Alumni Bitlis-
AMmiii- lallrallal
iet Duitschland van beden door
een Fransehen bril gezien.
DE GESTOLEN BROCHE.
Donderdag 1 September 1927.
70ste Jaargang No. 8110,
Eerste Blad.
Feuilleton.
Gemengd Nieuws.
SCHASER
COURANT.
Dit blad verschijnt viermaal per week; Dinsdag, Woenr,dag, Donder
dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tcntiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitlcomend nummer geplaatst.
Uilgevers: N.V. v.h. TRAPMAN 5 Co., Schagen.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden fl.65. Losse nummers 6 cent. ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regols f 1.10, iedere regel moer 20 cent (bowijsno.
inbegrepen). Groote lettors worden naar plaatsruimte borekond.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
Vervolg.
Het is te begrijpen, dat een Franschman, die
Duitschland bereist, niet alleen op economisch
•Duitschland let, maar zeer gevoelig ia voor 't mi
litaire vraagstuk.
Kan men den Fransehen kwalijk nemen, dat r!
bang voor Duitschland zijn, dat zij alle verzekeringen
van toegenegenheid en Tredtfli'evendheid van die zijde
met zeer gemengde gevoelens aanhooren? Toch niet,
want vóór den grooten oorlog werd hetzelfde schoone
lied gezongen en wanneer er in Frankrijk stemmen
opgingen, die met angst uitriepen: onze grootste
'naaste buurman doet niets dan zich beter bewapenen,
dan was Duitschland dadelijk met het antwoord
klaar. Natuurlijk wapenen we ons, want een sterk
bewapend Duitschland is de grootste waarborg voor
den vrede.
Toen kwam Juli 1914 en plotseling werd men on
zacht herinnerd aan het sprookje van Roodkapje.
Duitschland had steeds gedaan of het de lieve groot
moeder was, maar het bleek een leelijke wolf te we
zen.
iBij het vredesverdrag van Versailles werden alle
pogingen in het werk gesteld om de nagels van den
Duitschen wolf voorgoed te knippen. Maarschalk
Foch, de Fransche militaire adviseur, meende zelfs,
de nagels uitgerukt te hebben en de Fransehen her
ademden. De sterke buurman was feitelijk tot over
den Rijn teruggedrongen, de de bezetting van de
brughoofden aan den rechter Rijnover waren een
heeriijke waarborg, dat Frankrijk niet opeet» overval
len kon worden.
Maar hoe kon men dan nog vrees koesteren voor
een overval van Duitsche zijde, nu het Duitsche leger
tot honderdduizend man gereduceerd was?
De Franschman bleef ondanks dit kleine Duitsche
leger, ondanks de verzekering van de Regeering der
Duitsche Republiek, dat het slechts vrede en niets
dan vrede wilde, doodsbang voor het Duitsche buur
land, dat nog altijd ruim 70 millioen inwoners en
een steeds toenemende bevolking bezat, terwijl Frank
rijk behalve in het Zuiden, waar Italiaansche emi
granten zich gevestigd hadden, de bevolking zag ai-
nemen.
De Franschman bereisde Duitschland, kwam door
België, ging naar Munchen, Neurenberg en Hamburg,
kwam door het platteland en zag overal kinderen.
Hij zag tientallen, honderdtallen, duizenden kinde
ren en hij werd huiverig, wanneer hij dacht aan het
geringe aantal kinderen in het geliefde Frankrijk.
Hij zag de schoolkinderen op de speelplaatsen en
werd getroffen door het spel dier kinderen. Het spel
was georganiseerd, georganiseerd in het klein, zooals
het doodelijke spel van 1914—1918 georganiseerd was
geweest in het groot. De kinderen speelden met
systeem, met orde, met militair bewustzijn.
Kijkende naar het spel der kinderen, zag hij ze voor
zijn oogen groeien, groeien tot jonge mannen in
„feldgraue" uniformen, die met militair bewustzijn
georganiseerd en met systeem opmarcheerden naar
het lieve Fransche vaderland.
