VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
RADIO.
DAMRUBRIEK
i§
Él
m
ut
H
ut
éi
t!
Él
m
n
iü
fH
v%
iH
m
m
SU
H
m
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 20 Augustus 1927. No. 8103.
wm.
m
w
vM
m
m
Wv,
m
9
h-tyk
wm
m
m
m
China's
volk tot in zijn
schuilhoeken bespied.
MISLUKKING VLOOTCONFERENTIE.
Coolidge wou weer gaan beperken
Op de wereld-oorlogsvloot,
Door den wedstrijd in bewaap'ning
Werd het risico te groot!
Coolidge wou dan maar wat minder,
Zóó is de Amerikaan,
Als het niet gaat met versterken
Moet het door beperking gaan.
Drie .der grootste zeebeheerschers
Kwamen vriendelijk bijeen
En ze zetten met een glimlach
•Heel hun dread-nought-plan uiteen.
„Ik ga bouwen! U mag bouwen,
„Ik hen steeds te zwak geweest,
„Groote kruisers, kleine kruisers,
„Maar de grootste liefst het meest!"
En ze praatten,.... en ze praatten
Ieder van hun» eigen plan,
„Hoe u nu wilt gaan beperken,
„Ziet U, dat gaat mij niet an!"
Engeland sprak overtuigend:
„Weest verstandig, doe het maar,
„Als er één soms wil beginnen,
„Staan de and're twee toch klaar!"
Optimisme, pessimisme
Wisselden elkander af,
Dan weer leek het een geboorte,
Dan weer een ontwaap'ningsgraf,
En de mogendheden zagen,
In het onderling verband,
Niet de toekomst van de wereld,
Maar van 't eigen vaderland!
Nu zijn dan de redenaties
Glorierijk op 't doode punt,
Omdat d' een den ander vrede,
Maar per slot geen toekomst gunt,
Omdat 't eigen zelfvertrouwen
Door beperking zich kleineert,
Slechts door wedstrijd in bewaap'ning
In de harten wederkeertll
ning van den luidspreker komt. Voor muzikale men-
schen is dat al zeer hinderlijk, want indien men in
de zaal i3, waarin het orkest speelt, dan krijgt men
een groote geluidsverdeeling, iets wat veel levendiger
en voller aandoet
Maar behalve de geconcentreerde weergave van het
'geluid, heeft men nog met het volgende te kampen:
Een concertzaal (en ook een kerk)is zoodanig ge
bouwd, dat de gemaakte muziek op zijn voordeeligst
uitkomt. Ieder heeft wel eens van de acoustiek van
een zaal gehoord. Welnu, het is deze acoustiek, die de
waarde van een zaal als concertzaal bepaalt In een
zaal met goede acoustiek krijgt men geen terugkaat
singvan het geluid, geen echo's dus, die natuurlijk
de muziek zouden vervormen. Maar aan den ande
ren kant is het de acoustische werking van de zaal,
die de muziek in zijn volle waarde doet uitkomen.
De zaal waarin muziek wordt voortgebracht, drukt
hierop dus zijn stempel. Zoo zouden wij ons althans
tot op zekere hoogte de acoustische werking kunnen
voorstellen.
Wordt nu deze muziek uitgezonden en elders op
gevangen en weergegeven, dan kan die weergave
plaats 'hebben in een zaal of kamer, die zelf ook
eenige acoustiek bezit Wij krijgen dan een menging
van twee acoustische werkingen, wat hetzelfde is als
vervorming. Hiervoor nu staat de zendtechniek een
hulpmiddel ten dienste, waarmede een en ander ge
deeltelijk voorkomen kan worden. In de studio's (de
ruimten waarin speciaal voor de uitzending gespeeld
wordt) zijn de wanden en ook de zoldering dicht be
hangen met dikke kleeden en lappen, zoodat in een
dergelijke ruimte geen acoustische werking kan op
treden. Men kan een studio heel goed vergelijken
met een fotografisch atelier; alleen bij den fotograaf
dienen de verschuifbare, meestal witte lappen of
gordijnen, om de belichting van het slachtoffer gun
stiger te maken. Vanzelfsprekend is .dit bij de Radio
uitzending een lapmiddel (letterlijk en figuurlijk)
daar lang niet alle kamers, waarin het uitgezondene
wordt weergegeven, dit gemis ook maar eenigszins
kunnen aanvullen. Vandaar dat zoo veelvuldig de
Raddo-muziek „kil" klinkt Ook de „volheid" ont
breekt daardoor niet zelden.
