Schager Courant
RAAD wlERINGEN.
Tweede Blad.
Woensdag 31 Augustus 1927
70ste Jaargang. No. 8109.
Vergadering van den Raad op Dinsdag 30 Augus
tus 1927.
Voorzitter de heer L. C. Kolff, burgemeester, secre
taris de heer C. F. van Duin.
De voorzitter opent met een welkom de voltallige
vergadering en spreekt den wensch uit, dat de leden
die voor het laatst de vergadering van dezen Raad
zullen bijwonen, de aangenaamste herinneringen er
aan zullen medenemen.
De secretaris leest de notulen, die onder dankzeg
ging worden goedgekeurd.
Mededeelingen en ingekomen stukken.
De voorzitter deelt mede, dat zijn ingekomen:
Van Ged. Staten de goedgekeurde besluiten tot het
doen van af- en overschrijvingen, tot aanvulling der
warenkeuringsverordening, tot aankoop van grond tot
verbreeding van den Gasthuisweg, tot uitgifte van
grond in erfpacht aan het P.E.N.; van den Minister
van Onderwijs bericht, dat voor de school te Ooster
land de Rijksvergoeding zal worden toegekend voor
een vierde (uit de lijst van wachtgelders te benoe
men) leerkracht; de maandstaat der zeegras-exploi
tatie over Juli, verkocht zijn 2603 pakken; het verslag
van den keuringsdienst voor waren te Alkmaar over
1926, te Wieringen zijn 86 waarschuwingen gegeven,
voor de melk bovendien nog 10; van de Gezondheids
commissie te Schagen de begrooting voor 1928.
Deze stukken worden voor kennisgeving aangeno
men.
Van mej. B. Pot is het verzoek ingekomen om ont
slag tegen 1 Octdber a.s., als werkster aan de O. L.
school tev Hippolytushoef en tevens om in aanmerking
te mogen komen voor een klein pensioentje of kleine
gratificatie. Adressante heeft gedurende 31 jaren haar
functie waargenomen.
Het adres wordt om prae-advies in handen gesteld
van B. en W.
Voorts is ingekomen het verzoek van het raadslid,
den heer Kaan, om enkele vragen te mogen stellen
over den verkoop van zeegras, oogst 1927. Zal straks
worden behandeld.
Op hun verzoek wordt aan C Snooij Wz. en G.
Lont Jz., ontheffing verleend van hun geheelen aan
slag in de hondenbelasting, aan D. Tijsen voor een
half jaar, terwijl de aanslag van Jb. Duinker, Poel-
weg, gehandhaafd 'blijft.
Voorloop!ge vaststelling rekening en ba
lans der Zeegras-exploitatie over 1926
1927 en der gemeenterekening over 1926.
De in de vorige vergadering benoemde commissie,
bestaande uit de heeren Hermans, Engel en J. Lont
Cz., heeft de rekeningen onderzocht en in orde bevon
den, waarom zij voorstellen tot voorloopige vaststel
ling, met dankbetuiging voor het gevoerde beheer.
Hiertoe wordt zonder hoofdelijke stemming beslo
ten.
De rekening der zeegras-exploitatie sluit in ont
vangst en uitgaaf met f 36558.03, wat betreft den ge
wonen dienst en met f2108,54 wat betreft den kapi-
taaldienst.
De gemeenterekening sluit, wat betreft den gewo
nen dienst met f 94885.20 in ontvangst en f 97049,45 in
uitgaaf, alzoo met een nadeelig saldo van f2164.25;
de kapitaaldienst met f52785.47 in ontvangst en
f50814.74 in uitgaaf, alzoo met een batig saldo van
f 1970.73.
De Voorzitter dankt de commissie voor het verrich
te onderzoek.
Aangeboden wordt de begrooting van de Zeegras
exploitatie voor den dienst 19271928 en die van de
gemeente voor den dienst 1927.
Aanleg gedeelte rioleering te Den Oever.
