tante frans. fik in onrust. noq zoo Kwaad nieti pietje van de buren. gaat <chool, tiaar bet Engölsoh van H. ENOÖK. Beknopt bewerkt door 1, a DB T.TT.T.K HOGER WAARD, Hoofdstuk L Kennismaking. VOOR ONZE JEUGD lif V- o ov de deur der kinderkamer, die op te wyze dioht gegooid werd. 1" klonk een stem uit de kamer, .kom en terug, lieve kind." ietsje, dat de deur zoo hard achter fioh ogoold had, bleef eon oogenbllk boalulto- an en het bevel werd op beslisten toon L In het volgend oogenblik deed lij de &er open en kwam sü de kamer binnen, uitdagende uitdrukking op het gezioht even. tegen den deurpost geleund staan, een hooge kleur, haar donkere oogen ke- lieilspellend en haar kastanjebruin kruk Iheèn de gehoorzaamheid aan haar haa> pgeoegd te hebben. 'mevrouw r zeizij. alsjeblieft de deur zacht aohtesr )e dk&t, de kamer uitgaat", zed mevrouw Wileon Dyk. Ije je boos humeur toooen wiH. doe het dan jêt zoo'n lawaai, maar doe het rustig"eed ©uw Wilson hief waarschuwend de hand op het zwijgen op te leggen en Puok wierp inden blik in de richting van haar broer. het hoofd en wisselde een blik van riiing met Bob en Job, die leder met vóór zich vol belangstelling keken naar er gebeurde en nauwelijks hun lachen inhouden. _unt gaan, ais je wtttf, «1 mevrouw Wik I het verhitte gezioht van het meisje kijkend, zou zelfs geen seconde langer wachten Leo er op vaderlijken toon aan toe. I en Job lachten nu luid en Puok holde, na »n woedenden blik naar Leo geworpen te L do kamer uit, er echter toch aan denkende, lx saobt achter zich dioht te doom i, zei mevrouw Wilson, toen Puok bulten öhoor was, „het Is hooi fcinderaohtig' van Jo, too te plagen als jij doet. Je hebt Je er boveo- iet mee te bemoeien, als Ik iets teven haar red verder niets meer, want zfj hield er niet m oudsten kragen in het bijzijn der jongeren te lezen. Haar stijf gesloten lippen en de bgde uitdrukking in haar oogen zeiden ech ter dan woorden hadden kunnen doen. boog zich over zijn boek en Bob en Job pten zich evenals hij in hun lessen, opvoeding van dit weerspanning troepje: igdige Horners, bezorgde mevrouw Wilson rat moeilijke oogenblikken en, hoewel zij jteeds zeer plichtmatig van deze taak ge il had, voelde zü tooh. dat de kinderen hoe 1 hoe moeilijker te regeeren waren. |was nu zeventien jaar. Hij bezocht het gym- n in de naburige stad, waar hij eiken dag et buurttreintje heen ging en was juist op bftijd om zichzelf en alles wat daarmede in ld stond, heel interessant te vjnden. Het Leo voor, dat zijn jongensja^eE ver achter agen en hij nu een man was. k, of Eveline, zooals ze eigenlijk heette was twaalf Jaar en mevrouw Wilson had nog eon meisje ontmoet, dat haar telkens weer jw zóó verbaasde door haar luimen en ln- j. Zij was driftig, stoof by het minste op en |eel overeenkomst met kwikzilver. Zy had eon hartje van goud. haat volgden Bob en Job, de tweelingen, en jaar oud waren en de meest origineel©, gende bengels, welke men zich maar kan ellen. Niemahd wist ooit, wat zy ln het vol- 1 oogenblik zouden uitvoeren. Mevrouw Wil- 9efd© in een voortdurenden angst, dat zy met ken armen en beenen thuis gebraakt zouden an. En hun k loeren zagen er soins zóó geha- uit, dat zy niet begreep, hoe zy zich toch tonden toetakelen. I jongste, Vera of Peetje, zooals sfj genoemd was een lief, rond dikkertje, een zonnig :e van zes jaar en de lieveling van iedereen, kinderen hadden