SchagerCourant
Hollands Noorderkwartier.
Tweede Blad.
De kanalen in West
friesland en het hijdra-
gen in de kosten.
Donderdag 12 Mei 1927
70ste Jaargang. No. 8048.
In ..het Heerenhuis" té Midden-tBeemster had
Woensda» 11 Mlei 1927 do voorjaarsvergadering plaats
dor Vereeniging tot Ontwikkeling van den Landbouw
in Hollands Noorderkwartier.
Voorzitter, de heer C. Kramer Glijnes, opende de
vergadering, in het bijzonder welkom heetende den
burgemeester van Beemster en mededeelende. dat,
hoewel de Minister van Landbouw had medegedeeld
binnenkort deze streek te komen bezoeken. ZJE.
thans verhinderd was de vergadering bij te wonen.
Spr. hoopte, dat den Landbouw geen meerdere be-
lemmerringen in den weg zouden worden gelegd.
De heer De Geus. burgemeester van Beemster,
heette de aanwezigen hartelijk welkom en sptrak den
wensch uit. dat de vergadering een aangename her
innering van Beemster met zich mede zou nemen,
Door den secretaris, den heer G. Nobel, worden de
uitvoerige notulen gelezen; ze worden onder dank
zegging goedgekeurd.
Van de Vereeniging van Fijnzaadtelers ..Noordhol
land" is een verzoek ingekomen om subsidie. Voor
één keer, uit sympathie voor het streve- der ver
eeniging. stelt het Bestuur voor een subsidie te ver-
leenen van f 100. Goedgevonden.
Aangeboden wordt een schrijven van het Bestuur
van het Hoogheemraadschap Noordhollands Noor
derkwartier. dat ingekomen was naar aanleiding van
een vraag in do vorige vergadering van Noorder
kwartier gedaan door den heer Zijp te Wieringer-
waard over do heffing der lasten. Venvezen werd
naar het voonvooord .der begrooting voer 1926 van
dat waterschap. Waar naar aanleiding van deze zaak
van den heer Zijp een schrijven was ingekomen, doch
niet door het Bestuur behandeld, wordt deze zaak
aangehouden tot de volgende vergadering.
Wettelijke regeling landarbeiders.
Op een verzoek van het Koninkl. Ned. Landbouw-
comité van den Minister van Binnenlandsche Zaken
en Landbouw om advies te geven over de wettelijke
bescherming van landarbeiders heeft het Bestuur
het volgende geantwoord:
..Gezien allerlei omstandigheden die grooten in
vloed uitoefenen op de resultaten van het landbouw
bedrijf en dit in zeer veel gevallen belemmeren bui
ten den wil van den landbouwer, is ons Bestuur van
oordeel, dat de regeling van den arbeidsduur voor
landarbeiders om practische redenen niet mogelijk
zonder dat het landbouwbedrijf daarvan groote na-
deelen zal ondervinden.
De invloeden van andere landen doen zich tegen
over onzen Nederlandschen landbouw toch reeds
ernstig gelden en nieuwe 'belemmeringen in het land
bouwbedrijf zouden zich dubbel doen gevoelen.
Hierbij komt nog dat de toestanden in het gebied
onzer Vereeniging van dien aard zijn dat geen over
dreven lange arbeidsduur in den landbouw bestaat
en geen wantoestanden heerschen in deze."
Bedrijfsauto's.
Een schrijven van den ©ond van Bedrijfsautohou-
ders in Nederland om instemming te betuigen aan
een request aan H. M. de Koningin heeft het Bestuur
aanleiding .gegeven om dé medewerking te vragen
van het Koninkl. Landbouwcomité. tot verbetering
van het autobusverkeer.
Ons bestuur is van meening dat het van veel be
lang is wanneer door het particulier initiatief goede
autobusdiensten zijn tot stand gebracht en geregeld
in de behoefte van de betreffende streek voorzien
en deze niet door de N.V. Algemeene Tran sporton
derneming worden overgenomen, omdat het Bestuur
hierin geen verbetering ziet tegenover wat met veel
moeite en ijver in deze is tot stand gebracht.
