llitiici Niens- Uit de Historie van Callantsoog. GOUDEN KETENEN atreaf dates Eerste Blad. Feuilleton. Binnenlandsch Nieuws. Het bezoek aan de Zuiderzeewerken. tra! 300%, eenigi waartc Eiar vy inlafc, od d» im ersonei len vonden plat® ►ep jog timiM vei chaun jrd. Donderdag 3 November 1927. SCÏÏÏlR W ueTV.rW|fi^0ofidi 70s4e Jaargang No. 8146. COURANT. blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, wSWTOBi^lSder- dag en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, './orden Adver- tentién nog zooveel mogelijk in het eersiuitkomend nummer geplaatst. UitgeversN.V. v.h. TRAPMAN <5 Co., Schagen. POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20. Prijs per 3 maanden fl.85. Losse nummers 0 cont. ADVERTEN- TïöN van 1 tot 5 regels f 1.10, iedere regel meer 20 cent (bowljana inbegrepen). Groote lettors worden naar plaatsruimte borekond. DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN. ei m o 1 dateg De bewering, dat Callantsoog door een zekeren Ogerrus gesticht zou zijn, zal hoogstwaarschijnlijk wel naar het Rijk der fabelen verwezen moeten worden en vermoedelijk haar oorsprong vinden in eenverkeerde verklaring van de laatste lettergreep „oog", dat eiland beteek ent en in deze beteekenis ook nog voorkomt in Schiermonnikoog, Rottumeroog en Ndf inde namen der Duitscbe eilanden Langeoog, Spieker oog, Wangeroog. Callantsoog werd in den eersten tijd van zijn be- itaan „Callmge" genoemd; van „oog" was nog geen ke, omdat het aanvankelijk geen eiland go- it is, doch zich daartoe eerst omstreeks 1200 [mnde. een »r.h»nkbrJef van Graaf Dirk I, de eerste il van Holland, en van zijn vrouw Geva, worden ichillende goederen aan de door hem gestichte ■k te Egmond geschonken, waaronder ook goederen villa Callinge begrepen waren. Deze schenking rd op 26 Juli 1083 door Graaf Dirk V bevestigd. Het eerst geraakt dus iets omtrent Callantsoog uit iicieele bron bekend, als het Hollandsche Huis aan bewind komt. Het ontstaan van Callantsoog moet i in nog vroegere tijden gezocht worden. Tot reoht begrip van hetgeen zal volgen, in het bij- kken 1 ander van de vorming der vrije heerlijkheid Cal- er l&t* antsoog, is een korte uiteenzetting noodig van de Bestanden, welke in dien tijd hier te lande heersch- en. De tijd der 11e tot en met de 13e eeuw, wel eens Is de Riddertijd aangeduid, kenmerkte zich door de HEID Ipverheerschende positie, welke de edelen innamen. Dit jadden zij eensdeels te danken aan de verschillnde be neficia (rechten, ambten, gronden, enz.), welke zij an hun Leenheer, den Graaf, verkregen, waardoor [vJdezc trachtte hen meer aan zich te verplichten, en liet t« w anderdeels aan de omstandigheid, dat, als gevolg van de aanhoudende twisten tusschen de edelen onder- en zeker ook, reeds vroeger, door de invallen der oormannen, de kleine grondbezitters bescherming bten bij de edelen, waarvoor zij hunne eigendom- aan hen afstonden om deze vervolgens weder in of ten gebruike terug te ontvangen, idanig werd de macht der'edelen door deze ge- tenissen versterkt, dat zij zich tenslotte niet meer federdanig aan hun Leenheer, den Graaf, beschouw- doch hun leen als erfelijke bezitting en zich zelf hooffafck beer en meester van hun grondgebied, van dei De overdracht door de kleine grondbezitters van tbanke bun eigendommen aan de edelen had echter tenge- Ie zot folge, dat daardoor een zekere afhankelijkheid en na- irynsch lerhand onderworpenheid aan die