VOOR DB KINDEREN.
Ware Woorden.
(Tb
Het Geheim van het oude
Horloge.
Schager Courant
Zaterdag 16 April 1927.
70ste Jaargang. No. 8034.
WETENSWAARDIGHEDEN
Is het U bekend:
dat men in Denemarken nu kunstmelk maakt?
dat deze synthetische melk aldps verkregen wordt:
plantaardige vetten vervangen het botervet van de
koeienmelk en vitaminen worden eraan toegevoegd
om de gelijkenis te voltooien.
dat te Parijs een Radio-blad voor blinden is op
gericht?
dat dit in braille-schrift gedrukt is?
dat ongeveer 20 jaar geleden in Engeland patent
werd verleend op een soort tuig, waarmee vogels aan
een wagentje gespannen zouden worden op zoo
danige wijze, dat een persoon door de lucht getrok
ken zou worden?
d a t 1-00 kubieke meter gas voldoende ia om- 50
maaltijden voor 6 personen te koken?
dat het ook' toereikend' is om scheerwater h«w't
te maken gedurende 3000 dagen, of 2 sigaren per dag
aan te steken gedurende 1600 jaar?
dat men er ook 3000 liter water mee kan koken,
en 1600 broeden van 2 pond mee kan bakken?
•dater in één 'kubieke meter, 27 kubieke voeten
gaan?
dat de Russische monnik, Raspoetin, 'die de laat
ste 5 jaren vóór den oorlog, hot heele Russische hof
regeerde, een zeer begaafde dochter heeft, Sophia
Raspoetin, die in Nizza een villa heeft?
dat de warmtestralen zichtbaar worden als licht,
wanneer ze een temperatuur van 500 centigraden
hebben bereikt?'
Wie bouwt met de kunst, krijgt tot schoonmoeder de
critiek.
Volg. uw ouders in datgene na, wat gi| als kind
weldadig van hen ondervonden hebt.
Overmoed Üs gewoonlijk gemis van 'gemoed.
In ieder menschelijk hart wonen deugd en geloof
in het goede. Men moet slechts da juist woorden
vinden omi de. harten te ontsluiten.
Eerst na veel struikelen Jeeren wi) gaan.
De vreugde van den arbeid is dikwijls de vreugde
van de vergetelheid,
Leelijker dan de haat nog ia de liefde wanneer
zij gehuicheld is.
IETS OVER DE VIERING VAN HET PAASCHFEEST
INVROEGEREN TJD.
Het Paschfeest is steeds ais een der gewichtigste
Chritelij'ke feiten aangemerkt en al heel vroek werd
verordend, dat de geioovigon door onthouding van
9pijs en drank er zich toe zouden voorbereiden. Aan
vankelijk bepaalde men dien tijd der Vasten op 40
uren; later heerschte er omtrent den juisten duur
verscheidenheid, totdat eindelijk de veertigdaagsche
Vasten werden ingevoerd, -
Was de Paaschdag aangebroken dan stroomden
de geloovigen ter kerk die feestelij versierd en hel
der verlicht, het gemoed tot enistige vreugde stem
de. Op 't altaar brandde een reusachtige kaars, som
tijds meer dan honderd pond zwaar,, Paaschkaars
geheeten. 1 I' I
Een deel der menigte, bij het aanbreken van den
dag van Christus' verrijzenis van boetedoening zich
verlost, ziende, gaf al spoedig blijk door spel en ver
maak het ingetogen leven der lijdensweken uit de
herinnering te kunnen wis'schen.
Een en ander werd in' de hand gewerkt door het
vasthouden aan en het volgen van oude zeden en
gewoonten Overoud b.v. was het „Paaschvurenbran-
den." Dit heldenschi gebruik' herinnert aan den eere
diens van Ostera, een godin eertijds in Noord- en
Midden Europa' door de heidenen vereerd, aan wie
het vuur was toegewijd. Het Paaschvuur was den red
niglngBvuuT en behoedde het vee voor besmetel'ljke
ziekten. Het heilige vuur bevat in hooge mate leven
wekkende krachten. Oud en Jong plachten er luetig
om heen te dansen. Wie 't hoogste sprong, diens ko
ren zou in den zomer rijpen aan de langste halmen.
