chagerCourant
DE WRAT.
VOOR DE KINDEREN.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
Zaterdag 18 Juni 1927.
70ste Jaargang. No. 8067.
s aan
eerd m 1
fsol en
e kleor
mantelt
1
i die ii
een
Een eigendomraelijke historie.
'rij naar een Engelscb gegeven door SIRÖLF.
(Nadruk verboden)
gezet
agarneer
in d<
>p van
uiteind^
ïine rij
traag
den
belde 1
t twee
ene bit
er&po
®Toen ik van de week mijn oude vriend Snurf
genkwam, moest ik benu driemaal achter elkaar
nkijken voordat ik wist, dat hij het was. Want
was iets heel vreemds aan hem.
,3en jij het nou, of ben jij het nou niet, Snurf"
oeg ik hem, „en als je het nu niet bent, hou me
niet voor den mal zooa1-s J0 altijd doet en zeg
me eerlijk!
Ik bón het!, riep hij lachend uit. Ik begrijp best,
it je me niet herkende. Hahaha! Ja, je keek naar
wvat op mijn rechteroog, hé? Ja, oude jongen,
zuil je nooit meer zien,- die is verdwenen!
Juist zei ik, dat was het! Wat is er met die wrat
>beurd, hoe ben je daar vanaf gekomen?
J>at zal ik je eens haarfijn vertellen, begon mijn
Hend Snürf. Ik heb daarvoor een schitterend mid-
t, bedeltje gekocht de vorige week, dat me probaat heeft
tieurig< eholpen, hoor.
Hoe kwam je daar aan?
Dat zal ik je zeggen, luister. Verleden week loop
tinten^L zo° (>ver de ra^rkt, toen ik daar, op een tafel,
wl uit en dokter zag staan, Hij hield een redevoering tot
gewet publiek en hij sprak zoo luid, dat ik onwllle-
cte[eurig bleef staan om te hooren, wat hij vertelde.
Het was1 een buitengewoon geleerde dokter en hij
Japon #ad, zooals hij vertelde, in Berlijn, Tokio, Hono-
en de Vereenigde Staten van het koninkrijk
iting Amerika gestudeerd. Eerlijk als goud was hij, dat
vast, want hij zei het zelf. En hij' bood iedereen
iondord gulden gouds aan, die hemi zou bewijzen,
eef8e*»|at hij het niet wa9. Dus eerlijker kon het al niet.
Iet was een aardige kerel, die dokter, niets hoog
hartig of zoo. Hij wilde ons voor een koopje gene-
Nn kon hij wel allemaal geleerde woorden op
Ion briefje schrijven en ons daarmee naar deni apo-
jheker sturen om een drankje te laten maken van
gulden tachtig, zooals de gewone dokters meestal
toen. Maar dat deed Japle een aardige naamNoor
jen dokter, hè, en niks op een afstand of zoo, hè?
tiet. Hij wilde de apothekers niet rijk maken. Hij
(rilde ons een voordeeltje bezorgen, door ons regel
recht de door hem na jarenlang zoeken en studee-
len samengestelde geneesmiddelen te verkoopen. Een
leele flesch voor dertien stuivers! Bij1, den apothe
ker zou je er zeker vier gulden vijf en twintig cen-
len voor hebben moeten neerleggen. Maar dam had
- 't Zou me niks verwonderen,
als je die gemeene borrel ge
brouwen had uit brandspiritus
en Cayenne-peper.
't Verwondert me, dat trwes
met uw fijne tongetje het drup
peltje chartreuse-essence niet
proeft, dat ik er toch óók bij ge
daan heb!
ja nog niet die flesch van Japie gekregenl Die
flesch van dokter Japie bevatte een onfeilbaar ge
neesmiddel voor hoest, hoofdpijn, rheumatiek, pijn
in den rug, blaren, hoofdroos, en zenuwen, Maar
dat was nog lang niet alles. Het wasi tevens een
opovertroffen middel tegen beslagen tong, bakkers-
torren, motten, muggen eh vruchten vlekken in het
tafellinnen, eelt en wratten.
