SchagerCourant MEIWIJN. VOOR DE KINDEREN. J WAT PIM EN PUK OVERKWAM. art :er lem jn ,an 3ens( ondé elk' een zei l vere| Ie ma nej. I Hai fil ei i deg en tj t'de eft. liet i lan rroir Zaterdag 7 Mei 1927. 70ste Jaargang. No. 8045. Een eigenaardige vertelling door SIROLF. (Vrij naar een Engelsoh gegeven. Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden. U heeft het zeker al gehoord, meneer? zei mijn oude vriend Kromstiefel, terwijl hij somber met zijn eene hand op een groote hechtpleister over zijn wang wees en de andere op zijn corpulent buikje li rusten. Ja, knikte ik. Inderdaad, ik had het gehoord, al had ik het tot nu toe niet willen gelooven. Maar stond hij daar niet voor me, mijn dikke, vijf-en-zestig jarige oude vriend Kromstiefel? En had hij niet dat groote rose hechtpleister over zijn wang en een bloe dige krab over*zijn oogen? Moest ik dan niet ge looven, dat hij d<yi vorigen dag, zooals het gerucht zeide, met de politie had gevochten en bloedende wonden had opgeloopen, vanwege zijn weerspannig heid? En vertelde men er niet bij, dat Kromstie fel, mijn goed oude vriend Kromstiefel die zijn le ven lang geen druppel sterke drank geproefd had heel, heel erg dronken was geweest? Moest ik het niet gelooven? Want hoe anders te verklaren, dat deze brave, lang gepensionneerde klerk van de droog ste afdeeling van het stadhuis rentegevende ei gendommen en kadaster met de politie had... ge vochten? Ik heb het aan iedereen verteld, maar ze lachen me allemaal uit, vervolgde Kromstiefel somber. De menschen met gezond verstand gelooven me eenvou dig niet. Maar u is een schrijver, dus... u zult me misschien w e 1 gelooven. Moet u dan hooren.... D'r was weer een kleintje gekomen bij Klepper- mans en ik ging effe feliciteeren. Hij wou natuur lijk op de gezondheid drinken van de moeder en de kleine. Maar u weet, ik gebruik nooit iets. Och "kom, zegt hij, we moeten toch klinken, hier, neem dan eer. glaasje Meiwijn, dat is geen sterke drank, dat is 'n soort limonade. Kun je een heel vat van opdrinken. Heusch? vroeg ik. Wis en waarachtig, zegt hij. Nou, ik dronk een glas. En misschien nog een paar. Want het was warm. En toen ging ik wandelen, het park in. U weet wel, daar bij dat weiland, met die boschjes aan der kant, daar staat een bankje en daar komt nooit bijna een sterveling. Daar ging ik fijn zitten, in het zonnetje. Want ik had zoo'n Taar licht gevoel in mijn beenen. Zeker het voorjaar. Nou, het zonnetje stond zoo lekker, pal in mijn gezicht, daarom dee ik me oogen dicht, om eens fijn wat te soezen. Nou, ik had misschien nog geen vijf minuten met DokterIs het been van uw man nu weer geheel genezen? Vrouw: Niet heelemaal, dokter. Hij trekt er nog een beet je mee. Dokter: Tegen weersveran dering Vrouw: Nee, als-ie loopt! mijn oogen dicht gezeten, of ik schrik op. Daar hoor ik opeens muziek, vlakbij en toch weer net, of het heel uit dev erte kwam. Ik kijk op, en asjemenou, daar zie ik in het weiland, vóór me, een meisje dan sen, zoo-maar, op d'r bloote voeten, en met loshan gende haren, die in de wind fladderen met een wite jurk aan, of eigenlijk was 't weer geen jurk, ik weet het niet precies. Ik had nog nooit zoo'n vreemd meisje gezien, maar het was toch wel heel mooi. En dansen dat ze dee, zonder dat ze maar een enkel geluidje maakte, ten minste, ja zoo was het, zonder geluid.Opeens gebeurt er weer wat nieuws. Daar komen uit de boschjes wel tien lammetjes aange sprongen, op hun achterste pooten, en beginnen moe te dansen. Ik heb nog nooit lammetjes zóó zien dan