B. en W. deelen mede, dat tengevolge van de af
sluiting der uitloozing van het gemeenteriool te Den
Oever naar de visschershaven aldaar, het noodzake
lijk is te voorzien in een verbeterde afvoer van het
rioolwater. Zij stellen daarom voor te doen aanleg-
1 eggen 275 M. riool van 30 c.M. diameter en 5 stuks
betonputten met deksels van scheepsplaatijzer, vanaf
de straatkolk van het perceel van N. Metselaar, dwars
door de Hofstraat achter de bebouwde perceelen om
naar den Gasthuisweg. Daar sluit het aan, aan het
hoofdriool achter het Directieverblijf van den Dienst
der Zuiderzeewerken. De kosten zullen volgens den
gemeenteopzichter f 1200.bedragen. B. en W. vra
gen een crediet tot dat bedrag.
Zonder bespreking en zonder hoofdelijke stemming
wordt overeenkomstig de voordracht van B. en W.
besloten.
Aankoop en demping der Gasthuissloot.
B. en W. deelen mede, dat bij een bespreking, wel
ke zij hadden met het Bestuur van het heemraad
schap Wieringen over de verbetering der rioleering
te Den Oever, welke verbetering zal geschieden door
het leggen van een hoofdriool, o.a. door de Gasthuis
sloot, dit Bestuur hen het denkbeeld aan de hand
deed, van deze gelegenheid gebruik te maken om de
Gasthuissloot tegelijkertijd te doen dempen.
B. en W. zijn tot de slotsom gekomen, dat deze
demping aanbeveling verdient. Niet alleen zal de
verdwijning dezer sloot de volksgezondheid ten goe
de komen, doch bovendien bestaat thans gelegenheid
de demping op weinig kostbare wijze te doen ge
schieden, daar de Dienst der Zuiderzeewerken een
hoeveelheid zand van circa 1000 M3. daartoe gratis
ter beschikking stelt. Bovendien is het kosteloos ge
bruik toegezegd van werkspoormateriaal, zoodat
voor de gemeente alleen overblijven de kosten van
arbeidsloon. Deze kosten zijn te stellen op pl.m. f 0.75
per M3.
Op deze wijze zal een flink stuk grond beschikbaar
komen voor het maken van een plein, waaraan te
Den Oever wel behoefte is.
B. en W. stellen daarom voor bedoelde sloot aan
te koopen van het Heemraadschap en de Kapelle-
voogden te Den Oever voor een totale som van f 1
en hen te machtigen tot demping der sloot en den
beschikbaar komenden grond te bestemmen tot open
baar plein.
De heer Lub vraagt, of 1000 M3. zand voldoende zal
zijn voor de demping.
De heer Bosker denkt, dat aan de berekening niet
zal mankeeren, maar ook het meerdere dat noo
dig mocht zijn, wordt, gratis beschikbaar gesteld.
Met algemleene stemmen wordt overeenkomstig
het voorstel van B. en W. besloten.
De heffing en invordering van opcenten
op de hooidsom der personeele belas
ting.
.B. en W. deelen mede, dat door de laatste wijzi-
pngen, gebracht in de wet op de personeele belas
ting 1896, ook invloed wordt uitgeoefend op de op
brengst der door de gemeente geheven opcenten op
<*e hoofdsom dezer belasting. Door deskundigen
wordt geraamd, dat die opbrengst door de gewijzigde
heffing met ten minste een derde zal verminderen.
Ten einde dit verlies te compenseeren, stellen B.
en W. voor inplaats van de tegenwoordige 50 opcen
ten, met ingang van 1 Januari 1928 op deze belasting
70 opcenten te heffen en de desbetreffende verorde
ningen dienovereenkomstig te wijzigen.
Ondanks deze verhooging zal voor de lagere huur
waarden minder aan de gemeente behoeven te wor
den betaald, dan tot nu toe het geval is. Daarente
gen zal van de hoogere huurwaarden aan gemeente-
opcenten iets meer worden betaald, doch aan het
Rijk iets minder.
