Alumni Bitlis- AMmiii- lallrallal iet Duitschland van beden door een Fransehen bril gezien. DE GESTOLEN BROCHE. Donderdag 1 September 1927. 70ste Jaargang No. 8110, Eerste Blad. Feuilleton. Gemengd Nieuws. SCHASER COURANT. Dit blad verschijnt viermaal per week; Dinsdag, Woenr,dag, Donder dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver- tcntiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitlcomend nummer geplaatst. Uilgevers: N.V. v.h. TRAPMAN 5 Co., Schagen. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN- TlëN van 1 tot 5 regols f 1.10, iedere regel moer 20 cent (bowijsno. inbegrepen). Groote lettors worden naar plaatsruimte borekond. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. Vervolg. Het is te begrijpen, dat een Franschman, die Duitschland bereist, niet alleen op economisch •Duitschland let, maar zeer gevoelig ia voor 't mi litaire vraagstuk. Kan men den Fransehen kwalijk nemen, dat r! bang voor Duitschland zijn, dat zij alle verzekeringen van toegenegenheid en Tredtfli'evendheid van die zijde met zeer gemengde gevoelens aanhooren? Toch niet, want vóór den grooten oorlog werd hetzelfde schoone lied gezongen en wanneer er in Frankrijk stemmen opgingen, die met angst uitriepen: onze grootste 'naaste buurman doet niets dan zich beter bewapenen, dan was Duitschland dadelijk met het antwoord klaar. Natuurlijk wapenen we ons, want een sterk bewapend Duitschland is de grootste waarborg voor den vrede. Toen kwam Juli 1914 en plotseling werd men on zacht herinnerd aan het sprookje van Roodkapje. Duitschland had steeds gedaan of het de lieve groot moeder was, maar het bleek een leelijke wolf te we zen. iBij het vredesverdrag van Versailles werden alle pogingen in het werk gesteld om de nagels van den Duitschen wolf voorgoed te knippen. Maarschalk Foch, de Fransche militaire adviseur, meende zelfs, de nagels uitgerukt te hebben en de Fransehen her ademden. De sterke buurman was feitelijk tot over den Rijn teruggedrongen, de de bezetting van de brughoofden aan den rechter Rijnover waren een heeriijke waarborg, dat Frankrijk niet opeet» overval len kon worden. Maar hoe kon men dan nog vrees koesteren voor een overval van Duitsche zijde, nu het Duitsche leger tot honderdduizend man gereduceerd was? De Franschman bleef ondanks dit kleine Duitsche leger, ondanks de verzekering van de Regeering der Duitsche Republiek, dat het slechts vrede en niets dan vrede wilde, doodsbang voor het Duitsche buur land, dat nog altijd ruim 70 millioen inwoners en een steeds toenemende bevolking bezat, terwijl Frank rijk behalve in het Zuiden, waar Italiaansche emi granten zich gevestigd hadden, de bevolking zag ai- nemen. De Franschman bereisde Duitschland, kwam door België, ging naar Munchen, Neurenberg en Hamburg, kwam door het platteland en zag overal kinderen. Hij zag tientallen, honderdtallen, duizenden kinde ren en hij werd huiverig, wanneer hij dacht aan het geringe aantal kinderen in het geliefde Frankrijk. Hij zag de schoolkinderen op de speelplaatsen en werd getroffen door het spel dier kinderen. Het spel was georganiseerd, georganiseerd in het klein, zooals het doodelijke spel van 1914—1918 georganiseerd was geweest in het groot. De kinderen speelden met systeem, met orde, met militair bewustzijn. Kijkende naar het spel der kinderen, zag hij ze voor zijn oogen groeien, groeien tot jonge mannen in „feldgraue" uniformen, die met militair bewustzijn georganiseerd en met systeem opmarcheerden naar het lieve Fransche vaderland. De Franschman kwam in Neurenberg en was daar toevallig getuige van het vieren van den Sedandag. Ik heb zelf als jongen op school dat vieren van den Sedandag meegemaakt en kan mij dus voorstellen hoe nu na de vernedering van 1918 het Duitsche volk met dubbelen ijver het feest van het groote» succes van 1780 viert In 