(Alle rechten voorbehouden.)
Augustus 1927.
KROES.
De uitzending en wat daaraan vastzit*
Het is niet meer dan billijk, dat we ook eens een
enkele maal onze aandacht wijden abti ©en ander
deel van de „Radio", n.1. de uitzending. Ontvangen is
betrekkelijk eenvoudig, Maar het uitzenden brengt
ongekende moeilijkheden mee.
Het lijkt bijv. eenvoudig, maar het is uiterst moei
lijk, om de microfoon op de juiste manier en op de
goede plaats op te stellen. Veelal hangt men deze op
in een dikke sjionsachtige -rubberband, dde bevestigd
wordt in een drievoet (van afbeeldingen welbekend)
en. dit terwille van de goede veering. Bij de uitzen
ding van een concert is dit echter onmogelijk. Stel
slechts, dat de microfoon opgesteld werd bij één
groep muziekinstrumenten bet is niet goed anders
mogelijk dan zou gedurende de geheele uitzending
de door die muziekinstrumenten voortgebrachte mu
ziek sterk op den voorgrond treden. Dus een vervorm
de weergave, die nu niet ligt aan ontvanger of luid
spreker, doch aan de plaats van opstelling van de
microfoon. Vandaar dan ook, dat bij uitzending van
concerten, bijv. van het Mengelberg-orkest uit het
Concertgebouw te Amsterdam, de microfoon midden
boven het orkest aan een draad is opgehangen.
Iets wat de zendtechniek natuurlijk niet kan ver
helpen is de, op zijn minst hinderlijke, bijkomstig
heid, dat het geheele geluidsvolumé uit de kleine ope
Ik zag ie man gisteren in
het circus als degenslikker op
treden. Ik meende, dat hii vuur
vreter was.
Dat wks-ie ook, maar de
dokter heeft hem verandering
van spijs voorgeschreven.
Ik kom een paar schoenen
koopen voor mijn kleinen iongen.
Welke maat
Hii heeft geen maat, want
hii heeft nog nooit schoenen ge
dragen.
Onder redactie van GEO VAN DAM.
Heemskercklaan 4, te Baarn.
ven, op 2 4 7-0 18 19 24 25 28 80 en 36. Wit, 12
schijven, op 17 18 22 27 31 33 38-40 45 en 46. Wit
speelt 27—£1 (10X27), 46-41 (36X47), 38-32 (47X34),
motiefstand! Wit nu 32X1 (27X18), 40X20 (25X14) en
wit 1X3 winti
Een zeer fraai probleem, waarin het moeilijke mo
tief op werkelijk mooie wijze tot uiting wordt ge
bracht zonder dat er in de aanvangsstelling dam
men voorkomen. Het vraagstuk is des te waardevol
ler, wanneer men bedenkt, dat deze vermaarde
componist het verschrikkelijk ongeluk heeft het licht
zijner oogen te moeten missen!
Alel brieven, deze rubriek betreffende, gelieve men
te zenden aan bovenstaand adres of via het bureau
van ons blad
WEDSTRIJD-VRAAGSTUK No. 33.
van Pierre Leygues, Rouen.
Zwart: 9.
RegisseurOp dat oogenblik, jonge man, valt (Se dame
van de trap boven op jouw hoofd.
Acteur: Goeie genade, kunnen cfte rollen niet worden om
gedraaid?
WARE WOORDEN.
Er zijn van die dagen dat er een
menigte goed gezinde geesten om
iemand heen waren, die ons zoo'n
dag alle kleine ergernissen bespa
ren en kleine lieve vreugden berei
den, die ons allerlei zonnige ge
dachten influisteren, zoodat we ons
licht en gelukikg voelen.
Men moet nooit een kind bang
maken, om bet van kwaad af te
houden. Het baat toch maar heel
tijdelijk; Want 'die bangmakerij is
niets dan leugen, die heel spoedig
opgemerkt wordt.
