Schaper Courant
1
JSP
er
K
Geestelijk Leven.
Malientje.
Tweede Blad.
Feuilleton.
Papieren Rozen
I
i.—
ng,
sit
Zaterdag 4 Juni 1927.
70ste Jaargang. No. 8060.
.EN
uffeui
lenH.
Een Pinks tervertelling
doon
H. G. OAN NE GIETER
(Nadruk vorbodjera.)
Terwijl Pappie en Mammie mar de kerk^ waren,
mochten de kleuters met Malientje de wei m. Dat
was een heel feest, want Malientje wist overal
mooie bloempjes te vinden en kan allerlei grapjes
over vogels en beesten vertellen. Eigenlijk was een
wandeling- met Malientje veel prettiger dan een
wandeling- met Pappie en Mammie, gelijk het veel
rottiger was in de keuken naar du griezelverha
al van Malientje te luisteren dan tonnen in de
huiskamer spelletjes te doen.
De kinderen konden, zich de wereld niet voor
stellen zonder Malientje. In1 hun verbeelding was
deze trouwe gedietnstig-e al een heel oude vrouw,,
ofschoon ze in werkelijkheid nog geen twintig jaar
telde. Maar Malientje Zorgde voor alles, wiesch
ie des morgens en kleedde je aan, voorde je en
beknorde je om het morschon, ging met je bloem
pjes zoeken en zong versjes voor je en 'a avonds
onder het uitkleeden was het Malientje, die je
met fluisterende stem vertelde van kabouters en
booze mannen, om wie je niet inslapen dorst en
van wie je 's nachts gillend droomde.
Onder de wandeling door de wei leerde Broekie
die do oudste was en ini de oogen van zijn broer
tje en zusje de alwijsheiid zelf, kun], dab het van-
H daag Pinksteren! was. Hijl maakte zich drif tig, om
dat Dikkie en Puck hiet moeilijke woord maar niet
konden nazeggen. Puck begon te huilen en klem
de zich om troost en. besohmnjing aan den rok van
Malientje vast.
„Kjjk eens', zei Malientje, om haar af te leiden,
„Daar hebben we het vlondertje al. Wie durft er
net eerst over?"
Geen van drieën maakte veel haast, want het
Vlondertje was maar één plank, die lag over een
heele breede en diepe sloot, waarin kikkers zaten
en salamanders. Als ja de eerste stap op het vloov
dertje deed, pionste het beneden je van de kik
kers, die van schrik onder water doken. Ze hadden
zulke akelige breede koppen met van difl gekke
groote oogen, de kikkers.
Je kon je vasthouden aan de leuning) maar je
moest je wel erg" goed vasthouden, want wanneer
je er eens in vielI Ddkkie durfde niet over de
plank, want als de plank eens brak, omdat Dikkie
zoo zwaar was.
„Pas op je jurkje", vermaande Malientje. Want
Puck, die een meisje was, had vandaag met Pink
steren een nieuwe Zondagsohe jurk aangekregen,
ïlet was een wit jurkje, met bloemotjes er op en
or zaten nog versohe> plooien ia. Heb mocht niet
vuil worden, het jurkje.
Aan den overkant van den vlonder was het
gras nog niet gemaaid. Het gras was Zoo lang,
dab je er verstoppertje in kou spelen en Je zag
al maar weer nieuwe mooie bloemen. Pinkster-*
bloemen en paardebloemen en madelieven en lek
ker ruikende klaver en prachtige graspluimen met
lange stengels I
„Ik wil zitten", zei Broekie.
„Ja, laten we gaan zitten, aan den rand van
de sloot", stemde Malientje in. „Dan kunnen we
lekker uitrusten en naar de kikkers kijken. Zullen
we, wie de meeste ziet? En dan gaan we straks,
als we uitgerust zijn, in het land hiernaast in de
hoci ptpors stookt*.
„Ja, ja," schaterde Ddkkie. „In het hooi spelen,
in het hooi".
Hij' vond het een kostelijk voorstelgister hadden
ze ook in heb hooi gespeeld era; Dikkie was zoo
'warm geworden, dat hij heelemaal zweette. En
's avonds in bed kriebelden hem nog hooisprietjee
onder zijn hemd.
Maar Puök voelde niet veel voor het hooi. Ze
vroeg Malientje, of -die haar wou helpen1 een
kransje te maken van de madelieven, die ze ga*
plukt h d. Zij wist n et maer, h>e dit ook weer
moest.