sen. Den-meesten tijd dansten ze rechtop, op één poot, in de rondte. Eh dan gingen ze op hun kop staan, en zwaaiden met hun achterpooten en hun staartjes in de lucht. Daarna gingen ze weer op hun achter ste pooten staan, gaven elkaar allemaal een poot en maakten een kring om het dansende meisje met de fladderende haren en die bloote voeten. Ik roep nog tegen d'r, „ga met je bloote voeten uit dat natte grasl" Maar niks hoor, ze lachte maar en lachte en danste door. Daar opeens, komt ze naar me toe gehuppeld, blijft vlak voor me staan dansen en roept „Zoo, Stiefeltje, hoe gaat het?" Net alsof ze me jaren kende. Ik kreeg er een kleur van. Maar ik neem natuurlijk mijn hoed af en zeg: Dan U, dame, heel goed, maar hm, zou U geen sloffen an doen, in dat natte gras? Hahaha, lachte ze, en riep: Kom, Stiefeltje, kom, dans, dans! Meteen begint ze achteruit te dansen, terwijl ze maar aldoor blijft roepen: Kom, Stiefeltje, Stiefeltje, dansl Nou, wat moest ik nou anders doen. Ik klom1 over het hekje, in het weiland, en, nou ja, afijn, ik danste maar zoowat, de beentjes van de vloer, van Hop marianneke, stroop in 't kanneke en zoo. Tja, ik ben vijf-en-zestig, dusik bedoel, het ging natuurlijk niet zoo erg vlug, met mijn buik, ziet TJ, maar zij riep maar steeds: Kóm, Stiefeltje, dans, dans to:b vlugger, Stiefeltje, vlugger, vlugger! II Ie dee mijn best, dat het zweet me van mijn ge zicht drupte. En toen zegt- ze opeens, terwijl ze scha tert van het lachen: Pak me dan, Stiefeltje, pak me danl Als je me krijgen kunt, mag je mie een kus geven! Meteen huppelt ze weg! Ik haar achterna. Alle- menschen, wat kon dat meisje vlug huppelen. Zoo dacht ik, nou heb ik 'r, mis! Dan glipte ze weer weg, met haar haren fladderend achter haar aan. En de lammetjes schaterden, zonder geluid te maken en lachten me uit. Maar ik hield vol en ik ronde door het weiland, achter het dansende, schaterende meisje aan. En vlak bij een boschje had ik haar bijnatoen plotseling zie ik iets groots en zwarts naast me oprijzen. Ik kijk goed, wrijf mijn oogen uiten zie een politie-agent. Eh' die buldert me 4oe: en nou kalm mee, vader, nou is het mooi geweestl Maar ik ruk me weg, ren het boschje in, het meisje achterna. Het was een hulstboschje, met van die scherpe bladeren. Wel, hm, nou, er was nergens meer een meisje te zien. Maar in mijd baast haaide ik mijn wang en mijn voorhoofd open aan die scher pe struiken. Daar voel ik een zware greep in mi'n nek. Weer die politie-agent. Woedend was die. Hij schreeuwde tegen me: Schaam je je niet, als een oude man, om zoo dronken te wezen? Om hier op verbo den terrein in' het gras te gaan loopen en als een idi oot te gaan dansen en springen en. pias te spelen voer het publiek?! Publiek? Ik keek naar den weg. Warempel, daar achter het hek stond het zwart van de menschen en kinderen, die me stonden aan te grijnzen en uit te jouwen. Manl, riep ik verontwaardigd tegen den agent Laat me dadelijk lost Heb je dan dat meisje niet gezien, met die loshangende haren en die bloote voe ten in dat natte gras? Die moet ik zoeken. Dat kind moet kousen en schoenen aantrekken 1 Hou die dronkemansgrapjes nou maar voor je, zei de agent wat minder barsch, en ga kalm mee naar het bureau, als een brave jongen. Nou, meneer, ik hoef U verder niets te vertellen. U weet er alles van, Hoe er een optocht naar het bureau is gegaan. Ik met den agent vooraan. Hoe ze me daar twee-uur hebben opgesloten. Eh ze wil den me maar niet gelooven. Maar U is-een schrij ver, dus Zeker, Kromstiefel, zei ik, ik geloof je. Ja zeker, Meiwijn, wijn en Mei en vijf en zestig jaar. DE SCHOONMAAK. 