De geschiedenis ia niet nuttig,
omdat men er het verleden, maar
omdat mlen er de toekomst in leest.
Wit: 9.
De diagramstand in cijfers behoort "te luiden:
Zwart, 9 schijven, op 4 9 12 13 15 17 19 25 en 28. Wit,
9 schijven, op 2831 34 37—69 en 47. Wit speelt en
forceert de winst van een schijf of der partijl
OPLOSSING PROBLEEM No. 30.
van Joh. de Bree, Amsterdam.
De diagramstand in cijfers was: Zwart, 12 schij
Het leven in het uitgestrekte Mongoolsche Rijk
heeft voor ons, Westerlingen, altijd iets bekoorlijks,
geheimzinnig als het is in al zijn ondoorgrondelijk
heid.
A. S. geeft in de Wereldkroniek, waaraan wij het
volgende ontleenen, een typisch beeld van dat leven
en speciaal dat van om en in de herbergen.
Als men ééne herberg heeft gezien, aldus de schrij
ver, dan heeft men ze alle gezien. De eene is wat
grooter, de andere wat kleiner, maar alle hebben
denzelfden bouw, dezelfde kamers, zelfde potten en
pannen, zelfde keuken, zelfde gewoonten en gebrui
ken. Zoo zijn ze in de steden, zoo zijn ze in de dor
pen. Eene herberg dient niet tot gezellig samenzijn,
om er te spelen, te kouten en een pintje te drin
ken. In China zijn ze ingericht voor de reizigers, en
zij zijn altoos gelegen langs den weg, in den of an
der dorp, die leidt van de eene stad naar de an
dere, en dus begaan wordt door handelaars die
voor hunne zaken reizen, voor voermans, die met
hunne geladen karren naar de stad voeren, door
ezeldrijvers, wier ezeltjes koopwaren, zakken graan,
kolen, enz. dragen. De herbergen gelijken aan eene
groote boerenhofstede, omgeven van eene muur,
waarin een of twee poorten. Op den voorkoer zijn
palen en kribben om de beesten te binden en te voe
den.. Stallen zijn in China zoo goed als onbekend,
en zelfs in den winter, als 't vriest van 25 tot 40
graden, staan de beesten 's nachts buiten. In de ach-
terkoer, afgescheiden van de herberg, staan enkele
huizen, waar de familie van den herbergier woont:
zijne vrouw en kinders. Daar komt nooit een rei
ziger, en vrouw, dochters en schoondochters vertoo-
nen zich nooit in de herberg.
Als men de herberg binnentreedt, komt men eerst
in wat zij hun buitenkamer noemen, waar links en
rechts van de deur een ketel staat met fornuis, die
dienen om 't eten te bereiden en terzelfdertijd de
bedovens warm te maken. Dan rechts komt men in
eene groote kamer, die 14 meters lang en 7 meter«
breed is. Langs de muren aan Noord- en Zuidzijde
van deze kamer staat een bedoven, in 't Chineesch
„k'ang" genoemd, 't Is een soort toog, zijnde 0.74
cent. hoog en 1,75 M. breed, en zoo lang als de kamer.
Hij' bestaat uit 3 muurkens, die met metst in de
lengte van den bedoven, en waarop men groote platte
rotsschilfer legt, die naast elkaar een plan maken.
Op deze plan legt men dan eene laag mortsel, en op
deze laag dan eene van kalk. Men stookt in de bui
tenkamer onder 't fornuis en die warmte gaat langs
de muurkens heen. Deze worden warm van onder en
de warmte klimt stilaan, zoodat 's avonds de gan-
sche oppervlakte van den bedoven warm is. De Chi-
neezen kennen goed de hoeveelheid stooksel, die zij-
moeten branden, om die warmte tot middernacht te
behouden, waarna ze dan vermindert om tegen den
morgen nog een lauwe bedoven te hebben. Op deze
bedovens ligt maar alleenlijk eene bieze mat. Ze die
nen als tafel om te eten, om op te werken en
's avonds om op te slapen. Onzeggelijk hard bed,
maar waar men toch' aan went.