De heer Lub zegt, dat als B. en W. de gemeente-
finantiën in evenwicht willen houden, spr. daar
mee accoord gaat. Evenwel wijst spr. er op, dat be
treffende deze zaak er deskundigen zijn, die vermoe
den dat de ontvangsten voor de gemeente vooruit
zullen gaan. In Januari a.s. toch zal er een herschat
ting zijn van de huurwaarde en zullen zeer veel per
ceelen hooger aangeslagen worden, met het gevolg,
meerdere inkomsten voor de gemeente. Spr. zou dus
eerst een degelijk onderzoek ingesteld willen zien en
zegt, dat de woningen, die minder dan f2 huur gel
den, met een kaarsje gezocht moeten worden. Zelfs
voor een krot wordt nog f2.50 huur betaald.
De Voorzitter vraagt, of de hooge huren die hier
door bijzondere omstandigheden worden betaald, wel
als de waarde der perceelen zullen worden aange
merkt.
De heer Lub meent van wel.
De Voorzitter wijst er op, dat B. en W. op het
oordeel van deskundigen zijn afgegaan, maar in
dien de verhooging niet noodig mocht blijken, doen
B. en W. het liever niet.
De heer Oden wijst er op, dat de personeele belas
ting niet laag is, en als het niet noodig is, wil spr.
dus geen meerdere verhooging toepassen.
Ook de heer Bakker wil een jaar afwachten.
De heeren Minnes en Kaan kunnen zich niet in
denken, dat de hier betaalde huren als maat9taf
voor de waarde zullen gelden, en de heer Kaan heeft
er eenig bezwaar tegen het nog een jaar aan te zien.,
omJdat het dan het volgend jaar dubbel ingrijpen
wordt.
Die heer Lub meent echter, dat het voor Januari
onderzocht kan worden.
Het resultaat der bespreking is, dat B. en W. hun
voordracht intrekken en nader zullen informeeren.
Benoeming onderwijzeres boven de wet
telijke formatie aan de school te Wes
terland.
B. en W. deelen den Raad mede, dat reeds herhaal
delijk ter sprake is gekomen de uitbreiding van het
aantal leerkrachten aan de school te Westerland..
Tot nu toe hebben zij zich op het standpunt gesteld,
dat het niet zeker was, dat het getal leerlingen op
het tegenwoordige aantal zou gehandhaafd blijven
en vermoedelijk zelfs door do verplaatsing dor Zui
derzeewerken naar de Oostzijde van Wieringen eer
der zou verminderen.
De Inspecteur van het L. O. meent echter, dat de
resultaten van het te geven onderwijs beneden het
noodzakelijk peil moet blijven, zoolang het onderwijs
aan de ruim 801eerlingen, verdeeld over 6 klassen,
blijft opgedragen aan slechts 2 leerkrachten. "Bij aan
stelling van een derde leerkracht daalt niet alleen
het getal leerlingen per onderwijzer, doch elke leer
kracht krijgt dan 2 klassen, in plaats van 3.
Daar eerst bij een getal van 97 leerlingen op de
Rijksvergoeding aanspraak wordt verkregen, zal de
jaarwedde dus ten laste der gemeente komen. Hier
staat tegenover, dat Mw. A. Windsma-Van der Mei,
die in 1924 tijdelijk is aangesteld, uitsluitend voor
het geven van het onderwijs in de nuttige hand
werken aan deze school, zal kunnen worden ont
slagen. Voorloopig zullen dus de kosten niet meer
bedragen dan pl.m, f700 per jaar, indien althans
niet wordt overgegaan tot benoeming van een lager
bezoldigd assistent, wat B. en W. niet wenschelijk
oordeelen.
B. en W. stellen daarom voor, te besluiten, dat aan
de school te Westerland een boventallige onderwij
zeres wordt benoemd en aan Mw. A. Windsm i-Van
der Mei eervoJ ontslag te verleenen als onderwijze
res, uitsluitend belast miet het onderwijs in d< nut
tige handwerken, wegens opheffing der betrekking.
Zonder bespreking wordt overeenkomstig de voor
dracht van B. en W. besloten.
De stichting van een nienw schoolge
bouw te Hippolytushoel.
B. en W. deelen mede, dat reeds herhaaldelijk is
geklaagd over den toestand, waarin het schoolge
bouw! te Hippolytushoef verkeert. Ook de Inspecteur
van het L,0. beeft meerdere malen aangedrongen
op een meer afdoende voorziening, dan met het ge
wone onderhoud bereikt kon worden. Wel' zijn het
vorige jaar eenige buitengewone herstellingen uit
gevoerd, doch ook deze zijn niet afdoende geweest.