Ergerden zich de eerste Evangeliepredikers aan de
Paaschvuren, de hooge kerkvergadering te Regene
burg verbood ze in 742 zeer strengelijk. Het had even
wel niet het gewenschte gevolg, en ten slotte werden
de vuren gekerstend, Men liet het volk zijn vuren
behouden. Nog vindt men in ons land op bescheiden
schaal hier en daar flauwe sporen er van.
Van oude herkomst zijn ook de p'aascheieren. Het ei
komt voor bij alle godsdienstplechtigheden der oude
volkeren, en eierspelen en eierfeesten kende men al
in de grijze oudheid Bij de Germanen was het ei een
zinebeeld van de teeltkracht der aardeen dei-halve
aan Ostera gewijd.
'Het gebruik om op Paschen eieren te eten is tot he
den in zwang gebleven. Vaak gaf dat aanleiding tot
buitensporigheden. .Oudtijds stelden sommige lieden
er een eer in, een zoo groot mogelijk getal te veror
beren. In den Overijselschen Almanak (1846) spreekt
Halbertsma van „Obligaat-eters", die gemakkelijk
dertig eieren aan konden, ja van een armmeester, die
er vijftig oppeuzelde, nadat hij eerst den potjebeu
ling en het pekelvleesch aangesproken had.
De rederijkers gaven in de Paaschdagen veelal
een dramatische voorstelling, op» het lijden en ster
ven van den Zoon des Menschen betrekking hebbende
Die voorstellingen zijn bekend onder den naam mi
rakelen, mysteriën of passiespelen.
In vele Roomsche landen was het, nog niet lang
geleden, gebruikelijk, en wellicht is het hier of
daar nog gewoonte in den Paaschnacht de opr
standing van Christus en in de vroegmissen het be
zoek van Maria Magdalena en de andere Maria aan
Zijn graf voor te stellen.
XII. HET AVONTUUR IN HET KIPPENHOK.
Kwaak moest,, toen hij 't vaste besluit had genomen^
Het allereerst traohten den tuin uit te komen.
In het rond was een stevige schutting gebouwd.
En naarstig ging Kwaakje nu zoeken waar 't hout
Was vermolmd, of waar het den grond niet goed
raakte,
Zoodat het een kleine opening maakte
Waar hij doorkruipen kon of doorheen zich kon
wringen
Om zijn tooht te aanvaarden en verder te springen.
Toen hij lang gezooht had, vond hij eind'iijk een gat
Dat een kip uit verveling gegraven daar had,
En dat reikte tot eventjes onder de plankon.
En aan deze kip nu had Kwaak het te danken
Dat hij uit den tuin te ontkomen vermocht
Toen hij uren al had naar een uitgang gezooht.
Zoo kwam hij in 't kippenhok dan bij de buren
Bn kreeg daar al dadelijk heel veel te verduren.
De kippen, ze keken heel dom en verbaasd
En kakelden schril en deden verdwaasd
En scholen te zamen, onthutst en ontdaan,
En riepen van schrik en verwarring den haan.
Do haan kwam toen ook met een vaart toegesneld
Om te zien wat zijn kippen zoo erg had ontsteld.
En Kwaakje, door al dat geweld overbluft,
Zat met puilende oogen verrast en versuft
In den kring van die domme, verbaasde, verslagen
Gedierten, keek rond en durfde te wagen
Een sprong, die de kippen met heftig gekakel
En fladderende vleugels en kippen-spectakel
Uit elkaar joeg. Maar de haan, om sioh dapper te
En de lafheid en dwaasheid der kippen te hoonen
Gaf Kwaak in zijn rug een pik om te beven
En toen hij daarmee had het voorbeeld gegeven#
Begonnen de kippen op Kwaakje te jagen
En hot zielige beestje zoo viees'iijk te plagen.
Dat ze 't arme kikkertje bijna vermoordden.
Een meisje, in het huis, waar de ren bij behoorde,
Vornam hot kabaal in het hok en zo zei:
„Waarsohijnlijk legt een van de kippen een ei."
Intusschen was Kwaak in het leghok gesprongen,
Waar aanstonds sioh ook alle kippen verdrongen,
En toen Kwaakje de deur op een kier zag ontsluiten.
Ontkwam hij en sprong met een vaartje naar buiten.
Zoo snel, dat het meisje er hevig van schrok
En open liet staan de deur van het hok.
