Holland's roem in de 17e eeuw. Naar het gebied van de eeuwige ijsvelden. hoe kansrijk ook bestaat evenzeer de mogelijkheid, dta zwart in plaat» van 3—9, de voortzetting 15—20 kiest en nadeel mag nu eenmaal nimmer met een lokzet worden geriskeerd. Het is een „Lokiet-stodlel" In uoi. Cuoigegdven a&nv&ngs-positie is nu dus nog wel de beste zet 4842, hoewel 4136 ook zeer goed speelbaar is. 4842 geeft echter zwart zelfs nog ge legenheid tot een mooien damzet, die echter onmid dellijk doodloopt, hetgeen men mag veronderstellen, dat zwart óok wel ziet, als hij reeds zóó diep bere kenen kan. Namelijk wit 4S42 en nu zwart ach tereenvolgens 16—21, 2&-28, 19-23, 12—17, 18X49, 812 en 10X41 Het is duidelijk, dat men dit (door het zeer voor de hand liggende antwoord van wit op zwart's combinatie) géén lok-zet kan noemen en dus als schijn-oplossing moet worden beschouwd. Het probleem is overigens wel een schitterend be wijs voor den enormen combinatie- en variatie-rijk dom van het diepzinnige damspel, en verdient tan volle bestudeerd te worden. MEDEDEELING. Plaatsgebrek verhindert ons heden de punten-lijst op te nerhen en de namen der prijswinnaars hekend te maken, dit zal nu in de volgende rubriek ge schieden. Waarom zeg* jé zoo pauw den dienst op. Is er iets, dat ir met bevalt? Ta, mijnheer, de kleeren va' meyrouw I HiiStop dezen sok even voor me. ZiiWil je me misschien ook zeggen, door welk pat je oorspronkelijk ie voet stak? Een ieder, die wat aan Vaderlandscbe Geschiede nis gedaan heeft, zal weten, dat ons kleine landje heel wat in do melk te brokken gehad heeft'. Niet alleen zijn heldondaden te land en te zee droegen veel bij1 tot dien roem' ook door zijn groote mannen en zijn, Industrie wist het zich een plaats onder de mogendheden te verwerven, waarop verscheidene landen niet weinig afgunstig waren. Hit laatste was dan ook meermalen oorzaak, dat we zoo vele keeren met onze nabuurstaten overhoop lagen, De energie, die echter het kleine Nederland, voor- al na den 80-jarigen oorlog op handels- en land en tuinbouwkundig gebied beeft ontwikkeld, is dik werf door buitenlanders tot een voorbeeld aan hun landgenooten gesteld. Het Nederland der 17de eeuw was in verschillende opzichten de wegwijézr voor de omringende groote naties. Dat f-eit deed een Engelsche deskundige op handels- en 'land en tuin bouwgebied, sir Richard Westen, die omstreek» bet midden der 17de eeuw ons land bezocht, naar de pen grijpen en in een „discours" een gedocu menteerd betoog leverde over het peil, waarop de genoomde bronnen van welvaart in dien tijd, in de Zeven Provincies stonden. Hij maakte o.a. de op merking, dat de kaalste heide en de zandigste gronden in Holland, bij' de hier gebruikelijke me thode, rijker opbrengst gaven dan de vetste gronden ir» Engeland. De Hollanders muntten ook uit in het draineeren van hun land. zegt hij, en de sluizen in •Engeland werden dan ook gemaakt naar het model •Holland sluices." Aan. het feit, dat de Hollanders zich zoo op het onderhoud van hun weilanden toelegden, schrijft hii dê dichte bevolking toe. Holland, Zeeland, Fries land en Vlaanderen* behooxen dan ook tot de meest- bevolkte streken van Europa. Een vernuftige Hollander had een middel uitge dacht, om het vroeger rijp worden der gewassen te bevorderen.' 't Was een compost, dat op de wor tels werd aangebracht. Ook merkte de schrijver op, dat de Hollanders uitstekend voor hun vee zorg den, „dat zij. zomer en winter op stal houden." Verder noemt de schrijver de Hollanders als de genen, die het klavergraszaad in Engeland invoer den. De Hollandsche Mei- of grasboter noemt hij „beroemd", terwijl de Hollandsche kaas al« ,.uit~ stekend" wordt betiteld. „Zijl wordt niet gemaakt van de melk van merriën, zooals sommigen bewe ren, maar van koemelk" 1 De Hollandsche kaas wordt in verschillende soorten gemaakt, waarvan de Edammer en de Stolk de beste zijn. Verder is er nog de groene schapenkaas van 's Gravesand, Texel en Grind", (misschien wel gruis Friesch voor Groningen). De methode, die bij de schapen fokkerij' werd toegepast, prijst hij zeer en beveelt de manier aan, om de schapen in overdekte lood. san op stallen te houden. Van de Hollandsche scha pen