Waardeerende het goede in deze verkregen komt
het 't Bestuur voor. dat nog veel te verbeteren is.
De verbeteringen zouden o.a. kunnen bestaan in
het. nemen van maatregelen om alle autobussen
zooveel mogelijk to laten voldoen aan de billijke
eiscbeiï van veiligheid, comfort en goede bediening, 't
algemeen verspreiden van de dienstregelingen met
daarbij zooveel mogelijk overleg plegen voor het krij
gen van een goed p-eheel van diensten.
Tevens verdient het aanbeveling om de aandacht
te vestigen op de regeling voor de beschikbaarstel
ling van reserve-auto's voor drukke dagen.
Mededaelingen.
In verband met de plannen voor een collectief
abonnement voor Veevoederonderzoek kan worden
medegedeeld, dat de verdere voorbereiding en rege
ling is overgedragen aan het Centraal Bureau, om
dat dit bureau meer -contact heeft met de Coöpera
tieve Aankoopvereenigingen en dientengevolge beter
ten uitvoer kan worden gebracht.
In verband met de geringe kans op voortzetting
van de cursussen voor Zaakvoerders heeft het Be
stuur besloten om' het saldo der Commissie, groot
f 50.aan de gewone middelen van Noorderkwar
tier toe te voegen.
Op een verzoek van het Koninkl. Ned. Landbouw
comité van de Maatschappij voor Diergeneeskunde
aan den Minister van Binnenlandsche Zaken en
Landbouw, houdende de vraag welke feiten aanlei
ding hebben gegeven om.' een maximum tarief vast
te stellen voor het enten met mond- en klauwzeer-
serum. waarbij verzocht wordt om eenig materiaal
van goed omschreven gevallen terzake klachten over
te hooge tarieven, welke door veeartsen worden be
rekend bij het enten met mond- en klauwzeer-seram.
is geantwoord, dat aan het bestuur in deze geen
klachten hekend zijn en dientengevolge geen inlich
tingen kunnen worden verstrekt.
Van het Bestuur van de stichting „Fonds Land
bouw Export Bureau 1916-1918" kwam een verzoek
omtrent een doelmatige besteding van de beschikbare
geldon van genoemd fonds in.
Door het Bestuur is hierop geadiseerd. om in
verband met de droogmaking van de Zuiderzee i
iemand aan te stellen die een onderzoek instelt
naar de in cultuurhrenging van de gronden der
droogmaking.
Ten aanzien van het ontwerp tariefwet in Frank
rijk heeft het Bestuur aan het Koninklijk Ned.
Landbouwcomité geadviseerd om spoedig een kleine
deskundige commissie te benoemen die het ontwerp
spoedig in studie neemt en de bezwaren ter hevoeg-
der plaatse kenbaar te maken.
Naar 't Bestuur hoopt, zullen toch Z boerenzoons uit
onze Provincie omruilen met twee boerenzoons uit
Denemarken.
Het Kon. Landbouwcomité doet alle moeite om
dit mogelijk te maken.
Ten aanzien van het verzoek van de afdeeling
Beemster van de Holl. Maatschappij van Landbouw
over het nemen van een proef kwam van het Vee-
voederhureau het advies Wnnen dat het bedrijf dat
men voor deze proefneming op het oog heeft zich
momenteel niet leent voor het nemen van een se
rieuze proef. Besloten is te trachten om den volgen
den winter een proef op het genoemde bedrijf te ne
men.
In de plaats van den heer J. Wonder Gz. te Berk
hout, die bedankte als lid van de Regelings-commis-
sie voor de Vakschool voor Kaasmakers te Hoorn,
is de heer J. Best Nz. benoemd, die deze benoeming
aannam.
Al deze mededeelingen geven geen aanleiding tot
bespreking.
Besloten wordt overeenkomstig het voorstel van het
Bestuur do e.k. najaarsvergadering te Alkmaar te
houden.
Namens de -commissie belast met het nazien der
rekoning over 1926, wordt door den heer C. Fok, ge
rapporteerd, do rekoning goed te keuren, in ontvangst
en uitgaaf sluitende op f 2197.53, met een batig saldo
van f 878.64H, Aldus geschiedt, onder dankzegging
aan penningmeester en commissie.