En de kippen, ze renden toen alle naar hulton.
Hoe graag zou ik deer' epütode besluiten
Met je thans te beschrijven 't vermaak'lijk varhaal
Vos» al bet gejaag en gevlieg en kabaal
Waar de kippetjes weer mee in 't hok zijn gejaagd,
En hoe ze op haar beurt weer werden geplaagd.
Hcjö de heele familie daarbij kwam te pas,
Hoe ze jaagden door bedden en perken en gros.
Doch ik kan dit onmoog'lijk uitvoerig besohrljvön.
Omdat dit een kikker-historie moet blijven.
Dat Kwaakje ontkwam, daar sleohts komt Op IW
En morgen vertel ik, hóe het hem is vergaan.
Correspondentie. De nieuwe avonturen van Bram
Vingerling en bet oude horloge zijn; nu voorbij. -Het'
laatste gedeelte volgt hieronder. Het deed mij ge
noegen. dat veel van mijn vriendjes en vriendinne
tjes (en ook ouderen) mij schreven, dat ze het ver-
haai zoo aardig vonden, en dat Bram zoo'n leuke
jongen was.
Alle avonturen van 'Bram zijn nog niet voorbij,
hoor! Jullie zullen nog wel eens van hem hooren
of lezen. Want van al zijn avonturen zijn boeken met
mooie platen gedrukt. Dat zullen jullie wel merken.
Nu neemt Bram afscheid van jullie. Hij is er heel
dankbaar voor, dat jullie zoo bijzonder véél aandacht
aan hem gewijd hebben. En hij hoopt, dat jullie af
en toe nog eens aan hem willen denken,
i
Nieuwe avonturen van Bram Vingerling,
door L. Roggeveen.
(Slot.)
Dat was een drukte 's avonds bijl notaris Vinger
ling!
Wie er waren?
De commissaris van politie, ingenieur Rengers, de
politie-scheikundfige dr. van Hulsinga, de student, die
Bram zoo handig geholpen had, enhet kleine,
knappe verslaggevertje van „De Express."
De Directie, die t beheer over den Pier voerde,
had' een groote bloemenmand laten bezorgen, met
de mededeeling, dat de heeren gaarne Bram nog
persoonlijk zouden 'komen bedankenl
IBram glunderde....
Opgetogen, nu hij1 weer thuis was. vertelde hij van
zijn avonturen, die hij dien dag beleefd had, vanaf
bet oogenblik, dat hij den onbekenden „vreemdeling
met en zonder baard" d'en telefoonhoorn uit de han-!
den hadl geslagen..-. I
„Weet u al, wie dat is?" vroeg Bram aan den
Commissaris^
„Misschien,....-,, antwoordde de Commissaris, „Re
chercheur Drijvers,, die *t opsporen van dén vreem
deling voor zijn rekening heeft genomen, béide mij1
daarstraks op, om me te vertellen, dat vanmiddag
femand', wiens uiterlijk aan het door ons opgemaakte
signalement beantwoordt, vertrokken is naar Parijs!
Deze vreemdeling, die 't geheim van professor Stuy-
vesant kende, moet dezelfde zijn, die hem indertijd
bestolen heeft. Rechercheur Drijvers is er verder ach
ter gekomen, dat de professor jaren geleden, langen
tijd voor zijn dood, iemand in huis gehad' heeft, dien
hij, als ware 't zijn eigen zoon, opgevoed' en verzorgd'
heeft. Maar.deze jonge man is plotseling verdwe
nen.... Zelfs de huishoudster schijnt hem óók' niet
gekend te hebben."
Bram sprong opl „De brief van den professor"
dacht hij opeens.
„En," vervolgde de Commissaris, „deze jonge man
is waarschijnlijk dezelfde persoon als de onbekende
„fietsrijder met en zonder baard"
„Leest u dat eens," zei hij.
Terwijl het heele gezelschap luisterde, las de Com
missaris:
„Iemand, dien ik vertrouwde, heeft mij overvallen
en bedrogen. Hij bestal mij en wilde zich bovendien
ook mijn levenswerk toeëigenen
!De Commissaris keek op. „Dat klopt," zei hij;,
„Maarhet kom je hier aan?"
