pranz is al even erg als Oom Oswald!
We hebben haar wel nooit gezien, maar dat kan
toch niet anders. Zy Is altijd in Ipdlë geweest en
zal nn wel heelemaal zwart geworden zyn.
Puck en Peetje lachten; zelfs Leo kcxn een gttm-
laoh niet onderdrukken.
„Kom kinderen, wart praten Jullie toch voor
onzin!" mengde mevrouw Wilson zich nu in hert
gesprek. „Ook ik heb juffrouw Horner nooit ge
zien, maar uit alles, wat ik over haar gehoord heb,
weet ik zeker, dat jullie haar heel aardig zult
vinden. Zy te den kotsten tyd ln Nieuw-Zeeland
geweest".
„Dat maakt al heel weinig verschil", zei Bob
„Zy draagt nartuuriük veeren en krullen in het
haar en ringen ln haar ooren en haar neus, ter-
wil'1 zy d© afschuwelijkste dansen danst. Tk héb
een plaat van een vrouw uit Nieuw-Zeeland en
weet dus precies, hoe zy er ulteiet." voegde hy esr
nog aan toe.
Pik vindt: dat komt heel niet te poe
Door awooft omhoog. Jan idt hl 1 graa
En strakjei is t net andersom:
Jan gaat omhoog. Door komt weSiomi
Het duirelt Pik; rijn hondebrein
Begrijpt niet, hoe dat tooh kan rijn.
HIJ keft en Jankt en houdt niot op,
Totdat Jan roept: Zog Door, i k etopl
Nu etaan re beiden op den grond
Tot groote vreugd van Pik, hun houd.
HERMANNA.
I
Ötto was altyd aan hert mopperen. Zijn dage-
lükedh werk bestond uit het hoeden van een
kleine kudde schapen, maar hy had er heelemaal
geen pledsier in, wamt hy moest den geheeden
dag im hetzelfde veld Wijven en dat vond hy
vieeselyk.
Hoe eentonig is myn lort!
*k Wil zoo dolgraag hier vandaan, 1
Went t verveelt my zoo geducht, ''<1
Steeds naar 't zelfde veld te gaan!
zed Otrto en hfl zed hert telken© en telkens weer.
Op zekeren dag had hy alt tien maal zonder
ophouden gezegd en hy wilde hert jukt voor den
elfden keer zeggen, toen hy plotseling een fijn
stommetje naast zich hooide:
Otto, Otto, vlucht mert myi
Laat ons vrooiyk zijn en MfJI
Otto keek nn om zich heen en daar zag hy
half achter een bremstruik verscholen een
grappig klein meisje. Zy bod een massa ganzen
by zich, zóó veel, dart hij ze niet tellen kon.
„Hoe kom je zoo op eens hier?" vroeg Otto.
~G1 gak, gi-ga gak.
Hou toch je gemak 1
antwoordde het meisje en alle gansen saartetrdem
Gl-gak, gi ga - gak,
Hou toch je gemak!
Otto werd nn heel booe, want hy dacht, dot
de ganzen hem voor den gek hielden. Daarom nam
bil een.stok en gaf er de gans, die hert dlohtet
by hem was, een por mee.
Nauwelyka had hy dat gedaan, of hy voedde,
dat hy hard voortrende, zóó hard, als hy nog
noodt gedaan had. Hy kon niet ophouden; het leek,
of de gans hem voorttrok.
Hert kleine meisje rende mee en zed:
Ben je heusch gelukkig, zeg,
Nu je zoo rent langs den weg?
„Ik weert het niet," antwoordde Otto gehesl
bulten adem. „Kunnen we niet even Wijven stil
staan om wart uit te rusten?"
Gi - gak, gl - ga - gak,
Hou toch je «reemak!
zed hert meisje weex en de ganaen snaterden, alle-
maai:
Gl gak, gl ga gak,
Hou toch Je gemak!
„Roe - koe.roe-koe.koe— ke roer riepen
nu een paar andere stemmen en waarlijk, daar
vloog een heede vlucht duiven door de lucht.
En zy kirden tegen Otto:
Roe koe, roe boe. koe ke roei
Waar loop jy zoo hard naar toe?
Jk weet hert niet," antwoordde Otto verdrietig,
Jk zou het liefst wat willen uitrusten".
„Boe, hoe, boel" zeiden nu een paar basstem
men en tot Otrto's onuitsprekeiyko verbazing liep
ex een heele kudde koeien met de ganzen meo.