Hoe het nu gekomen is, weet ik niet, maar óp de
een of andere manier moeten de flesschen verwis
seld geworden zijn, Want toen ik het innam smaak
te het precies als wrijfwas. Ja, niet. dat ik ooit
wrijfwas geproefd heb, maar het smaakte precies
als ik dacht dat wrijfwas zou' smaken, als je het
op zou eten. En het hielp me ook geen steek. Ik
had: er alleen een beetje kramp in mijn maag van.
Zonder twijfel beeft hij me dus bepaald het ver
keerde fleschje gegeven. Ten minste dat denk ik.
Ofschoon aan den anderen kant hielp het goedje
weer reusachtig goed tegen de vlekken in het tar
fellaken. We haddon er wat aardbeiennat op ge
morst. Toen zei ik, laten we dat wrattenwater nu
eenis gebruiken, kijken of het hiervoor zoo goed helpt,
als dokter Japiie me zei. Of het hielpl De vlekken
waren er in een oogenblik uit! En toen mijn vrouw
de gaten gestopt had, die het goedje ln het tafel
laken gebrand had, kon je nergens geen vlekje
aardbeiennat moer ontdekken! Nee, wat dat betreft,
was het reuze !1
O, ja, de dokter had ook nog gezegd, dat het zoo'n
prachtig versterkend middel was, dat het Je de
kracht van drie ossen gaf en dat Je er veel beter
en veel vroeger door kon opwtaan 's mórgens, en zoo
meer. Nu, daar was hetlmij eigenlijk niet om' be
gonnen. Ik wilde het alleen maar innemon, omi die
leelijke wrat op mijn rechteroog weg te krijgen.
Maar van dat vroeg opstaan kon ik niets merken
hoor. Het hieiy me d.^&rvoo? rrtfetv». i* vorri hei.
's morgens) nog even koud als andere en de
nacht was ook weer vel t gauw om, precies als
anders. Zoo ben ik goed en wel in slaap gevallen,
of het is ochtend en ik most er uit, om thee te
zetten. Verleden Dinsdag ook. Ik had nauwelijks de
dekens over mijn ooren getrokken en dromde dat ik
millionnair was geworden en op mijn zeiljacht over
de golven van het Uddelermeer zweefde, toon er o>p
eens een storm opkwam, die mijn jacht beukte en
mij: been en weer slingerde en de golven bonkten
me in mijn rug. Meteen boor ik een stem, die
schreeuwt: Er uit, Snurf, hoor je niet, dat de melk
boer al drie keer geheld heeft, hou je je weer sla
pend, er uit zeg ik jel
Het was nota ÜSbne al weer ochtend. Maar ik was
nog niet goed van mijn zeereis op het Uddelermeer
hekomen en ik riep slaperig: Gooi je roer om,
stommerd!
Wat zeg je daar?! riep de stem woedend. Aan den
toon hoorde ik, dat het de stem van mijn vrouw
was. Meteen was ik klaar wakker. Maar nog niet
vlug genoeg sprong ik, naar den zin van mijn vrouw,
het bed uit. Ze greep het fleschje met vlekkenwater,
dat ik op het nachtkastje gezet had, om er 'fl nachts
een slokje van te nemen, en wierp het mij! naar
het hoofd! Ik bukte en kreeg het pardoes in mijn
rechteroog. 'Mijn oog is drie dagen onzichtbaar ge
bleven. Maar mijn ooglid, en de rest wat er om
zoo'n oog zit, was heel goed zichtbaar, Eerst don
kerblauw, later groen, pimpelpaars en géel. Maar
het mooiste komt nog. Toen ik na drie dagen weer
uit mijn oog kon zien,.... was de wrat verdwenen!
Nee man, ik hou me bij' dokter Japie. Dat* goedje
van hem heeft me uitstekend geholpen! Jammer,
dat hij hier zoo weinig komt. Anders kocht ik vast
en zeker elke week zoo'n flesch.,
Ik heb gisteravond die iongi
dame het leven gered.
Kom nou?
Ta zeker. Ik vroeg haar tei
huwelijk. Ze zei, dat ze nog lie
ver dood zou gaan. En toen het
ik niet langer aangedrongen
In antwoord op uw huwe
ijksadvertentie deel ik u mede
lat ik wel geneigd ben met u te
'jouwenzend mij derhalve een
foto en een haarlok
STORMRAMP.
Weer tolde een werv'lende wolkenkolóm
Langs den inktzwarten hemel om en om,
Als een bruisende branding hoog in de lucht,
Als een machtige kolking, vreemd en geducht!