De t.b.c.-bestrijding van het vee.
Door den- heer E. Dz. Koster te Berkhout werd
mededeelingen gedaan over de werkzaamheden over
1926 door de Commissie voor den Gezondheidsdienst
van het vee. Er worden 1351 dieren onderzocht,
waarvan 1340 onderhuidscb werden ingespoten en
daarvan vertoonden geen Teactie 1204 dieren. Bij 11
dieren had oogindruppeling plaats, waarvan 9 geen
reactieverschijnselen vertoonden. Totaal 112 dieren
vertoonden positieve reactie. Het clinisch onderzoek
kon onvoldoende worden uitgevoerd, wat bejammerd
wordt. De commissie vertrouwt dat de regeering
wel personeel hiervoor beschikbaar zal stellen. Ten
aanzien van tuberculoos-vrijen op fok van jongvee
wordt gewezen op besmettingsgevaar door producten
van zuivelfabrieken.
Rapporteur wijst voorts nog op een feit. dat in een
plaats, waar een fabriek de karnemelk ongepasteu-
riseerd distribueerde, zoo goed als alle kalveren rea
geerden. Spr. wijst op het groote gevaar daarvan.
Naar aanleiding van een gestelde vraag door den
heer Slagter. hoe het dan zit met het besmettings
gevaar van wei. deelt rapporteur mede ,dat wei ook
niet- ongevaarlijk wordt geacht voor voeren aan
jongvee.
De heer Kail. Hauwert, gelooft niet. dat kalveren
met besmette wei gevoederd, direct zullen reageeren
en als men- zoo doordenkt, zou het er slecht voor
staan met onze kaas en boter. Spr. acht het ge-
wenscht. dat het Bestuur alle aandacht schenkt aan
de kwestie om met zoo weinig mogelijk kosten het
tb.c.besmettingsgevaar voor ons vee tegen te gaan.
Zit er evenwel geen gevaar in om zoo in deze zaak te
roeren, en wel met het -oog op den vee-uitvoer.
Kleine fabrieken zijn er niet op ingericht, over te
gaan tot algemeene wei-pasteurisatie.
De heer Dr. L. T. Scheij wijst op het groote be
lang van de mededeel in g door den heer Koster. De
karnemelk en ondermellc moet gepasteuriseerd zijn
als ze de fabriek verlaten, de wei staat er buiten,
Tot nu toe wordt er nog geen toezicht op gehouden,
dat die pasteurisatie van karnemelk plaats heeft ge
had. doch de honden zijn thans wakker gemaakt.
Zoowel de kleine als de groote fabrieken doen te
weinig, de smetstof-verbreidende koeien dienen te
worden verwijderd en hoewel deze maatregel geld
k09t. zal ze toch moeten worden toegepast.
De heer E. Dz. Govers wijst op de voortdurende
controle te Stompetoren. waarbij de verdachte melk
uit de bak geweerd wordt, totdat ze gepasteuriseerd
is. Van kalveren met Neerlandia-wei gevoederd, re
ageeren tot een percentage van 4 per mille, van kal
veren gevoederd met andere wei reageeren 18.6 pet.
Spr. noemt dit dus een gewichtige maatregel ten aan
zien van t.b.c.-vrüen opfok.
De heer P. Stapel Cz. wijst er op, dat de regeering
zal steunen de Noordhollandsche bestriidingsmetho-
de Spr. wijst er den heer Kaij op. dat hier toch heel
wat Friesche t.b.c.-koeien worden ingevoerd, Spr.
bejammert evenwel, -dat zooveel reageerders naar
het buiten-land gaan. spr. noemt speciaal Italië. Spr.
verdedigt het eerlijke Noordhollandsche bestrijding»
systeem en spr. verwondert er zich over. dat dit sys
teem volgen-s de commissie niet deugt voor massa
le bestrijding.
De heer D. de Boer herinnert ook aan de t.b.c.-
bestrijding te Stompetoren en de weinige tegenkan
ting aldaar. Spr. voorziet dat de boeren straks ge
dwongen zullen zijn tot bestrijding over te gaan en
spreker prefereert dan een vrijwillige bestrijding,
Spr. acht de zienswijze van de regeering de juiste.
