jchagerCourant
)en Stierengevecht
VOOR DE KINDEREN
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
Zaterdag 4 Juni 1927.
70ste Jaargang. No. 8060.
De stier komt de Arena binnen, twee, drie spron-
ln, de ruimte om hem héén lokt hem, het zonlicht
jdriegt hem, alle kracht, allo gratie van zijn voor-
ideren uit het oerwoud uit hij in deze enkele
rongen en de strijd is beslist juist nu, in dit
-genblik, daar het machtige dier de ruimte als be-
iegelijk voorkomt en plotseling stil blijft staan, met
ijn ronden blik, waaruit de onschuld van het pasge-
;>ren kalf nog'straalt, om zich heen ziet en zich
lijkbaar afvraagt wat al die menschen daar rond-
tn hem vijf en twintig duizend menschen kan
arena van Mexico'a hoofdstad bevatten wel
eteekenen mag. Maar deze massa weet wet, wat
iaar te wachten staat, weet wel dat een achttal
feestelijk uitgedoschte toreadors zich gereed houdt,
lm zoo aanstonds den strijd met die geweldige oer-
iracht aan te binden. Maar niet eerder alvorens ze
iet dier hebben gedwongen tegenstand te bieden. Met
ioode lappen wordt de stier opgezweept tot een wild-
leid die allengs tot een blinde woede overslaat en
|en toonbeeld is van schitterende kracht en vlugheid
ij kan a'lleen rechtuit stooten, alleen rechtuit wer
en kan hij den gebogen kop, rechtuit dn het gehate
iode doek; de mensch staat eiken keer weer
laast de bedreigde plok, gered door de onnoozelheid
an het getergde dier. Verzekerd van deze over-
,cht, begint de menschelijke roekeloosheid zich
leer en meer te ontwikkelen.
En hier helpt geen gerechtigheid en geen gewe
en: deze roekeloosheid is harWbeklemmond, is
groot. Geen menschelijke haat heeft den strijd met
tlit oer-geweld aangevraagd, geen haat verblindt het
pog of het hart de mensch speelt met dit ge
weld, en de gracieusogkoelbloedighcid, waarmee hij
ppoelt, verbijsterd een tijdlang elke moraal.
Thans komen twoe piquadoros do arena binnenge
sneld. Aan hen wordt overgelaten om don stier met
lamge lansen te verwonden, niet al te diepe wonden,
maar heel lichte, doch die niettemin zijn 'strijdlust
(moeten aanwakkeren. (O, men heeft ook hiervóór al
biet stil gezeten: tien dagen lang is het arme dier
in een donker hok opgesloten geweest, waarvan het
ido laatste twee dagen in het geheel geen drinken
(kreeg. Daarbij werden zijn neusgaten voor dat hij de
arena binnen gejaagd werd, nog mot mosterd inge
smeerd, teneinde zijn dorst nog meer te vedhoogen en
;daardoor zijn strijdlust op te wekken, terwijl een
kleine harpoen met een rood vlaggetje, reeds in zijn
(broeden nek ls ingestokon). De stier grijpt het paard
GidsDit zijn de rtra^n van
het kasteel, dat de eerste ver
overaars van dit land hebben
gebouwd.
Toerist: *t Is jammer, dat
ze 't zoo ver van het station
hebben gezetI
aan, waarop de piquador gezeten is, en dat geblind
doekt weerloos rondspringt, niet uitwijken kan en
voor de wonden, die hun berijders met de lansen
den stier toebrengen, moeten boeten. De puntig ge
slepen horens van den woedenden stier, dringen het
arme paard in het lichaam, zoodat de ingewanden
naar buiten treden. Het gelukt, den stier weer af te
leiden, het paard wordt weggevoerd, de wond vlug
met stroo toegestopt, waarna het opnieuw aan de
wreedste martelingen wordt prijsgegeven.
Maar zijn makker, het tweede paard heeft
meer geluk. De stier treft hem juist voor in de borst,
getroffen precies in het midden, komt de stoot aan,
de machtiige spitse horens woelen lang en diep in
het opengescheurde vleesch. Geen lanssteek kan deze
vrpeselijke wraak koeren, in bogen vloeit het bloed
uit de gapende wonden en kleurt het witte zand van
de arena helrood. Tenslotte zakt het beest onder een
smartelijk hinneken in elkaar en sterft.... de onschuld
is het eerste slachtofferi Maar niemand voelt dai,
ofschoon het donkere lijk daar op hot zand er telkens
weer aan herinnert, de pooten eenigszins saamge
trokken, alsof het nog galoppeerdo; de tong ver uit
den bek hangende, zooals zelfs bij de grootste in
spanning nooit te voren was voorgekomen, een weg
geworpen, vergeten cadaver.