Heeren ontstond, Ulo ha toestand, welke zich in die tijden reeds in meer Aere mate voordeed onder de lijfeigenen en hoorigen. igd: he Het lijfeigenschap verdween hier te lande in de 10e, ;wedd i 11e en 12de eeuw; de lijfeigenen werden met de hoo nielrigen gelijkgesteld. Doch ook deze laatste categorie dat wrdween, vooral door invloed van de kerk, in de 13e tot «s teuw zoo goed als geheel. De positie der bewoners iar ooi wrd van lieverleden gelijk aan die der vrije boeren, ièm li« In Holland en Zeeland „welgeboren lieden" genoemd, shof t Al deze standen smolten tenslotte samen tot één wetbM «tand, die der dorpers, op wie eveniwel nog langen tegev«|j(l met een zekere minachting werd neergezien door die zich 'hooger waanden. ials reeds gezegd, beschouwde de adellijke zich lotte als heer en meester zijner woonplaats. De OUT van Amstel werd niet meer als zoodanig raid. Zijn titel verandert in HEER van Amstel. Lize irfd kil moeilj g-emaall iloot bij drieg® -gen, rd. liep® zelfs door E. PHILIPS OPPENHEIM, Schrijver van: „Rijk en geen Geld, Millionair tegen wil en dank", e.a. veriefkautoriseerde vertaling d. DICKY WAFELBAKKER. SI. .Het is te weinig", verklaarde Hefferom. „De aijn is wel tienmaal zooveel waard—- de mijn en aar nj|ouw positie." „Als ik je die som geef," vroeg Deane, „kan ik dan innemen, dat daarmede de zaak afgeloopen is? Je ooet ergeten, dat ik niet toegeef zelfs ook j &ar de acte, waarover je spreekt gezien te hebben, •lijkeponderstel eens, dat iemand anders het bewuste 1de, ocument in handen heeft." 5 and® De jonge man lachte sarcastisch. „Wij kunnen je n dat) garandeeren, dat dit niet het geval is", ver- te v« laarde hij. „Dat is gemakkelijk gezegd," protesteerde Deane, dat fp ®&ar ik zie niet in op welke manier dat zou kun- jea gebeuren. Luister: ik zal volmaakt openhartig .ter dai )n. Ik bezit dat document niet. Als het nog be- dschrii taat en tegen mij gebruikt werd, nadat ik je die som eld betaald had, zou ik in heel ongunstige omstan- iem nH ll8heden zijn". eld,. di „Daarvoor bestaat niet de minste vrees", zei Hef- h#i Mom. „BovendienV was p„Bovendien wat?" vroeg Deane van zijn lessenaar Prijkend. g«r n is volstrekt niet te zeggen, dat het eigendoms- tevorë *tit een zekerheid is," zei hij langzaam. „De wet is ^uurlijk wat ingewikkeld en het zou van beide kan- jn chö i met getuigen bewezen moeten worden, wat de zaak iet V* 0n d°en vallen." „Het zou dunkt mij afhangen van het feit, aan wiens Jij je ging scharen," zei Deane bedaard. „Ik weet, 1 wanneer jij wilde, jij die acte vrijwel waardeloe~ DJ maken." Je b® Misschien zou ik dat in mijn macht hebben," zei Hef- lie vit? ier°m ruw. jkhriru' Je ^oen, wanneer deze ooit tegen my ge- alïw» 5°^ Worcten?" vroeg Deane. „Vergeet niet, dat gtötoS-SF c'-a^ 3e me niet gelooven zult, het feit W bestaan, dat niettegenstaande ik Rowan ■^wigd heb, ik dat document niet in mijn bezit heb". Het Ambtenaarschap, dat een zekere onderdanigheid aan den Graaf veronderstelde, werd genegeerd. Zoo troffen we in dezen tijd in Holland o.m. aan de HEE REN VAN BREDERODE, die een lange reeks van jaren 1328 tot 1568 tevens Heeren der vrije heer lijkheid Caallantsoog zijn geweest. Te eentonig zou het worden al deze Heeren en hun ne verrichtingen ten aanzien van de heerlijkheid Cal lantsoog te vermelden. Genoeg zij het hieronder eenige bijzonderheden aan te halen, welke hun positie tegen de bewoners ©enigszins illustreeren. Als