„O, houdit toch alsjeblieft op!" zei Otto. Maai
d© koeien keken hom eens aan en loedden ween;
JBocl boe, boehl"
Ëln ae ganzen snaterden:
„01 gak, gi ga gsfcr
Bn de duiven kirden:
Jïoe koe, roe koe. koe re roef"
Allen loeiden, snaterden en kirden door elkaar,
O, wart een vreeseiyk leven was dat toch! En,
was net, alsof zy hoe langer hoe harder voort-
renden. Otto dacht, dart hy er by neervallen zou,
t Jfert kleine meisje h^lde ook mee en zed:
—Ben Je heusd" gelukkig zeg,
Nu je zoo rent langs den weg?
Maar Otto was te veel bulten adem om te ktra«
non antwoorden.
JPoéh, poeh, poeh!" riep nu eon boer mert een
grooten stok ln zyn hand. „Zyn jullie allemaal
gek geworden? Wie ben Je, kleine jongen? Ea
wat voer jy utt, Lotty?"
Deze laatste woorden sprak hy tort hert medajot
En Lotty antwoordde:
r- Hert jongetje heet Otto;
Hy moppert heel den dag,
i— Omdat hil mert zijn schapen
t Maar niet iet veld af mag.
•- Nu wil ik hem eens loeren.
1 Hoe goed hij t edg'iyk had
f— En dat „tevreden wezen"
Is d'allorgrootst© schat!
„Zoo, zoo," zed de boer. „Staan de zaken zoo?
En wat zeg ervan. Otto?"
„Ik zou maar weer hert liefst dadelyk naar mijn
veld en myn schapen teruggaan", antwoordde
Otrto. „Ik had het daar veel beter, dan wanneer ik
zoo moet hollen".
De boer lachte.
„Breng hem maar gauw weeg naar zijn voJd
terug, Lotty" zei hy.
Op dit oogenblik hoorde Otrto vlak by zioh:
Mè - mè!"
Hil wreef zich eens goed de oogen utt en kwam
tot de ontdekking, dat hy in slaap gevallen was
en gedroomd had. Hy moest zichzelf echter be
kennen, dat hy het in zyn veld nog zoo kwaad
Dlet had.
8AMBQ.
Sambo was de oudste jongen
Van het drietal, dat Je ziet,
Maar zijn broertje en zijn zusje
•Deden hem wel eens verdriet
pfimmy f sei het kleine meisje,
Kieper jij die mand eens om,
Want dan rollen alle appels
Over Samborom, bom, bom.
Nu, dat was precies een kolfje
Naar den zin van broertjelief
En hij gaf de mand een duwtje.
Niet zoo zuinig, alsjeblieft
8ambo maakte zioh niet driftig.
Zei geen boe en zei geen ba.
En hij liep de beide bengels
Ook niet wijdig achterna.
Maar hij pakte kalm zijn zusje
En het meisje tn de mand
Zat gevangen als een vogel
Achter Sambo's groote hand.
broertje ging zijn zusje halen,
iaar die zeiloop nu maar rood
5n begin ook niet te schreeuwen,
ïoad toch alsjeblieft je mond!
snikte om zijn zusje,
dat hielp hem toch geen
de kleine, zwarte ondeugd
heelemaal van streek......
Eoo zat zusje nog een uurtte
Angstig kijkend m het rond
En broer Sambo, onterstoorbaai,
Blies de zookwolkjes uit zijn mond.
X.f'4 USLSteti. LKNHE.
Pietje van de buren
is bij ons te gast:
Pietje heeft veel knren
o, dat is zoo'n last;
Dit vindt hij niet lekket
dkt vindt hy niet fyn
hiér wil ttij niet zitten,
dAAr wil hij niet zijn.
Dtt wil hy niet spelen,
dAAr vindt hy „niets aan*
zullen wy dat Pietje
maar niet laten gaan?
Soen, daar komt zus Liesje,
tipt ons uit den brand
"n bakje vol met zeepsop
draagt ze 'in de hand
Pijpen brengt ons zusje
ook al voor ons mee
nu aan 't bellen-blazen!
Pietje gntiitj o weel
Maardie mooi bellen
trekken he mtoch aan!
nu niet naar hem kyken,
laat hem stil begaan.
Weldra is ons Pietje
heelemaal bekoord
door de zeepsopbellen
help hem nu maar vooti
Kijk, zóó moet je blazenl
weet je nu, hoe *t moet?
flink probeer t maar, -Pietje,
ha, zóó gaat het goed!
Waar zyn Pietje'B kuren?
Alle vlogen weg
mot de mooie bellen
is "t niet grappig, zegt
\|<l I HERMANNA*