wordt gezegd $at zij in den regel twee a drie lammeren hadden. Hij beveelt ook de Hollandsche methode aan, om het graan in magazijnen te bewaren {iots, dat echter reeds Jozef aan de Egptenaren leerde). Daar door kwam- in Nederland zelden of nooit hongers nood voor, hoewel het land zelf weinig of geen koren voortbracht. Hoe de Hollanders het graan zóó fijn konden malen, behoort bij de zaken, die hij) niet begreep. Wat de tuinbouwproducten betreft, merkt 9ir Weston op, dat de Hollanders zelfs de koninklij ke tafel in Engeland van groenten voorzagen. „De groentenkweekerij staat in Holland reeds op een hoog peil, terwijl zijl in Engeland nog zoo goed als niet gevonden wordt." De Hollandsche methode, om jaarlijks den grond om te spitten, wilde men In Engeland niet invoeren, daar men bevreesd was, er den grond door te bederven! De schrijver van de „Descours" maakt ook eeni- ge opmerkingen over verschillende industrieën in Holland, o.a. over de papier- en de linnenfabricatie, do touwslagorijonj enz. Hollandors voerden in Enge land een dik sterk papier In, dat als „Dutch paper" bekend was, on ook een sterk bruin papier, dat veel door de kruideniers werd gebruikt. Fijn linnen touwwerk eni lijtm kwamen eveneens uit Holland. Men vervaardigde lijm van de schelpen van mosse len en oesters. Voor het midden der '17de eeuw zonden de Engelschen hun wol naar Antwerpen om bewerkt te worden; de wol ging echter van daar dikwerf naar Holland. Resumereendo kwam de schrijver tot de conclu sie, dat de Zeven Provinciën ten voorbeeld gesteld kunnen worden aan de kooplieden, de indusvrieelen en de boeren van Groot-Brittannië. Noordpoolexpedities. Reeds eeuwen vóór den aanvang onzer jaartelling haalden Phoenicische schepen waarschijnlijk tin uit Britannië, en do eerste tocht naar het Noorden werd ondernomen 325 jaar voor Christus door P y t h e a s, oen geleerde uit Marseille, die waarschijnlijk de Shetland-eilanden bereikte, een eilandengroep, gele gen boven Engeland. Iersche monniken kwamen in 725 op de Faröereilanden (schapeneilanden) en van daar in 795 op IJsland. Kort na de kolonisatie op IJsland werd Gunnbjön naar een eilandengroep oj de Oostkust van Groenland, naar de Hunnbjörn- scharen, door storm gedreven, en na hem bracht Snabjörn er den winter door. Omstreeks 983 ste vende ook Erik de Roode daarheen en bracht ^r in 986 eenige kolonisten. L e i f z, de zoon van Erik in het jaar 1000 door koning Olaf Fryggvason uitgezonden, ontdekte Helloeland (Labrador), Mark- lond, New-Foundland of Nieuw-Schotland) en Win- land (waarschijnlijk Massachusetts), allen Noo-'d- poolgebieden. In het begin der 15de eeuw houden alle bcricht- r omtrent Groenland op; de koloniën ge raakten ln verval en de kolonisten bezweken door besmettelijke ziekten of door de aanvallen der Esiti* mo's, zoodat zelfs de ontdekking van Amerika 'r Europa geheel in vergetelheid raakte. 'Daarna krijgen we een reeks ontdekkingen door stoutmoedige zevaarders, de eene nog avontuur lijker dan de andere. Door de Hollanders Heems kerk, Barendz en Rijp, werden het Bereneiland er Spitsbergen ontdekt. Vervolgens de overwintering van Barendz op Nova Zembla, waarvan de ontbe ringen uit overlevringen overbekend zijn. De eigenlijke expedities, met het doel, om- de Noora pool te bereiken, komen eerst veel later.. De ontdek king bleef echter nog uit tot het jaar 1908. Toen namelijk een paar jaar later voorbereidin gen werden getroffen om met twee luchtschepen over de Noordpool te vliegen, kwamen, geheel on. verwacht, de berichten, dat de Pool bereikt zou zijn, en wel door Frederick Albert Cook, op den 21sten April 1908 in gezelschap van twee Eskimo's, en door den bekenden Noordpoolreiziger Peary, den 6den April 1909. Aan de juistheid van beide be weringen werd door velen ernstig getwijfeld. Vol gens een verklaring van het Nationaal Geografisch Genootschap te Washington werd echter de waar- beid van Peary's bewering door zijn aanteeke. ningen afdoende bevestigd; met die van Cook. welke door een wetenschappelijke commissie te Kopenhagen werd onderzocht, was dit niet het ge val en werd zijn verhaal als verzonnen beschouwd. Men stelde zich echter uit een oogpunt van we tenschappelijk