Reed® toen is er door hun College op gewezen, dat
het gewenscht was, niet te veel uitgaven aan dit
gebouw ten koste te leggen, omdat de gemeente niet
zou1 ontkomen aan de noodzakelijkheid' om binnen
afzienbaren tijd een nieuwe school te stichten.
Het gebouw ia oud en bouwvallig geworden; bet
is er tochtig en men 'heeft voortdurend te kampen
met lekkage. Zelfs met zeer groote kosten is het
niet meer in behoorlijken staat te brengen. De In
specteur van het L.O. heeft het dan ook ongeschikt
geacht om, er langer onderwijs in te geven.
B. en W. meenen daarom, dat tot stichting van een
nieuwe schooi in het centrum van Wieringen zal
moeten worden besloten. Wel neemt de gemeente
unet deze stichting een aanzienlijke last op zich, doch
hieraan is niet te ontkomen, omdat geen andere op
lossing mogelijk is. Daar de schoolruimte vrijwel
ten volle benut wordt, is een spoedige voorziening
mede geboden.
B. en W. wehschen het opmaken der plannen
voor het nieuwe gebouw op te dragen aan den
architect D. Saai te Alkmaar, die in het werk ge
specialiseerd! is, zulks mede op aandrang van den
Inspecteur van het L.O., aan wiens goedkeuring het
plan moet worden onderworpen en die er op gewe
zen beeft, dat het van 'het grootste belang is met
dezen arbeid iemand! te belasten, die met modernen
scholenbouw geheel op de hoogte is.
Zij' stellen den Raad' derhalve voor hen te mach
tigen1 tot het doen opmaken der plannen voor den
bouw van een nieuwe school' te Hippolytushoef.
Een specialiteit of niet?
De heer Kaan heeft uit het voorstel van B. en W.
opgemaakt, dat de heer Saai' inzake schoolbouw een
specialist is, maar apr. heeft juist gehoord, dat hij
nooit een school gebouwd heef^ spr. weet niet of het
waar is.
De Voorzitter vermoedt, dat de Inspecteur het be
ter weet, de 'heer Saai toch woont in zijn inspectie.
De heer Oden is van oordeel, dat indien de ge
meenteopzichten zich elders op de hoogte gaat stel
len van modernen schoolbouw, het maken van
plannen wel aan hem opgedragen kan worden'. Dat
zou1 de gemeente heel wat besparen, want met het
toezicht zal het duizenden guldens kosten. En bo
vendien negeerden we dan iemand van hier niet.
De Voorzitter zegt. dat de Inspecteur er op aan
drong de plannen door den heer Saai te doen ma
ken. Die zal dus meerdere ondervinding hebben en
de Inspecteur liet zich er over uit, dat voor weinig
geld toch wel iets aardigs gemaakt kan worden.
Spr. wijst er voorts op, dat het plani de goedkeu
ring moet hebben van den inspecteur en als dus het
plan niet aan de eischen voldoet, heeft men kans op
een eeuwig gezeur.
De heer Kaan meent, dót juist omdat het plan de
goedkeuring van dCn inspecteur moet hebben, het
gevaar minder groot is, om het maken van plan
nen aan den gemeente-opzichter op te dragen.
De Voorzitter meent toch, dat de architect op d)e
hoogte is van de eischen, de uitgaaf voor een nieuwe
school is groot en spr. zou dus graag zien. dat ze
goed' in orde werd gemaakt
De heer Oden denkt wel. dat het een heele toer
zal wezen om de goedkeuring van den inspecteur
te knieën op een pl'an, dat de gemeente-opzichter
gemaakt zou hebben.
De heer Hermans heeft het zelf bij' de hand gehad,
dat hij eerst den inspecteur vroeg,, hoe de uitvoering
moest zijn en later keurde de inspecteur die uitvoe
ring af.