Alles en iedereen heeft alleen oog voor den strijd
De stier wordt van nieuw af aan opgehitst, met hel-
roode lappen, totdat de banderillo tegen den stier in
•hot strijdperk treed, alleen, mensch tegen dier in do
uitgestrekte arena. Door allerlei uitdagingen lokt hij
het dier naar zidh toe, dat met diepgebogen kop
woest op hem aan komt rennen en wanneer hij zijn
belager is genaderd, plant dezo hem twee banderil
la's in den nek, twee, ongeveer een meter lange lan
sen met (breede -gekleurde banden versierd en waar
van de weerhaken niet al to diep in het vleesch
doordringen en alleon maar dé woede van het beest
nog sterker doen toenemen. Ko8 g« V.' -^rde dat? Drie
maal twee van deze bewimpelde lansen zijn den
stier in den nek gevlogen; van voren heeft deze dol
drieste mensch ze weggeworpen, zoo precies, zoo
bliksemsnel, dat men alleen het voorspel zag. Meer-
dere malen, wanneer de stier niet spoedig genoeg op
het lokgeroep van hem inging, ging de banderillo
hean tegemoet, met sierlijke hoogmoedige tred, waar
bij hij zich als een vrouw in zijn heupen wiegde. O,
ook gij, bij al uw ingenomenheid voor het gekwel
de dier, bent opgetogen door deze stoutmoedigheid,
gratie, snelheid en nauwkeurigheid, gij betrapt u zelf
op hartkloppingen en -hoofdschuddende deelname
voor dözen man een paar oogenblikken minstens,
ja dit paar oogenblikken tot het dier, de zes lan
sen -in minder dan geen tijd in den breeden nek, den
ijdelen man zoo geheel beschaamd door de niets ver
moedende majesteit, waarmee hij deze pijnigende in
strumenten als opsiering draagt, als een gewei, dat
blank en bont uit het diepzwarte vel en het uitstroo-
mende purper-donkere bloed oplicht. O, denkt gij,
nu moest deze gansche menschenmassa die glanzen
de majesteit daar midden in de arena eerbiedigen
en aan zijn kwelgeesten een eerbiedig halt toeroepen.
Maar neen, de stier met de zegenrijke overwin-
ningsteekens in den nek geplant, moet nog eens en
nog eens tegen de bonte draperieën aanrennen, die
ditmaal de matador in nog roekeloozer bewegingen
hem voorhoudt, de blanke degen onder het kardinaal-
roode doek verborgen. O, deze matador! De lieveling
van het vólkl Door het verkoopen van dolle grappen
kan hij zich de gunst van het publiek blijven ver
zekeren. Hij -drijft daarom de spot met zijn slacht
offer. Hij gaat waarempel midden in de arena zit
ten en wacht daar het woedende beest af, ja, hij
keert hem zelfs den rug toe, nadat zijn degenstooten
een paar maal gemist hebben. Het publiek wordt gek
van opwinding over deze dol-koenheid. Hij tracht
met het klappen van zijn vingers en met zoete
Heer: Is dit bet oude kas
teel, waar van tijd tot tijd de
R-estorven gravin terugkomt? Is
het waar, dat men haar aan het
ritselen van haar rokken herkend
heeft?
JiongenVroeger wèl. Maar
tegenwoordig* hoort men niks
meer. Ze denken, dat de gravin
met de mode is meegegaan en
korte rokjes draagt!
W3TTTUT
MEDICG-U-Gm.
Ik ben de erfgename van
den man, die vanmorgen aan het
station overreden is.