belang niet veel voor van Peary's toch en deze werd alleen merkwaardig geacht om het hoogste record dat met de Noord-poo 1- eport toereikt waa. Do tocht van Generaal Nobili over de Noordpool met het luchtschip de „Norge". De pogingen van het jaar 1900, om met lucht schepen over de pool te trekken, zouden eer3t ln 1926 gelukken. Iedereen zal zich nog herinneren, de kracht van de „Norge" onder den Italiaanschen generaal Nobile Amundsen en Ellsworth in Mei van het vorige jaar. Te Rome opgestegen, vloog het luchtschip over centraal Europa naar Engeland en vandaar naar St. Petersburg, vanwaar het de reis naar de Pool streek, Spitsbergen {heeft aanvaard. Daar geland en opnieuw opgestegen, heeft het den afstand, die Spitsbergen van het zoo veelvuldig oanstreefde 'punt scheidt, in -een voorspoedige reis afgelegd, maar eenmaal voorbij de Pool op weg naar Alaska heeft het moeilijke, zeer moeilijke uren doorge maakt en de wereld ia bijna een half etmaal in het onzekere gebleven over de lotgevallen van het drie tal en hun medewerkers. Tot het verlossende be richt kwam, dat zij op don 13den Mei, drie dagen na het vertrek te Spitsbergen, te Pelles, een uithoek van de wereld, waar alleen Eskimostammen wonen veilig en behouden waren gedaald. Het is een gevaarlijke tocht geweest, waarvan do voorbereidingen) groote zenuwsloopende moeilijkhe den, wat de navigatie betreft, met zich meebrachten. De angstige uren, die men in de mist had doorge bracht, hoe al hot metaal van het luchtschip, tot tenslotte zelfs de schutten van de moor en, met ij's bedekt raakten, zoodat men ieder oogenblik een defect moest vreezen en dan de triomph, dat het doel bereikt en de pool overgevlogen was. Ten slotte de hachelijke terugreis tegen feilen storm in, die het luchtschip zoo ernstig bedreigde, dat tot een 'landing moest worden overgegaan. Van den tocht geeft generaal Nobili het volgende boeiende verhaal. Het gebied van de eeuwige ijsvel den. Eerst trokken wij1 over de open zee, waarin hier en daar ijsschotsen dreven. Later ontmoetten wij veel pakijs en na twee uur gevlogen te hebben kwamen wij boven de onafzienbare ijswoestijn van de Pool. Tegen 10 uur 's avonds begon het te sneeuwen, en kort daarop waren wij omringd door een dikken mist, Wij1 stegen hooger om- den mist te ontloopen, maar intusschen werd het luchtschip op alle mogelijke plaatsen bedekt met een ijskorst, vooral op de metalen deelen. De mist hield een uur lang aan, daarna zagen wij hier en -daar de bevroren zee onder ons. Den 12den Mei om 10.30 had den wij den 90sten graad bereikt. IJs, ijs en nog eens ijs, dat was de Pool. Met een voudig ceremonieel wierpen wij de vlaggen omlaag Daarop snelden wij voort naar het groote onbeken de. De geheele streek droeg een zeer somber en karakteristiek aspect. De mist was geleidelijk op getrokken en de lucht was hier en daar bedekt met wolken. De zon vertoonde zich koud en kleurloos. Over dit eentonige landschap vlogen wij voort tot 9 uur van den volgenden morgen. Toen omringde de mist ons weder geheel. De ijlslaag, die wij1 reeds uit de eerste mistbank hadden meegenomen, werd 'aier uCb 36n paar Gsntimeter dikker. Het was ge vaarlek.... maar schoon. Zelfs cle schroeven waren met ijs bedekt. Daar vlogen van tijd tot tijd zware .jtstukken af. Ik hield mijn hart telkens vast, wam ik wist niet oi de scherpe ïjspunien ons luchtschip zouden beschadigen. En stel eens, dat de benzinetanks getroffen zou den worden; dan moesten wij wel landen en de gevolgen van zulk een landing in de ijswoestijn waren niet te overzien. Vooral voor mijn landge nooten zou zulk een landing hachelijk* worden, want zij waren niet gewoon 'lange marschen door het ijs te maken. En ik moet bovendien bekennen, dat onze uitrusting niet berekend was op een lan gen marsen over het ijs. Daarom keek ik ongedul dig uit naar land, al mocht het verlaten en bevro ren zijn, als het maar een goede kans bood om te landen. „Land." Gelijk de kreet van de ontdekkingsreizigers, uit vroeger eeuwen, moet hebben geklonken, wanneer uit het kraaiennest ,Land in zicht" naar omlaag werd geschreeuwd.' zoo riep ook eindelijk de offi cier, die de wacht had: „Land!" Ik stak mijn hoofd buiten de