chager Courant
Geestelijk Leven.
Pinksteren in de Campagna Romana
Tweede Blad.
Klooster-
balsemende
Kinderen
Geen goud zoo goed"
Zaterdag 18 Juni 1927
70ste Jaargang» No. 8067.
Dit
sluitzegel onbeschadigd
op Uw pakket, is waarborg
voor ONS werk.
gen de wereld' vooruit. 2$ rijn het, die dé bekronn-
jen ideeën, de dwaze voorstellingen, het bijgeloof
lestrijden. Menechen als een Socrafces. een Boeddha,
een Jezus, een Savotnarola, een Lufcher, een Gioa-
dano Bruno, een Galilei, een Darwin, een Spinoza,
een Copernicus enz. enz., hebben een onsterfelijke
verdienste voor de menschheid. Als Zij er niet waren
geweest, leefden wij nog in een nacht van bar-
marschheid. Het weinige waarachtige beschaving
dat wij bezitten, danken wij' aan die menschenj,
welke zich hebben bezig gehouden met de zware
iroblemen des levens. Danken wij' dus aan de Zoe
kers. Etn niiefc aan hen, die in domme ijdolhead
meenen (of voorgeven te meenen) dat ajj de waar
heid bezitten. Hierin ligt opgesloten dat wij niet
alleen waardeering Zullen gevoelen voor de gees
telijke werkers, maar tevens dat ook wij ons deel
willen leveren aan den door hen te verrichten ar
beid. Want Z3nder onzen hulp blijft de arbeid van
de groote geestelijke werkers gedoemd tot onvrucht
baarheid. Juist tot de massa moet doordringen
het zuiverder inzicht, hetwelk de diep-denkenden
zich veroveren. Daartoe hebben wij deze massa
vóór alles te deen gevoelen, dat zij' zelf moet lee-
ren denken en dat zij' nooit, nooit, nooit moet
gelooven cp gezag; noch op gezag, van een boek,
noch op gezag van een kerk.
Wij breien de fijnste wollen kousen
zeer netjes voor U aan.
i Onder allen arbeid, welken door manschen kan
worden verricht is er géén, welke minder wordt
gewaardeerd dan de arbeid met de hersenen, «n-
i ders gezegd dan de geestelijke arbeid.
De groute massa staat op ©en eigenaardige wijze
daar tegenover. Zij heeft niet het minste besef van
de inspanning, die van den geestelijken werker
wordt geeisckt en buitendien dring c het maar zeer
zelden tot haar bewustzijn door dat geestelijken
arbeid van buitengewoon groote waard© en bètee-
kemis moet worden geacht voor de menschheid,
Zy! ziet degenen die met de hersenen werken aan,
als bevoorrechten, die Zij' moet dulden en die zij
ook 'niet missen kan, maar die Zy tevens beschouwt
als tien zeker soort van parasieten, die een ge-
makktilijk leventje hebben; zij kunnen immers ge
noog-olijk in hun studeervertrek zitten of in hun
kantoor of laboratorium; 't is waar, zij moeten vaak
hard werken om het tot een zekere hoogte te bren
gen, en Zij moeten jnbmüjke examens doen', maar
als dat voorbij is dan zijn ze ook „het heertje".
Wat hebben zij dan nog meer te doen? Immers
niets anders dain profiteeren van wat zij zich aan
kennis én inzicht eenmaal hebben verworven!
Hoe dikwijls heb ik deze redenoering gehoord,
en hoe dikwijls ook heb ik er mijn schouders over
opgehaald, met een glimlach om de naïviteit,
welke daarin lag opgesloten.
Geestelijke arbeid ia denkarbeid.
En denken is het moedljjkabe werk. Er is_ geen
werk, waarvoor zwaarder inspanning noodig is.
Wanneer ik dit hier neerschrijf, is dat niet maar
een willekeurige bewering zonder grond. Ik ver
zoek iederen lezer om zelf den proef to nemen.