De vloer der herberg, zelfs in de beste, is de
aardevloer. De muren der kamers zijn noch behan
gen noch gewit. Zij dragen teekens van een zeer
groot getal roode plekjes, van gesneuvelde weeklui-
zen. In 9ommige kamers zijn langs de muren bla
deren van de boomen, met 't uiteinde aan den muur
geplakt. De weekluizen dalen 's avonds en bij d'eer-
ste zonnestralen klommen ze weer langs den muur,
maar ze komen onder die bladeren dan te rechte en
blijven daar in groote getal vastzitten, 's Morgens
kloppen de Chineezen dan met hunne schoenen op de
bladeren en zoo kunnen zij telkens een groot getal
vernietigen.
Die keuken van de herberg, meestal gelegen in de
buitenkamer, is onbermhertig vuiL Tegen den muur
staan twee groote waterkuipen, en een tafel waarop
de meelkoeken bereid en 't vleesch gekapt Worden.
Verder eene kleine kas, waarin wat potten en pan
nen, wat zout en peper, enz., maar de schelen van
deze potten liggen er meer naast als op. De Chinee
zen eten met houten stokjes en deze zitten alle sa
men in een houten bak. Kamer, keuken, potten,
pannen, enz., 't ziet allemaal grijs van 't stof, alles iiè
er onbegrijpelijk vuil en in wanorde, maar nooit
wordt er gekuischt of geschuurd!
Laat mJj nu vertellen van het leventje in de her
bergen, zooals ik dat lange jaren, bij mijne ontelbars
reizen, heb meegemaakt. Eerst zal ik da bijzonderste
personen voorstellen.
De herbergier ofte patron is gewoonlijk een van
die diklijvige smakelijke menschen, die blinken van
genoegen, met lachende tronie, steeds met 't lange
kleed aan, hoe vuil en oud het ook soms is. Een ge
lukkige mensch, zeggen de Chineezen, omdat hij een
Waarom drink je toch zoo
veel wijn, als ie weet, dat ie er
niet tegen kunt?
Wijn is 't eenigste, dat me
op de been houdt.
stuiver verdient, en alle dagen een fijn brokje heeft
te knabbelen. Hij zit gewoonlijk achter zijn rekentar-
fel, met de pijp in den mond en geeft aan zijn per
soneel bevelen, met strengheid in de stem, en groot
heid in de woorden.
De kok is in aanzien bij de reizigers, want van
hem hangt af, wat de Chineezen zoo geerne doen,
goed of minder goed eten. Zijn uiterlijk is alles be
halve sierlijk: vuile kleedren, zijn schort, die hij al
toos aanheeft, blinktvan vettigheid. Hij is altoos
welgezind en iedereen heeft een lofwoord voor hem.
Hij doet altoos zijn best om iedereen te voldoen,
maar zich zelve ook en mist nooit van minder iq
mate te geven als dat er besteld is.
De „gargons" zijn jongens van 16 tot 18 Jaar.
Ook hun uiterlijk laat te wenschen, hun haar
schijnt in langen aijd niet meer gekamd te zijn, hun
aangezicht is vuil, hunne handen nog moer. 't Zijn
maar de toppen der vingers en de palm van de
hand die wat rozig zijn door het gedurig vastpakken
van tassen, teljoren enz. De kleedren getuigen van
't strijken der vettige handen, en de plekken van ge
storte overschotjes van 't eten. 't Zijn vieze ventjes,
maar ze zijn beleefd, gedienstig en vlug.
Tegen den middag komt er leven in de herberg.
Buiten hoort men 't rinkelen der kerrenhellen en ge
laden karren rijden de poort binnen.
Roepend en met een leitmotiv van male
dicties tegen hun ezeltjes, komen de ezeldrij
vers met hunne karavaan binnen. Als de beesten al
le aan hunne kribbe staan, trekken de kerremans
en ezeldrijvers de herberg binnen, waar ze door den
patron, kok en gargons onthaald worden op een:
„Sinu k'eou la!" (gij zijt vermoeid!) „Leng la!'
('t is koud), waarop de antwoorden klinken: „Wij
bijn niet vermoeid, 't is niet koud". De „face' vereischt
dat men zoo antwoordt Al kon men op zijne beenen