geen ouders meer. f Jaar geleden was de geheel© familie uit gekomen. Meneer Horner wae na een heel ondige, doch hevige ziekte aan boord ge- n en zyn vrouw had den schok niet te boven ra komen. Kort na hert, overlijden van haar (stierf ook zy. raid Horner, een oom van de kinderen, had tyn landgoed. Beverode, ais hun tehuis aan ren. b Oswald was een sombere, min of meer pe man en niet alleen de kinderen, maar ook |raw Wilson zag altijd tegen zyn bezoek op ode op. Wanneer hy kwam, was het slechts een paar dagen, daar hy byna altyd op reis Maar hoe kort hy ook bleef, zyn vertrek was i i weeT een groot© opluchting, ir laten wy nu naar Puok terugkeeren. flat zy voor den tweeden keer de kamer wae raan. was zy door de ouderwetsche gang en ill naar buiten gehold, waar de heerlyte tarszon de narcissen en daffodite soheen te oren. Even bleef zü stilstaan om de eohoon- der natuur waarvoor zy altyd zeer gevoelig in zich op te nemen. Daarna liep zy haro eon grasperk, klom over een lage© muux r aan den anderen kant in de bossohen, «oh uren in het rond om Beverode uitstrek- ftr wierp zy zich op den grond te midden def jlbloemen en, terwijl zij haar handen onder hoofd samenvouwde, keek zy door het teere. bladerdak naar de blauwe lucht boven zdoh. Bk was woedend. haat hem!" zed zy heftig. „Hem" sloeg na- ijk op Leo, maar terwijl zij dit zed, zag rif t, aleof de heele wereld haSa. tt or gebeurd wast t volgende, had een cfeet goeohetrrd trtt een ood ge- reerd gesohiedendöboek, dat het eigendom van oem plaat, waarvan sfl juist zoo heel hield. Zy ,was gehool in de beschouwing er verdiept, toen zy plotseling opgeschrikt weid een rowe hand, oie haar met geweld uit de d der verteeküng terugroeide ln die dar dgste eeuw. van plagende jongens, en haar reliofdo boek wilde afpakken. Ten einde haar te verdedigen, legde zfj er haar hand op. ?ehiid als van scheurend papier volgde en de 5 plaat sctegtafe door ctifrWn Ó6ag WH was nog in het boek en de andere tn Leo^ pla gende hand. „Akelige, nare, valsdhe jongen!" riep Puok uit. Zy had een gevoel, alsof zy stikken zou en kon geen woord meer uitbrengen. Haar korte uitroep ging echter vergezeld van een harden klap, die tegen het hoofd van haar plaaggeest aankwam. En daar »ij bang was. haar tranen niet langer te kunnen bedwingen, was zy de kamer uitgehold, de deur hard achter zich dicht slaand. Arme Puokl Hoe donker zag het er in haar hartje uit! Daarin soheen alleen maar plaats voor boosheid te zyn. Nog klonk Leo'a sportende lacn in haar ooreu. En dat Bob en Job, die altyd haar party kozen, nu ook geiaohen hadden! Dat was aard, boei hard voor Puokl Hoofdstuk HL Hen Andere Gesloten Deur. Puoik'e oogen brandden van tranen, die zy niet gesohreid had en haar lippen waren stijf op el- kaai geklemd. „Puokl Puo-kier Bit was Peertje, die stop» Pook stcod op en tte-p naar den lagen muur. Daar kwam het dikkerdje aanloopen. Toen zy by den muur gekomen waa, bieb Puck haar er overheen. „Ik wou je myn kaleuderpapiertije voorlezen", kondigde Peetje buiten adem aan, zoodra zy veilig was aangeland aan den kant van den muux, waar Puok was. „Hoe kun je het voorlezen, ais je het niet by je hebt?" vroeg Puok, terwijl zij het kleine ding een kus gaf. „0, maar fk heb het meegebracht!" klonk het triomfanteiyk en Peertje haalde oen verkreukeld papiertje uit den zak van haar schortje te voor- schijn. Het was een