X
DAMRUBRIEK
Mi
m
ÜP
mË
1 Bi
i
li
m
a p
11
11
1M
lü
11
P§
11
n§ m
1
w
s
üf
s
«8 jjjj
Rommelkruid.
de moeite niet om ze nog eens te spannen. Varkens,
kiekens, honden, enz., komen ook binnen tot dat ze
met een maledictie of een stokslag naar buiten vlie
gen. In den zomer krioelt het van ongedierte, week-
luizen, luizen, vlooien, vliegen, muggen, soms enkele
scorpioenen enz. en ik overdrijf niet als ik zeg dat ze
legioen" zijn.
Als kleedij hebben de Chineezen één winter-, één
zomerbroek en frak, die ze eens per jaar in de rivier
of aan den waterput gaan wasscben. Onderkleeren
zijn onbekend, mode kennen ze niet. 't Is altoos, zoo
wel voor mannen als voor vrouwen, hunne zeer wijde
broek, die boven den voet met katoenen banden vast
gebonden, en met eene ceintuur opgehouden wordt
Verder hebben ze een of twee lange kleeren, waar
onder hun trouwkleed, in zijde of katoen, die ze maar
met groote omstandigheid,, zooals nieuwjaar, trouw
feest, enz., eens aandoen.
Op de dorpen zijn 't alleen landbouwers. De Chi
neezen zijn goede landbouwers, maar ze geven zich
i niet meer moeite als noodig is. In den winter wordt
het vee niet gevoed, maar iederen morgen, door
jonge wachters, vergezeld.van groote honden, om ze
te beveiligen tegen vossen of wolven, naar de bergen
gedreven, waar zij 't droog gras grazen, om tegen den
avond terug te keeren.
De Chineezen zaaien sorgho, gierst, boekweit, erw
ten, tarwe en op de boorden van hun land, gele en
zwarte boonen en ook veel „watten". Als groensels
hebben zij een soort salade „pu'tsai", overal zeer be
kend, en goed om te eten, wortels, parei, radijzen,
snijboonen, look, aubergine, komkommer. Als vruch
ten: meloen, perzij .en, abrikozen, peren, druiven,
maar ongelukkig worden die alle voor de volkomen
rijpte afgeplukt, uit vrees dat men ze van de boornen
steelt.
Einde April beginnen zij mest naar hun land te
voeren, en kort daarop wordt er gezaaid. Einde Sep
tember wordt de oogst binnengehaald, dan is het
pikken, dorschen, enz. en eens den oogst binnen, zijn
ze weer gerust voor een jaar. De winter is daar en
dan geniet de Chinees den „dolce far niente".
23: Je eifren sdhakL toaa.
e pijpen waren too smerig, dat
k te met petroleum hem moeten
schoonmaken.
Familieleven bestaat niet, man en vrouw blijven
vreemd aan elkaar. De schijn vereischt, dat een man
moet toonen, dat hij van zijne vrouw niet houdt, en
de vrouw niet van hem. De Chineezen noemen de
vróuw een halve mensch, zonder verstand, gescha
pen om alleen slavenwerk te doen, en de speelbal
te Zijn van den man, onbekwaam om over eene zaak
redelijk te spreken en te oordeelen. Dit maakt huwe
lijk en huiselijk leven zonder liefde. De man zal
nooit den naam van zijn vrouw noemen, en spreekt
hij over haar, dan noemt hij ze: mijne vuurstookster,
of de moeder van mijn zoon, enz. De vrouw heeft van
jongsaf nooit belangstelling of liefde ontmoet, en ze
verwacht het later ook niet. De huisvader alleen koopt
en verkoopt, de vrouw krijgt nooit geld. Bij het uit
gaan geeft de man nooit zijn sleutel van de kas af,
hij vertrouwt zijn vrouw niet. Zij heeft zooals alle
vrouwen eenige kiekens; die zijn haar eigendom, de
eieren mag zij verkoopen, en van de geldelijke op
brengst kan zij dan kleinigheden koop en, zooals
naald, draad, knoopen, enz.
De vader is de gevolmachtigde om zijne kinderen
uit te trouwen en ze te verkoopen. Al heeft de vrouw
in theorie niets te zeggen, .in praktijk is ze toch ont
zien. Ze is niet bemind maar gevreesd en haar wil
is dikwijls wet. De mannen moeten maar al te dik
wijls onderdoen uit vrees voor de „face", want de
vrouwen hebben eene scherpe tong, sterker als een
stok, en als zij hun register van maledicties ophalen,
dan vreest de man, dat de buren het zullen hooren,
en dat hij de „face" zal verliezen van door eene vrouw
gemalidiceerd te worden.