De Franschman kwam in Neurenberg en was daar
toevallig getuige van het vieren van den Sedandag.
Ik heb zelf als jongen op school dat vieren van den
Sedandag meegemaakt en kan mij dus voorstellen
hoe nu na de vernedering van 1918 het Duitsche volk
met dubbelen ijver het feest van het groote» succes
van 1780 viert In 1870 de Keizer der Fransehen Na
poleon HL, die zijn dagen1 kwam overreiken aan Wil
helm I en Bismarck, in 1918 de nazaat Wilhelm II,
die vluchtte naar het neutrale Holland.
De Duitschers willen wegvagen de herinnering aan
de vernedering door het vieren van het succes uit
vroeger jaren, uit de dagen van Bismarck en Moltke,
van Keizer Wilhelm I en Kroonprins Friedrich.
v Reeds vroeg in den ochtend trokken de vereenigin-
gen van oudgedienden met muziekcorpsen voorop, de
stad Neurenberg binnen. Overal het „feldgrau".
Niet slechts soldaten, doch ook officieren trokken
in den stoet mee. Generaals trotsch voorstappende,
de borst getooid met talrijke decoraties, begaven zich
naar de Königsstrasse. Stahlhelm, de groote royalis
tische bond, organiseerde dit feest. Een groot défilé
begon. Tot de deelhebbers behoorden niet slechts oud
militairen, doch ook leden van gymnastiek- en sport
verenigingen, ook leden van burgerorganisaties, ja
zelfs schoolkinderen. Alles liep mee. De doctor en de
advocaat in gekleede jas, de sportman in sport-
costuum, de studenten in hun curieuze kleederdracht
met geweldige kurassierslaarzen stappend, de kleine
kleurrijke mutsjes schuin op het hoofd, de veteranen
in uniform. Alles in doodelijken ernst
Alles stappend met militaire passen: eins, zwei,
eins, zweil
Duizenden defileerden, oudgedienden, die na aan
het graf stonden, oudgedienden in de kracht van hun
leven, jongelieden die niet gediend hadden, maar zich
ook in hun gymnasten- en sportcostuum militair
voelden. Ten slotte kindleren, die even voor de wereld
krijg géboren# zich reeds niet meer herinnerden de
ellende in elk huisgezin gedurende den onzaligen oor
log geleden, maar thans weer opgezweept werden tot
verheerlijking van alles wat militair was, omdat de
Stahlhelm-menschen zich slechts een groot Duitsch
land kunnen denken, indien een Keizer het land re
geert, omgeven door militairen, die op revanche zin-
een.
Vaandels en vlaggen weiden meegevoerd, alles etm-
bleemen uit dén keizertijd, vaandels met den kei
zerlijken W, vlaggen in de kleuren van het keizerrijk
De kieTkien vulden zich, terwijl allerwegen de klokken
luidJ klonken, met de manifestanten en duizenden
belangstellenden. 'Het was een grooteche demonstra
tie, ordelijk, goed georganiseerd maar typisch mi.
litadristisch.
De Franschman zag ddt alles en huiverde, terwijl
hij aan zijh arme vaderland) dacht en zag hoe de
straten bezaaid! waren met confetti en de telefoon
draden vol' hingen met de kleurrijke papieren ban
derollen door de enthousiaste bevolking! uit de ven
sters geworpen, terwijl de optocht voorbij! mar-
ichêerde.
De Franschman tëiing naar iMuncben naar de
hooifdistacU van Beieren, naar, de stad, waair een Hdtler
zijn staatsgreep geprobeerd heeft, een staatsgreep,
waaraan Ludendorff zijn steun verleemde.
Aanvankelijk stond' de Franschman verstomd) over
de gemoedelijkheid, die in de groote bierlokalen
heerschte. waar ongelooflijk groote hoeveelheden
bier, worst, radijs en brood! verzwolgen werden,
waar de Masskrug, de steenen kruik met schuimend
bier gevuld het attribuut was, waarmee men Cam-
brinus eerde, onder het zingen van
Novelle van REINHOLD ORTMANN.
