Schaper Courant 1 JSP er K Geestelijk Leven. Malientje. Tweede Blad. Feuilleton. Papieren Rozen I i.— ng, sit Zaterdag 4 Juni 1927. 70ste Jaargang. No. 8060. .EN uffeui lenH. Een Pinks tervertelling doon H. G. OAN NE GIETER (Nadruk vorbodjera.) Terwijl Pappie en Mammie mar de kerk^ waren, mochten de kleuters met Malientje de wei m. Dat was een heel feest, want Malientje wist overal mooie bloempjes te vinden en kan allerlei grapjes over vogels en beesten vertellen. Eigenlijk was een wandeling- met Malientje veel prettiger dan een wandeling- met Pappie en Mammie, gelijk het veel rottiger was in de keuken naar du griezelverha al van Malientje te luisteren dan tonnen in de huiskamer spelletjes te doen. De kinderen konden, zich de wereld niet voor stellen zonder Malientje. In1 hun verbeelding was deze trouwe gedietnstig-e al een heel oude vrouw,, ofschoon ze in werkelijkheid nog geen twintig jaar telde. Maar Malientje Zorgde voor alles, wiesch ie des morgens en kleedde je aan, voorde je en beknorde je om het morschon, ging met je bloem pjes zoeken en zong versjes voor je en 'a avonds onder het uitkleeden was het Malientje, die je met fluisterende stem vertelde van kabouters en booze mannen, om wie je niet inslapen dorst en van wie je 's nachts gillend droomde. Onder de wandeling door de wei leerde Broekie die do oudste was en ini de oogen van zijn broer tje en zusje de alwijsheiid zelf, kun], dab het van- H daag Pinksteren! was. Hijl maakte zich drif tig, om dat Dikkie en Puck hiet moeilijke woord maar niet konden nazeggen. Puck begon te huilen en klem de zich om troost en. besohmnjing aan den rok van Malientje vast. „Kjjk eens', zei Malientje, om haar af te leiden, „Daar hebben we het vlondertje al. Wie durft er net eerst over?" Geen van drieën maakte veel haast, want het Vlondertje was maar één plank, die lag over een heele breede en diepe sloot, waarin kikkers zaten en salamanders. Als ja de eerste stap op het vloov dertje deed, pionste het beneden je van de kik kers, die van schrik onder water doken. Ze hadden zulke akelige breede koppen met van difl gekke groote oogen, de kikkers. Je kon je vasthouden aan de leuning) maar je moest je wel erg" goed vasthouden, want wanneer je er eens in vielI Ddkkie durfde niet over de plank, want als de plank eens brak, omdat Dikkie zoo zwaar was. „Pas op je jurkje", vermaande Malientje. Want Puck, die een meisje was, had vandaag met Pink steren een nieuwe Zondagsohe jurk aangekregen, ïlet was een wit jurkje, met bloemotjes er op en or zaten nog versohe> plooien ia. Heb mocht niet vuil worden, het jurkje. Aan den overkant van den vlonder was het gras nog niet gemaaid. Het gras was Zoo lang, dab je er verstoppertje in kou spelen en Je zag al maar weer nieuwe mooie bloemen. Pinkster-* bloemen en paardebloemen en madelieven en lek ker ruikende klaver en prachtige graspluimen met lange stengels I „Ik wil zitten", zei Broekie. „Ja, laten we gaan zitten, aan den rand van de sloot", stemde Malientje in. „Dan kunnen we lekker uitrusten en naar de kikkers kijken. Zullen we, wie de meeste ziet? En dan gaan we straks, als we uitgerust zijn, in het land hiernaast in de hoci ptpors stookt*. „Ja, ja," schaterde Ddkkie. „In het hooi spelen, in het hooi". Hij' vond het een kostelijk voorstelgister hadden ze ook in heb hooi gespeeld era; Dikkie was zoo 'warm geworden, dat hij heelemaal zweette. En 's avonds in bed kriebelden hem nog hooisprietjee onder zijn hemd. Maar Puök voelde niet veel voor het hooi. Ze vroeg Malientje, of -die haar wou helpen1 een kransje te maken van de madelieven, die ze ga* plukt h d. Zij wist n et maer, h>e dit ook weer moest. „Tce Malientje," vroeg Broekie, „vertel nu nog De roman van een Circusmeisje uit het Engelsch van RYBT M. AYRES. Vertaald door J. VAN DER SLUYS. (Nadruk verboden.) 