In de huisgezinnen is er niet alleen geen familie
leven, maar er zijn geen dagen om zoo te zeggen, dat
er geen ruzie is. Vader en moeder hebben dagelijks
twist en zoo de schoondochters met de schoonmoeder.
De toestand der schoondochters is eene ware slaver
nij, want zij hebben veel te verduren van de schoon
moeder, die weinig of nooit een goed woord geeft,
maar overheerscht door maledicties en bitsige woor-
f
den. En de man der schoondochter moet nog altoos
de partij zijner moeder nemen tegen zijne vrouw; zoo
vereischt de Chineesche wet. Het huiselijk leven heeft
niets aantrekkelijks, zij hebben vooreerst geen haard
die gezellig is, en 't is er alles zoo vuil en droef,
's Morgens staan vader en moeder op, als de zon al
hoog zit in den winter, om alzoo licht te sparen. De
kinderen doen insgelijks. Ze zeggen noch goeden mor
gen", noch „goeden avond", noch welke groet ook. Het
toilet der familieleden is gauw gemaakt, zij strijken
wat werk verrichten. De maaltijd nemen ze sa-
afdrogen met een vuil lapje. Velen wasschen zich
niet. Waarom die moeite?Vrouw en schoondochters
bereiden het eten, terwijl de mannen in de hofstede
wat werk verrichten. Het maaltijd nemen ze sa
men, doch tijdens 't eten wordt er weinig of niet ge
sproken, die tijd is te kostelijk- en de Chinees moet
er van profiteeren. Gedienstigheid, attentie aan tafel
bestaat er niet. Heeft een man zijn kom sorgho leeg
gegeten, dan steekt hij ze zonder een woord er bij,
naar zijn vrouw uit, die ze dan vult, en de man
neemt ze weer aan zonder een dank.
Hun dagelij ksch eten, dat zij in den winter maar
tweemaal daags nemen, is gekookte sorgho of gierst,
't Afkooksel hiervan dient als drank. Zij hebben ook
wat gezouten legumen, rapen, enz. waar ze van tijd
tot tijd een brokje van nemen, als af smaak. Op de
100 families zijn er 95 die buiten een raar bezoek,
maar 5 of 0 maal vleesch en meel eten per jaar. In
ieder huisgezin, waar men welgesteld is, heeft alleen
de vader des huizes bij zijn noenmaal altoos iets meer
dan al de anderen. Hem worden meelkoeken, vleesch
en wat genever opgediend. Moeder en meisjes getroos
ten zich dat dit gewoonte is, en de jongens, dat zij
het later ook eens zullen hebben. In een huisgezin
van welken stand ook, gaat nooit vleesch verloren,
zieke paarden die sterven, honden, katten, zieke
beesten aan welke ziekte zij ook bezwijken, worden
opgegeten. Na 't eten smoort heel de familie zijn
pijpje, zelfs de vrouwen, want de moeder krijgt van
haren man 10 pond tabak per jaar, voor haar en de
schoondochters.
De Chineezen zijn gauw tevreden en hun geluk kost
niet veel. Ik zag op zekeren dag een man, die op
straat voor zijn huis, rustig en droomend zijn pijpje
zat te rooken. Ik vroeg hem of hij gelukkig was?
Hij keek verwonderd op en knikte jat wijl hij over
zijn maag streek, en zei: „teh'en pao lal" (Ik ben
volt) Als een Chinees eene volle maag heeft, is hij
gelukkig, en is die vol met meel en vleesch, dan is
hij nog gelukkiger, 't Moet wel hun geluk zijn, want
als gij een Chinees ontmoet, dan zegt hij niet „goe
den dag", maar zijn groet Is altijd: „teh'en fan la
mo'iou?" (Hebt ge gegeten?) en als hij gegeten heeft,
dan krijgt men met stralende oogen van genoegen
een klinkend: „teh'en laJ" (ik heb gegeten!)
In de dorpen is ruzie met de buren ook eene da-
gelijksche gebeurtenis. Als de mannen beginnen te
twisten, vallen zij eerst aan met maledicties; zij roe
pen en zien de aandacht van de buren te wekken,
die dan komen, en van wie ze hopen dat zij het
vechten zullen beletten, 't geen meest altijd geschiedt.