„Tce Malientje," vroeg Broekie, „vertel nu nog
De roman van een Circusmeisje
uit het Engelsch van
RYBT M. AYRES.
Vertaald door J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden.)
32
hoofdstuk: xxiv.
72,
Banshell zat alleen aan tafel in de ruime eetzaal
van „Four Winds", toen Rorie van Bedmund terug
kwam.
Er was iets zelfbewusts in zijn houding: Banshell
.keek hem even vluchtig aan en constateerde het met
genoegen.
Ik dacht dat je er wel niets op tegen zou heb
ben dat ik vast begon; ik verging van den honger.
In werkelijkheid was dit misschien de eerste maal
in zijn leven dat zijn gebruikelijke gezonde eetlust
hem in den steek gelaten had, maar hij was er niet de
man naar om zoo iets te laten blijken en had plicht
matig eer bewezen aan de schotels die Blunt opdien
de met een onverstoorbare plechtigheid, alsof hij aan
een officieel banket bediende in plaats dat hij voor
een eenzamen eter opdischte.
Apropos, dr. Myers heeft een uur geleden naar je
laten vragen; hij moet je dringend spreken.
Myers?, herhaalde Rorie verwonderd.
Ja, het dienstmeisje bracht de boodschap. Zeg
eens, weet je ook wanneer het gerechtelijk onder
zoek gehouden zal worden?
Morgen.
Banshell kauwde op een olijf. Dan zal de geheele
historie wel voor den dag komen, hé?
Ik denk het wel. Ik ben van plan zoo gauw als
't kan naar hét buitenland te gaan.
Uitstekend; ik ben je man. Waar gaan we naar
toe?
Rorie lachte vroolijk: Ik hoop, dat je me het
niet kwalijk neemt dat ik het eerlijk zeg; ik had
eigenlijk gedacb' ander gezelschap mee te nemen.
Ben je nu al vergeten dat ik getrouwd ben?
Zie j^ wel; ik zei je al dat ik aan het idee moest
wennen, lachte de ander terug.
eens wat van de kikkers en van deö kikkerkoning1
die een betooverde prins was. Zou dat hem zijn,
kijk, tóe je hem? daar, die groote miet zijn zeep
bellen aan1 den Cfcant van Zijn kop. Bah, wat een
eng beest I"
„Nee, ik wil naar het hooi!", dreinde Dikkie.
Malientje om hem te sussen, zei: „Hoor eens! Net
of er wat aankomt!"
Ze spitsten de ooren, want nu ging Malientje vertel
len. Maar plomp-plomp-plomp, daar gingen heusche
stappen over den vlonder.
Het was een man, een heel groote, stevige man, met
roode iknuisten van handen en met een pet op zijn
witte haar. Broekie werd bang.
„Goeien dagt", zei de man met een barsche, bul
derende stem. En de man bleef staan.
Niemand durfde wat zeggen; Puck kroop heel dicht
tegen Malientje aan en Dikkie vergat het hooi.
„Zijn die allemaal van jou?", vroeg de man aan
Malientje. De man grinnikte. Hij vond zeker grappig,
wat hij gezegd had, want hij hinnikte ala een paard.
Zoo lachte die man zeker.
„Dat wil zeggen", antwoordde Malientje, „ik moet
op ze passen".
„Kindermeissie?", zei de man en hij hinnikte weer.
Maar ineens begon Dikkie luidkeels te krijschen.
„De hond! De hond!" schreeuwde hij.
Inderdaad stond er een hond. Hij besnuffelde de
kinderen en kwispelde met zn staart. Het was een
geweldige groote hond en zijn tong bibberde uit zijn
bek.
„Hij doet niiks, hoor!" grinnikte de man. „Aai hem
maar gerust. Kom, Bello!"
De hond sprong naar zijn baas, legde de voorpooten
tegen diens beenen en kwispelde nog harder met
zijn staart. Zijn tong bibberde nog vlugger ia zijn
bek; hij had vreeselijke, witte tanden.
De baas klopte hem op den rug. „Best beestje, hoor
Bello!", zei hij.
Maar Dikkie nam deze kans, dat de hond bij hem
weg was, waar en ging op den loop. Hij huppelde
heen door het lange gras. Puck zette hem na, ook
op een draf. Ein Broekie volgde het voorbeeld. Ze
keken om, maar de hond deed niks. Hij bleef bij zijn
baas. En de baas was naast Malientje gaan zitten.
Ze hadden het druk met praten en de hond luisterde
er naar. Nu konden de kinderen fijn spelen.