eerste Heer van Brederode wordt in 1325 ge noemd Hendrik van Brederode, gehuwd met Isabella de Fontainos. Op „Zaterdag na onzer Vrouwendag te Middonoogst 1325" (17 Augustus) de tegenwoordige dateering is wel zoo eenvoudig verleenden zij te zamen aan hunne „getrouwe luden in den Ooge" eenige voorrechten en gaven zij „den Wavel totten lampe mede te lichten", waarmede bedoeld werd, dat de Jewel met al zijn toebehooren '(een deel der ge meente Callantsoog) aan de Kerk ten geschenke werd gegeven. Reinoud van Brederode verklaarde op 21 Mei 1388, dat alle inwoners gelijk zullen gelden in alle on recht, schattingen en beden; een aanwijzing, dat ook hier het verschil in stand tusschen de bewoners on derling wordt opgeheven. Schatting of schot was een vaste belasting, welke oorspronkelijk op onvrij-en rustte, dus een persoon lijke belasting, omdat rekening werd gehouden met de positie van den persoon. Want ieder, die niet bewijzen Ikon, dat 'hij van vrije ouders af stamde, moest deze (belasting opbrengen, was „Schot- boortig". Door huwelijken van schofcboortigen met wel geboren lieden ontsonden evenwel allerlei gevallen, welke tot moeilijkheden met de heffing aanleiding ga ven Om deze moeilijkheden te boven te komen, werd sinds de 13e eeuw bepaald, dat „schotbaar" land schot- baar moest blijven, waardoor deze belasting het ka rakter kreeg van een zakelijke belasting, omdat zij niet meer rustte op den persoon maar op de zaak; het land, zelve, een soort grondbelasting dus. Beden waren buitengewone heffingen, die reeds uit den Karolingischen tijd dagteekenden. Walraven van Brederode gaf op 19 April 1415 aan de inwoners voor de kerk een windmolen ten ge schenke. Maar... met een molen alleen kon men niet werken. Hij gaf er dus ook den w ind bij! Eveneens wordt op 19 November 1461 toegestaan om ten behoeve der 'kerk van elke last haring of meer aan land gebracht, een gulden en van elke zeevaart en afslag een leliaart te heffen, welk recht op 23 November 1478 werd uitgebreid met de heffing van een duit van elke ton schol en een stuiver van elk honderdtal kabeljauwen. Op 21 Februari 1487 op ,,St' Pietersavond ad cadhe- dram, naar den loop des Hoves van Hollant" belooft Reijnout van Brederode aan de onderzaten van zijn dorp en heerlijkheid van den Oige, te zullen betalen een jaarlijksche rente van 50 Rijnsche guldens van 40 groot Vlaams het stuk en zulks voor de door hem ontvangen penningen bij gelegenheid van zijn huwe lijk met Margaretha van Bursele. 'Hij verbond zich daarbij om deze rente binnen 6 jaren af te lossen en van het dom geeni beden, schattingen of hulp te vra gen, alvorens deze rente zou zijn afgelost. De uitdrukking „naar den loop des Hoves van Hol lant" duidt op de tijdbepaling van het hof van Hol- Hefferom leunde voorover in zijn stoel. „Luister eens, Deane," zei hij. „Ik iben hier niet gekomen oan over dat wonderlijke document te bluffen. Misschien is het niet het papier waard, waarop 'het geschreven' werd'. In elk geval geef ik je mijn woord, dat ik er voor-zal zorgen, dat er geen actie tegen jou wordt ingesteld op grond van dat document en dat in vijf minuten tijd de zaak in jouw voordeel is beslecht." „Is die acte valsoh?" informeerde Deane. Hefferom antwoordde niet. „Of zit het hem in den datum?" vervolgde Deane. Hefferom bleef nog steeds het stilzwijgen bewaren. Toen zei hij na een korte pauze: „Het is niet noodig alles in ronde woorden