dagelijks wederkeeraad genoegen voor Peetje het kaienderpapdertje vootr haar zusje te spellen. „We hadden het by<na vergeten. Puck", eed het kleine ding ernstig, „en hert. is al Laa/t". „Nu, gauw dan maar!" antwoordde Puok, tor- wijl zij op het gras neerplofte met Peertje en hert kaJenderpapiertje in de armen. Foetje had geen verdere aanmoediging ooodlg en begon onmiddoilJjk. Jk sta -rWie is Jk", Puck?" „Jezua, denk ik. Ga maar dooi. „Voor de deurWeflke deorT" Puok «kuifde wart been en weer en trek aan een grashalmpje. i „Wat voor deus, Puok? Je helpt me ook heete* I maal niet!" Jk denk, dart hert ons hart berteetbent" Peetje boog zioh na weer over het papiertje en j ging voort: „En klop. Wie Mijn stern hoort klinkt die duideiyk, Puok?" Jasoms", antwoordde Puck en *y scheen Iets weg te slikken. Peetje keek haar vragend aan. j „En de deur voor My open deert Zou myn deur dioht zyn, denk je, Pack? Deuren gaan soms zoo vreeaelük moeilijk open," peinsde Eert kleine ding hardop. „Ga verder, FeetJe'L En zy gehoorzaamde. „By dien kom binnen," las zy voor, biy, dat het er zoo goed had afgebracht Puok zat mert gefronst voorhoofd vóór zioh uit te staren. Zy schrikte plotseling op door Peetje'8 uitroep: JCyk eens, ik ben even groot als Jij." „Jalmaar, jy staart en ik zdt," antwoordde Puok Het tweertal ging nu naar huls en Puok hielp haar zusje den muur overklimmen. Zoodra Puok op haar kamer kwam, viel haar oog onmiddeliyk op het mishandelde boek, dat mevrouw Wilson daar neergelegd had. De booae bui kwam weer in al haar hevigheid opzetten, „Akelige jongen!" mompelde zy en de opge kropte tranen vonden eindeiyk een uitweg. Daar was iemand aan de deruT. Puok deed ca- willig open, Het was Peetje. „Puok', zed het kleine ding, en zy gaf haar sueie een plaatje, waarop een Hef poesje afge beeld waa: „Hier heb je een poesje in plaats vau de gescheurde plaat. Bob en Job hebben er my van verteld, Is hert Reen snoesje?" Als eeitig antwoord gaf Puok haar zusje een kus. „Enne en ben je na niet meer boos og Leo?" ging Peetje voort. „Dat datweert ik nog niet," klonk hot vaag terug. Puok kon het haar oudste broertj© maar niet vergeven en tooh was er iets binnen in haar, dat zioh daar voor schaamde. Gedachteloos keek zy het raam uit. Plotseling riep zy*. „O, kijk eens! Daar komt de telegramjongen aan! Wat zou die brengen?" Peertje's aandacht waa onmiddellijk van haar zusje afgeleid en bepaalde zioh nu slechts tot den jongen, die door de lange, breede opryiaan kwam aanfietsen. „Wat zou hert zijn?!" vroeg zü. Jk zal het Rika gaan vragen." Puok, die ook miert van nieuwsgierigheid ont bloot was, ging naar mevrouw Wileon. juist op het oogenblik, dat Rlka mert hert groene briefje binnen kwam. Hoe weinig vermoedde zy. welk een groote ver andering de inhoud van het telegram allen Hoofdstak KL Telegrammen. „HaBo, Job, daar is Tom, da tefegTamjongen. Dien moeten we inhalen." De tweelingen peddelden zoo hand zy konden door de opryiaan en haalden den telegram besteller vlak voor het bals in. „Voor wie Is het?" vroeg Bob. „Van wie is het?" informeerde Job. J)at is ambtsgeheim," antwoordde de jongen gewichtig. Hy was aan dergelijke vragen gewend. Trie- grammen werden vrij dikwijls op Beverode be zorgd, wamt meneer Oswald Horner bediende zddh er altyd van, wanneer hij mevrouw Wilson iets mede te deelen had. Gewoonlijk bevatten zy de tijding van zijn komst. rA