patrijspoort. De koude scherpe wind -sloeg mij in het gelaat. In de verte zae ik heuvels. Om 7.35 's morgens bereikten •vij de kust Ik commandeerde langs de kust te sturen. Want in de eerste plaats wilde ik trachten mij te oriënteeren en ten tweede wilde ik een Eskimo-nederzetting opzoeken. Zulk een nederaet ting passeerden wij pas om 8.20 uur. De bewoners Wat heeft Muller een roode neusl Hij zegt, dat dat komt, om dat ze vroeger eens bevroren is. Nou, dan is de neus van zijn zoon momenteel ook aan rt be rriezen koken met groote verbazing naar boven. Van schrik lieten zij hun wapenen uit de handen vallen. Wat zou er in do hoofden van die eenvoudige menschen zijn omgegaan toen ons luchtschip passeerde? Ik weet dat een jongetje in Teller tegen zijn vader zei toen ons schip in zicht kwam. „Vader, haal je ge weer en schiet 'hem neer." Hij! dacht dat het -een zeehond was. Een ander meende een vliegende- walvisch te zien. Maar do oude Eskimo geloofde, de duivel in eigen persoon te zien. Een paar minuten later herkenden wij Wainwright. Daar hadden wij kunnen dalen. Maar nu wij eenmaal land onder ons hadden, vatten wij ook nieuwen moed. De mecaniciens waren twee dagen en twee nachten in de weer geweest. Zij konden bijna niet meer van vermoeidheid, maar ik was vast besloten door te vliegen naar Nome. De 1000 KA1., die wij daardoor nog moesten* afleggen, teïden niet mee op een traject van Rome naar de Noordpool. Op dat moment had ik echter geen idéé, van dc moei lijkheden, die ons nog te wachten stonden. Het doel bereikt. Toen wij de Behringstraat bereikten, kwamen wij in een depressie-gebied. Weer verzeilden wij in een dikken mist. Beneden ons waren bergen, maar hoe hoog wij waren, wist ik niet. De kaarten, die wij bij ons hadden, lieten ons op dat punt in den steek. Om 10.50 's avonds schreef ik in mijn log boek: Wij gaan door een dikken mist. Ik heb de motoren wat getemperd, wij rijzen tot 1200 inetor. Wat zicht zou ons geen kwaad doen. Wij gaan weer wat lager. Na een poosje Hier heb ik mijn notities afgebroken. Al mijn aandacht werd voor de machines gevraagd, Af en toe vloog ik zelf naar het hoofdstuur omdat ik bang was, dat wij tegen een berg zouden botsen. De équipage kon het bijna niet meer uithouden. Ik zelf heb maar twee uur gerust in 36 uur tijd». Wij .verkeerden in groote ongerustheid en telkens hoorde ik ijsbrokken tegen het lichaam van het schip slaan, Physieke uitputting nabij zijn wij ten slotte te Peller gedaald, dat wij eerst voor Nome hadden gehouden. Dit was het einde van onzen in alle opzichten geslaagden Noordpoolvlucht. Té Zult toch móéten zegden, wanneer ie terugkomt, mor genvroeg of morgenmiddag:. Dat kan ik toch niet zeggen, 't Ligt geheel aan het weer. ^•ls 't morgenvroeg regent kom ik morgenmiddag en als 't mor genmiddag regent kom ik morgenvroeg. WETENSWAARDIGHEDEN. ïs het V bekend: dat er thans in Europa tien presidenten (van republieken) zijn en 15 monarchen? d a t de bevolking der wereld ge schat wordt op meer dan 150Q mil lioen? dat er in Engeland meer dan 100.000 vrouwelijke auto-bestuur ders zijn? dat er in de voornaamste lan den, dio aan den wereldoorlog deel namen, 7.124.000 mannen zijn, die wegens verminJdng of verwonding pensioen ontvangen? dat één kamer van b»t paleis van den koning van Engeland (in Buckingh&m Palace) geheel is in gericht met alle werktuigen, enz. als kamer van een tandarts? dat er in de City van Londen maar slechts 14.000 menschen wo nen? dat er overdag echter ruim 400.000 menschen werken? dat er in heel Londen ruim 7 millioen menschen wonen? dat de aarde, volgens de hui dige berekeningen omtrent voed selvoorziening, enz. 600Q millioen menschen kan bevatten? d a t dit aantal over c.a. 175 jaar, n.1. in het jaar 2100 zou bereikt worden? dal het haar het snelst groeit in het vroege voorjaar en ïn den herfst; in den winter en in den zo mer is de groei van het hoofdhaar het minst. Zwart haar groeit ge woonlijk sneller dan een blonde haardos. Zjjïk denk, dat de vissieö niet wilde bijte, ber niet diep genoeg zinkt Hjj (getergd)Schep iü da a alsjeblieft met «at water mt de ógkxl omdat de dob- dat emmertje

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 16