Ichager Courant
Het geheimzinnige teeken.
VOOR DE KINDEREN.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
35. Intusschen staat Baas Joris Morso-
pot voor het hekje van juffrouw Selderij
en hij denkt zich suf, waar zijn verf en
z'n kwast toch gebleven mogen zijn
Mijn pot heeft toch geen pootjes gekre
gen? moppert hij.
36. Toen Pim en Puk bij'het hekje van
juffrouw Selderij kwamen waar baas
Joris Morsepot nog altijd diep stond na te
denken., liepen ze maar liever een straatje
om. Ze voelden er geen van beiden iets
voor om Joris te ontmoeten.
Zaterdag 28 Mei 1927.
70ste Jaargang. No. 8056.
Als een angstaanjagend Mene Tekel stond het
daar. Was het een waarschuwing, in een soort ge
heimschrift? Wat verborg dit huis? Was het een
broeiplaats van misdaad? Was het een geheimzin
nig teeken, voor mede-daders in een complot, dat
het daglicht niet kon verdragen? Waarom andera
die geheimzinnige, dreigende woorden? Deensch of
Zweedsch leek het, ofschoon Sanskriet er ook niet s
vreemd aan was.
Lang stond dt man daar, starend met bleek ge
laat naar die zonderlinge woorden, die klaarblijke
lijk voor hem een zekere beteekenis hadden. Zijn
lippen prevelden telkens het geheimzinnige teeken:
hedev Ersgeb AKKebo KKis, hedev Ersegeb
AKKebo KKis.
Dan scheen hij zich te vermannen. Hoewel met
weerzin, schoorvoetend, schreed hij toch het huis
binnen. Hij opende een deur. Eon bolletje rinkelde,
ergens ver achter in het huis. Er werd eon gerucht
van aanstapende voeten hoorbaar. Eon deur word
geopend en daar kwam, van uit do ingewanden
van dit huis, een dik man te voorschijn^ in blauwe
boezeroen, die den heer vragend aankeok on dan
uitstootte: Wad m'oddu?
De heer wees naar het geheimzinnige toeken in
hot raam, stamelde zoo iets van: Wat betoekont dat
eigenlijk?
Daarop zeide de blauwe boezeroen: Datto? itèjo
niet loesse? Gaan je schoolgeld terughaole, man.
Daar staot ommers: hede verse gebakko bokkis?!
Kon een kind ruike!
Mot hot schaamrood op de kaken, bestelde de
heer een half pond „versche gebakken bokkingen".
Do blauwe boezeroen, de auteur van hot geheim
zinnige teeken, had het namelijk niet te nauw gono-
men mot hoofd- en kleine letters on was kwistig
omgesprongen met tusschdnruimten tusschon woor
den on lettere.
Toen was hot geheimzinnige teeken opgelost.
39. Pim en Puk slenterden verder het
dorp in en kwamen aan de haven. Daar
zagen ze beurtschipper Heerenbaai, die
net van plan was met zijn schuit naar do
naburige stad te zeilen. Ik wou, dat we
mee mochten, zei Puk. Vragen, stelde
Pim voor.
40. Baas Heerenbaai, vroeg Pim. Mogen
we met U meevaren, heen en terug? We
zullen erg zoet zijn, verzekerde Puk vast.
Hm, bromde de beurtschipper. Ik heb
anders geen ballast noodig. Maar enfin,
omdat jullie het bennen.
HEI, 'T IS IN DE MEIl
De lentezon schijnt over 't land,
Vol allerhande kleuren,
Do lenteweelde gaat door 't land
Mét allerhande geuren t
Het voorjaar tintelt in de lucht,
De vogels weeren zich geducht
En kwett'ren rond hun eerste ei,
Hei, t is in de Mei!
De blijheid komt toch voor den dag,
Al kunnen we soms klagen,
Nu de natuur met milde hand
Haar schatten aan gaat dragen!
Iets anders komt in ons bestaan,
Waardoor we lichter voorwaarts gaan,
1 Iets nieuws vaart door de maatschappij»
Hei, 't is in de Mei!
t De liefde wil met frisschen moed
Weer frissche kansen geven,
We eeren met een fermen zoen
't Poëtisch jonge leven!
De vele laantjes worden groen,
Die geven Amor veel te doen
En wel door 't voorjaar, zoo ik zei,
Hei, 't is in de Mei!
De dames voeren weer hun strijd
Met 't eerste zomersproetje,
W'ontdekken met een vreugdekreet
't Befaamde strooien hoedje,
De voorjaarsmakker van de daad,
De onvervaarde kameraad,
De eerst'ling van een schoone rij,
Hei, 't is in de Mei!
De auto's dart'len langs den weg
Met hupsche voorjaarssnelheid,
't Benzine-hart klopt ongetemd
In al z'n voorjaarsfelheid!
En lontewolken, stoffig grijs,
Gaan onvërmijd'lijk mee op reis,
Of tollen warr'lend langs do wei,
Hei, 't is in de Mei!
33. O, o, wat is Krulstaart boos. Hij grijpt
z'n wandelstok en zal de konijnenbengels
eens even tracteeren. Maar die wachten
niet op hem. Ze loopen wat ze kunnen
naar het konijnendorp terug.
34. Onder het rennen door beginnen ze
te bedenken, dat er óók nog een school
is en een meester Rammelaar. Dat is geen
prettige gedachte voor hen. Als ze te laat
zijn zal er wat voor hen opzitten.
5CHQOLVOOÖ. 6LO
atoa
We dokten de belasting weer,
(Maar zonder idealen),
De fiscus dreigde onvervaard
Met boete of betalen!