1870 de Keizer der Fransehen Na poleon HL, die zijn dagen1 kwam overreiken aan Wil helm I en Bismarck, in 1918 de nazaat Wilhelm II, die vluchtte naar het neutrale Holland. De Duitschers willen wegvagen de herinnering aan de vernedering door het vieren van het succes uit vroeger jaren, uit de dagen van Bismarck en Moltke, van Keizer Wilhelm I en Kroonprins Friedrich. v Reeds vroeg in den ochtend trokken de vereenigin- gen van oudgedienden met muziekcorpsen voorop, de stad Neurenberg binnen. Overal het „feldgrau". Niet slechts soldaten, doch ook officieren trokken in den stoet mee. Generaals trotsch voorstappende, de borst getooid met talrijke decoraties, begaven zich naar de Königsstrasse. Stahlhelm, de groote royalis tische bond, organiseerde dit feest. Een groot défilé begon. Tot de deelhebbers behoorden niet slechts oud militairen, doch ook leden van gymnastiek- en sport verenigingen, ook leden van burgerorganisaties, ja zelfs schoolkinderen. Alles liep mee. De doctor en de advocaat in gekleede jas, de sportman in sport- costuum, de studenten in hun curieuze kleederdracht met geweldige kurassierslaarzen stappend, de kleine kleurrijke mutsjes schuin op het hoofd, de veteranen in uniform. Alles in doodelijken ernst Alles stappend met militaire passen: eins, zwei, eins, zweil Duizenden defileerden, oudgedienden, die na aan het graf stonden, oudgedienden in de kracht van hun leven, jongelieden die niet gediend hadden, maar zich ook in hun gymnasten- en sportcostuum militair voelden. Ten slotte kindleren, die even voor de wereld krijg géboren# zich reeds niet meer herinnerden de ellende in elk huisgezin gedurende den onzaligen oor log geleden, maar thans weer opgezweept werden tot verheerlijking van alles wat militair was, omdat de Stahlhelm-menschen zich slechts een groot Duitsch land kunnen denken, indien een Keizer het land re geert, omgeven door militairen, die op revanche zin- een. Vaandels en vlaggen weiden meegevoerd, alles etm- bleemen uit dén keizertijd, vaandels met den kei zerlijken W, vlaggen in de kleuren van het keizerrijk De kieTkien vulden zich, terwijl allerwegen de klokken luidJ klonken, met de manifestanten en duizenden belangstellenden. 'Het was een grooteche demonstra tie, ordelijk, goed georganiseerd maar typisch mi. litadristisch. De Franschman zag ddt alles en huiverde, terwijl hij aan zijh arme vaderland) dacht en zag hoe de straten bezaaid! waren met confetti en de telefoon draden vol' hingen met de kleurrijke papieren ban derollen door de enthousiaste bevolking! uit de ven sters geworpen, terwijl de optocht voorbij! mar- ichêerde. De Franschman tëiing naar iMuncben naar de hooifdistacU van Beieren, naar, de stad, waair een Hdtler zijn staatsgreep geprobeerd heeft, een staatsgreep, waaraan Ludendorff zijn steun verleemde. Aanvankelijk stond' de Franschman verstomd) over de gemoedelijkheid, die in de groote bierlokalen heerschte. waar ongelooflijk groote hoeveelheden bier, worst, radijs en brood! verzwolgen werden, waar de Masskrug, de steenen kruik met schuimend bier gevuld het attribuut was, waarmee men Cam- brinus eerde, onder het zingen van Novelle van REINHOLD ORTMANN. (Vrij naar het Duitsch.) 15. „Natuurlijk ik heb het gehoord". „En u gevoelde in 't geheel geen medelijden met niij? U liet me met smartelijke teleurstelling weder omlaag gaan, zonder mij eenig teeken van leven te hebben „Maar dit alles was toch maar een grap. Feitelijk iag u er immers niet veel aan gelegen mij te vin den. Het is eigenaardig, dat de mannen bij de onbe duidendste aanleiding dadelijk zulke hoogdravende woorden moeten gebruiken". Zij leunde nu ver achterover om des te beter den prachtigen, blauwen hemel te kunnen zien. Tusschen haar kersroode lippen schitterde een hagelwit gebit en in haar bruine oogen flikkerden gouden stipjes. Toen was