Voorzitter wekt op. zich aan te sluiten bij den ge
zondheidsdienst en de bestrijding te doen plaats
vinden op de Noodhollandsche manier
De heeren C. Kramer Glijnes. J. Kamp en J. A
Waiboer. treden 1 Januari 1928 als leden van het
Bestuur af. Gekozen werden de heeren P. Stapel Cz.
Iioogkarspel. C. Fok. Beemster en P. J. Waiboer,
Anna Paulowna.
De heer D. de Boer Dz.. doet mededeelingen over
de kanalisatie van Westfriesland.
Voor ongeveer 7 jaar richtte het Provinciaal Be
stuur van Noord-Holland tot Uwe vereeniging de
vraag hoe zij dacht over de erentueele kanalisatie
van West-Friesland en welke richting en opzet aan
die kanalen ware te geven.
Een gelijke vraag werd tevens gedaan aan de
West-Friesche kanalenvereeniging, tot de tuinbouw
organisatie te Grootebroek, tot de vereeniging Schut-
tevaer, tot de besturen van Alkmaar, Hoorn, Enkhui
zen, Medemblik en Schagen, benevens tot de in die
steden bestaande Kamers van Koophandel.
Op initiatief van den voorzitter van de West-Frie
sche kanalenvereeniging, den -heer Dr. C. J. K. van
Aalst, werd besloten zoo mogelijk, namens al deze
corporaties tot eensluidende conclusies te komen.
Onder zijn leiding word uit de corporaties de com
missie samengesteld, die later bekend is als de z.g.
Van Aalst-commissie-.
Reeds dadelijk kwam men overeen bij het geven
van advies rekening te willen houden met het in
middels aangenomen plan tot afsluiting van de Zui
derzee, waarbij aan de mogelijkheid van doorgaand
scheepvaartverkeer naar het Oosten van het land
kon worden gedacht.
De benoemde commissie verzekerde zich voor het
ontwerpen van een plan, van de medewerking van
den heer Ir. J. A. Ringers.
Hiertoe was geld noodig en reeds dadelijk zorgden
voorzitter en verschillende steden voor een flink
bedrag. Ondergeteekende, destijds Uwen voorzitter,
gevoelde zich toen eerst recht de proletarische rac-
tie van de familie. Hij gevoelde de noodzakelijkheid
voor den landbouw om hieraan mee te doen omdat
in de toekomst groote belangen, zoo voor- als na-
deelen, voor den landbouw in de betrokken streek
hierbij gemoeid kond enzijn. Om bier een oplossing
te vinden, vroeg hij aanvulling van de commissie
met vertegenwoordigers uit het college van Uitwa-
torende Sluizen in Noord-Holland en van de vier
Ambachten van West-Friesland. Op één na vonden
wij deze colleges bereid hunne medewerking, ook
financieel, te geven.
In de Vier Noorderkoggen, waar juist, een dijk-
graasvacature was ontstaan, scheeen helaas alle
aandacht voor andere belangen te moeten wijken
voor de belangstelling in een nieuwe voorzittersbe-
noeming.
In de drie andere Ambachten hebben dus de ver
tegenwoordigers alle gelegenheid gehad over alle on-
derdeelen van den kanalenaanleg het oordeel van
hunne ingelanden te vernemen en met den heer Ir.
Bijzond. Vrijw. v. d. Landstorm.
LANDDAG cp Zaterdag 14 Mei, op het Gemeentelijk Sportpark te Alkmaar. Vrijwilligers: vrij
entree met één Dame. Particulieren: f 1.80, f 1.20, f 0.80. Zie de Aanplakbiljetten en Programma'*
Ungers overleg te kunnen plegen. Of ze uit, alien
nebben gedaan is mij niet bekend. Vast staat dat ik
er de beste verwachtingen van heb gekoesterd. Daar
na heeft de heer Ir. Ringers op gezette tijden over
leg gepleegd met de commissie waarvan per saldo
net D bekende rapport het resultaat is geworden.