Dit is do lente-proza, die
zich paart aan lente-poëzie,
Een nieuw biljet grijnst van torzij,
Hei, 't is in do Moill
1927.
rechten voorbehouden.
KROES.
Een waarlijk zonderlinge geschiedenis door Sirolf.
(Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.)
Het huis stond in een tamelijk stille straat, in een
der volkswijken der groote stad. Een onaanzienlijk
huis was het. Och een huis, zooals er duizenden zijn.
Van grauwe baksteenen opgetrokken,, met verveloo-
ze raamkozijnen, een gebarsten vensterruit hier en
daar. De argelooze voorbijganger zou het ongetwij
feld zóó voorbijgeloopen zijn, zonder te bevroeden
wat dat ééne huis, daar in die lange rij van eenvor
mige, eentonige, grauwe huizen wel tusschen zijn
muren verborg. De romantiek, of het diep verstoken
geheim, of wio-weet-welke groote levenstragedie
schuilt niet altijd in opvallend sombere of gehoïm-
zinnig-uitziende huizen, met een roep van steeds-
gesloten luiken of iets van dien aard. Bovendien
dit huis had niet eens luiken. Daar was het veel te
'onaanzienlijk voor.
Er speelden een paar kinderen voor het huis, met
smoezelige gezichten en morsige kloeron. Een hond
was er ook hij. Natuurlijk was het een*hond van het
meest onnaspeurlijke ras, met iets van een hazewind
in zijn pooten en den kop van een" New-Foundlander,
ofschoon de eerste aanblik herinneringen aan een
dwergkeesje opwerkte. En alsof dit huis niets ge
heimzinnigs verborg, speelden die kinderen en die
hond daar onbezorgd voor het huis.
Het noodlot kan vreomde grillen hebben. Want
waarom zou anders die agont genaderd zijn? Het
was een groote sterke agent en hij stapte naden
kend door de stille straat, die er zoo onschuldig uit
zag. Natuurlijk wist die agent wol beter. Hij moest
beter -weten. Men kon hem aanzien, dat hij in-
tuitief voelde, snoof, dat hier iets was, dat boven het
alledaagsehe dtging. Nu naderde uQ het huis. Plot
seling, als een speurhond, die een verloren spoor
eensklaps terugvindt, stak hij het hoofd in den wind,
verlangzaamde zijn pas; zijn neusvleugels bewogen
zichtbaar, als trachtte hij het geheimzinnige dat in
de lucht was op to snuiven. Zou hij het vinden, zou
hij het zien? Zou hijJajaja, kijk, daar liet hij
zijn speurdersblikken gaan langs den gevel van het
argelooze huis. Nu gleden zijn zoekende cogen langs
het hreede venster, dat het raam van een willekeu
rig winkeltje had kunnen zijn. Zou hij- zou hij
het ontdekken.Dat geheimvolle, onbegrijpelij
ke
Neen.
Daar versnelde hij zijn stap weer. En vijf minuten
later was hij om den hoek van da stille straat ver
dwenen. Maar in het huis rustte nog steeds het ge
heim, terwijl de kinderen met den hond voor do
deur ravotten, zich van niets bewust.
Totdat de heer kwam. Het was een heel gewoon
man, met een donker pak aan en donker gleuf
hoedje op. Het had een kantoorheer kunnen zijn, of
een winkelbediende, of een makelaar, in onroerende
goederen. Maar kan men ooit van het uiterlijk van
oen mensch op aan? Een man met het ónbenullig-
ste gezicht is somtijds de meest gewiekste zaken
man, iemand met het ongunstige uiterlijk een dood
onschuldig mensch. En omgekeerd. Zoo ook onge
twijfeld deze man. Wat deed hij in deze straat?
Wat zocht hij er? Hij liep tamelijk vlug, alsof hij
hier noodgedwongen door de straat kwam, op weg
naar een ander stadsdeel. Totdat..hij het huis
genaderd was. Zijn oog viel op het hreede venster
van het huis. Hij keek plotseling ingespannen naar
hetgeen achter dat venster te zien was.Hij bleef
stokstijf staan. Zijn lippen prevelden vreemde
woorden en klanken. Hij verbleekte zichtbaar. Met
starende oogen zag hij naar de woorden, die geheim-
'zinnig, onheilspellend wellicht voor den ingewijde,
tiaar op een ruwe houten plank, met een stuk krijt
geteekend waren, sinister, vreemd:
hedev Ersegeb AKKebo KKis
wii ii-IM «"«rtissM' f
37. Eindelijk stonden ze stil voor de
schooldeur. Toen t'j naar de klok keken,
«agen ze dat het precies... half tien was.
Een half uur te laat, snikte Puk, ik durf
niet meer naar binnen, Pim.
38. Dan nemen we maar heelemaal
vrijaf, stelde Pim voor. Als we binnen
gaan krijgen we straf., als we niet bin
nengaan, krijgen we óók straf, dus
Niet binnengaan, juichte Puk. Vandaag
vrij en morgen straf.
Waar is (fie mooie waak
hond gebleven, dien je wOde ver-
koopen?
Die hebben ze eergistereo-
nacht gestolen 1
Bedelaar: Ik heb in twee
dagen geen nat of droeg? gezien.
BoerinAls ze allemaal wa
ren als jij, zonden de prijzen der
levensmiddelen spoedig wat ge
daald zijn!
Wat zullen de Tansens ja-
oèrsch zijn, als we hen vertellen,
lat we in 'Nizza gelogeerd heb
ben I