het met Rudolfs zelfbeheersching gedaan. „Maar voor mij was het in 't geheel niet onbedui dend, juffrouw van Ranten", riep hij uit „Hebt u het dan nog niet geraden, dat ik sinds onze eerste ontmoeting aan niets anders meer kan denken dan aan u dat ik naar iedere nieuwe ontmoeting smacht met alle kracht die in mij is?" Zij hief haar gekruiste armen niet op om hem gebiedend terug te wij2en, hoewel hij zoo vlak bij haar was gekomen, dat zij zijn snellen adem op haar wangen voelde, terwijl hij tot haar deze woorden richtte. „Wel, wel, mijnheer de advocaat, ik hoop, dat u geen misbruik zult maken van de gastvrijheid, die V^u hier op mijn lievelingsplekje zoo vol vertrouwen Indien u niet heel béieefd en bescheiden bent, loop ik weg". Met de rustige kalmte, waarmee zij in haar ge makkelijke houding volhardde, kon deze bedreiging niet veel schrikaanjagends hebben, maar ze was toch voldoende geweest om Rudolfs fel oplaaiende harts tocht te temperen. Dat zij zich hier in de groote een- f za|mheid geheel onbeschermd tegenover hem bevond, Ho volgas ziJn overtuiging inderdaad recht op - ,n<1 Eerlijkheid van zijn gemoed. Hij schaamde j teruit€nigSZinS €n trad Plotseling een schrede ach- „Neemt u mij niet kwalijk» indien ik heftiger en Ein Proeit, edn Prosit der Gemütilichkeit, EtLne, zwei, drei: Gsuflfal Dan werd „geso-ffenT* en dronken de me es ten, hun liter bier achter elkaar* uit. Maar spoedig bleek het. dat achter di9 gemoede lijkheid heel wat politiek school, dat juist in dit ka tholieke Beieren meer nog dan in het protestante Pruisen politieke gisting heerscht. Daarom i-uist is ook verklaarbaar de staatsgreep van von HitTer. Ware er onder de Wittelsbacher's een werkelijk flinke, doortastende, typischi populaire figuur, don zoui Beieren spoedüg weer. een koning bezitten. Maar toch züh er genoeg Republikeinen ln Mun chen. Feitelijk ils Beieren hopeloos verdeeld, in al lerlei stroomingen die eigenaardig genoeg deels pro gramma's hebben met een sterk „pro"-, deels met een sterk „anti'" leuze. Pro-Jesuiten, pro-Wittelsbach, pro-Ludendorff en hiet oude leger, pro-het interna tionaal socialisme, pro het ideaal van Lenin. Con tra Pruisen, contra Berlijn, het gehate waterhoofd (Wasserkopf), contra de Joden, contra Spartacus, contra Luther, contra de industrieelen. Daar tus schen- door loopt de AnschTusa-dra'ad, n.ï. de wensch om) zich1 met hetgeen van Oosteenrijk over gebleven is, te vereendgen en zoodoende een sterke katholieke eenheid) in Centraal Europa te verkrijgen. De atmosfeer te Munchen ie geladen, de mltraiiL leuse staat altijd gereed, want opeens kan een der vele vlammen hoog oplaaien. De Franschman wordt niet vijandig; aangekeken, men laat hem kalm waar hij is, negeert hem bijna, men Is veel te veéli bij zijn „masskrug" en bij zijn eigen politieke gevoelens Wellicht dat onder de leden der veteranen-ver- eenriging nog even wat bijzonders omgaat wanneer zij den Franschman zién. Het was immers de oud'e viju and. zal het weer spoedig de vijand zijn? Dee veteranen zouden niets liever dan meteen iweer „loss Beklagen'". Maar, in afwachting van die in; hun oog,en goede tijdieni drinken en fuiven zij er Dustigl op los. De Franschman dénkt terug aan hetgeen hij in Neurenberg gezien heeft Hij! ziet weer zich hoe de verschillende vereenigingen met hun embleemen opmarcheerden, hoe er geen enkel embleem! der Re publiek te zien was. doch wel de embleemen uit den keizerstijd, meestal met rouwfloers omhangen. Hij zag weer voor zich hoe de bevdlking op straat en voor de vensters in dichte drommen verzameld, ïn vervoering geraakte bij het zien dezer embleemen uit den keizertijd, hoe rilk en arm, oudl en jong, juichte. Hoe hoeden werdien gezwaaid, met zakdoeken werd' gewenkt, hoe d'e muziek het „Heil die edn Siegesikrang" inzette en de bevolking als dol werd'. Ten slotte