(Vrij naar het Duitsch.)
15.
„Natuurlijk ik heb het gehoord".
„En u gevoelde in 't geheel geen medelijden met
niij? U liet me met smartelijke teleurstelling weder
omlaag gaan, zonder mij eenig teeken van leven te
hebben
„Maar dit alles was toch maar een grap. Feitelijk
iag u er immers niet veel aan gelegen mij te vin
den. Het is eigenaardig, dat de mannen bij de onbe
duidendste aanleiding dadelijk zulke hoogdravende
woorden moeten gebruiken".
Zij leunde nu ver achterover om des te beter den
prachtigen, blauwen hemel te kunnen zien. Tusschen
haar kersroode lippen schitterde een hagelwit gebit
en in haar bruine oogen flikkerden gouden stipjes.
Toen was het met Rudolfs zelfbeheersching gedaan.
„Maar voor mij was het in 't geheel niet onbedui
dend, juffrouw van Ranten", riep hij uit „Hebt u
het dan nog niet geraden, dat ik sinds onze eerste
ontmoeting aan niets anders meer kan denken dan
aan u dat ik naar iedere nieuwe ontmoeting
smacht met alle kracht die in mij is?"
Zij hief haar gekruiste armen niet op om hem
gebiedend terug te wij2en, hoewel hij zoo vlak bij
haar was gekomen, dat zij zijn snellen adem op
haar wangen voelde, terwijl hij tot haar deze woorden
richtte.
„Wel, wel, mijnheer de advocaat, ik hoop, dat u
geen misbruik zult maken van de gastvrijheid, die
V^u hier op mijn lievelingsplekje zoo vol vertrouwen
Indien u niet heel béieefd en bescheiden
bent, loop ik weg".
Met de rustige kalmte, waarmee zij in haar ge
makkelijke houding volhardde, kon deze bedreiging
niet veel schrikaanjagends hebben, maar ze was toch
voldoende geweest om Rudolfs fel oplaaiende harts
tocht te temperen. Dat zij zich hier in de groote een-
f za|mheid geheel onbeschermd tegenover hem bevond,
Ho volgas ziJn overtuiging inderdaad recht op
- ,n<1 Eerlijkheid van zijn gemoed. Hij schaamde
j teruit€nigSZinS €n trad Plotseling een schrede ach-
„Neemt u mij niet kwalijk» indien ik heftiger en
Ein Proeit, edn Prosit
der Gemütilichkeit,
EtLne, zwei, drei: Gsuflfal
Dan werd „geso-ffenT* en dronken de me es ten, hun
liter bier achter elkaar* uit.
Maar spoedig bleek het. dat achter di9 gemoede
lijkheid heel wat politiek school, dat juist in dit ka
tholieke Beieren meer nog dan in het protestante
Pruisen politieke gisting heerscht. Daarom i-uist is
ook verklaarbaar de staatsgreep van von HitTer.
Ware er onder de Wittelsbacher's een werkelijk
flinke, doortastende, typischi populaire figuur, don
zoui Beieren spoedüg weer. een koning bezitten.
Maar toch züh er genoeg Republikeinen ln Mun
chen. Feitelijk ils Beieren hopeloos verdeeld, in al
lerlei stroomingen die eigenaardig genoeg deels pro
gramma's hebben met een sterk „pro"-, deels met
een sterk „anti'" leuze. Pro-Jesuiten, pro-Wittelsbach,
pro-Ludendorff en hiet oude leger, pro-het interna
tionaal socialisme, pro het ideaal van Lenin. Con
tra Pruisen, contra Berlijn, het gehate waterhoofd
(Wasserkopf), contra de Joden, contra Spartacus,
contra Luther, contra de industrieelen. Daar tus
schen- door loopt de AnschTusa-dra'ad, n.ï. de wensch
om) zich1 met hetgeen van Oosteenrijk over gebleven
is, te vereendgen en zoodoende een sterke katholieke
eenheid) in Centraal Europa te verkrijgen.