32 hoofdstuk: xxiv. 72, Banshell zat alleen aan tafel in de ruime eetzaal van „Four Winds", toen Rorie van Bedmund terug kwam. Er was iets zelfbewusts in zijn houding: Banshell .keek hem even vluchtig aan en constateerde het met genoegen. Ik dacht dat je er wel niets op tegen zou heb ben dat ik vast begon; ik verging van den honger. In werkelijkheid was dit misschien de eerste maal in zijn leven dat zijn gebruikelijke gezonde eetlust hem in den steek gelaten had, maar hij was er niet de man naar om zoo iets te laten blijken en had plicht matig eer bewezen aan de schotels die Blunt opdien de met een onverstoorbare plechtigheid, alsof hij aan een officieel banket bediende in plaats dat hij voor een eenzamen eter opdischte. Apropos, dr. Myers heeft een uur geleden naar je laten vragen; hij moet je dringend spreken. Myers?, herhaalde Rorie verwonderd. Ja, het dienstmeisje bracht de boodschap. Zeg eens, weet je ook wanneer het gerechtelijk onder zoek gehouden zal worden? Morgen. Banshell kauwde op een olijf. Dan zal de geheele historie wel voor den dag komen, hé? Ik denk het wel. Ik ben van plan zoo gauw als 't kan naar hét buitenland te gaan. Uitstekend; ik ben je man. Waar gaan we naar toe? Rorie lachte vroolijk: Ik hoop, dat je me het niet kwalijk neemt dat ik het eerlijk zeg; ik had eigenlijk gedacb' ander gezelschap mee te nemen. Ben je nu al vergeten dat ik getrouwd ben? Zie j^ wel; ik zei je al dat ik aan het idee moest wennen, lachte de ander terug. eens wat van de kikkers en van deö kikkerkoning1 die een betooverde prins was. Zou dat hem zijn, kijk, tóe je hem? daar, die groote miet zijn zeep bellen aan1 den Cfcant van Zijn kop. Bah, wat een eng beest I" „Nee, ik wil naar het hooi!", dreinde Dikkie. Malientje om hem te sussen, zei: „Hoor eens! Net of er wat aankomt!" Ze spitsten de ooren, want nu ging Malientje vertel len. Maar plomp-plomp-plomp, daar gingen heusche stappen over den vlonder. Het was een man, een heel groote, stevige man, met roode iknuisten van handen en met een pet op zijn witte haar. Broekie werd bang. „Goeien dagt", zei de man met een barsche, bul derende stem. En de man bleef staan. Niemand durfde wat zeggen; Puck kroop heel dicht tegen Malientje aan en Dikkie vergat het hooi. „Zijn die allemaal van jou?", vroeg de man aan Malientje. De man grinnikte. Hij vond zeker grappig, wat hij gezegd had, want hij hinnikte ala een paard. Zoo lachte die man zeker. „Dat wil zeggen", antwoordde Malientje, „ik moet op ze passen". „Kindermeissie?", zei de man en hij hinnikte weer. Maar ineens begon Dikkie luidkeels te krijschen. „De hond! De hond!" schreeuwde hij. Inderdaad stond er een hond. Hij besnuffelde de kinderen en kwispelde met zn staart. Het was een geweldige groote hond en zijn tong bibberde uit zijn bek. „Hij doet niiks, hoor!" grinnikte de man. „Aai hem maar gerust. Kom, Bello!" De hond sprong naar zijn baas, legde de voorpooten tegen diens beenen en kwispelde nog harder met zijn staart. Zijn tong bibberde nog vlugger ia zijn bek; hij had vreeselijke, witte tanden. De baas klopte hem op den rug. „Best beestje, hoor Bello!", zei hij. Maar Dikkie nam deze kans, dat de hond bij hem weg was, waar en ging op den loop. Hij huppelde heen door het lange gras. Puck zette hem na, ook op een draf. Ein Broekie volgde het voorbeeld. Ze keken om, maar de hond deed niks. Hij bleef bij zijn baas. En de baas was naast Malientje gaan zitten. Ze hadden het druk met praten en de hond luisterde er naar. Nu konden de kinderen fijn spelen. „Naar het hooi!", hijgde Dikkie. Hij kende den weg en draafde hun vooruit. Eensklaps