H is natuurlijk van Oom OswaJdr sed Bob, „Hy telegrafeert, dol hfl morgen rooor een paai dagen komt". Do telegram-jongen Het geen woord los, doch de uitdrukking op zfjn gezioht zed duidélUk. dart als hy maar wilde hil heel wat vertellen kon. eo fcfa bieiden rigb ecoo* dooi te ckno, aleof zy er heelemaal niet om gaven en fietsten door, -ten einde hun fietsen ln de eohuux te zetten. Intuescben bracht Rika het telegram aan me vrouw Wilson. Een verschrikte uitroep van de Isatete maakte Puok nog nieuwsgieriger dan zy reeds was. „Wat la het. mevrouw?" vroeg ztJ. Je het van Oom Oswald? „Nee, lieve kind, het ia van Juffrouw Harrison, de buurvrouw van mijn zuster. Zy telegrafeert, dat myn zuster plotseling heel ernstig ziek la ge worden en verzoekt k'I onmiddeliyk over te ko men. Ooh, ooh, wat moet ik tooh doen?" De stem van mevrouw Wilson beefde en zy keek het meisje, dort vóór haar stond, zóó wanhopend aan, dat Puok haar een zoen ?af, „Het sniH my zoo vreeseiyk voor u," zei »y ▼riendelyk. „Nat/uuriyk moet u gaan. En zeker dadelijk?" „Ik ben bang, dat ik niet anders kan. Maar ik ga in geen geval vóór morgen. Ik zal meneer Hor ner per telegram van de zaak op de hoont© brengen en aan juffrouw Harrisson seinen, dat ik kom". De telegrammen waren spoedig geschreven en werden door Tom ln zijn tasoh meegenomen. De jongens waren intussohen ook binnenga* komen. Puok beduidde hun. mevrouw Wilson niet te storen en *y konden nauwelyka hun ongeduld bedwingen, totdat Rlka mert de telegrammen de kamer was uitgegaan. „Hallo, was het telegram van Oom Oswald, me vrouw?" vroegen zy ais uit óón mond. „Nee jongens. Myn zuster is ernstig ziek en ik weet heelemaal niet, welke wending de ziekte nemen zaL Ik moet naar haar toe gaan." „En komt u weer terug?" vroeg Bok nu. Jk hoop hert, maar ik kan het onmogeiyk zeg» CHet zal er heelemaal van afhangen, hoe mert myn zuster ia Het zou kunnen, dat zH geheel hulpbehoevend geworden is en my nlei missen kan." „Maar wat moeten wy dan doen?" vroeg Puck. Een leven zonder mevrouw Wilson kwam naar af heel vreemd voor. „Meneer Horner zal allee regelen, lieve kinderen, Irflseohien komt hy zelf wel". Ben klank, die het tegenovergesteld© van een juichtoon was, klonk nu uit dén hoek. waar de tweelingen stonden. „Wat een ramp!" mompelde Bob, echter rtiet zóó zacht, of mevrouw Wlilson had hert verstaan. „Stg, jongens! Zoo mogen jullie niet over me- i neer Horner spreken", klonk haar waarschuwende j stem. „Je oom doet heel veel voor jullie en ik beu dan ook overtuigd, dat als hy hier kwam, jullie hem allemaal je dankbaarheid toonen zoudt". Bob en Job gaven elkaar een knipoogje maar I durfden tooh niets meer zeggen. Dien avond kwam Rika opnieuw mert een teie- I gjram binnen. Mevrouw Wilson maakt© bert open, las het en zei: „Er is geen antwoord op, Rika". Zy wendde eidh daarna tot de kinderen met de woorden: „Het is van jullie oom. Hy seint, dat juffrouw 1 Horner komt. Zü kan waareohyniyk morgenmid dag al hier zfin. „En Tont© Prana tü in tndlö!" riep Puok heel verbaasd uit „Hoe zou ze morgenmiddag hier kunnen zijn, als ze in InddS zat dom gansje!" merkte Leo op, die juist was binnengekomen en door mevrouw Wileon van den inhoud van hert telegram op de hoogt© gebracht Puok was op het pont boos utt te vallen, maar werd afgeleid door Bob. die op somberen toon uitriep: „Tante Pranz is al even erg als Oom Oswald! We