Laat hij eens probesren 10 minuten aaneen over
éen belangrijke vraag na te denken, zich daarin
geheel verdiepen, zonder at te dwalen I Laat hij
daarvoor nemen een vraag als b.v.: bestaat er een
persoonlijken God," of wat beduiden de begrippen
„goed en kwaad of welke is de bedoeling van
het menscheljjk leven, enz. Laat hij dan eens peg
gen om zijn gedachten in woorden weer te geven,
en op papier neer te schrijven. Hij zal' spoedig ge-
genieZen zijn van Zijn gebrek aan waardoering en
inzien dat werken met de hersenen nog iets anders
is dan werken met de spieren. Neemt aan dat gij
gcncegelijk in een zaal zit, waar iemand voor u
staat in een katheder of op een tooneel. Gij! luis
tert naar een voordracht over het een of ander
onderwerp. Dringt het dan tot u door dat er ge
werkt wordt voor u en! cltyfc er van te voren ge
werkt is? Beseft ge dan dat, indien er goed wordt
gesproken of voorgedragen, dit voortdurende her
senarbeid vergt? Begrijpt ge tevens, dat het ver
mogen om logisch te redeneeren, om helder te
boto gen, om zuiver voor te dragen met moeite
wordt veriaegen?
Wanneer wij een goed boek lezen, geven wij er
ons in den regel geen rekensohap van, hoe er
door den schrijver gewerkt is. In de boeken vin
den wü sohoone gedachten uitgewerkt, mooie ka
rakters worden daarin gebeekend; zielsaandoenin
gen worden ontleed. Welk een denkarbeid zit niet
achter dit alles!
Indien wij deze dingen overwegen, wordt het ons
duidelijk, dat de groote massa het gemakkelijker
vindt om maar z :>nder denken voort te leven en de
oplossing der vragen, welke tooh met onweerstaaa-
baren drang in den mensch opkomen, over te la
ten aan anderen Zij kan het zmder die moeilijke
hor^oninspanning wel stellen. Maar laat zij dan
tegelijkertijd erkennen dat, door hen, die zioh met
/geestelijken arbeid onledig houden, inderdaad ge
werkt en dikwijls zeer zwaar gewerkt wordt.
Sohijnba ir eenvoudige vraagstukken worden tot
zéér ingewikkelde problemen, zocdra wij' ons er in
verdiep*ui g&an. «n telkens weer komen wij' tot de
ervaring, d.t wij1, ach, zoo weinig weten, in don
zin vanbegrijpen.
Daarom zijn juist die kerken, welke met ombe
griipolijke aanmatiging durven beweren dat zij, „de
wairhoid" loeren zoo aantrekkelijk voor de groote
massa,. Wat is gemakkelijker dan te gelooven wat
oen kerk leert? Dan laat men anderen voor zich
denken. Maar dan geeft men ook prijs zijn hoogste
mensch-fcijn.
Dan wordt men inderdaad een schaap, deel der
kudde, dat geleid wordt door den herder.
Juist in de kerkelijke taal, Zoowel bij roomschen
als protestanten, wordt dikwijls gevraagd van de
geestelijke voorgangera, d i. van de priesters en
predikanten als van „herders".
Ik beschouw het als een1 beleediging voor een
gemeente, wanneer dit geschiedt. Ieder mensch is
geroepen om tot Zelfstandigheid te komen en op
te greeien tot een persoonlijkheid.
Wie aan de hana van dominó of pastoor blijft
loopen en deze hand niet los durft laten is een
kind „en nog geen mensch.
Eens komt de tijd dab wij' zelf met 'a levens
raadselen mceben gaan worstelen en zelf iets moe
ten1 trachten te vinden van de Waarheid, welke nie
mand ten volle kent, geen kerk en geen priester,
maar welke moet benaderd worden door allen, die
ha ir liefhebben en zoeken met het gansohe hart.
Dit doende worden wij ons eerst recht bewust van
de waarde des levens en gevoelen wij ons mede
arbeiders aan den waar ach tigen groei en vooruit
gang der menschheid.
Want dez» groei en vooruitgang is afhankelijk
van dén geestelijken arbeid.
Daarmee is de groote beteekenis van dezen ar
beid bewezen. Alleen de denkers en zoekers bren-
IL
De Tweede Pinksterdag brak aan. Mijn huisge
noot ging naar Rome, het was geen feest- of rust
dag, banken waren open, dus hij moest aan den ar
beid. Toen ik hem weggebracht had, kwam ik den
Italiaanschen buurman tegen, waarmede ik den vo-
rigen dag de kansen van de paarden en jockey's be
sproken had. 'Hij vertelde mij, dat de jongen van 16
jaar, die in de smalle straat steeds door den ouden
rot gecoupeerd werd op een breeder gedeelte, had we
ten door te breken, doordat zijn uitmuntend paard
luisterde naar de zweep, die opeens werd in werking
gesteld en ook de kans zag en gebruikte om langs
den ander te komen. Met ^en hoofdlengte won het
jonge mensch. De oude rot was woest geweest. Hij
zou 900 lire gehad hebben en kreeg er nu slechts
tweehonderd. Een strop!