stond hij stil, want hij 'hoorde een plof en Puck begon ijselijk te huilen. Ze was in een grep pel gevallen, die je onder het lange gras niet kon zien. Er stond water in de greppel. En heel haar jurkje was vies. Dikkie 'huilde mee, geheel ontdaan, toen hij het nieuwe Zondagsche jurkje zoo vies éag. .Allemaal vies, allemaal vies!" kraschto hij. Puck begon nog harder to jammeren. „Malientje! Malientje!", riep Broekie, die angstig werd, toen hij bemerkte, hoe 'n eind ze bij Malientje vandaan waren geraakt Mali entje zat bij den man en scheen de kinderen heelemaal vergeten te zijn. Dit maakte Broekie nog angstiger. Maar nu hoorde Malientje ze. Ze stoind op van den slootswal en kwam toerennen. Maar, o schrik, de hond rende mee. Met de ooren plat op den kop en den tong uit den bek, kwam hij aan galoppeeren. Broekie schreeuwde van ontzetting. De man floot den hond en deze maakte met een plotselinge bocht rechtsomkeerd. Nu stoof hij wild op den man aan en Malientje kwam naderbij. Ze was erg onthutst over het vieze jurkje van Puck. Er was niets aan te doen, het moest opdro gen. Ze nam Puck bij de hand en Broekie, verade mend, omklemde met zijn knuistje haar andere hand. Dikkie volgde, met heimwee nog achterom kij kend naar 't hooi. Nu gingen ze naar 'huis. De man wachtte bij den vlonder cn hield zijn hond vast bij den halsband. Zoo liep hij, naast Malientje, ook mee naar huis. Malientje praatte met hem, en gaf een gek ant woord, als de kinderen wat vroegen. De kinderen vroegen niet meer, maar lieten zich mee voortzeulen. Broekie, moe en ontdaan van het avontuur, suk kelde prettig 9oezend mee aan Malientje'a hand. Met zijn vroegwijs gezichtje naar de twee groote menschen omhoog kijkend, luisterde hij. „Dus ik mag komen vanavond?" vroeg de man aan Malientje. „Dat wil zeggen: als mevrouw het wil hebben." „Nou, maar dat maak jij wel in ordel" Toen ze dicht bij huis waren gekomen, liep do man door, een andere straat in. De hond liep met hem mee; de man had hem nu losgelaten. Het whs zoo, de hond deed heusch niets, je had hem eigenlijk ge rust kunnen aaien. Thuis deden ze dadelijk aan Mammie verslag. „Dat zal wel weer een vertelseltje van Malientje geweest zijn. van dien verschrikkelijken man met zijn verschrikk.eli.iken hond," zei Mammip ..Maar Puck. wat ziet je jurkje er uit. Ja. kind. huil nu maar niet meer, we trekken het uit en dan was- schen we het en morgen kun je 't weer aan. 't Is gelukkig niet zoo heel erg." 'Malientje had een roode kleur gekregen, toen Mam mie opmierkte. at het wel een vertelseltje van haar zou geweest zijn. Ze had heelemaal niet gezegd, dat het echt waar gebeurd en geen vertelseltje was. Maar Mammie geloofde Broekie niet: ze zei altijd maar: .Kind. wat kun jij fantaseeren!" Broekie vond het niks mooi van Malientje, dat ze hem nu voor leuge naar liet staan. Het vieze jurkje was gauw vergeten, toen zé bulten in 't prieel hun boterhammen mochten eten en daarna spelletjes mochten doen met kaakjes, die Dikkie met Malientje gisteravond bij den bakker ge haald had. om er vandaag mee te spelen: Ze hadden een heerlijken dag. en mochten, omdat het Pinksteren was, tot acht uur opblijven. Malientje kleedde ze uit. maar Broekie was erg lastig en ongezeggelijk van avond. Dat kwam door het mooie weer. dat hem overmoedig had gemaakt en door,het vooruitzicht, dat het morgen wéér Zon dag zou zijn. Met voldoening ziet de huis vrouw terug op het resultaat van den Rinso waschaag. Gewasschen en gestreken gaan de stapeltjes linnengoed in dé kast. Keurig hel der en frisch is alles geworden in een minimum van tijd. Volg ook de Rinso waschmethode T Koop nog heden een pak! EEN PRODUCT DER SUNUGHT ZEEP FABRIEKEN Maar tusschen haakjes; ben