„Naar het hooi!", hijgde Dikkie. Hij kende den weg
en draafde hun vooruit.
Eensklaps stond hij stil, want hij 'hoorde een plof
en Puck begon ijselijk te huilen. Ze was in een grep
pel gevallen, die je onder het lange gras niet kon
zien. Er stond water in de greppel. En heel haar
jurkje was vies.
Dikkie 'huilde mee, geheel ontdaan, toen hij het
nieuwe Zondagsche jurkje zoo vies éag.
.Allemaal vies, allemaal vies!" kraschto hij.
Puck begon nog harder to jammeren.
„Malientje! Malientje!", riep Broekie, die angstig
werd, toen hij bemerkte, hoe 'n eind ze bij Malientje
vandaan waren geraakt
Mali entje zat bij den man en scheen de kinderen
heelemaal vergeten te zijn. Dit maakte Broekie nog
angstiger.
Maar nu hoorde Malientje ze. Ze stoind op van den
slootswal en kwam toerennen. Maar, o schrik, de
hond rende mee. Met de ooren plat op den kop en
den tong uit den bek, kwam hij aan galoppeeren.
Broekie schreeuwde van ontzetting.
De man floot den hond en deze maakte met een
plotselinge bocht rechtsomkeerd. Nu stoof hij wild
op den man aan en Malientje kwam naderbij.
Ze was erg onthutst over het vieze jurkje van
Puck. Er was niets aan te doen, het moest opdro
gen. Ze nam Puck bij de hand en Broekie, verade
mend, omklemde met zijn knuistje haar andere
hand. Dikkie volgde, met heimwee nog achterom kij
kend naar 't hooi.
Nu gingen ze naar 'huis. De man wachtte bij den
vlonder cn hield zijn hond vast bij den halsband.
Zoo liep hij, naast Malientje, ook mee naar huis.
Malientje praatte met hem, en gaf een gek ant
woord, als de kinderen wat vroegen. De kinderen
vroegen niet meer, maar lieten zich mee voortzeulen.
Broekie, moe en ontdaan van het avontuur, suk
kelde prettig 9oezend mee aan Malientje'a hand.
Met zijn vroegwijs gezichtje naar de twee groote
menschen omhoog kijkend, luisterde hij.
„Dus ik mag komen vanavond?" vroeg de man
aan Malientje.
„Dat wil zeggen: als mevrouw het wil hebben."
„Nou, maar dat maak jij wel in ordel"
Toen ze dicht bij huis waren gekomen, liep do man
door, een andere straat in. De hond liep met hem
mee; de man had hem nu losgelaten. Het whs zoo,
de hond deed heusch niets, je had hem eigenlijk ge
rust kunnen aaien.
Thuis deden ze dadelijk aan Mammie verslag.
„Dat zal wel weer een vertelseltje van Malientje
geweest zijn. van dien verschrikkelijken man met
zijn verschrikk.eli.iken hond," zei Mammip ..Maar
Puck. wat ziet je jurkje er uit. Ja. kind. huil nu
maar niet meer, we trekken het uit en dan was-
schen we het en morgen kun je 't weer aan. 't Is
gelukkig niet zoo heel erg."
'Malientje had een roode kleur gekregen, toen Mam
mie opmierkte. at het wel een vertelseltje van haar
zou geweest zijn. Ze had heelemaal niet gezegd, dat
het echt waar gebeurd en geen vertelseltje was. Maar
Mammie geloofde Broekie niet: ze zei altijd maar:
.Kind. wat kun jij fantaseeren!" Broekie vond het
niks mooi van Malientje, dat ze hem nu voor leuge
naar liet staan.
Het vieze jurkje was gauw vergeten, toen zé bulten
in 't prieel hun boterhammen mochten eten en
daarna spelletjes mochten doen met kaakjes, die
Dikkie met Malientje gisteravond bij den bakker ge
haald had. om er vandaag mee te spelen:
Ze hadden een heerlijken dag. en mochten, omdat
het Pinksteren was, tot acht uur opblijven.
Malientje kleedde ze uit. maar Broekie was erg
lastig en ongezeggelijk van avond. Dat kwam door
het mooie weer. dat hem overmoedig had gemaakt
en door,het vooruitzicht, dat het morgen wéér Zon
dag zou zijn.
Met voldoening ziet de huis
vrouw terug op het resultaat van
den Rinso waschaag. Gewasschen
en gestreken gaan de stapeltjes
linnengoed in dé kast. Keurig hel
der en frisch is alles geworden
in een minimum van tijd. Volg ook
de Rinso waschmethode T Koop
nog heden een pak!