De ruzie wordt dan beëindigd door bemiddelaars, die
alles in den minne weten te schikken en 't eindigt
ook met samen een maaltijd te nemen, 't Gebeurt ook
dikwijls, als 't mannen zijn die geld hebben, dat het
voor den tribunaal komt
Indien er niet meer twist is, in dié wereld waar
de een den ander beliegt en bedriegt en besteelt, waar
haat en nijd en laster in de gewtens huizen, dan is
het vooreerst omdat men den tribunaal vreest, waar
de processen iemand geldelijk kunnen ruineeren, en
ten tweede om de wraak van den beleed'igde. En een
heidensch hart, dat geen medeflijden of genegenheid
kent, dat door zijn opvoeding en zijn leer koud en
onverschillig Is, heeft vele wreedheden. Wraakne
mingen geschieden op vele wijzen, bijv. men steekt
't huis van zijn vijand in brand, men doet hem de
oogen uitsteken, men laat hem voeten en handen in
brandende olie steken, door hem de voeten af te kap
pen, hem te versmooren, enz., enz. Ook nog door hem
te verplichten vier tassen zout water uit een kuip
waar legumen op zout staan, te drinken. Wil hij dan
spuwen, dan doet men een doek rond zijn keel om
het hem te beletten. De Chineezen zeggen, dat men
van dat water eene tering opdoet, dat men altoos
moet hoesten en men kan geen werk meer doen.
De geboorte van een jongen ia de droom van elk
huisvader. En geen wonder! Hij is vooreerst de voort
zetter der familie, ten tweede zal hij later kunnen
werken en geld aanbrengen, of hij kan een man van
aanzien worden, zooals mandarijn, en ten derde, en
dat is misschien wel het gewichtigste punt, een jon
gen zal later bij 't sterven van den vader hem den
eeredienst der voorouders bewijzen, 't Is te zeggen:
hij zal den vader een schoone begrafenis en kist
bezorgen, en al de offeranden die hij aan de afgo
den zal doen, zullen deze den vader in 't ander leven
weer schenken. Die gedachte geeft den Chinees tij
zijn leven eene onzeggelijke voldoening en zal hem
gerust doen sterven. Wordt er een meisje geboren,
dan is er algemeene misnoegdheid, en 't gebeurt maar
al te dikwijls, dat men deze kinderen doet verdwij
nen. 't Gebeurt dat men ze versmacht of versmoort,
maar de meesten durven dat niet, omdat zij bang
zijn, dat de geesten die moord op hen zouden wre
ken, en ze trachten de geesten te bedriegen, en Ia-
ten het kind omkomen door zorgeloosheid.
Zedelijke opvoeding bestaat er niet, noch bij die
werkende, noch in de rijke klassen. Op het karakter
wordt niet gewerkt, noch iets gedaan om het te vor
men. De gebreken der kinderen zien de Chineezen
als bekwaamheden. Zijn de kinderen koppig, de ou
ders zien ze als sterk van wil en beslissing. Kan het
kind liegen en bedriegen, daarover zal geen enkel
ouder berispen, zij noemen dat buitengewone be
kwaamheid, die in de Chineesche wereld allernoo-
digst is. Is het kind lui, dan koesteren de ouders de
hoop, dat het niet geschapen is om te werken en eens
een mandarijn zal worden. Een kind dat egoist is,
wordt geprezen, omdat men daarin een hoedanig
heid ziet, die hem later profijtig zal doen leven. Een
kind, dat de buren en zelfs de familieleden kan ma-
lediceeren, schrijft men bekwaamheid en durf toe.
Zoodoende zien de ouders geen gebreken en verma
nen nooit. Deugd wordt den kinderen niet ingeprent
godsdienstige opvoeding krijgen ze ook niet, zij
leeren'slechts de afgoden vreezen. Men zal een jon
getje zoo lang mogelijk sparen voor wat het werken
aangaat, uit vrees dat 't hem nadeelig zou zijn, en
zoo legt men van jongsaf de kiem der luiheid in 't
kind. Heeft het manneke iets goed gedaan, heeft het
goed gesproken, dan zullen alle huisgenooten wed
ijveren om in zijne tegenwoordigheid hem alle lof toe
te zwaaien, dat hem doet opzwellen van hoogmoed,
en zoo leert hij van jongsaf een behagen scheppen in
al wat zijne eigenliefde aangaat en de hoogvaardij
vleit, en zoo leert hij waarde hechten aan wat voor
den Chinees is 't noodigste en 't kostelijkste van 't
leven, ,4e face".