te zeggen. Je hebt alleen te zorgen, dat het geld er komt, en al je moeilijkheden zul len ten einde zijn." Deane drukte op de bel, die naast hem stond. „Ik vrees, dat de jouwe pas beginnen," zei hij sarcastisch. De gordijnen achter in de kamer werden plotseling terzijde geschoven. Een lange, magere man stapte naar voren. Deane wendde zich tot hem. „Rechercheur," zei hij, „ik verzoek U dien maai ge vangen te nemen op grond van het feit, dat hij openlijk een poging deed dhantage tegenover mij te plegen. U heeft alles gehoord, wat hij heeft gezegd1. Ik geloof niet, dat ik er iets meer aan toe te voegen heb.' Hij drukte voor de tweede maal op de bel naast hem. Een OQgemblik verstreek en vanuit het bediendenkan toor kwam een politieagent te voorschijn. Hefferom, die overeind gesprongen was, keek de beide mannen wit van woede aan. „Dus dat is je spelletje, Deane!" riep hij uit. „Bij God, daar zult je voor boeten. Jij waagt het de politie op mij af te sturenjij, die Rowan als een betaalde handlanger uitzond om Sinclair te vermoorden." „Lage laster," antwoordde. Deane bedaard. „Be had geenerlei belang bij Sinclairis dood'." „Dat is een vervloekte leugen," riep Hefferom uit. „Als je iemand wilt arresteeren, neem dan dien man mee," schreeuwde hij met een van zijn dikke vingers wijzend naar de plaats, waar Deane stond. Deze was zooals gewoonlijk chic gekleed en droeg een bosje vi ooltjes in zijn knoopsgat. „Ik zeg U, dat hij de man is, die Rowan betaalde, om Sinclair in het Universal hotel te vermoorden. Be beweer, dat ik dit kan bewijzen. Ik kan aantoonen, dat Sinclair zes maanden geleden Zuid- Afrika verliet met het eigendomsbewijs van de Kleine Anna Goudmijn, hetwelk deze man gewaagd heeft min der dan een half jaar geleden te verkoopen, alsof dit ibew\js van L.-.m was, vóór een bedrag van bijna een millioen pond. Ik kan U nog meer vertellen Ze brachten hem de kamer uit, terwijl hij voortging land, naar welke het jaar met Paaschdag begon. Eerst bij ordonnantie van 16 Juli 1575 ia deze regeling in getrokken. De Rijnsche gulden was in dezen tijd hier de meest gangbare muntspecie, die in 1388 evenwel nog maar 35 groten (een groot was ongeveer een halve stuiver), maar allengs tot de waarde van 40 groten gestegen was en dus met het Pond van 40 groten Vlaams gelijk gesteld en daarmee verwisseld werd. Op Op 31 Augustus 1512 verkrijgen de (bewoners van Walraven van Brederode het recht tot heffing van exue ten bedrage van de 20e penning (5 zooals de stad Haarlem die vorderde. Dit reoht werd gehe ven van goed, dat door vertrek van den eigenaar of bij erfenis uit de stad of het dorp werd meegenomen. Dat de inwoners nog weinig zelfstandigheid beza ten blijkt ook wel uit de simpele gunst, die hun op 5 April 1520 door Walraven van Brederode werd ver leend, n.1. dat zij hunne molens, wanneer deze omver- gerwaaid of door ouderdom ingestort waren, weer mochten opbouwen of herstellen. Op 9 September 1548 vergunt Walraven van 'Bre derode aan do inwoners, dat men op hooge feestdagen geen rechtspraak zal houden. De laatste Heer van Brederode, tevens Heer van Cal lantsoog, Hendrik, overleed kinderloos op 10 Februari 1568 als banneling te Emden. Hij had zich openlijk aan het hoofd der Calvinistische beweging zijner da gen gesteld en maakte deel uit van de edelen, die Margaretha van Panna het bekende verzoekschrift aanboden. Daardoor zag hij zich genoodzaakt uit te wijken naar