Wild warrelden vlokken van schuim dooreen
En voegden zich snel tot een macht bijeen,
Tot een dreiging, die langs den hemêl schoof,
Tot een warreling, die langs de aarue stoof
O, de menschen, die zagen, voorvoelden het zoo
En prevelden sidderend: „Borculo!"
Toen dreunde het ratelend over het land,
Hoog giërde iets dreigends te allen kant,
Langs huizen en wegen, langs bosschori en wei,
En alles verging, de cycloon trok voorbij!
De boonen versplinterd, ontworteld, goknakt,
De huizen ontredderd, in puin gesmakt,
De welvaart gerukt uit het werkend bestaan
Nu jaren van arbeid teniet zijn gedaaa
In die ééne seconde, die alles nam,
Toen een stortvloed van lucht langs de aarde kwam.
Nu drommen weer klaag'lijk de stumpers bijeen
En wijzen ontzet naar hun armoe heen,
Naar de plok waar hun huis of hun schuurtjestond,
Naar wat vormlooze steen op gehavenden grond,
Waar hun kans en hun toekomst begraven ligt
En ze wenden zich af met betraand gezicht!
Maar Neerland zal helpen, dit leed is te groot,
We zijn weer één volk en bij schrikk'lijken nood
Verheft zich de machtig helpende hand
En zamelt de steun voor 't geteisterde land,
't Geteisterde land, dat opnieuw wordt bebouwd,
't Geteisterde land, dat op Neerland vertrouwt!
Zóó stichten we ginds weer een schoon monument,
Het tweede in 't Oosten, na al de el'lend',
We zijn ^eer rond-Hollandsch goedhartig, o zoo,
In naam van de liefde en.... Borculo!!
(Alle rechten voorbehouden).
Juni 1927. KROES.
57. Dadelijk begonnen Pim en Puk tö
rennefi zoo hard ze konden. Ze waren
een heel eind van de haven afgedwaald
en nu moesten ze dat eind nog terug-
loopen, terwijl het eigenlijk al te laat was.
Wat holden Pim en Puk.
58. Maar toen ie aan de haven kwamen,
wat zagen ze daar? De schuit van baas
Ringbaard, tiie juist de kade verlaten
had en nu met volle zeilen op de terug
reis was. Wat schrokken die arme Pim
en Puk. Konden ze de schuit nog berei
ken?
59. Zoo hard ze konden, renden ze langs
de kade om de schuit nog in te halen.
Baas Ringbaard, baas Ringbaard, hier
zijn wemogen we nog mee? riepen ze
onder het loopen door. Maar de schuit
voer verder en liet Pim en Puk hoe
langer boe meer" achter.
60. Tenslotte kwamen ze aan het eind
van de kade en nu konden ze niet ver
der. Ginder voer de schuit van baas
Ringbaard, waarmee ze terug hadden
moeten keeren naar hun dorpje, naar
hun ouders. Puk barste in tranen uit en
ook Pim keek heelemaal niet vroolijk
in
ie
n p
61. Daar .kwam een agent op de beide
peuters tóestappen. Wat is er met
jullie aan de hand? vroeg hij streng.
En waarom zitten jullie niet op de
schoolbank^L.? 't'och geen stokje ge-;
draai d, hoop ik. Want dan ziet het er
slecht voor jullie uit.
62. Pim en Puk moesten den agent al
les vertellen. Toen hij *t heele verhaal
gehoord had, zei hij: Wat zijn jullie een
paar ondeugende rekels. Ik denk, da ik je
maar meeneem en opsluit in het hok,
Want dat hebben jullie dubbel en dwars
verdiend.
63. O neen, lieve goeie meneer de agent,
jammerden Pim en Puk. Laat ons toch
asjeasjeasjeblieft naar vader en
moeder gaanAnders zijn 'die zoo on--
gerustEn we zullen het nooit
nooitnooit meer doenEcht niet!
We hebben er vreeselijk spijt van allebei.
64. Daar kwam baas Hamster aanrij
den. Hij was vrachtrijder van de stad
naar het dorpje, waar Pim en Puk woon
den. De agent zag de kar aankomen en
zijn besluit was dadelijk genomen.
Want hij was heelemaal niet zoo kwaad
als hij er uit zag.