De atmosfeer te Munchen ie geladen, de mltraiiL
leuse staat altijd gereed, want opeens kan een der
vele vlammen hoog oplaaien. De Franschman wordt
niet vijandig; aangekeken, men laat hem kalm waar
hij is, negeert hem bijna, men Is veel te veéli bij
zijn „masskrug" en bij zijn eigen politieke gevoelens
Wellicht dat onder de leden der veteranen-ver-
eenriging nog even wat bijzonders omgaat wanneer zij
den Franschman zién. Het was immers de oud'e viju
and. zal het weer spoedig de vijand zijn?
Dee veteranen zouden niets liever dan meteen
iweer „loss Beklagen'". Maar, in afwachting van die
in; hun oog,en goede tijdieni drinken en fuiven zij er
Dustigl op los.
De Franschman dénkt terug aan hetgeen hij in
Neurenberg gezien heeft Hij! ziet weer zich hoe de
verschillende vereenigingen met hun embleemen
opmarcheerden, hoe er geen enkel embleem! der Re
publiek te zien was. doch wel de embleemen uit den
keizerstijd, meestal met rouwfloers omhangen. Hij
zag weer voor zich hoe de bevdlking op straat en
voor de vensters in dichte drommen verzameld, ïn
vervoering geraakte bij het zien dezer embleemen
uit den keizertijd, hoe rilk en arm, oudl en jong,
juichte. Hoe hoeden werdien gezwaaid, met zakdoeken
werd' gewenkt, hoe d'e muziek het „Heil die edn
Siegesikrang" inzette en de bevolking als dol werd'.
Ten slotte nadat men genoeg meegezongen en ge»
juilcht had, was de reactie gekomen. De Fransch
man had! gezien hoe de vrouwen de zakdoeken ge
bruikten om de oogen at te drogen en hoe bij dé
mannen de tranen langs de wangen in de baard
verdwenen, ten-wijl zij nog trachten te roepen: Hoch,
hoch!, maar de tranen verstikten hun stam.
Slot volgt
EEN POLITIEAGENT GEARRESTEERD,
Te New York is een zekere Daniël Graham,
25-jarig politie-agent, gearresteerd, beschuldigd van
moord en roof'. Zaterdagmiddag werd -hiet lfjkl van
een zékeren J. H. Pratt, oen met de betaling van
werkvolk belast ingenieur, in de tunnel van Mos-
holu (The Bronx), aan het stuurrad van zijn auto
mobiel vastgebonden gevonden. HU was door hiet
hoofd! geschoten en een1 bedrag van 4700 dollars, dat
hij juist hadi opgenomen voor de uitbetaling van
loonen, had hü niet meer bij zich. Graham, die dé
laatste weken Pratt bij' het uitbetalen van de loo
nen had bewaakt, teneinde roof te voorkomen, was
van zijn pbst weggebleven wegens ziekte. Getuigen
beweren echter, dat zij hebben gezien hoe Graham
Pratt met wien hij! op vriendschappelijken voet om,
ging, op weg naar de werklieden aanhield, en in
den wagen stapte-
GROOTVORSTIN OLJGA NIKOLAJEWNA.
Telken» duiken avonturiersters op, die zich' uit
geven voor dochter van Ni'ooilaais II. Nu ia in Po
len een jonge vrouiwi verschenen, die zich voOr
grootvorstin Oljga NikoLajewna uitgeeft. IZij woont
in een dorp onder de Russische boeren, die haar
beschouwen ais een dochter van1 den vermoord'en
tsaar. Allen, die haai gezien hebben, verklaren
eenparig, dat zij sprekend op grootvorsin Oljga Ni'-
kolajewna lijkt. Alleen het haar is wat rossig, maar
de avonturierster verft 'hét haar eiken avond om
den rossigen gloed' weg te werken.