Je niet van plan wat te eten? Ik heb geen trek. Maar toen hij zich aan tafel zette, bleek toch dat de lange wandeling hem meer eetlust had bezorgd dan hij gedacht had. Ik ga zoover met je mee. zei Banshell. toen Rorie opstond om naar dr. Myers te gaan. Toen ze de oprijlaan afkwamen, liepen ze den stal jongen tegen 't lijf. Hij was buiten adem van het harde loopen en hij praatte opgewonden: Ze hebben hem te pakken, mr. Rorie, ze heb ben hem te pakken... hij was niet ver uit de buurt.... Wien hebben ze te pakken? Den bochel meneer, maar ze zullen niet veel moeite met hem hebben: alleen de kosten van de begrafenis, denk ik. Dood?, riepen de beide jonge mannen tegelijk. Ja. meneer. Hij lag in den vijver. De honden hebben hem gevonden. Ze zeggen dat het een onge luk is, oandat zijn handen vol modder en gras zaten. Dus hij heeft nog geprobeerd om er uit te krabbe len. Er kwam een gevoel van .opluchting over Rorie. Eén bezoek was hem tenminste bespaard, do noodzakelifkhedd om oog in oog niet den bochel to moeten staan en waarschijnlijk tegen hem te moe ten getuigen. Ze spraken geen1 van bedden op hun verdere wan deling naar het huis van den doktor. - Je zult buiten moferten wachten, Banshell. Deze nam afscheid, stak ©en .sigaret aan, en slenterde den weg af. Rorie had niet heel veel lust m het bezoek; Brenda's dood drukte hora nog erg; hij kon er niet overheen dat hij er de indirecte oor- zaak van was en hij"1 kon den aanblik van Myers bedroefd gezicht niet verdragen. Myers Zat aan Zijn schrijfbureau; het gedempte licht van do studeerlamp viel op Zijn bleek, triest Het spojit mie dart ik je heb moeten lastig vallen, Bnton, zen. hij1 met een gesmoorde stem. kfd je iets belangrijks te vertellen, maar m de eerste plaats: «vil je me een vraag beant woorden? Natuurlijk.,., als het kan. Alleen maar het volgende: toen ik hot van morgen over Roealie Dean had, het zieke meisje in Bedmund, Zag ik aan je gericht dat je meer van haar wist. Je weet misschien niet dat er oen paar weken na den dood van je vader praatjes ia het dorp liepen. Er werd vartald dat jij naar Bedmund bent gieweast toanl het cirous daar stond om haar te sproken. Ik heb er niets van geloofd, ik heb het trouwens pas later gehoord, maar je moet ma niet kwalijk nemen dat ik om een bepaalde reden graag zou willen weten wiat er preoies tusschen jou en haar bestaat. Ze is mijn vrouw, zei Rorie heel rustig. Je vrouw? Het was alsof deze kalme mededeeling Myers verbijsterde; verbluft herhaalde hij de woorden, terw^iVi® iF0™ hand over de oogen streek. Ik geloof dat ik versuft ben op het oogenblik; als je er mets op tegen hebt, verklaar je dan nader. Rorie deed Myers het heele verhaal, eenvoudig sober, Zonder ook maar iets in zijn eigen voordeel mooier voor te stellen; hij' spaarde zichzelf abso luut niet. Toen hij alles vertelt had Zei Hf: Ik heb er geen smjt van, absoluut niet; het is de liefste, dapperste en trouwste vrouw die een man ooit zon kunnen krijgen. Hn dacht aan RoeaJifs gezicht toen hij' oen uur geleden van haar was weggegaan; aan den blos van geluk, aan haar schitterende oogen. ITjjr vond hot heerlijk om over haar to kunnen sproken zoo- als h;j net tegen Myers had gedaan. Deze had Zwijgend geluisterd en Zijn gericht was onder het verhaal nieb yan uitdrukking veranderd. Er was niets dan diepe smart op dat gericht te lezen; van verrassing1 of emotie door RodericFs verhaal was geen spoor te bekennen. Toen hg eindelijk begon te spreken leek het of er opluchting klonk m zijn zwakke, vermoeide stem. .Ik dank je, Bntora, dat jo me alles zoo uitvoerig en eorltfk hebt verteld, het maakt het mij gemakkelijker op te-Hechten wat ik op het hart heb. Maar misschien weet je het