Ik wil doen uitkomen, dat door mij met de meeste
belangstelling is gelet op het gevaar dat ook water-
schapsbelangen in den knel zouden komen bij de
behartiging van belangen, die vaak een plaatselijk
karakter droegen.
Dankbaar gedenk ik hierbij de aanwezigheid van
den voorzitter van Uitwaterende Sluizen, de Am
bachten van Drechterland, Schager- en Niedorper-
koggen en Geestmerambacht, welke waarborg gaf
voor voldoende overleg met Ir. Ringers.
Voor wat betreft het standpunt van Uwe vereeni
ging over de economische beteekonis van de kana
len voor dit gewest verwijs ik naar het rapport dat
door een commissie dezer vereeniging is uitgebracht,
Tijdens het ontwerpen van deze plannen ontstond
bij het Provinciaal Bestuur van Noord-Holland een
zekere ongerustheid over do mogelijkheid dat de
commissie de plannen al te grootsch zou opzetten,
Daarom benoemde de provincie een z.g. parallelcom-
missie, waaruit een drietal heeren onder leiding van
den provincialen waterstaat als werkcommissie heb
ben bevorderd dat de provincie in hoofdzaak met
den opzet van het rapport van de Van Aalst-Corr.
missie accoord kon gaan.
Deze samenwerking had tot gevolg, dat nog ande
re waterschapsvraagstukken werden bezien dan de
eigenlijke West-Friesche kanalen.
Bij al deze voorbereidingen heeft Uw vertegen
woordiger tot zekere hoogte een passieve rol ge
speeld; meer passief dan sommigen wellichg heb
ben gewenscht.
Met een zekere belangstelling heb ik gezien hoe
locale eiscben van grooten invloed moesten worden
op het eindcijfer waarmee men eenmaal zou moeten
komen en dit cijfer van groote 'beteekenis moest
worden voor het slagen van do plannen. Maar voor
mij heeft altijd vast gestaan dat, naast de te ver
wachten bijdrage van Staat en Provincie, de betrok
ken streek, om in het bezit van de kanalen te ko
men, vrijwillig ja of neen had te zeggen op de vraag
of men een bijdrage wilde verleenen. In de overtui
ging dat de voorbesprekingen in de Waterschap
pen met den heer Ir. Ringers voldoende waarborg
konden geven dat de betrokken streek op de hoogte
van de plannen kon zijn heb ik rustig het oogenblik
afgewacht dat men het antwoord heeft te geven op
de vraag of men de kanalen wenscht, ja dan neen.
Inmiddels hebben de Provinciale Staten zich in 1926
in principe uitgesproken voor het Kanalenplan en
aan de Van Aalst-Commissie de taak opgedragen
en schema van verdeeling van 1/6 gedeelte der
.anlegkosten voor het belanghebbend gebied te ont
werpen en zich op de hoogte te willen stellen om
trent de bereidwilligheid der belanghebbende ge
meenten en waterschappen om die bijdrage te willen
geven.
Men deed van de zijde der provincie deze opdracht
met de wetenschap dat de Van Aalst-Commissie
•eeds vroeger met zulk een schema was bezig ge
weest.
Daarbij was als uitgangspunt aangenomen dat
zoowel de bevolking in het algemeen als de huidige
!>ezitters ran landerijen tot zekere hoogte bij den
•Aanleg van kanalen gebaat zouden zijn en hierop
•en schema moest worden opgebouwd. Door de zeer
uiteenloopende belangen van gemeenten en water
schappen onderling, zouden aparte belangencijfer*
moeten worden gezocht. Toen deze opdracht offi
cieel door de provincie werd gegeven, werd een klei
ne Commissie aangewezen die tot taak kreeg:
le. een verhouding vast te stellen tusschen het ge
deelte wat resp. over gemeenten en waterschappen
/•-ou zijn te verdeelen,
2e. door het vaststellen van belangencijfers voor
de verschillende gemeenten en waterschappen tot
een juiste onderlinge verdeeling te komen,
3e. een onderzoek in te stellen naar de bereidwil
ligheid om de bijdragen te verstrekken.