Onder redactie van GEO. VAN DAM,
Heamskercklaan 4, Baarn.
"Alle brieven, deze rubriek betreffende, gelieve men
te zenden naar bovenstaand adres, eventueel via het
bureau1 van dit blad te Schagen.
WEDSTRIJD-PROBLEEM NO. 27.
van D. BOSMA, Amsterdam'.
(lste prijs Wisselbeker, „Wereldpost")
Zwart: 9.
Zeg-, moe, hoe hebt u vader
leeren kennen?
Hij heeft mij u;t het water
gered.
En waarom wil hij dan niet
hebban, dat ik leer zwemmen?
Waas
Wm
mti
w
Wit: 9.
Dediagramstand in cijfers behoort te zijn: Zwart
9 schijven op 7 10 18 22 23 34 en 49. Wit 9 schijven
op 16 25 26 27 29 32 33 45 en 43. Wit speelt en
wint! Voor de wedstrijdvoorwaarden en de mooie
prijzen leze men onze vorige rubrieken.
OPLOSSING Na 24.
van E. J. van Rijn, Rotterdam.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 12 schij
ven op 6 8 12—14 18 19 23 24 26 30 en 34. Wit 16 22
27 31—33 37—39 45 49 en 50. Wit wint op fraaie en
moeilijk te vinden wijze door 27-211 (18X3Ö), 3328
(ad lib.), 45—40 (ad lib.), 40-34 (30X30), 50-44 (39X
50), 16—11! (50X22), 11-7 (12X1), 37-31 (36X27),
32X3 (43X32), en 3X29!
INDIANEN-GEBRUIKEN.
De Amerikaansche filmster, Jack Holt, schrijft over
zijn ontmoetingen met Indianen en wij lezen daarover
in de Wereldkroniek:
Bij een van mijn films brachten wij, bij het opne
men huiten, ook een bezoek aan een Indianenstam. Ik
moet zeggen, dat nog zelden een ontmoeting mij der
mate genoegen heeft gedaan als deze.
Onze voorbereidingen waren zeer uitgebreid ge
weest. Ieder mijner collega's had een eigen teeken
taai ingestudeerd om zich aan de Indianen verstaan
baar te maken. Wij vonden het daarom bijna een
beleediging, toen wij bemerkten, dat onze nieuwe
vriiende^ zich met hun mondje vol Engelsch vrijwel
konden redden.
Zij hadden het vooral op ónzen dokter, die voor
zichtigheidshalve steeds met ons meereist, voorzien.
Zooveel ziekten als de leden van een Indianengezin
zich toedichten, bestaan er zeker niet. Als na een
nauwgezet onderzoek van de maag deze voor gezond
werd verklaard, beweerde de patiënt, met bewonde
renswaardige snelheid, dat hij het dan waarschijnlijk
aan de longen had, want hij zou het zichzelf nooit
hebben vergeven als hij de gelegenheid om zoo goed
koop behandeld te worden, had laten voorbijgaan.
Na den dokter hadden onze scheermessen hun
grootste bewondering. En nadat ik eens een reini
gingsprocedure, die men in de Middeleeuwen als fol
termiddel had kunnen aanwenden, had bijgewoond,
kon ik deze bewondering begrijpen. De helden die
hun gezichtsharen kwijt wilden zijn, namen eenvou
dig een stuk zooveel mogelijk gebogen blik, trokken
aani elk apart haartje en probeerden het met den
niet bepaald scherpen blikrand af te snijden.
Toen ik hun onze ontegenzeggelijk handiger ma
nier van scheren wilde wijzen en daarbij trachtte een
van hen in te zeepen, verklaarden zij eensgezind, dat
zij toch liever bij hun oude methodé wilden blijven;
die was alleen pijnlijk, de onze daarentegen onaan
genaam.
Zelfs niet ide opmerking, dat zij veel meer in den
smaak van hun vrouwen zouden vallen, wanneer
zij zonder baard verschenen, bracht hen ertoe. Inte
gendeel: men 'had slechts een medelijdend schouder
ophalen voor die overweging. Een in de wol geverf
de Indiaan is nu niet bepaald gewend om zich ook
maar iets aan zijn slechtere helft, want dat is zij
bij hem werkelijk, te storen.