Emden, het toevluchtsoord der Holland sche uitgewekenen in die benarde tijden. Hij vermaakte Callantsoog aan Hendrik, Graaf van Schouwenburg. Deze liet hij zijn dood de heerlijkheid na aan zijn zoon Joost Heiman. In 1611 werd de heerlijkheid verkocht aan David Colterman, Philips Doubleth, Johan Colterman en Al- bert de Veer, die op 14 Januari 1611 door Ridder schap, Edelen en Steden van Holland en West-Vries land elk voor 1/4 deel met ,,'t Goed in 't Oogh", zijnde de heerlijkheid Callantsoog, beleend werden. Vanaf 15 September 1616 werden verschillende nakomelin gen dier heeren met doelen van de heerlijkheid be loond. De geheele heerlijkheid werd tenslotte op1 15 No vember 1876 in publieke veiling te Al'kmaar Verkocht aan Marie Prosper Theodore Prévinaire, overleden op 15 Januari 1900, de bezittingen nalatende aan zijn •drie dochters, waarvan de nog in leven zijnde, Eugenie Prévinaire, gehuwd met Jhr. Charles van de Poll, de tegenwoordige eigenaresse is. o Zooals reeds in den aanvang gezegd werd, was Cal lantsoog vóór 1200 geen eiland. Geulen in de duinen kwamen nog niet voor. Doch de hooge stormvloeden sloegen in den loop der jaren gaten in de duinenrij, die zich ten Noorden en Zuiden van Callinge tot geu len verbreedden. Het Ooghe, eiland, vormde zich in het einde de 12e eeuw. Een en ander speeld zich af in denzelfden tijd, waarin de Waddenzee en Zijpe ont stonden. De bewoners van Callantsoog hebben vele jaren een harden strijd moeten voeren om have en goed tegen de golven te beschermen, doch waarin zij herhaalde lijk het onderspit moesten delven. Door den eersten Allerheiligenvloed in 1170 werd het eerste dorp vernield. Het water kwam bij dien vloed tot zelfs onder de muren der stad Utrecht Ook in 1421 teisterde een stormvloed het dorp. De dijk bij Petten scheurde vaneen, waardoor ook dit dorp een prooi der golven werd. De Noordzee stond door de Zijpe in volledige verbinding met de Waddenzee. In 1494 was Callantsoog een flink dorp- De Pastoor Jan de Veent verklaarde in genoemd jaar, dat het dorp 150 huizen telde en met 6 pinken ter haringvangst werd uitgevaren, een aantal dat in 1510 tot 36 geste met schreeuwen. Bij de deur wendde hij zich om. „Het is een brutaal spelletje, Deane," riep hij uit, „maar ik verzeker je, dat wij gauw quitte zuiden zijn. Je denkt dat je een aanklacht tegen mij kunt indienen. Ik ben echter zeker van één ding, namelijk dat je een nagel in je eigen doodkist gedreven hebt. Als ik maar bij je kon komen, jij...schurk." Zijn oogen waren met bloed doorloopen. Hij worstel de en wrong om los te komen uit den greep der ibeide politiebeambten. „Ik zou je vermoorden op de plaats waar je staat," riep hij uit. „Denk je, dat ik me zoo maar laat afsche pen? Veronderstel je, dat de waarheid niet aan het licht zal komen? De menschen zullen het weten, en zoolang ik nog adem héb, zal ik het blijven rondver tellen." Deane luisterde naar hem met onbewogen gezicht. Eindelijk kregen ze hem naar buiten. Hij hooide, hoe hij voortdurend protesteerend langs dien corridor werd gevoerd. Toen ging hij weer zitten. „Het is een brutaal spelletje," zei hy nadenkend tot zichzelf, „en todh, als zij werkelijk die acte niet heb ben, viel er niets anders te doen." HOOFDSTUK DL Lord Nunneley is openhartig. „Ik vroeg je met mij In dé club te lunchen," zei Lord Nunneley, „omdat ik dacht, dat wij hier konden praten, zonder gestoord te worden. Als ik je in