Nu is in de Statenzitting van 1926 door een der
leden gesproken over maatregelen die zoo noodig
genomen zouden kunnen worden, om recalcitr m-
ten, die eventueel de plannen zouden kunnen dwars-
boomen, tot rede te brengen. Deze uitlating is door
meerderen zoo opgevat, dat de betrokken streek
door dwang tot medewerking aan het kanalenplan
zou moeten worden gebracht, als dit noodig bleek.
Dit gaf Uwen vertegenwoordiger aanleiding zich
tot Uw bestuur te wenden met het verzoek hem ter
zake van de verdeeling der kosten een bepaalde op
dracht te geven. Hij was dan gedekt ingeval het
denkbeeld van dwang voldoenden steun mocht krij
gen. Uw bestuur deelde mede, dat het denkbeeld om
de helft, van de bijdragen van de landerijen niet hun
sympathie had, omdat dit h.i. zou leiden tot dubbe
len aanslag. Dit is door hem aan de Van Aalst-
C.ommissie medegedeeld, alsmede zijn persoonlijk
standpunt zich aan alle verdere medewerking en
verantwoordelijkheid te willen onttrekken voor het
geval dwang de grondslag moest worden voor het
bijeenbrengen van de gelden. Eerst dan als een
overwegende meerderheid in de betrokken streek
zich vóór de bijdrage verklaarde zou er z.i. sprake
kunnen zijn om kleinere belangen voor grootere tt
doen wijken.
Men kwam in de commissie-Van Aalst tot de con
clusie dat met dwang wel weinig zou zijn te berei
ken, ja zelfs geheel mislukken van de plannen wel
eens het gevolg kon zijn. Men besloot zich te bepa
len tot het vernemen van de meening der belang
hebbenden, het resultaat hiervan aan de provin
cie mede te deelen en aan het Provinciaal Bestuur
over te laten hoe verder te handelen.
Verder werd hét denkbeeld vastgehouden om de
landerijen niet voor' de helft, maar voor één derde
in de bijdrage te betrekken. Ondanks het standpunt
van Uw besturu heb ik mij tegen dit besluit niet
verzet. M.i. kan niet ontkend worden dat, hoe moei
lijk het bedrag ook is aan te geven, verbeterd scheep
vaartverkeer eenigermate aan de waarde der lan
derijen ten goede komt en dat die landerijen ook
betrokken zijn bij verbeterde boezemafwatering. Ove
rigens zou ik alleen hebben gestaan waarvoor ik
geen reden zag nu de verhouding 2 1 is geworden.
Deze opzet wordt binnen korten tijd.aan 58 gemeen
ten en 8 waterschappen medegedeeld met de onder
verdeeling van de kosten. Als hierover het oordeel
der belanghebbenden is ingewonnen zal het woord
zijn aan de provincie.
Als ik niet al te slecht ben ingelicht zal men bij
de provincie het meeste gevoelen voor uitvoering
van die gedeelten waar met de streekbelanghebben-
den tot overeenstemming is te komen over de bij
dragen. Hierbij zou m.i. de juiste richting worden
ingeslagen. Er bestaat groote kans dat van Staat en
Provincie zamen 5/6 gedeelte van de aanlegkosten
worden verstrekt. De betrokken streek zou dan
1/6 hebben op te brengen. De provincie zou voor
de gezamenlijke bedragen een leening sluiten en
in den vorm van annuïteiten door gemeenten en
waterschappen in 40 jaar doen betalen.