Een Indiaan laat zich alleen maar door de vrouwen
het hof maken en als er eentje hem niet meer aan
staat, gebeurt de scheiding eenvoudig op deze wijze,
dat hij haar de 'hut uitgooit. En als hij een fatsoen
lijk man is en een ridderlijk iemand, dan behoudt
hij haar eigendom niet, maar werpt het haar ach
terna.
Als een voornaam Indiaan gestorven is, wordt de
deur van zijn hut met hars dichtgeplakt en blijft hij
daar liggen. Dat is ongetwijfeld de minst plechtige
begrafenis, die men zich voorstellen kan.
Ik kon niet nalaten daarom den Indianen een
kleine poets te bakken. Daarom stelde ik in mijn hut,
voor zoover men dien weidschen naam aan het kleine
vierkant, waarin ik mij bevond, kon geven, een door
mij zelf meegebracht radiotoestel en beloofde het op
perhoofd en zijn aanhang een kleine geestenbezwe
ring.
Toen zij menschelijke stemmen uit het geheimzin
nige toestelhoorden komen, waren zij niet meer te
houden en de moedige nakomelingen van een helden
geslacht namen ijlings de vlucht en trilden nog den
volgenden dag als espenbladeren, wanneer zij mij
zagen.
EEN MANTEL UIT HET BRONZEN- TIJDPERK.
Eenigen tijd geleden werd gemeld, dat men in Zwe
den een wollen mantel heeft gevonden, die dateert uit
een tijd, toen de eerste Pharao's nog in Egypte regeer
den. De vaststelling van den ouderdom van deze
merkwaardige vondst is op een eigenaardige wijze
gelukt, deelt de „Umschau" mede. Men vond den
mantel op een diepte van ongeveer twee meter in een
turflaag in de streek van Vastergotland, waar hij
zorgvuldig opgevouwen en met steenen bezwaard lag.
Daarop was een laag turf van eenige meters dik ge
groeid. Door het zure water van het moeras was de
mantel voor ontbinding bewaard gebleven. De bepa
ling van 'den ouderdom geschiedde door nauwkeu
rig onderzoek van het stuifmeel, dat de mantel in
ruime mate bevatte. Een zorgvuldige telling bewees,
dat meer bloesem van eiken, linden en iepen aanwe
zig was, dan een Zweedsche lente tegenwoordig
voortbrengt. Bijgevolg moet, toen de mantel daar
werd verborgen, in dit gedeelte van Zweden een mil
der klimaat hebben geheerscht dan thans. Dat kan
echter blijkens de geologische gegevens alleen in den
vroegen bronzen tijd het geval zijn geweest. De vast
stelling van den ouderdom was dus gelukt door een
samenkoppeling van botanische en geologische er
varingen. De mantel komt wat coupe betreft, overeen
met de toga van de oude Romeinen, al zijn ook
eenige verschillen in de grootte en de wijze van het
dragen aanwezig.
Waarom stop
Je moet nooit een thmnerman omver rijden. Ik b^ het
6 neer gedaan en telkens waren al mijn banden s'
WETENSWAARDIGHEDEN.
Ia het U bekend:
dat rijstpapier niet. gemaakt
wordt van den rijstplant, maar
van den bast van een boom, die op
Formosa groeit?
dat de Chineezen weinig keus
hebben wafc achternamen betreft.
Ze hebben er slechts een honderd
tal verschillende*
di a t er geen twee vogels zijn, die
op dezelfde manier vliegen?
d at op den cocon van een' zijde
rups 500 tot 1000 meter zijdedraad
zit?
.dat nuuggeneieren altijd op de
oppervlakte van het water gelegd
worden?
I
d a t de gemiddelde dikte van den
huid van een nijlpaard 5 c.MJs?
i
dat de hommel 13.800 oogen
(vlakken) heeft, de werkbij 8.400 en
de bijenkoningin 4.900?
dat er microscopen zijn, die 12
mlUioen keer vergrooten kunnen?'
dat de Italiaansche regeerimg
voorstelde een radiobelasting te
heffen van alle gezinnen, of ze ra
dio hadden of niet?
dat de bedoeling hiervan was,
da radio populair te maken?
- Moeder, is dat een wit beest met zwarte streepen
«wart beest met witte strepen?
HHBHDBRI