al.... je hebt haar immers vanmiddag gesproken. - Zeker, maar ze heeft geen woord over u gezegd. Werkelijk geen woord P Het eenige waf ze zed is, dat n zoo buiten gewoon vriendelijk en Zorgzaam voor haar bent en hoe ze meeleefde met hef groote verdriet dat u getroffen heeft. Rcderick's woorden brachten hem weer midden in Zijn eigen ellende en voor de zoovoelste maal ging de gedachte dat ze niet in vrede afscheid vain elk -ar hadden genomen, hem als oen steek door het hart, het zou hèm nog gek maken1 Er werd gebeld, eni uit brooddronkenhe1 vloog Broekie, die al op bloote voeten in zijn hansop stond, naar de deur. Malientje kon hem zoo spoedig niet tegenhouden, want ze had juist Puck onder handen. j| Broekie deed open. maar beduusd week hij ach teruit. Hij liet de deur openstaan en rende naar de kinderkamer terug, waar Mammie ook juist was binnengekomen, om te zien, of ze al wat opschoten met het naar bed gaan. ,De man!", krijschto hij. ,De man is er; heusch waar, de man!" Malientje kreeg een kleur als een roode kool en had het opeens erg druk met een knoopje van Puck, dat niet dicht wou. Maar Dikkie schreeuwde van de weeromstuit mee; J>e man! De man!" Hij danste van p'leizier, "Welke man?", vroeg Mammie nuchter en niet be grijpend, vanwaar eensklaps al deze opwinding!. „De hond ia er niet bijl", riep Broekie. ..Maar 't is hem toch heusch. Toe. Mammie, kom mee. 'Jap kun je hem zien." Hij trachtte Mammie mee te trekken, de gang in. „Dus 't is tóch waar van dien man en dien hond?" vroeg Mammie argwanend aan Malientje. En Malientje, van zenuwachtigheid een snik on derdrukkend. stootte er bedremmeld uit: „Ja. Mevrouw. En of hij vanavond mag komen, 't Is eeni nette, fatsoenlijke Jongenl" Toen moest Mammie hem toch ook zien. Eh met hun allen, in hun hansopjes, haalden ze dapper nu in hun eigen veilige huis. den man triomfantelijk binnen, en vroegen hem. waar hü den hond had gelaten. Maar de man zei niet veel; hü frommelde met zijn roode, harige knuisten aan zijn pet, die hü van 't witte haar afgenomen had. en stapte plomp-plomp plomip door den gang naar de keuken. De kinderen moesten, jammer genoeg, nu naar bed. Ze konden niets meer te hooren krijgen over dat aardige beest van een hond. dat heusch waar niets deed en dat je gerust aaien kon. Nog nooit had Malientje ze zoo haastig in bed gestopt. Pinksteren is in aantocht Als dit artikel verschijnt is het reeds do vooravond van dit oude feest Waar om zou ik dus niet de gedachten mijner lezers bij dit feest bepalen? Temeer neig ik daartoe, omdat ik meen alle recht te hebben om aan te nemen, dat velen op Pinkste ren tegenwoordig aan niet veel anders denken dan aan plezier te maken en uitgaan. 'Hoe groot is het aantal van hen, di6 iets van het ontstaan en Yan de beteekenis van het Pinksterfeest weten? Vooral in dit gedeelte van Noord-Holland groeit een geslacht op, dat vreemd begint te staan tegen over kerk en christendom en opgroeit in volslagen onwetendheid omtrent alles, wat daarmede samen hangt Het zou me niet verwonderen indien bij een onderzoek daarnaar bij onze jongelingschap, die alle voetbalhelden bij name kennen, aan het licht zou komen dat minstens 50 percent niet zou kunnen zeggen, waarom1 het Pinksterfeest wordt gevierd, vierd. Daarom wil ik iets vertellen eerst van do geschie denis van dit feest. Het woord „Pinksteren" is afgeleid van het Griek- sche woord „pentecoste", waarmede te kennen werd gegeven een tijdperk van vijftig dagen. Want de vijftigste dag n& Paschen was de feestdag „der we ken en des oogstes". Zoo was het bij de Joden en van hen namen de Christenen dit. over, maar brach ten de Joodsche feesten in verband met de onder hen opgroeiende meeningen en