hebben haar wel nooit gezien, maar dat kan toch niet anders. Zy Is altijd in Ipdlë geweest en zal nn wel heelemaal zwart geworden zyn. Puck en Peetje lachten; zelfs Leo kcxn een gttm- laoh niet onderdrukken. „Kom kinderen, wart praten Jullie toch voor onzin!" mengde mevrouw Wilson zich nu in hert gesprek. „Ook ik heb juffrouw Horner nooit ge zien, maar uit alles, wat ik over haar gehoord heb, weet ik zeker, dat jullie haar heel aardig zult vinden. Zy te den kotsten tyd ln Nieuw-Zeeland geweest". „Dat maakt al heel weinig verschil", zei Bob „Zy draagt nartuuriük veeren en krullen in het haar en ringen ln haar ooren en haar neus, ter- wil'1 zy d© afschuwelijkste dansen danst. Tk héb een plaat van een vrouw uit Nieuw-Zeeland en weet dus precies, hoe zy er ulteiet." voegde hy esr nog aan toe. Pik vindt: dat komt heel niet te poe Door awooft omhoog. Jan idt hl 1 graa En strakjei is t net andersom: Jan gaat omhoog. Door komt weSiomi Het duirelt Pik; rijn hondebrein Begrijpt niet, hoe dat tooh kan rijn. HIJ keft en Jankt en houdt niot op, Totdat Jan roept: Zog Door, i k etopl Nu etaan re beiden op den grond Tot groote vreugd van Pik, hun houd. HERMANNA. I Ötto was altyd aan hert mopperen. Zijn dage- lükedh werk bestond uit het hoeden van een kleine kudde schapen, maar hy had er heelemaal geen pledsier in, wamt hy moest den geheeden dag im hetzelfde veld Wijven en dat vond hy vieeselyk. Hoe eentonig is myn lort! *k Wil zoo dolgraag hier vandaan, 1 Went t verveelt my zoo geducht, ''<1 Steeds naar 't zelfde veld te gaan! zed Otrto en hfl zed hert telken© en telkens weer. Op zekeren dag had hy alt tien maal zonder ophouden gezegd en hy wilde hert jukt voor den elfden keer zeggen, toen hy plotseling een fijn stommetje naast zich hooide: Otto, Otto, vlucht mert myi Laat ons vrooiyk zijn en MfJI Otto keek nn om zich heen en daar zag hy half achter een bremstruik verscholen een grappig klein meisje. Zy bod een massa ganzen by zich, zóó veel, dart hij ze niet tellen kon. „Hoe kom je zoo op eens hier?" vroeg Otto. ~G1 gak, gi-ga gak. Hou toch je gemak 1 antwoordde het meisje en alle gansen saartetrdem Gl-gak, gi ga - gak, Hou toch je gemak! Otto werd nn heel booe, want hy dacht, dot de ganzen hem voor den gek hielden. Daarom nam bil een.stok en gaf er de gans, die hert dlohtet by hem was, een por mee. Nauwelyka had hy dat gedaan, of hy voedde, dat hy hard voortrende, zóó hard, als hy nog noodt gedaan had. Hy kon niet ophouden; het leek, of de gans hem voorttrok. Hert kleine meisje rende mee en zed: Ben je heusch gelukkig, zeg, Nu je zoo rent langs den weg? „Ik weert het niet," antwoordde Otto gehesl bulten adem. „Kunnen we niet even Wijven stil staan om wart uit te rusten?" Gi - gak, gl - ga - gak, Hou toch je «reemak! zed hert meisje weex en de ganaen snaterden, alle- maai: Gl gak, gl ga gak, Hou toch Je gemak! „Roe - koe.roe-koe.koe— ke roer riepen nu een paar andere stemmen en waarlijk, daar vloog een heede vlucht duiven door de lucht. En zy kirden tegen Otto: Roe koe, roe boe. koe ke roei Waar loop jy zoo hard naar toe? Jk weet hert niet," antwoordde Otto verdrietig, Jk zou het liefst wat willen uitrusten". „Boe, hoe, boel" zeiden nu een paar basstem men en tot Otrto's onuitsprekeiyko verbazing liep ex een heele kudde koeien met de ganzen meo. „O, houdit toch alsjeblieft op!" zei Otto. Maai d© koeien keken hom eens aan