nadat men genoeg meegezongen en ge» juilcht had, was de reactie gekomen. De Fransch man had! gezien hoe de vrouwen de zakdoeken ge bruikten om de oogen at te drogen en hoe bij dé mannen de tranen langs de wangen in de baard verdwenen, ten-wijl zij nog trachten te roepen: Hoch, hoch!, maar de tranen verstikten hun stam. Slot volgt EEN POLITIEAGENT GEARRESTEERD, Te New York is een zekere Daniël Graham, 25-jarig politie-agent, gearresteerd, beschuldigd van moord en roof'. Zaterdagmiddag werd -hiet lfjkl van een zékeren J. H. Pratt, oen met de betaling van werkvolk belast ingenieur, in de tunnel van Mos- holu (The Bronx), aan het stuurrad van zijn auto mobiel vastgebonden gevonden. HU was door hiet hoofd! geschoten en een1 bedrag van 4700 dollars, dat hij juist hadi opgenomen voor de uitbetaling van loonen, had hü niet meer bij zich. Graham, die dé laatste weken Pratt bij' het uitbetalen van de loo nen had bewaakt, teneinde roof te voorkomen, was van zijn pbst weggebleven wegens ziekte. Getuigen beweren echter, dat zij hebben gezien hoe Graham Pratt met wien hij! op vriendschappelijken voet om, ging, op weg naar de werklieden aanhield, en in den wagen stapte- GROOTVORSTIN OLJGA NIKOLAJEWNA. Telken» duiken avonturiersters op, die zich' uit geven voor dochter van Ni'ooilaais II. Nu ia in Po len een jonge vrouiwi verschenen, die zich voOr grootvorstin Oljga NikoLajewna uitgeeft. IZij woont in een dorp onder de Russische boeren, die haar beschouwen ais een dochter van1 den vermoord'en tsaar. Allen, die haai gezien hebben, verklaren eenparig, dat zij sprekend op grootvorsin Oljga Ni'- kolajewna lijkt. Alleen het haar is wat rossig, maar de avonturierster verft 'hét haar eiken avond om den rossigen gloed' weg te werken. De avonturierster schijnt zeer goed op de hoogte te zijn van de verhoudingen ten paleize. Zij vertelt vaak over haar „vader'', tsaar Nicolaas II, over het Teven1 ton hove, enz. Bijzonder vaak spreekt ®U over den moord! te Jekaterinenburg en vertelt daarbij! vreeselijke bijzonderheden. De avonturier ster kent eenige vreemde tailén, maar zijl kan alleen lezen, een gesprek) in een buitenlandsche taal voe ren' kan tij niet (de prinsessen spraken vloeiend! Engelsch, Duitsch en Fransoh). Aan een vinger heeft zij een gouden ring met een dubbelen adelaar. De boeren gelooven, dat het dé zegelring van den tsaar is en kussen ootmoedig den ring van „vadertje". Np en1 dan «spreekt zijl zich ini haar verhalen tegen. Zoo bijiv. zegt zijl soms „Ik! geloof' toch, dat papa nog in leven ié" en dat terwijl1 zij' herhaaldelijk een uit* voerigei beschrijving van moordscène heeft gegeven. Zijl schijnt geen geldgebrek te hebben. Dé hoeren beschouwen het als een bijzondere eer haar te steunen eni zijn beTeedigd. wanneer de „prinses'' hen wil betalen. Naast de betrekkelijk groote be dragen, die zijl van de boeren ontvangt, krijgt zUI ook! geld' uit het buitenland. Den laatsten tijd bldjU ven deze geldzendingen echter weg en het heet, dat de „prtnae*" nu van plan la naai Pariia ta ver* trekken* DRIE GELEERDEN IN TIBET1 VERMOORD. Té Berlijn is bericht ontvangen van den docjd van dén ontdeldringswdziger Wilhelm Filsohmer, die in geselschap van een Epgobohman en een Ame rikaan op een tooiht dioor Tibet dooa\ Btoetddhisü- he priesters* zou zijh vermoord. Filsöhner zou op 13 September a.s. zijn öOfltea verjaardag hebben gévierd. Hij1 was afkomstig' uit Münohen en begon etfn loopbaan als officier., In 1900, op 2a-jarigem leetffcrd, maakte hij zijn eer ste antdeMringsreds door heb hoogland van Pamir, dat hij in gezelschap van een enkelen inboorling en later zelfs geheel alleen doorkruiste. Drie jaar laher stond hij aan heb hoofd ym een Duitsche expeditie, die van 0bina en Tibet uit geheel on bekende gewesten hcafb doortrokken dn .raat kost' baar Wetenschappelijk materiaal