Op aanraden van mijn Italiaan, ging Ik weer naar
Albano en was er al om half elf.
Het was er tfieel druk. Het bloemencorso was be
gonnen.
Reeds sedert eeuwen wordt het feest der Madonna
del divino Amore te Albano door een bloemencorso
gehuldigd.
De bewoners van Rome kwamen, eerst de Madonna
zelf midden in de Campagna aan en reden dan door
naar Albano. Vroeger alleen met rijtuigen, thans ook
met auto's en fietsen. Toch is het rijtuig nog popu
lair.
Kijk daar eens die groote Jan Pleizier met 4 paar
den bespannen, de paarden fraai versierd, ten be
wijze dat ze niet in Rome bleven, doch de Campagna
ingingen, had men de hoofdstellen met lange fasan-
tenveeren getooid, die vroolijk boven het paarden
hoofd uitwapperden. In dit rijtuig waren wel 20
vrouwen, allen in het licht paars gekleed, gezeten.
Daar kwam een andere Jan Pleizier aan met 6 paar
den, die door een postillon op het bijdehandsche ach
terste paard gezeten, keurig gemend werden door de
nauwe straten die stampvol met menschën waren en
rondom de moeilijke hoeken.
Al het overgeleverde moet aan kritiek worden on
derworpen en alleen dat wat niet tegen de rede
indruischt kan worden behouden. En vóór allee
mak© de mensch zich vrij' van de vrees om het
oud© los te laten. Wie eerlijk en trouw zelfstandig:
Zoekt, behoeft mets te vreezen. Twjjfel is green
zonde. Wie dit beweert, liegt en misleidt. Juist
uit dén twijfel aan heb oude groeit voortdurend
het nieuwe op.
Als Jezus niet getwijfeld had, was hij een vrome
Jood gebleven. Als Luther niet getwijfeld had; zou
hij Zijn gebleven in den gedompten geestelijken
sneer der middeleeuwen.
Als wij niet twijfelden aan veel in onze zede
lijke en religieuse overgeleverde begrijpen, Zonden
wij ons zelf tot stilstand doemen En wij moeten
niet stilstaan, maar vooruitgaan, optrekken naar
betere tijden, stijgen naar licht, liefde. Daarom
willen wij vóór alles geestelijk leven; daarom
voelen wij eerbied' voor de geestelijke werkers, niet
om voor hen als priesters en orakels te buigen,
maar omdat wij profiteeren van hunne voorlichting
op onzen weg door het leven, omdat wij in' hen
zien de bevrijders der menschheid uit de gees
telijke slavernij.
ASTOR.
groot versierd rijtuig met 6 paarden en.... een ernst
of het uit begraven ging! Ik moest juichen of ik
zou gebarsten zijn. Niemand juichte of wuifde terug,
men keek strak naar mij, maar zoo vaag, dat het
Een beeld van de drukte. In het mid
den een Capucijner monnik.
Jongelui, allemaal een zelfde kleur pak aan, alle
maal een zelfde soort en kleur hoed op, lieten zich
hierin rondrijden.
In een landdouwer, prachtig versierd, zaten twee
niet zeer jonge vrouwen. In haar jeugd zullen het
zeker mooie meisjes geweest zijn, nu waren zij te
zwaar geworden. Zij lieten zich echter bewonderen,
want ze waren zeer fraai onder tuig, gepavoiseerdl
Het donkere haar keurig opgemaakt, de donkere
oogen, het matte tint, de volle lippen, alles een beetje
bijgewerkt om het effect te verhoogen. Eén arm hing
nonchalant over de leuning van het portier, ik telde
10, zegge tien, dikke, zware, gouden armbanden, fon
kelend van edelsteenen aan één pols. De handen
waren zoo vol ringen, dat de vingers niet bewogen
konden worden.
Denk nu niet, dat dit dames van verdachte zeden
waren, heelemaal niet, de zusters kregen een eerste
prys in hun afdeeling en verder in de Messagera en
Tribuna, deze Romeinsche couranten, zeer geroemd
als smaakvol gekleed. Neen, zij zijn de echtgenooten
van rijke Romeinsche winkeliers: Trastevere.