Men zou dan niet komen met dwang maar tot de
betrokken streek zeggen: „Wilt gij de voorgestelde
verbeteringen cadeau hebben dan hebt ge zelf 1/0
in de kosten bij te dragen!" Wij mogen veronder
stellen dat uit de medewerking van de Ambachten
en Uitwaterende Sluizen reeds blijkt dat men ern
stig zal gaan overwogen of men verbeterd scheep
vaartverkeer en waterafvoer zal aannemen of afwij
zen. Dan rust op gemeenten en waterschappen de
verantwoordelijkheid of zij iets zullen afwilzen waar
Staat en Provincie 5/6 aan meebetalen. Het is niet
alleen de taak van onze waterschapsbestuurders om
voor het heden, maar ook om voor de toekomst
werkzaam te zijn. Want juist omdat men wellicht
in de gelegenheid zal komen om gedeeltelijke uit
voering te verkrijgen is het niet meer noodig on
middellijk de algemeene instemming voor het ge
heel te verkrijgen. Hierdoor zal b.v. het plan Stoi-
pen-Schagen-Kolhorn veel nader aan de uitvoering
toe zijn dan ooit het geval was. Het is immers los
van de plannen in hun geheel. Verder is het de
vraag hoe hoog door ons college van Uitwaterende
Sluizen de waarde wordt aangeslagen om via Rus
tenburg-Alkmaar de bij Zuidenwind opgewaaide
watermassa van Oudendijk naar de veel verbeterde
spuigeiegenheid aan de Kooij te doen vloeien. Op
dit oogenblik maakt dit water nog de reis over
Spijkerboor en Akersloot in de richting van Alk
maar naar het Noorden. De winter 1925-1926 heeft
geleerd dat volstrekt niet onder alle omstandighe
den de waterafvoer van Schermerboezem voldoende
verzekerd is. Hoe de kansen voor de afspuiing naar
het Zuiden zullen worden als 0.13 minus N.A.P. op
het toekomstig rJmeer wordt gehandhaafd mag
ook wel cle aandacht hebben van ons college van -
Uitwaterende Sluizen. Trouwens wij kennen die
heeren voldoende om te verwachten dat hunne zor
gen zich niet uitsluitend zullen bepalen tot die van
het oogenblik.
Houdt men verder rekening met het feit dat het
uitgemalen water van Heerhugowaard en Geesimer-
tmbacht snel kan worden afgevoerd naar het Nuor
den zondei hulp van de strijkmolens te Alkmaar en
Rustenburg, dan blijkt ook Raakmaatsboezem wel
bij de kanalisatie belang te hebben.
Ook zal het zeer de vraag zijn of de 4 Noorder
koggen zoo afwijzend zou staan tegen verbetering
van den waterloop Öpmeer-Medemblik. Vooral als
er kans is dat Staat en Provincie er voor 5/6 ge
deelte in zouden deelnemen.
Vergis ik mij niet dan komt ook de waterloop te
I.utjewinkel voor verbetering in aanmerking.
Genoeg om aan te toonen dat het voor de be
trokken waterschappen en gemeenten onverantwoor
delijk zou zijn om de kwestie niet ernstige aandacht
te schenken.
Als over eenige weken de Van Aalst-Commissie
met haar taak gereed is en het oordeel van de be
langhebbenden aan de provincie kenbaar maakt,
zal de taak van die commissie zijn afgeloopen en on
dergeteekende zal zich dan ontheven achten van Je
vertegenwoordiging van Uwe vereeniging. Ik heb
hier willen wijzen op de beteekenis van de te ne
men beslissing.
De cijfers, voor 40 jaren over 58 gemeenten en 8
waterschappen verdeeld, zien er niet zoo onrustba
rend uit dat men niet behoeft te schromen om ze
ernstig in overweging te nemen. Om pl.m. J.3 rml-
lioen te ontvangen op voorwaarde dat men zelf 1/6
bijdraagt lijkt mij als particulier geen slechte trans
actie.
Of die niet goed zou zijn voor de betrokken streek
hangt af van de waarde die men toekent aan de
waterwegen. Om hierover te kunnen oordeelen loet
men eens rondzien in streken waar beste gionden
voor aan- en afvoer zijn aangewezen op kostbaar
vervoer en de gebruikswaarde daaraan evenredig is.
Juist nu de gang van zaken vermoedelijk niet zal
gaan in de richting van dwang en men den stoun
van Provincie en Staat zal kunnen nemen of wei
geren, dient men rustig te overwegen wat men doet
of nalaat.
De heer G. Nobel, lid der Kanaalcommissie, deelt
mede, dat de commissie had besloten den heer D.
de Boer een woord van hartelijken dank te bren
gen voor de belangrijke diensten die hii ons heeft
bewezen, speciaal ten aanzien van de dwangmaat
regelen.