Wilt u hem nog eens zien
Neen, ik kwam eens vragen
naar de nog niet verbruikte helft
vaw zijn retour-kaartje
woordjes het dier naar zich toe te lokken zooals
men een ongelijkwaardige spottend tot den strijd zou
uitdagen terwijl 'hij met dezelfde spottende, schijn
baar goede bedoelingen, den reus den langen spitsen
degen tot aan de greep in het lichaam steekt. Het
don'kerroode bloed vormt een steeds grooter worden
de plek op het diepzwarte vel ja, ook de blanke
degengreep wordt op dit oogenblik nog in een ver
siersel omgetooverd. Het zwaargewonde dier, tot in
zijn edelste deel en getroffen, wordt nog verder ge
kweld, roode lappen blijven zijn vijanden -tot aan zijn
laatsten ademtocht; tenslotte stort hij neer, een dof
klagend gebrul verstikt in zijn breeden nek, in het
bloed, dat hem uit bek en neusgaten stroomt. Een
laatste blik, een ronde oogopslag gelijk die van een
hulpeloos kalf, glijdt groot en verbijsterd over zijn
pijnigers. De grootheid dooft uit. De strijd is ten
einde, overwinnin-gsmuziek schalt op, de arena
tiert, drie muildieren sleepen den doode weg. Hij
is niet meer te herkennen.
Nieuwe overwinningstonen golven over de dei
nende menschenzee. Voor den matador, die glim
lachend naar den uitgang schrijdt, werpt men hoe
den, stokken, mantels, doeken naar beneden, die de
volksheld opraapt en ze naar de eigenaars terug
gooit met dezelfde handen beroert hij! al dia
voorwerpen, waarmee hij nog zoo juist den beslis-
seiidon degenstoot gegeven heeft. Die voorwerpen
zijn daafna een souvenir, welke hun eigenaars
steeds aan den gevierden held herinneren.
"Wederom klinkt er muziek; dadelijk begint het
spel opnieuw; zes acten staan er vermeldt, ieder
van hen met dezelfde zegevierende overwinning
En geen treurmarsch wordt gespeelt voor deze
dooden, ook geen vonkje gevoel van gerechtigheid
bij de overlevenden. Zelfs geen enkel wolkje trekt
langs Mexico's lichtenden blauwen hemel.
scboe-
e van
afge2
de lui!
ten
de
hei
al ift
l VOO]
tegj
j
bedi
ia ee
paarl
hel
ooraj
n a
bet li
del
de
jes.
bet 8
amsj
socj
7ordj
oitrd
«ho
op
Of
i m
taa
41. Pim en Puk waren den koning te
rijk. Vóór baas Heerenbaai spijt kon krij
gen van zijn goedheid, waren ze al aan
boord. Waar staan we het minst in den
weg baas, vroeg Pim met een zoet gezicht.
45. Er kwamen een stuk of zes boot
werkers, die ieder een vat op hun schou
ders namen en ermee over de schuine
loopplank marcheerden, alsof ze voor hun
plezier op reis waren. Pim en Puk had
den het hun niet graag nagedaan.
42. Ga maar naar voren, zei de schipper,
En zóó stonden Pim en Puk even later
op den kop van de schuit, terwijl de
touwen werden losgegooid en het zeil
geheschen. 'tls hier beter, dan bij mees
ter Rammelaar, fluisterde Puk.
'40. Nu mogen jullie wel een paar uurtjes
de stad in, zei haas Heerenbaai tegen
Pim en Puk. Maar donk eraan, om half
twee gooien we de touwen los en op
jullie wachten doen we niet. Als je te
laat bent, zio je zelf maar, dat je thuis
komt.
43. Nu, het was ook een heerlijk reisje.
Met volle zeilen voer de „Jansje" door
de lange rechte vaart., tusschen mooie
groene weilanden, waarin de koeien
graasden. In de verte zagen Pim en Puk
aardige molentjes en boerenhofsteden.
47. Pim en Puk hadden het in de stad
best naar hun zin. Ze drukten hun
neusjes plat tegen de spiegelruiten van
groote winkels, waarin het prachtigste
speelgoed was uitgestald. Er hing een net
met ballon, waarop Pim verliefd was en
Puk likkebaarde naar een fijne Teddy
beer,
44. Na een uurtje zeilen kwam de schuit
in de stad. Baas Heerenbaai stevende
naar den wal en weldra lag de schuit ge
meerd tusschen een groot aantal an
dere schuiten. Nu moest de lading van
de „Jansje" worden gelost.
48. In de breede straten van de stad
zagen Pim en Puk een tram voorbij
suizen, waarvoor niet eens een haas of
een kip liep. Heelemaal uit zichzefl
schoof het gevaarte voorbij. Van „Kool-
heuvel" naar den „Lange Flapooren-
weg", stond er op. En niemand scheen
dat Iets bijzonders te vinden.