Caven- dish Square had uitgenoodigd, zou Oiive je kalm van tafel weggehaald hebben, en wanneer ik dan gezegd had, dat ik je even alleen wilde spreken, had) ik een waren 'stortvloed van vragen moeten beantwoordden." Deane keek eenigszins nieuwsgierig op. Voor de eer ste maal drong het tot hem door, dat dit niet een ge wone uitnoodiging was geweest. Zijn aanstaande schoon vader had hem inderdaad iets heel belangrijks te zeg gen. „Was er iets, wat U wenschte te bespreken?" vroeg Deane. „Ik behoef zeker niet te zeggen, dat ik ge heel tot Uw depositie ben." Lord Nunneley schoof zdjn «sigarettenkoker over de tafel heen. Ze waren bijna aan het einde van een uit stekende lunch. „Ja, er zijn een 'paar dingen, die ik wilde zeggen," gaf hij te kennen. „Het zakenleven is niet langer voor ons nietsdoeners een gesloten boek, Deane. Wij ont moeten dagelijks mensdhen, wier eenige bezigheid schijnt te zijn zooveel mogelijk geld te verdienen. Ik heb bui ten jou nog andere vrienden, die eveneens in den han gen was, terwijl toen ook onder den wal veel visch gevangen werd. Uit de „Informacie upt stuck der Verpondinghe" van 1514, (blijkt dat het dorp in dat jaar 150 haardsteden en 500 communicanten telde; het 'lag rondom in zee en was 200 morgen groot Daar na werd het dorp weer noordelijker verplaatst, waar het omstreeks 1540 een aanzienlijk dorp was, bestaan de uit ruim 300 huizen en een groote 'kerk, met leien gedekt Er waren 36 pinken en 1 scholvaartuig. De visscherij was dus voor velen der bewoners langen tijd een voornaam middel van bestaan. De (haringvisscherij nam dan ook in dezen tijd in Holland en Zeeland zeer toe en in de 16e eeuw had zij voor deze landen een groote beteekenis. Het getal haringbuizen bedroeg in 1562 in Holland 400, in Zee land 200. „Meer goud en zilver dan andere volkeren met zwaren arbeid uit den grond delven, visschen do Hollanders uit de zee", sprak de lijfarts van Karei V. Reeds ongeveer 1452 moet de visscherij voor Cal lantsoog van eenige beteekenis zijn geweestbüjkena het reeds eerder genoemd recht om ten behoeve der kerk geld te heffen van ieder last haring, zeevaart en afslag, welke heffing op 23 November 1478 werd uitgebreid voor elke ton schol en elk honderdtal kabel jauwen. Verschillende inwoners brachten de versche haring ver landwaarts in, tot zelfs naar 's-Hertogen- bosch, Geervliet, Veere, Arnemuiden, en dichterbij ge legen plaatsen. Uit een verklaring van 1520 blijkt ook wel, dat de visscherij en vischhandel van eenigen omvang is geweest, want op 14 Januari van dat jaar verklaarde Lijsbeth, weduwe van Al ex Hendrix onder eede, dat zij 28 jaren met haar eersten man in 't Ooch gewoond heeft en nering in versche en gezou ten visch, bokking, enz. gedreven heeft en dat haar man meermalen met deze waren gevaren is door Spaarndam, Haarlem, Gouda, Gorinchem, voorbij Geervliet, Veere en Arnemuiden, zonder op die plaat sen, op vertoon van een certificaat van het gerecht van 't Ooch, dat hij aldaar buurman was, ooit tol te moeten betalen. Zij verklaarde verder, dat haar man Schout in het dorp geweest is en voor de „huiren" vele dergelijke certificaten gezegeld heeft. Ook Albert Jansz uit Alkmaar legde een dergelijke verklaring af. Hij bracht omstreeks 1520 tweemaal met zijn schip versche haring naar 's-Hertogenbosch voor inwoners uit 't Ooch. Door andere personen, poorters van. Mid delburg, werd ten overstaan van Burgemeesters, Sche penen en