en loedden ween; JBocl boe, boehl" Ëln ae ganzen snaterden: „01 gak, gi ga gsfcr Bn de duiven kirden: Jïoe koe, roe koe. koe re roef" Allen loeiden, snaterden en kirden door elkaar, O, wart een vreeseiyk leven was dat toch! En, was net, alsof zy hoe langer hoe harder voort- renden. Otto dacht, dart hy er by neervallen zou, t Jfert kleine meisje h^lde ook mee en zed: —Ben Je heusd" gelukkig zeg, Nu je zoo rent langs den weg? Maar Otto was te veel bulten adem om te ktra« non antwoorden. JPoéh, poeh, poeh!" riep nu eon boer mert een grooten stok ln zyn hand. „Zyn jullie allemaal gek geworden? Wie ben Je, kleine jongen? Ea wat voer jy utt, Lotty?" Deze laatste woorden sprak hy tort hert medajot En Lotty antwoordde: r- Hert jongetje heet Otto; Hy moppert heel den dag, i— Omdat hil mert zijn schapen t Maar niet iet veld af mag. •- Nu wil ik hem eens loeren. 1 Hoe goed hij t edg'iyk had f— En dat „tevreden wezen" Is d'allorgrootst© schat! „Zoo, zoo," zed de boer. „Staan de zaken zoo? En wat zeg ervan. Otto?" „Ik zou maar weer hert liefst dadelyk naar mijn veld en myn schapen teruggaan", antwoordde Otrto. „Ik had het daar veel beter, dan wanneer ik zoo moet hollen". De boer lachte. „Breng hem maar gauw weeg naar zijn voJd terug, Lotty" zei hy. Op dit oogenblik hoorde Otrto vlak by zioh: Mè - mè!" Hil wreef zich eens goed de oogen utt en kwam tot de ontdekking, dat hy in slaap gevallen was en gedroomd had. Hy moest zichzelf echter be kennen, dat hy het in zyn veld nog zoo kwaad Dlet had. 8AMBQ. Sambo was de oudste jongen Van het drietal, dat Je ziet, Maar zijn broertje en zijn zusje •Deden hem wel eens verdriet pfimmy f sei het kleine meisje, Kieper jij die mand eens om, Want dan rollen alle appels Over Samborom, bom, bom. Nu, dat was precies een kolfje Naar den zin van broertjelief En hij gaf de mand een duwtje. Niet zoo zuinig, alsjeblieft 8ambo maakte zioh niet driftig. Zei geen boe en zei geen ba. En hij liep de beide bengels Ook niet wijdig achterna. Maar hij pakte kalm zijn zusje En het meisje tn de mand Zat gevangen als een vogel Achter Sambo's groote hand. broertje ging zijn zusje halen, iaar die zeiloop nu maar rood 5n begin ook niet te schreeuwen, ïoad toch alsjeblieft je mond! snikte om zijn zusje, dat hielp hem toch geen de kleine, zwarte ondeugd heelemaal van streek...... Eoo zat zusje nog een uurtte Angstig kijkend m het rond En broer Sambo, onterstoorbaai, Blies de zookwolkjes uit zijn mond. X.f'4 USLSteti. LKNHE. Pietje van de buren is bij ons te gast: Pietje heeft veel knren o, dat is zoo'n last; Dit vindt hij niet lekket dkt vindt hy niet fyn hiér wil ttij niet zitten, dAAr wil hij niet zijn. Dtt wil hy niet spelen, dAAr vindt hy „niets aan* zullen wy dat Pietje maar niet laten gaan? Soen, daar komt zus Liesje, tipt ons uit den brand "n bakje vol met zeepsop draagt ze 'in de hand Pijpen brengt ons zusje ook al voor ons mee nu aan 't bellen-blazen! Pietje gntiitj o weel Maardie mooi bellen trekken he mtoch aan! nu niet naar hem kyken, laat hem stil begaan. Weldra is ons Pietje heelemaal bekoord door de zeepsopbellen help hem nu maar vooti Kijk, zóó moet je blazenl weet je nu, hoe *t moet? flink probeer t maar, -Pietje, ha, zóó gaat het goed! Waar zyn Pietje'B kuren? Alle vlogen weg mot de mooie bellen is "t niet grappig, zegt \|<l I HERMANNA*

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 18