'k Hoor niet tot de zure klagers, Zooals er zoovele zijn, 'k Hoor niet bij de schoonmaakhaters, Schoonmaakl Is 't idee niet rein? 'k Mag het wel dat plassen, boenen, 'k Heb bepaald een zwak voor Glim, Soda, groene zeep en witkwast, pweil en ragebol en Vim! 'k Zie zoo graag de dekens wapp'ren, Is het niet een trotsch gezicht Al die ruige, intieme grootheid Luchtend in het voorjaarslicht?! Wekt dat geen herinneringen, Ook al is je vrouw in draf, Aan het Zondagmorgen-slaapje,' Aan de rust en aan den maf? Huisvrouw, dient je idealen, (Dit als raad dan onder ons) Met een fikschen platten boender En een nieuwe zeem-en<spons. Slaat de lauwe zeepsop-handen Aan den zwengel van de pomp, Keil de dweil maar in den emmer Met een welgemikten plomp' Houdt den ragebol geheven Naar een duist're spinnekop, Grijpt ze met dit harig monster, Raag er kwiek en lustig opl Stoor je niet aan dagverdeeling, Bindt je niet aan uur en tijd, Want je heele nijv're wezen Ademt reeds gezelligheid! 1 Ik houd best van bruine boonen, Of van aangebrande rijst, Ook van pudding met een smaakje, Als de schoonmaak dit soms eischt, 'k Vraag bescheiden plaats aan tafel, 'k Zoek een bord en ik* begin, Hulde aan het schoonmaak-potje, Want daar zit het voorjaar inl Haal je aan-de-straat-gordijnen Als herboren uit de v^asch, Vurig hoop ik, dat ze hangen, Juist van stijfsel en van pasl Desnoods klim ik op de ladder, 'k Waag m'n leven tree voor tree, Alleen één ding is zoo jammer.... 'k Tel voorloopig niet meer meelII! (Alle rechten voorbehouden.) Mei 1927. KROES. Heb ik verleden week tien gulden van j-e geleend? Neen. Stom van me. Kan ik ze nu '■"«mipti 9. Daar naderen Pim en Puk Grootmoe's 't Is net of het mandje veel zwaarder ge worden is onderweg. Maar dat kan na tuurlijk niet. 't Lijkt 'alleen maar zwaar der, doordat Pim. en Puk 't zoo lang ge dragen hebben, 13. Pim en Puk maken het mandje open en laten Grootmoe zien, wat er in is. Maar wat wordt ze vreeselijk boos! Maakt dat je weg komt, bengels, roept ze, om een ziek oud konijn zoo voor de mal te houden, 'tls een schande 1 14. Daar vluchten Pim en Puk weg. Die 9teenen moeten er in gestopt zijn, terwijl wij bokje gespeeld hebben, snikt Puk. Wat zullen Vader en Moeder zeggen, als zij het hooren. We moeten vast direct naar bed. 15. Als ze voorbij den boom gaan, waar ze bokje gespeeld hebben, roept baas Krulstaart lachend naar beneden: Wel konijnen pummeltjes, smaakten de steen tjes lekker? De koolblaren waren werke lijk heerlijk, hoor. 16. Pim en Puk zijn erg hoos. tWas een gemeene streek, roepen ze. We zullen 't je wel betaald zetten! Maar baas Krul staart, veilig op zijn boomtak, maakt een lange neus tegen die domme konijnen. 10. Voor de deur van Grootmoeders huisje zetten Pim en Puk de zware mand neer. Pim maakt zacht de deur open en daar zien de kinderen hun Grootmoe op bed liggen. Wat zal ze blij zijn met de heerlijke koolbladen. Daar wordt een zieke weer gezond van. 11. Dag Opie, zegt Puk 'hoe gaat het ermee? Dag lieve kinderen, antwoordt Grootmoe, ik word gelukkig al een beetje beter. Maar 's nachts heb ik nog erge kiespijn. Ja, dat gebit weet wat, als een schepsel oud wordt. 12. De groeten van Vader en Moeder, zegt Pim, en ze zenden U wat sappige koolbladen. Daar moet U maar een heen- lijk soepje van laten koken. Dan is U erg gauw weer beter en dan kunt TJ weer van die lekkere pannekoeken bak ken. Die lusten wij 'zoo graag.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 21