De avonturierster schijnt zeer goed op de hoogte
te zijn van de verhoudingen ten paleize. Zij vertelt
vaak over haar „vader'', tsaar Nicolaas II, over het
Teven1 ton hove, enz. Bijzonder vaak spreekt ®U
over den moord! te Jekaterinenburg en vertelt
daarbij! vreeselijke bijzonderheden. De avonturier
ster kent eenige vreemde tailén, maar zijl kan alleen
lezen, een gesprek) in een buitenlandsche taal voe
ren' kan tij niet (de prinsessen spraken vloeiend!
Engelsch, Duitsch en Fransoh). Aan een vinger heeft
zij een gouden ring met een dubbelen adelaar. De
boeren gelooven, dat het dé zegelring van den tsaar
is en kussen ootmoedig den ring van „vadertje". Np
en1 dan «spreekt zijl zich ini haar verhalen tegen. Zoo
bijiv. zegt zijl soms „Ik! geloof' toch, dat papa nog
in leven ié" en dat terwijl1 zij' herhaaldelijk een uit*
voerigei beschrijving van moordscène heeft gegeven.
Zijl schijnt geen geldgebrek te hebben. Dé hoeren
beschouwen het als een bijzondere eer haar te
steunen eni zijn beTeedigd. wanneer de „prinses''
hen wil betalen. Naast de betrekkelijk groote be
dragen, die zijl van de boeren ontvangt, krijgt zUI
ook! geld' uit het buitenland. Den laatsten tijd bldjU
ven deze geldzendingen echter weg en het heet, dat
de „prtnae*" nu van plan la naai Pariia ta ver*
trekken*
DRIE GELEERDEN IN TIBET1 VERMOORD.
Té Berlijn is bericht ontvangen van den docjd
van dén ontdeldringswdziger Wilhelm Filsohmer, die
in geselschap van een Epgobohman en een Ame
rikaan op een tooiht dioor Tibet dooa\ Btoetddhisü-
he priesters* zou zijh vermoord.
Filsöhner zou op 13 September a.s. zijn öOfltea
verjaardag hebben gévierd. Hij1 was afkomstig' uit
Münohen en begon etfn loopbaan als officier., In
1900, op 2a-jarigem leetffcrd, maakte hij zijn eer
ste antdeMringsreds door heb hoogland van Pamir,
dat hij in gezelschap van een enkelen inboorling
en later zelfs geheel alleen doorkruiste. Drie jaar
laher stond hij aan heb hoofd ym een Duitsche
expeditie, die van 0bina en Tibet uit geheel on
bekende gewesten hcafb doortrokken dn .raat kost'
baar Wetenschappelijk materiaal is teruggekeerd.
In 1910 .verliet hij Duitsöhlflnd' opnieuw; dit
maal was dia Zuidpool heb doel van dien tocht-
Hoewel die niet werd' bereökb, deed hij op zijn
reds, dio drie jaar duurde, toen een reolts belang?
riijke ontdetódngoin. Zoo vwntd hij de ui temden van
OooksLand.
Nauwelijks terojjr in Europa, werd hij in 1913
door Amundson mtgenoodigd, hem te vergezellen
op oen Noordpool - v poditio. Het uitbreken van
den oorlog, dien Filsohner als majoor heeft mee-
openhartiger was dan een kennismaking van slechts
enkele dagen het in uw oogen rechtvaardigen kan,
maar ik had...."
Ze keerde haar gelaat naar hem toe en viel hem
lachend in de rede: „O, wat dat betreft, onze kennis
making is van veel ouderen datum. Ben ik dan zoo
in mijn nadeel veranderd, dat u zich mij niet meer
kunt herinneren?"
Hij zocht in haar gelaatstrekken, maar hij zocht
nog steeds tevergeefs. „Van het begin af had ik het
gevoel, dat ik u al eens eerder moest ontmoet heb
ben", bekende hij eerlijk, „maar ik weet niet..."