Ook die vrouwen van het 4-span en nu weer die
20 in het blauw gekleede vrouwen in het vijf-span,
die 24 vrouwen in het oranje, met coquette parassol
letjes boven het hoofd, over twee met oranje bloe
men versierde groote auto's verdeeld, zijn: Traste
vere!
Wij lezen het op de banier, die het rijtuig of de
automobiel siert en waarop ook geborduurd is de
"mededeeling, dat zij in 1920 of '23 of '25 een eerste
prijs, of eereprijs of wat dan ook gewonnen hebben.
Trasteverel Wat is dat? Tevere is Tiber en Tras
is over, dus: Aan den overkant van den Tiber! Dat
eene woord Trastevere zegt alles! Men weet, wan
neer men Rome een beetje kent, wat daar te koop
is. Het was in vroeger jaren in Rome een buurt als
in Amsterdam de Jordaan. Oerburgerlijk en oerfat-
soenlijk!
Nu is Trastevere evenmin als de Jordaan wat het
vroeger was. Niet wat het fatsoen betreft, daar
aan wil ik niet tornen, maar de tijden zijn veran
derd en zoomin als de jongere Jordaners meer die be
hoefte hebben, als bestond in vroeger tijden, om een
club te hebben die op Hemelvaartsdag ging „dauw-
trappen". dus voor dag en dauw met een Jan Pleizier
erop uittrokken om pot te verteren, voelen de jon
gere Trasteverers er voor om naar de Camipagna en
Albano te gaan om de Madonna del divino Amore
te huldigen. Ergo zaten al die versierde auto's en
rijtuigen vol met vrouwen op meer dan middelbaren
leeftijd. Dat gaf iets heel vreemds aan het eenstem
mige paars, of blauw, of groen der japonnen. Die
meestal grijze koppen, waarop levensernst groeven
had getrokken, pasten zoo slecht bij die vroolijke
kleuren, de moede oogen konden niet lachen, zooals
men toch bij een feest verwacht zou hebben. Wat zijn
die Italianen bij zulk een straatfeest oersaai!
Niemand was vroolijk, behalve ik. Ik kreeg
pret in de boel. De humor was zoo kostelijk! Al die
vrouwen opgeschikt op hun Pinksterbest in een
Twee carabinieri (in groot tenue) en een
locale polltle-agent.
was alsof ze door mij heen zagen naar iets heel an
ders. Wat was dat? Keken zij naar de Madonna?
Keken zij naar hun huis en waren zij bezorgd hoe het
daar nu toe zou gaan? Keken zij naar een goed glas
wijn, waarom Albano beroemd is? Wie zal het zeg
gen.
Hallo, daar kwam wat leven in de brouwerij. Jon
gelui uit de Campagna, in hun lage dresseerkarretjes,
kwamen met hun kwieke paardjes aangedraafd. Zij
stopten in mijn buurt en ik ging een praatje maken,
want ik wilde het tuig bewonderen en vooral het
soort zadelkleed, dat over den rug van het paard
hing en waarboven een bel als onze arrenbel blin-
kerde. Dat kleed was de moeite waard, het was an
tiek en als broccaat bewerkt, met zilveren bloemen,
vlinders, beien en vogeltjes bestikt
Men kan het 't beste met onze antieke arretuigen
vergelijken.
Daar kwam een prachtig met bloemen versierd
karretje uit de CampagnA aan, waarin een dikke
boer eri boerin. Zij gingen eens even een slokje wijn
nemen.
Tusschen alles door heel leelijke taxi's met papie
ren bloemen versierd, gehuurd voor dezen dag om
naar de Madonna en naar Albano te gaan.
Hoeiijip! hoeiijip! alles vloog op zij, daar kwam een
harddraver aan. Heel onnoodig een slag en meteen
sloeg de prachtige hengst door. Wanneer de berijder
vanmiddag even ondoordacht slaat, dan zal hij den
prijs niet halen,, dacht ik.
Juist was ik aan het overleggen, of ik naar huis
zou gaan en om 4 uur voor de draverijen terug
komen of niet of daar hoorde ik een bekende stem
roepen: Onorevole! Ik keek om en jawel een kennis
uit Rome met zijn familie in zijh auto. Ik riep da
delijk terug: Comandatore! en even later volgde de
begroeting en zat ik in de auto. De lezeressen en
lezers zullen zeggen: Wat is dat nu weer: Onore
vole! en Comandatore!