voorstellingen. Pinksteren werd het blijde feest, waarop werd her dacht de stichting van de Christengemeente. Het wordt de „hemera pneumatos", de dag des geestes En vóór alles werd dan herdacht het groote wonder, hetwelk n& den hemelvaart van Jezus plaats greep, n.1. het getuigen der leerlingen, hun spreken onder den invloed van den Heiligen geest in allerlei talen, waardoor zeer velen tot Christus worden bekeerd. Eeuwen aaneen heeft de Christenheid sedert dit feest gevierd. En in hare kerken heeft zij geluisterd naar het poëtische verfhaal van dit wonderbaar ge beuren, zooals het ons is overgeleverd in het nieuw testamentische boek der Handelingen. En zij heeft geloofd in de onaantastbare waarheid van de din gen, die daarin werden geschreven en zij heeft vol innige devotie het hoofd gebogen voor den Almach- tigen God, die den eenvoudigen mannen het vermo gen schonk te getuigen in hun onbekende talen van de grootheid van Christus. Hoe zouden dezen mannon daartoe bekwaam zijn geweest, wanneer niet de Heilige Geest-zelf op hen was nedergedaald? Sedert het midden der vorige eeuw is een groote verandering gekomen in de beschouwing van den bijbel en de daarin vervatte verhalen. Nog zijn er millioenen, voor wie de bijbel niet anders is dan Gods woord en dtis: de absolute waarheid. Deze zul- Het duurde labgl voor dfl dokte® weer sprak. Eindelijk klonk ©era beesche stem: Roealie Briton is mjjh dochter, B riten. Een schok voer door Roderick, maar de mededeö- lïng was zoo ontstellend, zoo verbijsterend onbegrij pelijk dat hij rioh het volle gewicht ervan nauwe lijks realiseerde. Geen woord kwam over zijn lip pen en hij wachtte geduldig tot de dokter weer zou beginnen te spreken. Hij was te kiesch om den geslagen man met één vraag te storen. Na ©en lange pauze begon Myers weer te spre ken: Het is eön geschiedenis die al heel lang ge leden is... een gewoon studentenromannctje. Ik ontmoette in mijn studententijd Rosëlie'e moeder in Londen. Het was een lief, hartelijk meisje cn in mijn jeugdige onbezonnenheid ben ik met haar in het geheim getrouwd. Maar ik kan na zoovele jaren helaas nog niet Zeggen dat ik een mooie rol ia deze zaak heb gespeeld; ik kroeg al gauw genoeg van haar en heb haar verlaten- Maanden later .begon mijn geweten te spreken.... ik deed jreohtfl en links nasporingien, hoorde eindelijk dat ze ge storven was. Dat was alles wlat ik gewaar werd; •misschien was ik in mijn egoïsme ook wel tevre den dat ik niet meer hoorde. Roderick voelde een. eigenaardige overeenkomst met tójin geschiedenis en eon groot gevoel van dankbaarheid kwam over hem' dat het hem ver gund was alles wa htij' had aangericht behalve dan helaas Breodafs dood nog, te kunnen goed maken. Het was toeval, ging de dokter voort, dat ik met Rosalie in kennis kwam. De gelijkenis viel me terstond op, de oogen, de glimlach en de herinne ring aan het vrouwtje uit mijn studententijd, liet me niet meer los. Het was gewoon een nachtmerrie je kunt je nu misschien beter dan iemand anders voorstellen wat ik uitgestaan heb. Ik kreeg Rosalie ten slotte aan het praten over haar moeder. Zo wist zich niets meer van haar te herinneren; ze is kort na haar geboorte gestorven. Maar ze bezat een oude foto en brieven, enfin, voor mij voldoende be wijzen. Het bleek dat de moeder, nadat ik haar ver laten had, bij het circus van Sherny was terecht geko men. Toen zij stief, bracht hij Rosalie groot. Het kind heeft een geboortebewijs en een ring die ik in dertijd aan haar moeder gegeven heb. De moeder moet wel den dapperen aard van haar dochtertje heb ben gehad dat ze nooit over mij gesproken heeft ze had me anders in groote moeilijkheden kunnen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 5