'„Het was stellig een ontmoeting onder heel wat
minder romantische omstandigheden, dan die van
eergisteravond. Indertijd was u het, die mij een
dienst bewees. En toen ik u herkende, verheugde het
mij zeer u een wederdienst te kunnen bewijzen."
Alsof een verblindende bliksemstraal vlak voor
zijn voeten was ingeslagen, week Rudolf ontzet te
rug. Hoe was het dan toch mogelijk, dat hij haar niet
dadelijk teruggekend had, dat hij zich op heel ge
vaarlijk terrein had bevonden! Nog was hij niet in
staat de gansche beteekenis te beseffen, van hetgeen
zij hem thans openbaarde, maar dat in deze beken
tenis iets vreeselijks moest schuilen, zeide hem de
angstige beklemming, die hem bijna den adem benam
en welke hij als een schrijnende wond in zijn borst
voelde.
„De brillanten vldnderbroche stiet hij met moeite
uit U u was het?!"
Zijn zonderling gedrag scheen haar klaarblij
kelijk onaangenaam te verrassen en haar bovenlip
krulde zich eenigszins. „Werkelijk was ik het, en het
schijnt wel of ik daardoor in uw oogen een soort
monster ben geworden. Wij waren in die dagen in
geldverlegenheid en moesten het sieraad verpanden.
Is dat dan zoo verschrikkelijk? En de brioche zal in-
tusschen toch al wel lang weer ingeruild zijn niet
waar?"
„U weet dus niet, hoq het met deze rampzalige
brillant gegaan is?" riep hij uit, buiten zich zelf van
opwinding en als door koorts bevangen. „Maar neen
waarom vraag Ik u dit! Het is natuurlijk vanzelf
sprekend, dat u zulks niet weet. Hoe zou u anders
tot op dit oogenblik gezwegen hebben!"
Zij liet haar armen zakken en 'boog zich ten hoog
ste verwonderd naar hem toe.
„Mijn hemel, wat soheelt u dan toch? U verwart"
deze zaak klaarblijkelijk met geheel iets anders. Hoe
zou het anders met, de brillanten broche gesteld zijn
geweest, dan dat zij tot de nalatenschap van mijn
moeder behoort en dat mijn vader mij gedurende een
tijdelijke geldverlegenheid verzocht, dit sieraad naar
een pandhouder te brengen, omdat hij zich wegens
zijn maatschappelijke positie toch niet zelf aan zoo'n
vernedering kon onderwerpen".
Rudolf dacht op dit oogenblik niet aan den val-
schen naam, waarvan zij zich bediend had, en ook
niet aan de sprekende gelijkenis met Greta Willisen,
die hem toch reeds opgevallen was. Hij docht slechts
hieraan dat zij zonder twijfel onschuldig was en dat
voor haar daarom ter wille van haar zielsrust de
waarheid verborgen moest blijven zoolang het maar
eenigszins mogelijk was. Hij zelf daarentegen moest
deze waarheid uitvorschen, de geheele waarheid,
want het ging hier immers om de eer van een ander
beklagenswaardig schepsel, dat geboet en geleden
had door eens anders schuld.
„Inderdaad" zei hij, zich tot de grootste kalmte
dwingend, „het schijnt, dat hier een verwisseling van
feiten plaats heeft. Antwoord u me echter in hemels
naam op een enkele vraag: kent u een zekere me
vrouw Haller in B.?"
„Stellig zij is mijn tante de zuster van mijn
overleden moeder".
„En uw vader was het, die u de vlinderbroche gaf,
nadat nadat hij bij deze mevrouw Haller waa ge
weest?"
Thans sprong zij van haar verheven zitplaats om
laag en werkelijke verontwaardiging lag op haar ge
laat te lezen.
„Dat verhoor is belachelijk, mijnheer! En ik heb
geen zin 'U verder te woord te staan. Ik weet im
mers heel goed, met welke bedoeling u plotseling
deze laffe rol van rechter van instructie begint te
spelen".