Een paar dravers.
Kijk, dat zit zoo. In Italië geeft men veel ridder
orden en zoo kan het zijn dat Uw barbier: Cava
liers (b.v. ridder in de Kroonorde van Italië) en uw
advocaat: Comandatore (b.v. commandeur in die or
de is). Nu spreekt men zelden iemand bij zijn naam
aan. maar zegt „Dottore" tegen een doctor, -avvo-
cato" tögen een advocaat, cavaliere. indien de doc
tor of advocaat ridder, comandatore indien zij oom-
mandeur zijn. Men spreekt hier van Comandante en
niet can Marquis de Pinedo. men geeft hem zijn mi
litairen titel. Onorevole zegt men tegen iemand die
afgevaardigde geweest is en nu meent men mij al
dus te moeten betitelen en nu luister ik gewillig
naar „onorevole". Zit ik te werken en wordt het
etenstijd, dan roept de meid onder mijn raam: ono
revole 1 en ik leg mijn pen neer en maak. mij go-
reed om aan tafel te gaan. Sedert men hier de oppo
sitie of er uit gesmeten of' gedeporteerd heeft, voor
zoover ze hem niet tijdig hebben kunnen smeren, is
het m.i. weinig eer om ..onorevole" genoemd te wor
den. maar sommigen denken er anders over. b.v.
juist mijn „coimndatore". die met groote vreugde
ze hoe de bevolking met een zekeren eerbied den
„onorevole"' in zijn auto zag stappen. Dit feit gaf
•mij eenige rechten, vond ik en dus vroeg ik of wij
niet naar de Madonna konden rijden, dan gezamen
lijk eten en vervolgens de draverijen zien.
Men vond dit best en zoo reden wij door de
Campagna naar S, Angelo,
Ia mo geeln wmt
kinderen zijn i«
Kloosterbnlsexn
onmisbaar. Hoe
prettig is het niet
voor een moeder,
wanneer één der
kleinen 'snikkend
komt vertellen dat
ze zich bezeerd heeft, dadelijk een middel bij de
hand te hebben, dat de pijn verzacht, de wond
zuiver houdt en ontsteking voorkomt. Waar
kinderen zijn behoort ook Akkers Kloosterbalsem
(60 cent) te zijn, die genezend en zuive
rend werkt en
waarvan men
terecht zegti"
De Campagna zag er bepaald lekker uit. Het had
vannacht weer geregend en nu zag al het groen zoo
frisch. Over een paar weken heeft de zon alles reeds
te veel verschroeid, maar nu waren vooral de jonge
loten van de wijnstokken zoo tintelend van frisscho
jeugd, dat je bepaald al treki kreeg in een glaasje
wijn, dat van het najaar geperst zou worden uit de
druiven, die nu spoedig van de jonge loten zullen
uitbotten. Men had mij niet teveel -gd. toen men
beweerd had. dat er duizenden, pelgrims naar deze
Madonna gaan. Zij geeft genezing, vooral aan kin
deren en hier in dit land van den wijndruif wordt
menig kindje ongelukkig of onwijs geboren, door het
vele wijndrinken van oudera en vooroudera. Soms
wil de Madonna nag wel eens vriendelijk neerzien
op zoo'n stakkertje, somtijds zóó innig, dat het ge
neest. somtijds zóó innig, dat het verlost wordt van
een moeizaam begonnen leven op aarde.
Het was zoo tragisch, een moeder met haar kindje
op den arm te zien naar voren dringen naar de
Madonna, die daar rustig op de menigte neerzag en
geen onderscheid maakte tusschen de aristocraten
uit de stad en de boerenarbeiders uit de campagna.
doch rustig1 ieder aanstaarde met werkelijk veen
glimlach van liefde om de lippen. Het blijft voor
een Protestant natuurlijk vreemd, die vergoding van
dat starre vertrouwen in zulk een beeld, maar ont
roerend ds het om te zien. van heel nabiji te zien,
hoe geweldig groot dat. vertrouwen is.
De moeder is eindelijk door de massa heengedron
gen en staat nu voor de Madonna, zij knielt, zij
bidt en opeens heft zij haar kindje omhoog en roept
met smekende stem: „Vedo! vedol Madonna mia,
fatemi la graziel en nogmaals ..Vedo! vedol Madon
na mia. fatemd la graziel (1). Dan zinkt zij terug en
bidt.