EEN PRODUCT DER
SUNUGHT ZEEP FABRIEKEN
Maar tusschen haakjes; ben Je niet van plan wat
te eten?
Ik heb geen trek.
Maar toen hij zich aan tafel zette, bleek toch dat
de lange wandeling hem meer eetlust had bezorgd
dan hij gedacht had.
Ik ga zoover met je mee. zei Banshell. toen Rorie
opstond om naar dr. Myers te gaan.
Toen ze de oprijlaan afkwamen, liepen ze den stal
jongen tegen 't lijf. Hij was buiten adem van het
harde loopen en hij praatte opgewonden:
Ze hebben hem te pakken, mr. Rorie, ze heb
ben hem te pakken... hij was niet ver uit de buurt....
Wien hebben ze te pakken?
Den bochel meneer, maar ze zullen niet veel
moeite met hem hebben: alleen de kosten van de
begrafenis, denk ik.
Dood?, riepen de beide jonge mannen tegelijk.
Ja. meneer. Hij lag in den vijver. De honden
hebben hem gevonden. Ze zeggen dat het een onge
luk is, oandat zijn handen vol modder en gras zaten.
Dus hij heeft nog geprobeerd om er uit te krabbe
len.
Er kwam een gevoel van .opluchting over Rorie.
Eén bezoek was hem tenminste bespaard, do
noodzakelifkhedd om oog in oog niet den bochel to
moeten staan en waarschijnlijk tegen hem te moe
ten getuigen.
Ze spraken geen1 van bedden op hun verdere wan
deling naar het huis van den doktor.
- Je zult buiten moferten wachten, Banshell.
Deze nam afscheid, stak ©en .sigaret aan, en
slenterde den weg af. Rorie had niet heel veel lust
m het bezoek; Brenda's dood drukte hora nog erg;
hij kon er niet overheen dat hij er de indirecte oor-
zaak van was en hij"1 kon den aanblik van Myers
bedroefd gezicht niet verdragen.
Myers Zat aan Zijn schrijfbureau; het gedempte
licht van do studeerlamp viel op Zijn bleek, triest
Het spojit mie dart ik je heb moeten lastig
vallen, Bnton, zen. hij1 met een gesmoorde stem.
kfd je iets belangrijks te vertellen, maar
m de eerste plaats: «vil je me een vraag beant
woorden?
Natuurlijk.,., als het kan.
Alleen maar het volgende: toen ik hot van
morgen over Roealie Dean had, het zieke meisje in
Bedmund, Zag ik aan je gericht dat je meer van
haar wist. Je weet misschien niet dat er oen paar
weken na den dood van je vader praatjes ia het
dorp liepen. Er werd vartald dat jij naar Bedmund
bent gieweast toanl het cirous daar stond om haar
te sproken. Ik heb er niets van geloofd, ik heb het
trouwens pas later gehoord, maar je moet ma niet
kwalijk nemen dat ik om een bepaalde reden graag
zou willen weten wiat er preoies tusschen jou en
haar bestaat.
Ze is mijn vrouw, zei Rorie heel rustig.
Je vrouw?
Het was alsof deze kalme mededeeling Myers
verbijsterde; verbluft herhaalde hij de woorden,
terw^iVi® iF0™ hand over de oogen streek.
Ik geloof dat ik versuft ben op het oogenblik;
als je er mets op tegen hebt, verklaar je dan nader.
Rorie deed Myers het heele verhaal, eenvoudig
sober, Zonder ook maar iets in zijn eigen voordeel
mooier voor te stellen; hij' spaarde zichzelf abso
luut niet.
Toen hij alles vertelt had Zei Hf: Ik heb er
geen smjt van, absoluut niet; het is de liefste,
dapperste en trouwste vrouw die een man ooit zon
kunnen krijgen.
Hn dacht aan RoeaJifs gezicht toen hij' oen uur
geleden van haar was weggegaan; aan den blos
van geluk, aan haar schitterende oogen. ITjjr vond
hot heerlijk om over haar to kunnen sproken zoo-
als h;j net tegen Myers had gedaan.
Deze had Zwijgend geluisterd en Zijn gericht was
onder het verhaal nieb yan uitdrukking veranderd.
Er was niets dan diepe smart op dat gericht te
lezen; van verrassing1 of emotie door RodericFs
verhaal was geen spoor te bekennen.
Toen hg eindelijk begon te spreken leek het of
er opluchting klonk m zijn zwakke, vermoeide stem.