Weer begon Bram te vertellen, hoe hij in Hoek van
Holland het looden kistje gevonden had. Ademloos
luisterden allen toe! En toen hij eindelijk het oude
koperen horloge voor den dag haalde en in 't d'eksel
de„ teekentjes aanwees, die hem geholpen hadden,
de geheime bergplaats te ontdekken, toen voelden
allen grooten eerbied in hun hart voor den Jongen,
die zoo flink alle moeilijkheden overwonnen had,
„Kranig, hoorl" zei dr. van Hulsinga.
Natuurlijk vertelde Bram ook1 in kleuren en geu
ren, hoe hij' van zijn Boogenraedische guldens het
horloge gekocht had, hoe griezelig hij het winkel
tje met al die vóórloopende klokken had gevonden,
en hoe vreemd de oude antiquair er uitzag.
„Ja, lachte de commissaris, „ik ken hem wel. Hij
lijkt een beetje pp Sinterklaas met z'n langen witten
baard!"
Alles vertelde Bram; het heele gezelschap hing aan
zijn lippen. Bij 't verhaal van de „nummers 13", de
agent, de tram, en de besteller, schoten ze allen in
een lach.
„Toeval!" zei Vader.
„Maar dat tooneel heeft me verder fijn geholpen"
zei Bram. En hij vertelde van den wegwijzer bij de
Loosduinsóhe brug, van den fietstocht naar
„O. daarom wou je opeens zoo graag naar Hoek
van Holland", zeiden Vader, Moeder en Willy tegelijk.
„Precies," lachte Bram, „en in 'Hoek van Holland
struikelde ik over een strandpaaltje, weet je nog,
Willy?"
„Ja zeker," zei Willy. „Enr
Bram vertelde van de andere strandpaaltjes, van
de hagedis1, van het scheefgewaaide hutje, van de
steen in 't zand....
„Nou weetik meteen, waarom Je je mes kwijt was,"
zei Willy.
Bram lachte. „Maar," zei hij tegen Willy, „jij" hebt
dien ,man met en zonder baard" óók gezien-"
„Ik? Welnee!" zei Willy verbaasd.
„Herinner Jij! je oog dien heer, dia tegenover oo»
aan 't tafeltje zat, en met wien ik gesproken bett over
de kwestie-.Stuyvesant?" vroeg Bram.
„O ja," zei Willy, JaIk las toen Juiri in Öe
„Wereldkroniek" geloof ik."
„Juist," zei Bram. „Nou.... d'ie was t!H
Willy werd er stil van. .Als ik' d'at geweten had1,"
zei hij eindelijk. i
Toen Bram vertelde van zijn streken met zijn tur
betjes in de stad, zei de Commissaris lachend:
„Je hebt me daarmee heel wat last bezorgd', jonge
tje!,
„Ja," zei Vader, ,,'t is gek, maar ik heb aldoor ©en
idee gehad, dat Bram er meer van wist,"
„Ik heb 't niet kwaad bedoeld," zei Bram lachend.
Dr. van Hulsinga nam t document weer op en las:
„Openbaar mijn geheim in de laatste maand...."
„Wanneer is dat?" vroeg Vader.
„De kracht duurt vierontwitig jaar," zei Bram,
„en die vierentwintig jaar kunnen nu elk oogenblik
om zijn." Hij haalde een tubetje uit zijn zak en schroef
de 't open. Een paar snippertjes papier kwamen
langzaam in beweging....
„Niet zoo vlug als in 't beging zei Bram.
,'In elk geval," zei dr. van Hulsinga ernstig, „heg
heb je den laatsten wil van den professor volbracht
op een wijze, die, ware hij in leven gebleven, zijn
volle goedkeuring zou gehad hebben. Daarvan ben
ik zeker!"
Even was t stil in de kamer,
„Mag ik de stof onderzoeken?" vroeg dr. van 'Hul
singa vervolgens. f 1
„Dat spreekt vanzelf." zei Bram.
„Op een middag," zei Willy. „vroeg je me eens,,
mee naar boven te gaan, Brammie. Je wou me toen
wat laten zien...." I
„Ja, ja," zei Bram, 1 i 'l i '11TH
„Maarer was niets te zien! Wou je me toen
ook al iets van die krachstof vertellen?"
„Ik' had' je willen laten zien, hoe die stof kleine
bewegingen kon veroorzaken',, zei Bram. „Maar de
stof was weg..,.."