De heer 'Kaan zegt, dat natuurlijk geen spijkers
op laav water gezocht moeten worden. Spr. meent,
dat Poel toch wel een teekening en bestek kan
maken, het zijn toch geen kunstwerken.
De Voorzitter erkent, dat het geen kunstwerk be
treft, maar verwarming, ventilatie, kleuren, het zit
in duizenden dingen.
De heer Kaan noemt centrale verwarming dat zou
wel aan te bevelen zijn.
De heer Odeni zegt, dat het over het toezicht gaat.
De Voorzitter meent evenwel, dat het toezicht
wel door den opzichter gehouden kan worden, het
gaat nu over het maken van plannen.
De heer Kaan denkt, dat met het maken van die
plannen wel een paar duizend gulden gemoeid zijn,
maar de heer Bosker herinnert eraan, dat het plan
voor den bouw van de U-L.O.school f 400 a f 500
kostte.
De heer Minnes zegt, dat men niet moet denken
dat het geld weg, is. als men een plan laat maken
door een architect. Misschien is dat nog wel goed-
kooper. Aan den opzichter mag men z.i. niet zulke
hooge eischen stellen.
De heer Lub. Hi.i! is geen architect.
De heer Kaan: Een architect heeft ook geen
examen ged&an.
De heer Lub: Dus Hermans kan zich zelf ook
wel architect noemen.
•De 'heer Hermans: Ja, als ik een plan gemaakt
en uitgevoerd heb.
De heer Lub komt terug op het gezegde van den
heer Kaan, dat de heer Saai geen school gebouwd
heeft. Spr. vindt het wenschelijk daarnaar eerst
te informeeren.
De heer Kaan zegt, dat hij' diit gehoord heeft.
De Voorzitter wijst er op, dat de inspecteur hier
zelf de specialiteit, is en hoe kan deze nu den heer
Saai zoo sterk) aanbevelen, als hljl nooit een school
gebouwd) heeft. Spir. zou zoo iets niet op zijn ver
antwoording durven nemen.
De heer Bakker zegt ook dat dit wel een beetje
kras zou wezen.
De heer Kaan zegt, dlat gevraagd zoui kunnen
worden, waar de heer Saai een sohool gemaakt heeft
De Voorzitter: Neem aan, dat hij geen school ge
bouwd' heeft, dan zal hij er blijkens den aandrang
van den Inspecteur toch ondervinddng in hebben
opgedaan.
De heer Oden: Het kan ook een heele goede vriend
van don Inspecteur zijn.
De Voorzitter: En het kan ook. dat iemand' dien
heer SaaL in een verkeerdl daglicht heeft willen
stellen.
Tenslotte wordt tot stemming overgegaan en
wordt 'heft voorstel van B. en W. aangenomen met
10 tegen 1 stem. die van den heer Kaan.
Vrijstelling invoering van het 7e leerjaar
op de scholen te EPhoef en Oosterland.
B. en W. deelen den Raad mede, dat de regel,
vervat in art. 3 der L.O.-wet, dat gewoon lager
onderwijs wordt gegeven in scholen met ten min
ste 7 achtereenvolgende leerjaren, krachtens een
overgangsbepaling buiten werking was gesteld, aan
vankelijk to.t 1925. later tot 1930. Deze termijn ia
echter bij' de wet van 23 Juli 1927 teruggebracht tot
1 September 1927. Vaaaf dezen datum behooren dfus
alle scholen te worden ingericht voor zeven leer
jaren, d.w.z.. dat sedert dien datumi de gelegen
heid! moet worden gegeven voor het ontvangen van
onderwijs in een 7e leerjaar; ^oor de leertingen be
staat niet. althans voorloopig niet de verplichting
om dat onderwijs te volgen-
In ieder geval zal echter op de noodige school
ruimte moeten worden gerekend. Te Westerland
is die beschikbaar, doch te Hippolytushoef en Oos
terland opi het oogenbliki niet.
In verband met de aanhangige plannen tot ver
nieuwing en uitbreiding van deze scholen, is het
daarom' gewenscht, de invoering aldaar van het 7e
leerjaar eenigen tijd op te schorten, waarom B. en
W. voorstellen hen te machtigen aan de Kroon te
verzoeken om het onderwijs aan de scholen te Hip
polytushoef en Oosterland uiterlijk tot 1 Alpril' 1929
te mogen geven in zes achtereenvolgende leerjaren.
