(chager Courant VOOR DE KINDEREN. =H«> Zaterdag 5 November 1927. 70ste Jaargang. No. 8147 WAT PIM EN PUK OVERKWAM. N PRAATJE OVER MIJN VRIEND SAMUEL KNAKBEEN. Kort maar krachtig. Restauratie van de kathedraal van Antwerpen. De schoonmama van Tanus Schoofs heeft na een bezoek van vier weken schoonzoonlief verla ten. Een vriend wil daarop fuiven -»n zegt lachend Gecondoleerd, kerel! Dat zeg je wel, is het ant woord. Ze is weer terug geko men! maakte. Wat op zichzelf weer bewijst, dat er iets niet in orde met hem is. Want wie maakt er nu lente-gedichten in dezen tijd van het jaar? Boven dien, waarom altijd die crocus, en die dauw? Dui zenden dichters hebben dat al bezongen. Laat hij liever iet» dichten over een worm! Ja, zeker, een worm, een nederige, eenvoudige worm. Waarom niet? Van wormen gesproken, die zijn veel intelli genter, dan men wel denkt. Een Duitache professor heeft daar laatst een heel geleerd boek over ge schreven, dat ik gewoonweg verslonden heb. HIJ had jarenlang de gewoonten en de manieren van de wormen bestudeerd! en hij heeft met 'n groot aantal proeven onomatooteiijk aangetoond, dat deze vrien delijke kleine aardpalingen geheugen hebben. Hoe hij dat nu precies deed, weet ik niet, maar best mo gelijk dat hij hun een vischhaakje heeft laten zien, en dat het arme dier, bedenkende wat zijn moeder hem. had .geleerd, verbleekte en de beenen nam. Nu, als men het mij vraagt, geloof ik vast en ze ker, dat die heele onderzoekingen overbodig waren. Want natuurlijk hebben wormen geheugen. Want hoe zouden ze anders kunnen weten, als ze In het voorjaar, na een lange winterslaap, weer 'aan het werk gaan, wat hun kop is en wat hun staart? Stel U eens de ongelukkige en wanhopige worm voor, die dat zou hebben vergeten. Het stomlme dier zou niet weten welken kant hij' uit moest. Dat doet mij denken, aan een heel merkwaardige worm, die ik onlangs in mijn tuin ving. Die had oen knoop in het eene einde van zijn lichaam. Op het eerste gezicht dacht ik, dat hij getracht had, zich zelf ln zijn staart te bijten. Miaar later snapte ik het. Het dier wist zeker, dat hij wat zwak van geheugen was en daarom had het schrandere beest, voordat hij in den winterslaap ging, een knoop ln zijn kop gelegd, om te weten, welk eind het eerst kwam, als hij ging wandelen. Maar om dan op mijn vriend Knakbeen terug te 217. Pim neemt zich op de thuisreis vóór om Opoe's boodschap maar liever te vergeten. Puk mag óók niks zeggen, dan I krijgt ze drie ratels en een mooie gla- len knikker. Maar wat is dat? Daar ligt een luchtballon in een weiland. Vader: Wat wil ie hebben met je verjaardag WillieEen eindfe totiw.^. Vader: Een eindje touw? Willie: met een groote» levenden hond er aanl DB KORTSTE TELEGRAMMEN^ DIE OOIT BESTAAN HEBBEN. Toen Victor Hugo zijn bekenden roman „L'ea Mft1- sérables" uitgaf, Informeerde hij eene bij; den uit gever, hoe het met den verkoop van bat boek ging, terwijl hij hem een telegram zond, dat geen woorden bevatte, doch slecht» een vraagtoeken. De uitgever antwoordde hom op dezelfden ma nier, door hem een, ultroepteeken terug te ielegra- feeren, afgewt 218. Paulus Pannum, de luchtreiziger, staat bij zijn mand. Er haperde iets aan de ballon en daarom heeft hij een nood landing moeten maken. Nu wordt de ballon hersteld. Als dat gebeurd ls zal Paulus Pannum weer opstijgen. 222. Pim kruipt in do mand. Puk bang en durft niet bij hem te komen. Maar als, Pim lang wegblijft moet Puk hem wel gaan roepen. Ze besluit dus óók even ln de mand te klimmen. Ze deed het liever nietmaar te ls toch erg nieuwsgierig. 223. Zeg Pim, vraagt Puk, bon Je soms van plan om hier ln die mand te blijven? Dan ga ik alleen naar huls, hoor. En zegheb Je ook lekkers gevon den? Ik bedoel los, zie Je, niet in dl» blik jes natuurlijk. 