is teruggekeerd. In 1910 .verliet hij Duitsöhlflnd' opnieuw; dit maal was dia Zuidpool heb doel van dien tocht- Hoewel die niet werd' bereökb, deed hij op zijn reds, dio drie jaar duurde, toen een reolts belang? riijke ontdetódngoin. Zoo vwntd hij de ui temden van OooksLand. Nauwelijks terojjr in Europa, werd hij in 1913 door Amundson mtgenoodigd, hem te vergezellen op oen Noordpool - v poditio. Het uitbreken van den oorlog, dien Filsohner als majoor heeft mee- openhartiger was dan een kennismaking van slechts enkele dagen het in uw oogen rechtvaardigen kan, maar ik had...." Ze keerde haar gelaat naar hem toe en viel hem lachend in de rede: „O, wat dat betreft, onze kennis making is van veel ouderen datum. Ben ik dan zoo in mijn nadeel veranderd, dat u zich mij niet meer kunt herinneren?" Hij zocht in haar gelaatstrekken, maar hij zocht nog steeds tevergeefs. „Van het begin af had ik het gevoel, dat ik u al eens eerder moest ontmoet heb ben", bekende hij eerlijk, „maar ik weet niet..." '„Het was stellig een ontmoeting onder heel wat minder romantische omstandigheden, dan die van eergisteravond. Indertijd was u het, die mij een dienst bewees. En toen ik u herkende, verheugde het mij zeer u een wederdienst te kunnen bewijzen." Alsof een verblindende bliksemstraal vlak voor zijn voeten was ingeslagen, week Rudolf ontzet te rug. Hoe was het dan toch mogelijk, dat hij haar niet dadelijk teruggekend had, dat hij zich op heel ge vaarlijk terrein had bevonden! Nog was hij niet in staat de gansche beteekenis te beseffen, van hetgeen zij hem thans openbaarde, maar dat in deze beken tenis iets vreeselijks moest schuilen, zeide hem de angstige beklemming, die hem bijna den adem benam en welke hij als een schrijnende wond in zijn borst voelde. „De brillanten vldnderbroche stiet hij met moeite uit U u was het?!" Zijn zonderling gedrag scheen haar klaarblij kelijk onaangenaam te verrassen en haar bovenlip krulde zich eenigszins. „Werkelijk was ik het, en het schijnt wel of ik daardoor in uw oogen een soort monster ben geworden. Wij waren in die dagen in geldverlegenheid en moesten het sieraad verpanden. Is dat dan zoo verschrikkelijk? En de brioche zal in- tusschen toch al wel lang weer ingeruild zijn niet waar?" „U weet dus niet, hoq het met deze rampzalige brillant gegaan is?" riep hij uit, buiten zich zelf van opwinding en als door koorts bevangen. „Maar neen waarom vraag Ik u dit! Het is natuurlijk vanzelf sprekend, dat u zulks niet weet. Hoe zou u anders tot op dit oogenblik gezwegen hebben!" Zij liet haar armen zakken en 'boog zich ten hoog ste verwonderd naar hem toe. „Mijn hemel, wat soheelt u dan toch? U verwart" deze zaak klaarblijkelijk met geheel iets anders. Hoe zou het anders met, de brillanten broche gesteld zijn geweest, dan dat zij tot de nalatenschap van mijn moeder behoort en dat mijn vader mij gedurende een tijdelijke geldverlegenheid verzocht, dit sieraad naar een pandhouder te brengen, omdat hij zich wegens zijn maatschappelijke positie toch niet zelf aan zoo'n vernedering kon onderwerpen". Rudolf dacht op dit oogenblik niet aan den val- schen naam, waarvan zij zich bediend had, en ook niet aan de sprekende gelijkenis met Greta Willisen, die hem toch reeds opgevallen was. Hij docht slechts hieraan dat zij zonder twijfel onschuldig was en dat voor haar daarom ter wille van haar zielsrust de waarheid verborgen moest blijven zoolang het maar eenigszins mogelijk was. Hij zelf daarentegen moest deze waarheid uitvorschen, de geheele waarheid, want het ging hier immers om de eer van een ander beklagenswaardig schepsel, dat geboet en geleden had door eens anders schuld. „Inderdaad" zei hij, zich tot de grootste kalmte dwingend, „het schijnt, dat hier een verwisseling van feiten plaats heeft. Antwoord u me echter in hemels naam op een enkele vraag: kent u een zekere me vrouw Haller in B.?" „Stellig zij is mijn tante de zuster van mijn overleden moeder". „En uw vader was het, die u de vlinderbroche gaf, nadat nadat hij bij deze mevrouw Haller waa ge weest?" Thans sprong zij van haar verheven zitplaats om laag en werkelijke verontwaardiging lag op haar ge laat te lezen. „Dat verhoor is belachelijk, mijnheer! En ik heb geen zin 'U verder te woord te staan. Ik weet im mers heel goed, met welke bedoeling u plotseling deze laffe rol van rechter van instructie begint te spelen". „Hoe u weet dat, Juffrouw van Ranten?" „Natuurlijk! Het is vanwege dat onnoozele visite kaartje van mijn vriendin Melanie, dat ik u inplaats van het mijne gaf. Daarom acht u zich thans gerech tigd, mij -verschrikt en angstig te maken, opdat ik u als een boetvaardige zondares om vergiffenis zou smeeken, of opdat ik misschien zelfs foei, ik durf hét niet eens zeggen. Maar u heeft zich in mij ver gist.. Ik wil niet meer met u te maken hebben en ik verzoek u, mij mijns weegs te laten gaan". Zij had haar bergstok en haar hoedje snel opge nomen en stormde Rudolf voorbij, terwijl zij hem nog een laatsten fonkelenden blik toewierp. Hij deed ech ter geen poging haar tegen te houden, want het was hem, alsof al zijn ledematen verlamd waren en hij was niet in staat een woord te uiten of ook maar een heldere gedachte te vormen. Eerst na verloop van 'verscheidene minuten kwam hij uit de rotsblokken te voorschijn en ging het hosch in. Zijn houding was gebogen, alsof er een zware last op zijn schouders drukte, en hij daalde langzaam bergafwaarts als ie mand, -die zeker is, dat hem aan het einddoel van zijn weg niets anders te wachten staat dan bartel eed en bittere ontgoocheling. Van Lili zag hij niets meer, maar voor in het dorp riep iemand hem bij den naam en doctor Stahl- schmidt hield hem bij de slip van zijn jas vast, om dat hij wel aan Rudolfs gezicht kon zien, dat deze niet genegen was iemand te woord te staan. „Nu heb ik het uitgevischt, wie zij is", fluisterde hij hem gewichtig en geheimzinnig tóe. „En ik acht het mijn plicht je te waarschuwen". „Mij te waarschuwen voor wie?" „Voor -de kleine tooverhefks met de prachtvolle oogen, of liever voor haar vader, want van het meisje kan men tot op heden niet veel kwaads vertellen, of het moest dan zijn de vrije opvattingen, die zij er op nahoudt Maar de oude van Ranten schijnt een heel gevaarlijke kerel te wezen een algemeen be kende doorbrenger, die het groote vermogen van zijn gestorven vrouw reeds lang verkwist heeft en een vrijgevochten leventje lijdt volgens Lili's recept Men beschreef hem mij als een beroepsspeler en avonturier als iemand die den eenen dag met briefjes van honderd smijt en den anderen dag niet meer weet, hoe hij aan den kost moet komen. Sedert twee jaar ds hij onvermoeid op jacht naar een rijken schoonzoon, want hij beschouwt het mooie gezichtje van zijn dochter vermoedelijk als zijn béste troef kaart. Of jij in zulke omstandigheden ook maar eenigszins kans hebt en of het aanbevelenswaardig zou zijïn, (nauwere familiebetrekkingen met den heeij van Ranten aan te knoopen, laat ik na deze beslist vertrouwelijke mededeelingen aan je eigeri oordeel over". „Het ds goed, Stahlschmidt", zei Rudolf verstrooid. „Ik dank je zeer voor je vriendschaippelijken raad. Maar ik verzoek je mij te verontschuldigen, want ik kan me thans niet langer ophouden. Een zeer ge wichtige zaJak, die geen uitstel kan dulden, roept mij naar huis". Hij ging heen, maar de verhuurster, wier kamer zich vlak onder de zijne bevond en die zich tot nog toe verheugd had over het rustige en kalme wezen van den jongen man, wist maa rgeen verklaring te vinden, waarom hij vandaag met de rusteloosheid van een gevangen roofdier daar boven heen en weer liep. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 1