De heer Lub kan zich grootendeels met het voor-
stol van B. en W. vereenigen. De mieuwe school te
Hliippoiytuishoef zal wel' niet voor 1929 klaar zijn,
maar is de ontheffing voor Oosterland o'ok tot 1929
noodig?
De Voorzitter zegt, dat B. en W. eerst voor Ooster
land de plannen nog moeten ontvangen en wanneer
die 2 lokalen dan aangebouwd zullen zijn, weet spr.
niet.
De heer Lub wil er voor Oosterland dan aan toe
voegen. of eerder indien de gelegenheid daartoe
open is.
Algemeen wordt dit amendement, zoowel als het
voorstel van B. en W., goedgekeurd.
Reorganisatie van het correspondentschap
der arbeidsbemiddeling.
B. en W. deelen den Raad mede, dat de Minister
van Arbeid. Handel1 en Nijverheid bijl hen heeft aan
bangig gemaakt een voorstel tot reorganisatie van bet
plaatselijk correspondentschap der arbeidsbemidde
ling. Het is de bedoeling van Zijne Excellentie, dat
meer dan tot nu toe, bet correspondentschap zal wor
den een centrum van het tot elkander brengen van
werkgevers en werknemers. In 'het bijzonder geeft
natuurlijk de uitvoering der Zuiderzeewerken den
Minister aanleiding tot deze reorganisatie het voor
stel te doen. Bij deze werken is in de eerstvolgende
jaren plaats voor honderden arbeiders, zoodat het
correspondentschap een uitstekend middel kan zijn
om plaatsingen te bevorderen, de ongeregelde trek
naar Wieringen tegen te gaan en om de groote werk
loosheid in ons land systematisch te bestrijden, Er
is hiermede dus een groot maatschappelijk belang
gemoeid. Verwacht mag worden, dat de arbeiders
door het correspondentschap zullen worden betrok
ken, want volgens mededeeling van den Minister,
heeft de Maatschappij tot uitvoering van Zuiderzee
werken (M.U.Z.) toegezegd, dat zij haar personeel via
het correspondentschap zal betrekken, mits dat goed
werkt.
De aan te stellen leider van het correspondentschap
zal administratief dienen te zijn onderlegd, daar hij
in nauw contact moet staan met correspondenten
en gemeentebesturen in Zuiderzeegemeenten. Tot zijn
taak behoort verder, om belanghebbenden ingevolge
de Zui'derzeesteunwet, die blijkens toezegging van de
M.U.Z. voorkeur hebben, bij deze maatschappij, het
eerst te plaatsen.
Het is volgens B. en W. dus van belang, met het
leiderschap te belasten een actief persoon, die over
een groot deel van zijn tijd kan beschikken en aan
wien een jaarwedde zou moeten worden toegekend
van f800.Bij den Minister ontmoet het geen be
zwaar den' tegenwoordigen titularis aan te stellen tot
hulp van den correspondent of tot subcorrespondent
en hem dn het bezit van zijn tegenwoordig salaris te
laten.
Met het oog op den bijzonderen aard van het cor
respondentschap, is de Minister bereid in de kosten
75 'bij te dragen. Van de totale uitgaven, geraamd
op f 1200 per jaar, zullen dus netto f 300 ten laste der
gemeente blijven. De tegenwoordige kosten bedragen
pl.m. f 200.zoodat de lasten slechts weinig verhoogd
worden.
B. en W. stellen daarom voor het correspondent
schap op bovenstaanden voet te reorganiseeren en de
daartoe beschikbaar gestelde- Rijksbijdragen onder de
gestelde voorwaarden te aanvaarden.
Zonder eenige bespreking wordt ook dit voorstel
van B. en W. aangenomen.
De eendenhouderijen.