„Hoe u weet dat, Juffrouw van Ranten?"
„Natuurlijk! Het is vanwege dat onnoozele visite
kaartje van mijn vriendin Melanie, dat ik u inplaats
van het mijne gaf. Daarom acht u zich thans gerech
tigd, mij -verschrikt en angstig te maken, opdat ik
u als een boetvaardige zondares om vergiffenis zou
smeeken, of opdat ik misschien zelfs foei, ik durf
hét niet eens zeggen. Maar u heeft zich in mij ver
gist.. Ik wil niet meer met u te maken hebben en ik
verzoek u, mij mijns weegs te laten gaan".
Zij had haar bergstok en haar hoedje snel opge
nomen en stormde Rudolf voorbij, terwijl zij hem nog
een laatsten fonkelenden blik toewierp. Hij deed ech
ter geen poging haar tegen te houden, want het was
hem, alsof al zijn ledematen verlamd waren en hij
was niet in staat een woord te uiten of ook maar een
heldere gedachte te vormen. Eerst na verloop van
'verscheidene minuten kwam hij uit de rotsblokken
te voorschijn en ging het hosch in. Zijn houding was
gebogen, alsof er een zware last op zijn schouders
drukte, en hij daalde langzaam bergafwaarts als ie
mand, -die zeker is, dat hem aan het einddoel van zijn
weg niets anders te wachten staat dan bartel eed en
bittere ontgoocheling.
Van Lili zag hij niets meer, maar voor in het dorp
riep iemand hem bij den naam en doctor Stahl-
schmidt hield hem bij de slip van zijn jas vast, om
dat hij wel aan Rudolfs gezicht kon zien, dat deze
niet genegen was iemand te woord te staan.
„Nu heb ik het uitgevischt, wie zij is", fluisterde
hij hem gewichtig en geheimzinnig tóe. „En ik acht
het mijn plicht je te waarschuwen".
„Mij te waarschuwen voor wie?"
„Voor -de kleine tooverhefks met de prachtvolle
oogen, of liever voor haar vader, want van het meisje
kan men tot op heden niet veel kwaads vertellen, of
het moest dan zijn de vrije opvattingen, die zij er
op nahoudt Maar de oude van Ranten schijnt een
heel gevaarlijke kerel te wezen een algemeen be
kende doorbrenger, die het groote vermogen van
zijn gestorven vrouw reeds lang verkwist heeft en
een vrijgevochten leventje lijdt volgens Lili's recept
Men beschreef hem mij als een beroepsspeler en
avonturier als iemand die den eenen dag met
briefjes van honderd smijt en den anderen dag niet
meer weet, hoe hij aan den kost moet komen. Sedert
twee jaar ds hij onvermoeid op jacht naar een rijken
schoonzoon, want hij beschouwt het mooie gezichtje
van zijn dochter vermoedelijk als zijn béste troef
kaart. Of jij in zulke omstandigheden ook maar
eenigszins kans hebt en of het aanbevelenswaardig
zou zijïn, (nauwere familiebetrekkingen met den heeij
van Ranten aan te knoopen, laat ik na deze beslist
vertrouwelijke mededeelingen aan je eigeri oordeel
over".
„Het ds goed, Stahlschmidt", zei Rudolf verstrooid.
„Ik dank je zeer voor je vriendschaippelijken raad.
Maar ik verzoek je mij te verontschuldigen, want ik
kan me thans niet langer ophouden. Een zeer ge
wichtige zaJak, die geen uitstel kan dulden, roept mij
naar huis".
Hij ging heen, maar de verhuurster, wier kamer
zich vlak onder de zijne bevond en die zich tot nog
toe verheugd had over het rustige en kalme wezen
van den jongen man, wist maa rgeen verklaring te
vinden, waarom hij vandaag met de rusteloosheid van
een gevangen roofdier daar boven heen en weer
liep.
Wordt vervolgd.