De heer Prof. Visser wijst er op, dat, hij zich heeft
afgevraagd, wat krijgen we voor de 13 millioen?
Wat gekregen wordt voer die 13 mill., most 13 mill.
waard zijn en spr. heeft zich juist daarom tegen den
grootsohen opzet verzet. Met het geven van die 1/6
is men nog huiverig en vraagt men zich af, wat moet
ik cr mee doen? Dat het niet met dwang mag,
spreekt van zelf. Als er goede plannen komen, zóu
men zeker wel een zesde deel der kosten willen' be
talen. Spr. gelooft niet dat dit 1/6 deel zal komen.
Het kanaal StolpenSchagen bijv. is zoodanig ge
projecteerd, dat de gemeente Schagen die bijdrage
niet kan begrijpen, doordat polder Schagen en Scha
ger Kogge onvoldoend© worden ontsloten.
Spreker wil verder maar afwachten
wat Westfriesland straks zal zeggen, veel hoop heeft
spr. niet. Spr. vertrouwt dat heel veel gemeentera
den straks zullen weigeren en jammer is het dat
daardoor weer zooveel jaren terug wordt gegaan.
En voor andere plannen zal dan moeilijk bijdragen
tot dezelfde percentages te krijgen zijn als nu. van
provincie en rijk kunnen worden verkregen.
De heer E. Koster zegt, dat de Kanalencommissié
uit Noorderkwartier zich heeft bezig gehouden over
de richting der plannen. De commissié-Van Aalst is
op haar standpunt blijven staan en de Kanalencom
missié betreurt dat de vereenvoudigde plannen niet
zijn overgenomen, wellicht zouden de belanghebben
de streken er gunstiger voor gestemd geweest zijn.
Er zullen streken zijn die niet direct gebaat zijn
met het geven van het 1/6 deel, als voorbeeld noemt
spr. de Westerkogge.
De 'heer D, de Boer zegt, dat de bezwaren van
Westerkogge met den heer Ringers moeten zijn be
sproken.
Hierna wordt gepauzeerd.
Vervolgens houdt Prof. Dr. B. Sjollema te Utrecht
een voordracht over:
Nieuwe gezichtspunten
de Veevoeding.
omtrent
Spreker begint met te vragen:
Is er reden voor de veehouders om zich voor nieu
we gezichtspunten omtrent de veevoeding te inte
resseeren?
Ook zij, die meenen goed en voordeelig te voede
ren, mogen bedenken dat de omstandigheden vergele
ken bij vroeger, veranderden. De verhoogde melk-
gift maakt het moeilijker voor een rationeele voede
ring te zorgen, terwijl het bij hooge productie juist
zoo noodig is geen fouten te begaan. Deze» wreken
zich dan erger.
Vooral bij melkvee, Jonge varkens en kuikens blijkt
duidelijk, hoezeer het gewenscht is de nieuwere in
zichten der veevoeding te kennen en wel in de eer
ste plaats om de dieren voldoende minerale stoffen
vooral kalk en phosphorzuur to doen «ernen.
Dat de voorziening met deze stoffen dikwijls te
wensöhen over laat, werd door een groot aantal on
derzoekingen duidelijk aangetoond. Latere proefne
mingen leerden veel omtrent de middelen waardoor
vermeden kan worden, dat de dieren een deel van
hun voorraad aan minerale stoffen opofferen.
De aangewezen middelen zijn: goed gewonnen hooi,
liefst afkomstig van een rijken bodem, vooral le-
guminoscn hooi nog beter gras, in 't algemeen
voeder, dat genoeg antirachitisch vitamin 'bevat.
bij klein vee ook levertraan verder zonlicht en
soms ook bijvoedering van kalkzouten.
Spreker behandelde in het kort een aantal proefne
mingen, welke de beteekenis dezer middelen heb
ben doen kennen en verduidelijkt een en ander aan
de hand van lantaarnplaatjes.
Het maken van een reserve aan minerale stoffen
in den, zomer, is van «root belang. Man tracht# mm
te gaan of een intensieve weidetcchnick verbetering
kan brengen.
Onze natuurlijke voordeelen zullen door de betere
inzichten in beteekenis verliezen.