B. en W. deelen mede, dat verschillende malen
voor hen een punt van beraadslaging is geweest, de
overlast, welke wordt ondervonden van de aanwezig
heid van eendenhouderijen. Die overlast is in hoofd
zaak een gevolg van het feit, dat de eenden worden
gevoederd met mosselen. Het afval gaat spoedig tot
rotting over en verspreidt een voor de omwonenden
versohrikkelijken stank.
Hieraan behoort, volgens B. en W., paal en perk
te worden gesteld, vooral aan de mogelijkheid, om
deze 'inrichtingen te vestigen in de onmiddellijke na
bijheid der centra en van de hoofdwegen.
Wel geeft de Hinderwet een middel om de eenden
houderijen te controleeren, doch alleen, indien motori
sche kracht wordt aangewend. Voor andere gevallen
geeft deze wet geen bevoegdheid, waarom wordt voor
gesteld de politieverordening aan te vullen met een
bepaling, waarin het verboden is, zonder vergunning
van B. en W., eendenhouderijen enz. op te richten
binnen een afstand van 500 M. van de kommen van
Hippolytushoef en Den Oever en van de hoofdwegen
(Westerlanderweg, Poelweg, Koningsweg en Gemeene-
landsweg).
B. en W. stellen verder voor te bepalen, dat deze
aanvulling dadelijk in werking treedt en onmiddellijk
wordt afgekondigd.
De heer J. Kooij vraagt, of die bepaling ook geldt
voor de eendenhouderijen, die reeds staan.
De Voorzitter zegt, dat het geldt voor de nieuwe
die er komen.
De heer Kaan juicht het voorstel toe, het hebben
van die eenhouderijen is geen mooi gezicht, en de
odeur ervan is ook niet aangenaam.
De heer Engel meent, dat dit ook op een afstand
van meer dan 500 meter het geval is. Spr. wijst op
Volendam, daar zijn ze ook en daar komen meer
vreemdelingen dan hier. Als de menschen, die de ge
bouwtjes gezet hebben, ze weer af moeten breken,
vindt spr. dat niet erg joviaal.
D'e Voorzitter wijst er op, dat er menschen zijn,
die, hoewel ze weten dat ze voor den bouw eerst een
aanvrage moeten inzenden, toch maar tot stichting
overgaan. In die gevallen doen ze dat voor eigen ri
sico. En spr. wijst er nadrukkelijk op, dat indien
dit werd goedgevonden, aan B. en W. de gelegen
heid wordt ontnomen, volgens de bepalingen te
handelen.
Nadat enkele leden hadden gezinspeeld op den
bouw van een eendenbouderij te Westerland on uit
het antwoord van den Voorzitter bleek, dat dit was
geschied zonder de toestemming van B. on W„ doelt
de heer Minnes mede, dat do dijkgraaf van het
Heemraadschap don heer Klein den raad had gege
ven de goedkeuring te vragen. De heer Klein even
wel stoorde zich daar niet aan. Ook wij hebben
Klein gewaarschuwd, dat geen toestemming kan
worden gegeven met het oog op de verontreiniging
van de sloot der aangrenzende landeigenaren en
met het oog op den stank voor de omwonenden. Er
is Klein op gewezen, dat als je voor een eendenhou-
derij de toestemming geeft, je de mogelijkheid
schept, dat er 10 komen. Het Is niet de bedoeling
van B. en W. iemand te belemmeren in de uitoefe
ning van zijn bedrijf, maar als het water onbruik
baar wordt gemaakt, zijn daar vele landeigenaren
door gedupeerd. Spr. heeft dit de heeren Klein en
Doesburg ook gezegd, voor de menschen zelf zou het
ook een beroerde boel worden, want er zullen steeds
weer klachten komten.
i De heer Engel herhaalt, dat de verontreiniging
1 evengoed plaats vindt, als ze op meer dan 500 meter
worden gevestigd.
De heer Minnes zegt, dat dit met het Heemraad
schap is te regelen. Spr. wijst er op, dat er wel an
dere plaatsen voor de vestiging zijn, de gemeente
loost haar rioolwater ook. We moeten yan deze zaak
geen gevoelskwestie maken.