.Ik dank je, Bntora, dat jo me alles zoo
uitvoerig en eorltfk hebt verteld, het maakt het mij
gemakkelijker op te-Hechten wat ik op het hart
heb. Maar misschien weet je het al.... je hebt haar
immers vanmiddag gesproken.
- Zeker, maar ze heeft geen woord over u
gezegd.
Werkelijk geen woord P
Het eenige waf ze zed is, dat n zoo buiten
gewoon vriendelijk en Zorgzaam voor haar bent
en hoe ze meeleefde met hef groote verdriet dat
u getroffen heeft.
Rcderick's woorden brachten hem weer midden
in Zijn eigen ellende en voor de zoovoelste maal
ging de gedachte dat ze niet in vrede afscheid vain
elk -ar hadden genomen, hem als oen steek door het
hart, het zou hèm nog gek maken1
Er werd gebeld, eni uit brooddronkenhe1 vloog
Broekie, die al op bloote voeten in zijn hansop stond,
naar de deur. Malientje kon hem zoo spoedig niet
tegenhouden, want ze had juist Puck onder handen. j|
Broekie deed open. maar beduusd week hij ach
teruit. Hij liet de deur openstaan en rende naar de
kinderkamer terug, waar Mammie ook juist was
binnengekomen, om te zien, of ze al wat opschoten
met het naar bed gaan.
,De man!", krijschto hij. ,De man is er; heusch
waar, de man!"
Malientje kreeg een kleur als een roode kool en
had het opeens erg druk met een knoopje van Puck,
dat niet dicht wou.
Maar Dikkie schreeuwde van de weeromstuit mee;
J>e man! De man!"
Hij danste van p'leizier,
"Welke man?", vroeg Mammie nuchter en niet be
grijpend, vanwaar eensklaps al deze opwinding!.
„De hond ia er niet bijl", riep Broekie. ..Maar 't
is hem toch heusch. Toe. Mammie, kom mee. 'Jap
kun je hem zien."
Hij trachtte Mammie mee te trekken, de gang in.
„Dus 't is tóch waar van dien man en dien hond?"
vroeg Mammie argwanend aan Malientje.
En Malientje, van zenuwachtigheid een snik on
derdrukkend. stootte er bedremmeld uit:
„Ja. Mevrouw. En of hij vanavond mag komen,
't Is eeni nette, fatsoenlijke Jongenl"
Toen moest Mammie hem toch ook zien. Eh met
hun allen, in hun hansopjes, haalden ze dapper
nu in hun eigen veilige huis. den man triomfantelijk
binnen, en vroegen hem. waar hü den hond had
gelaten.
Maar de man zei niet veel; hü frommelde met
zijn roode, harige knuisten aan zijn pet, die hü van
't witte haar afgenomen had. en stapte plomp-plomp
plomip door den gang naar de keuken.
De kinderen moesten, jammer genoeg, nu naar
bed. Ze konden niets meer te hooren krijgen over
dat aardige beest van een hond. dat heusch waar
niets deed en dat je gerust aaien kon.
Nog nooit had Malientje ze zoo haastig in bed
gestopt.
Pinksteren is in aantocht Als dit artikel verschijnt
is het reeds do vooravond van dit oude feest Waar
om zou ik dus niet de gedachten mijner lezers bij
dit feest bepalen?
Temeer neig ik daartoe, omdat ik meen alle recht
te hebben om aan te nemen, dat velen op Pinkste
ren tegenwoordig aan niet veel anders denken dan
aan plezier te maken en uitgaan. 'Hoe groot is het
aantal van hen, di6 iets van het ontstaan en Yan de
beteekenis van het Pinksterfeest weten?
Vooral in dit gedeelte van Noord-Holland groeit
een geslacht op, dat vreemd begint te staan tegen
over kerk en christendom en opgroeit in volslagen
onwetendheid omtrent alles, wat daarmede samen
hangt Het zou me niet verwonderen indien bij een
onderzoek daarnaar bij onze jongelingschap, die alle
voetbalhelden bij name kennen, aan het licht zou
komen dat minstens 50 percent niet zou kunnen
zeggen, waarom1 het Pinksterfeest wordt gevierd,
vierd.
Daarom wil ik iets vertellen eerst van do geschie
denis van dit feest.
Het woord „Pinksteren" is afgeleid van het Griek-
sche woord „pentecoste", waarmede te kennen werd
gegeven een tijdperk van vijftig dagen. Want de
vijftigste dag n& Paschen was de feestdag „der we
ken en des oogstes". Zoo was het bij de Joden en
van hen namen de Christenen dit. over, maar brach
ten de Joodsche feesten in verband met de onder
hen opgroeiende meeningen en voorstellingen.