Raad dier stad op 6 April 1526 op verzoek van Jan Yeux en Pieterszoon uit het Ooch, onder eede verklaard, dat zij nooit gezien hebben, dat inwoners van 't Ooch te Arnemuiden eenige tol hadden te be talen, doch dat de tollenaar hen op vertoon van hun tolbrief vrij liet passeeren. Woed* vervoledl Bezoeken van scholleren komen roorloopifl niet ln 'De directie der Zuiderzeewerken maakt, naar aan leiding van een in de vorige week in eenige dagbla den verschenen bericht betreffende een voorgeno men bezoek van leerlingen der verschillende H. B. Scholen te 's Gravenhage aan de Zuiderzeewerken in Maart a.s., welk bezoek zou worden voorafgegaan door bijeenkomsten van de deelnemers, waar inge nieurs van de Zuiderzeewerken als sprekers zullen optreden, de opmerking, dat omtrent deze plannen met haar geenerlei overleg is gepleegd en zij der halve van dit bericht niet zonder verwondering heeft kennis genomen. del zijn en men hoort dingen,... praatjes... ik bedoel losse uitlatingen, etc." Het was alsof Deane zich plotseling wat terugtrok. Zijn 'gastheer bemerkte dse verandering en beschuldig de zichzelf van gebrek aan tact. Daar hü evenwel be gonnen was, ging hij voort: „Je moet niet vergeten, Deane, dat Olive mijn eenige dochter is en daarom wordt men des te voorzichtiger. Die chantage-geschiedenis heeft de menschen aan het praten gebracht. Natuurlijk geloof ik, dat jij volko men in het gelijk bent. Het was een dappere en spor tieve daad van je door op een dergelijke wijze tegen dien kerel op te treden. De man1 zal voor de rechtbank verschijnen en hij wordt gestraft; daaraan bestaat geenerlei twijfel. Dit neemt evenwel niet weg, dat er verscheidene menschen zijn, die er op een dergelijke manier over denken als ik." „Dat spreekt vanzelf," stemde Deane toe. „Men kan 'bijna nooit een positie als de mijne bekleeden zonder vijanden te hebben. Evenals in -gezelschapskringen zijn er in de financieele wereld' geheimzinnige machten, die in het duister werken, Lord Nunneley. Er bestaan ver schillende mannen, die als roofdieren azen op mijn po sitie en honderden leegloopens en parasieten, welke maar al te blij zouden zijn, als ik die kwijtraakte." ^„Volkomen juist," gaf Lord Nunneley toe. „Natuur lijk was d)e houding van dien Hefferom beslist vijan dig en ®ijn advocaten weten blijkbaar maar al te goed', wat ze doen, door met zijn verdediging te waditen. Vertel me eens, of Sinclair, toen hij je eerst kwam be zoeken werkelijk geen papieren bij zich had, welke jou in! ongelegenheid zouden kunnen brengen?" „Hij (hadi een origineele daim op de de Kleine Anna Goudmijn," gaf Deane toe, „doch deze was verloopen, voordat ik de mijn in mijn bezit nam. De verklaring was het papier niet waard, waarop deze geschreven stond." ,Toch had hij het papier, niet waar?" vroeg de oude aristocraat. ^Ongetwijfeld," antwoordde Deane. „Je hebt er, veronderstel ik, geen flauw idee van waar het bewuste document is?" vroeg Lord Nunneley. „Niet in het minst," verzekerde Deane hem. „Ik weet alleen dat het niet bij zijn -bezittingen werd gevonden." „Zou het van eenig belang voor jou zijn geweest, dit document te bemadhtigen?" ging Lord Nunneley voort. ,Jk zou er een paar hondierd pondmisschien een paar duizend' pond voor gegeven hebben," antworrddle Deane, gedeeltelijk als curiositeit, gedeeltelijk om mij te dekken voor eventueel© onaangenaamheden." Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 1