Naast mij staat een vrouw in vervoering te kijken
naar het beeld der Madonna en snikt plotseling:
Quanto bellal (2)
Het is een eigenaardige atmoepheer. het beeld, be
schenen door honderden grootere en kleinere kaars
jes. die geofferd ziln te harer eere. omringd door
bloemen, zoowel heel kostbare, gekocht in dure
winkels in de stad' als heel eenvoudige, geplukt op
het veld; de pelgrims vol devotie verzameld op deze
plek. waar van elki jaar weer, een magnetische
kracht op duizenden uitgaat.
Weer heft de arme moeder haar kind omboog en
roept met nog inniger smeking in haar stem: Vedo.
vedol Madonna mia, fatemi la graziel
Plotseling Juicht de zelfde stem en roept: „La
Madonna, la Madonna, vival (3).
'Er gaat dan een gemurmel door de menigte, velen
werpen zich op de knieën, meenen ook gezien te
hebben, dat de oogen bewogen, dat de mond nog
vriendelijker glimlachte. De arme vrouw is als
waanzinnig van vreugde, zij beschouwt haar kindje
als genezen. Het wordt mdj plotseling te benauwd
ik moet weg, het is eigenlijk vreeselijk. zoo iets bij
te wonen. We bereiken de auto en rilden weer naar
Albano terug. We zijn stil. want ieder voelt, dat wij
hier niet moeten gaan vertellen, wat ieder van ons
denkt en voelt.
Gedurende bet eten is er genoeg te zien en te
doen om onze gedachten af te leiden en zoo ziln we
om half vier weer op straat voor de draverijen.
Evenals de wedrennen hebben deze draverijen in de
hoofdstraat plaats, met dit verschil dat de 2 sul-
kies naast elkaar nog meer moeite hebben door de
emaile. stikvolle straten te komen als de 2 paar
den .Trouwens het is nog voller dan gisteren en hefi
schijnt wel dat men minder gauw op zij gaat voor
een aangespannen paard dan voor een renpaard.
Ten slotte won bet paard, dat mi. het beste was:
een mooie vos.
De wijn wordt verheerlijkt
De schimmel van 's morgens werd weer vrij on
doordacht gereden, doch kreeg toch nog den 3en
prijs. Er waren 5 deelnemers. Mijn Italiaansche
paardenvriend zei. dat er vroeger jaren meer deel
neming was zoowel bij de rennen als draverijen.
Weer viel mij op. hoe weinig enthousiast het volk
aas. Men stelt zich nu eenmaal het Italiaansche
publiek heel anders voor. Al spoedig bleek de be
langstelling in den goeden wijn van Albano grooter
dan voor de draverijen. Er was trouwens een wijn
concours geweest en nu moest men natuurlijk proe
ven. Sommigen der wagens van het bloemencorso
reden weer rond, waarbij één wagen, die den wijn
verheerlijkte. Het rijtuigje was keurig met bloemen
versierd, achterop hing een groot, versierd wijnvat
en daarboven op zat een pop quasi te drinken.
Er werd nu veel meer om gelachen dan 's mor
gens. nu had het publiek zelf wat wijn geproefd.
Ik' nam van mijne kennissen afscheid en wandel
de naaar huis. Ik wilde de drukte ontsnappen en
nam een zijstraat.
Daar voor een huis zat op een stoeltje vastge
bonden een knaapje van 1 iaar. Het ventje was
idioot. Onwillekeurig dacht ik aan hetgeen men mij
van den invloed van den wijn verteld had en had
diep medelijden met den stakker. Terwijl ik lang
zaam den bergweg besteeg, vroe# ik mij zelf af of
de moeder van dit ventje vroeger jaren óók naar
de Madonna te S. Angelo geweest zou zijn en of zij
ook illusies omtrent zijn wonderbaarlijke genezing
gekoesterd zou hebben: In mijn verbeelding hoorde
ik weer de smeekende stem van de ongelukkige
moeder: Madonna mia fatemi la graziel
Beneden in Albano proefde oud en jong van den
wijn en zat het ongelukkige wijn-slachtoffer vaat-
gebonden op zijn stoeltje.
Madonna mia. Graziel
(1). Vrij vertaald: Ziet. ziet mijn Heilige Moeder,
schenk mij uw zegent
i(2). Vrij vertaald: Hoe schoon zijt «él
(3). De Madonna leeftl