Pinksteren werd het blijde feest, waarop werd her
dacht de stichting van de Christengemeente. Het
wordt de „hemera pneumatos", de dag des geestes
En vóór alles werd dan herdacht het groote wonder,
hetwelk n& den hemelvaart van Jezus plaats greep,
n.1. het getuigen der leerlingen, hun spreken onder
den invloed van den Heiligen geest in allerlei talen,
waardoor zeer velen tot Christus worden bekeerd.
Eeuwen aaneen heeft de Christenheid sedert dit
feest gevierd. En in hare kerken heeft zij geluisterd
naar het poëtische verfhaal van dit wonderbaar ge
beuren, zooals het ons is overgeleverd in het nieuw
testamentische boek der Handelingen. En zij heeft
geloofd in de onaantastbare waarheid van de din
gen, die daarin werden geschreven en zij heeft vol
innige devotie het hoofd gebogen voor den Almach-
tigen God, die den eenvoudigen mannen het vermo
gen schonk te getuigen in hun onbekende talen van
de grootheid van Christus.
Hoe zouden dezen mannon daartoe bekwaam zijn
geweest, wanneer niet de Heilige Geest-zelf op hen
was nedergedaald?
Sedert het midden der vorige eeuw is een groote
verandering gekomen in de beschouwing van den
bijbel en de daarin vervatte verhalen. Nog zijn er
millioenen, voor wie de bijbel niet anders is dan
Gods woord en dtis: de absolute waarheid. Deze zul-
Het duurde labgl voor dfl dokte® weer sprak.
Eindelijk klonk ©era beesche stem:
Roealie Briton is mjjh dochter, B riten.
Een schok voer door Roderick, maar de mededeö-
lïng was zoo ontstellend, zoo verbijsterend onbegrij
pelijk dat hij rioh het volle gewicht ervan nauwe
lijks realiseerde. Geen woord kwam over zijn lip
pen en hij wachtte geduldig tot de dokter weer zou
beginnen te spreken. Hij was te kiesch om den
geslagen man met één vraag te storen.
Na ©en lange pauze begon Myers weer te spre
ken:
Het is eön geschiedenis die al heel lang ge
leden is... een gewoon studentenromannctje. Ik
ontmoette in mijn studententijd Rosëlie'e moeder
in Londen. Het was een lief, hartelijk meisje cn in
mijn jeugdige onbezonnenheid ben ik met haar in
het geheim getrouwd. Maar ik kan na zoovele jaren
helaas nog niet Zeggen dat ik een mooie rol ia
deze zaak heb gespeeld; ik kroeg al gauw genoeg
van haar en heb haar verlaten- Maanden later
.begon mijn geweten te spreken.... ik deed jreohtfl
en links nasporingien, hoorde eindelijk dat ze ge
storven was. Dat was alles wlat ik gewaar werd;
•misschien was ik in mijn egoïsme ook wel tevre
den dat ik niet meer hoorde.
Roderick voelde een. eigenaardige overeenkomst
met tójin geschiedenis en eon groot gevoel van
dankbaarheid kwam over hem' dat het hem ver
gund was alles wa htij' had aangericht behalve
dan helaas Breodafs dood nog, te kunnen goed
maken.
Het was toeval, ging de dokter voort, dat ik
met Rosalie in kennis kwam. De gelijkenis viel me
terstond op, de oogen, de glimlach en de herinne
ring aan het vrouwtje uit mijn studententijd, liet me
niet meer los. Het was gewoon een nachtmerrie
je kunt je nu misschien beter dan iemand anders
voorstellen wat ik uitgestaan heb. Ik kreeg Rosalie
ten slotte aan het praten over haar moeder. Zo
wist zich niets meer van haar te herinneren; ze is
kort na haar geboorte gestorven. Maar ze bezat een
oude foto en brieven, enfin, voor mij voldoende be
wijzen. Het bleek dat de moeder, nadat ik haar ver
laten had, bij het circus van Sherny was terecht geko
men. Toen zij stief, bracht hij Rosalie groot. Het
kind heeft een geboortebewijs en een ring die ik in
dertijd aan haar moeder gegeven heb. De moeder
moet wel den dapperen aard van haar dochtertje heb
ben gehad dat ze nooit over mij gesproken heeft
ze had me anders in groote moeilijkheden kunnen