„Daarom1 vloog je toen opeens naar de keuken,"
lachte Willy. „O, Brammie, ik begin nou een heele-
boel te begrijpen.
„En ik óók," zei Moeder. „Ik weet nu ook, waar
opeens die storn^ in mijn huis vandaan kwam."
„En morgen," zei Vader, „zal onze barbier wel in
„Express" lezen, hoe 't «gekomen is, dat zijn horstels
en kammen in 't rond begonnen te dansen!" Lachend1
wees hij naar t verslaggevertje, dat al drie zakboek
jes volgeschreven had, en juist aan 't vierde begon.
„De Express", zei t mannetje triomfantelijk, „is al
tijd nummer één. Morgen verschijnen er twee extra-
editie'sl Maar... ïikl heb nog een verassing voor
U! Let maar eensopéén, twee, drie.
Een fel licht flitste opeens door de kamer, In de
serre knipperde iets..*, Eén vreemde stem zei:
„Dank: U wel, dames en heerenl* Een heer liep haas
tig de serre uit....
„Onze fotograaf." lachte 't verslaggevertje, „heeft de
groote eer genomen, omi van het «heele gezelschap een
ongedwongen kiekje te maken. Moigen een groote
foto in t ochtendblad!"
,En ik kom d'r ook op te staan," zei Grietje, die
juist binnen kwam, „o zoo! Voor 't eerst van na'n
leven in de krant!"
„Met je naam erbij, Jongejuffrouw", lachte t ver
slaggevertje. Hij sprong op, groette de aanwezigen,
sprak met Bram af, dat hij den volgenden morgen
nog even zou kom, en huppelde vroolijk weg....
„Dat is wat je noemt een handige kerel," zei «de
commissaris. „Alle respect voor hem!"
„Nu wou ik nog wat vragen" zei Bram. „Wie ts
op de gedachte gekomen, om mij door de Radio op te
sporen?"
„Dat heb ik gedaan. flBrammetje." antwoordde de
commissaris. „Zeg maar zèlf„ of 't geen goed planne
tje was!" r
.Reusachtig," zei Bram. „Maar wist U dan, dat ik
in Leiden was?"
„Neen," zei de commissaris. „Ik wist alleenvan
je vechtpartij met dien heer in de Wagenstraatl
Verder niets! Vertel me eens: hoe ben je zoo gauw
uit Leiden hierheen gekomen?"'
Etn weer vertelde Bram. Toen schoot hem meteen
in de gedachte, dat hij zijn Leidschen chauffeur, Hein
Sjardijn, nog niet betaald had.
„Daar zorgen wij wel voor, Bram," zei de commis
saris. „Maak je daar maar niet bezorgd over."
Nog langen tijd praatte het gezelschap over de ge
beurtenissen van de laatste dagen. Pas tegen twaal
ven vertrokken de bezoekers. Dr. van Hulsinga nam
het looden kistje ter onderzoek mee.
Een poosje nog zaten Vader, Moeder, Bram «n Wil
ly hij elkaar
Toen gingen ze naar hoven doodmoe, maar dol
gelukkig rolde Bram in zijn bed. Hij' .sliep dadelijk..
Een dag vol avonturen was voorbij.
im
Besluit,
Het looden kistje met de krachtstof, die echter al
lang uitgewerkt is, staat in het gemeentemuseum
naast de toestellen van professor Stuyvesant.
Bbam bewaart in zijn kamertje de «oude portefe
uille, met den halfverganen brief, en«.het kope
ren horloge, dat de bron is geweest voor zoovele
avonturen.
De „algemeene seinwekker" is toch klaar gekomen.
Driemaal op een dag waarschuwt het toestel de huis-
genooten, dat het tijd is, om te gaan «eten!
D'e Rotonde staat weer stevig rechtop, alsof er
niets gebeurd1 is!
Nog dikwijls denkt Bram aan zijn avontuur in
den zomer van 1626. Hij; is er trotsch op, dat door zijn
toedoen de groote uitvinding van professor Stuyve
sant wereldkundig is geworden.
„....Volbreng den laatsten wil van een eenzaam
mensch'..n
En Bram weet, dat hij den laatsten wensch) van
den ouden zonderling vervuld! heeft op de beste ma
nier, dank zij het geheim van hef oude horloge!
HINDE.