De heer Lub wijst er op, dat de menschen bemoei
lijkt worden om hun brood op de Zuiderzee te ver
dienen en ze daarom trachten hun kost op het land
te verdienen. Spr. heeft voor zich de namen van 4
landeigenaren, die er geen bezwaar tegen hebben
dat die eendenbouderij van Klein er komt. Met de al-
gemeene strekking van het voorstel van B. on W.
gaat spr. accoord, spr. heeft zelf geklaagd over den
stank, maar spr. zou toch de bepaling opgenomen
willen zien, dat de wijziging niet geldt voor die een
denhouderijen die op den dag der vaststelling in
aanbouw zijn. en mit9 de eventueele mos9elpellerij
op het uiterst noordelijke gedeelte van het terrein,
is 200 meter van den weg, komt. Spr. meent, dat do
omgeving er dan geen last van zal hebben.
De heer Bakker evenwel meent, dat dit niet te
luid moet worden geroepen.
De Voorzitter wijst er op, dat in de politieverorde
ning niet gesproken kan worden over een speciaal
geval. En spr. wijst ook nog eens op het gevaar, dat
men maar tot bouwen overgaat zonder toestemming
van B. en W. en op die manier dus maar zijn wil
gaat doordrijven.
De beer Lub vindt dat geen doordijyen, is is over
drijven wat de Voorzitter zegt. Waarom is men niet
altijd zoo streng geweest?
De heer Bakker noemt het groote brutaliteit, dat
maar wordt doorgegaan, boewei men gewaarschuwd
is.
De heer Lub herhaalt, dat dan altijd streng op
getreden moest zijn en noemit een rooilijnkwestie,
waarover evenwel, blijkens mededeeling van den
Voorzitter breedvoerig door den Raad is gesproken.
De heer Minnes vindt de oplossing van den heer
Lub voor B. en W. en den Raad niet de mooiste.
De heer Lub evenwel durft de publieke opinie wel
aan.
De heer Minnes denkt, dat dit niet zal meevallen.
Het is niet wenschelijk dergelijke zaken op die plaat
sen te stichten. Wieringen staat voor belangrijke
dingen en de stichting van een eendenhouderij daar,
zal tamelijk drukken op de eigenaren die daar bouw
terrein hebben.
De 'heer Lub: En de heeren bekennen zelf geen
bezwaar te 'hebben.
De iheer Minnes: Dat zijm er maar 4.
De heer Lont: En S. Kuut. die onder die 4 be
hoort, kwami gisteravond al bij, mij. om te zeggen
dat hi| wel bezwaar had, tenzij dan het water niet
verontreinigd zou worden; maar aan die voorwaar
den kunnen ze toch niet voldoen.
De heer Oden zegt, dat niet vergeten moet worden,
dat een groot gedeelte van de menschen op de
uitoefening van een ander bedrijf zijn aangewezen.
De heer J. Kooij; wijst er op, dat er ook eenden
houderijen zijm in de Weisterlanderkoog en Hoel-
merkoog, doch de heer Minnes zegt, dat daartegen
"nooit bezwaren zijn ingediend.
IDb* Voorzitter wil (het voorstel-Lub iin stemming
brengen, doch. de heer Kaan vraagt of do aanvrage
van Klein eu officieel is of niet.
De heer M. Kooij vraagt of 't mogelijk is, dat ver
gunning wordt verleend, indien de afstand! kleiner
is dan 500 meter.
De Voorzitter antwoordt: Mits B. en W. de ver
gunning verleenen.
Het amendement-Lub, om! de wijziging niet van
toepassing te doen zijn op de in aanbouw zijnde
eendenhouderijen, komt, na eenige bespreking in
stemming; het wordt verworpen met 5 tegen 6
stemmen, tegen1 stemden de heeren Hermans. Min
ne®. Bosker. Kaan. J. Kooij' en Bakker.
Thans zal in stemming worden gebracht het voor
stel van B. en W.
De heer J. Kooij vraagt echter of het dus goed'
wordt begrepen, dat het de bedoeling is. wat ge
bouwd wordt,dat dit afgebroken wordt.
De Voorzitter zegt dat duidelijk het amendement-
Lub is voorgelezen.
De heer Minnes oppert het idée. nogmaals te
stemmen, doch het voorstel van B. en W. wordt in