22-1. Daar komt een hevige windstooi De ballon richt zich op en trekt de tou- won strak aan. De boertjes worden van den grond getild, ze laten de touwen los •nde baJlon gaat ar van door mst twee reiziger»! Vrij naar een Engelsch gegeven, door Sirolf. {Nadruk verboden.) oen ik van de week mAjn ouden vriend Samuel ikbeen tegenkwam, rustte hij niet, voordat ik er toegestemd had, met hem ergens te gaan eten. 5n we voor het restaurant onzer keuze waren geland, bleef hij plotseling doodelijk verschrikt jn, greep naar zijn zak en daarna naar zijn Dfd en fluisterde mij toe: Lieve Hemel, geef me even een tientje van je, ik i mijn beurs vergeten.1' Toen ik hem dat discreet [toegestopt, noodigde hij me joviaal uit, met hem e naar binnen te gaan en met hem te dineeren. noodig je uit hoor!" riep hij zoo luid, dat alle ten in de groote zaal van bet restaurant opke- d, wie die gulle beer was. ten oogenblik later zaten we een gebraden hoen- plijkje te mishandelen met vork en mes, toen otseling Knakbeen zachtjes voor zich uit begint tnlurmelen. Daarna lcnarstte hij vreeselijk op zijn fjtó en probeerde de haren uit zijn hoofd te trek- "etgeen hém niet gelukte, omdat hij zoo kaal leen biljardbal. Bleek, met starende, niets oogen, staarde hij mij aan en voegde mij toe: pokua, focusi, tokus, rook'u», dook'ua rilde natuurlijk geen ruzie met hem zoeken i hem grif toe, dat ze, wie het dan ook moch- 'n, zich' moesten schamen. murmelde hij weer ©enigen tijd voor zich a en verweet mij': Kauw, lauw, zou, touw, uw, snauw, gauw, bouw, jou, nou, pauw, miauw! !u zou U of eèn ander, die misschien niet zoo idig is, uitgevallen, waarschijnlijk zijn opge- in, de rest van den kip in zijn papioren servet fben gerold en als een haas het restaurant zijn jevlucht, om) op de eerste de beste tram te sprin- Maar U kent natuurlijk niet mijn vriend Sa ai Knakbeen. Maar ik wel! Hij is namelijk een iter. U heeft natuurlijk nooit van den dichter o. Knakbeen gehoord. Best te begrijpen. Want dichter die zich Sam, Knak'been zou noemen geen vier regels kunnen verkoopen. Daarom mü hij zich Helène van de Voorde, of Lydia rtlkveef of zoo iets. Anders zou hij van den ger omkomen. Nu ziet hij alleen maar zwart, t begreep dus, dat mijn vriend Knak bezig was woorden te zoeken voor „crocus" of „dauw", [een een bewijs was, dat hij een lentegedicht komen. Die dichters zijn zoo onpraotlich. Want nu wilde hij een origineel rijmwoord op dauw hebben, Waarom kwam hij dan niet oons eon avond bij mij in den tuin doorbrengen? Want daar komt eiken, avond een groote zwarte kater, en gaat liefdeslied jes zingen voor onzen poes „Pips". Nu ls Pip» een kater, du» de liefdesliedjes van dien anderen zijn gewoonweg in hot water gegooid. Maar die andere kat dan, die zit op de schutting en zingt; Miaoaaauwwauwauw! En dat op zoo'n luiden en doordringenden toon, als je zou venvachten van een varken, dat door een amateur langzaam tot var kensvleesch wordt gemlaakt. En als die kater dat gezongen heeft, geven er een tiental poesen ant woord, met allerlei vreemde en origineel® woorden, die allemaal op „auw" rijmen. Om nog maar niet eens te spreken van de zeer vreemde en heel ori gineel© woorden, die sommige van mijn huren weer naar dezen kater werpen. Van de week wierp iemand het dier niet minder dan driehonderddui zend woorden toe. Namelijk een latijnsch woorden boek. Maar dat hielp dan ook. Want de amoureus© kater vloog een seconde later over de schutting, als of zijn staart in brand stond. U ziet dus wel, hoe onpractisch die dichters zijn. Als het op dichten aankomt. Dat tientje heb ik nog niet terug. 1 'afhankel ijkheidsifeest van België dien top van den toren weer te voorschijn denkt te halen. Die eerste steen van de kathedraal is in 1352 gelegd'; in 1420 wérd de bouw voltooid. De kunstenaar, die het ge bouw heeft ontworpen, is onbekend1. De plannen voor de torens, waarvan er slechts één werd voltooid, worden toegeschreven aan Pieter Appelmans, onder wiens leiding de bouw plaats had van 1422 tot zijn dood in 1434. Verscheidene bouwmeesters volgden hem, van wie de meest be kende is Herman Wagihemaker, die 28 jaren lang tot 1500 aan het lange schip werkte. Zijn zoon vol tooide dien eersten toren en gaf hem den zoozeer bewonderden top, die eenlg 1» in zijn soort In 1560, drie Jaren na da verheffing tot kathedraal werd dé kerk Notre Dame van haar Gotische versiering be roofd, zoodat het interieur tegenwoordig in barok stijl 1». Ten tijdie van de Fransche revolutie ont kwam het gebouw ternauwernood aan de tlooping. De toren geniet «en bijzonder» vermaardheid; weinig GothUche toren» kunnen zich niet hem in slankheid en prachtige constructie meten. Op een klein grondvlak rijst de kolos 123 Meter hoog in de lucht. De bouwsteen en aan den top zijn door den beruchten tand die» tijd» aangetast «n de balken zijn vermolmd', zoodat een omvangrijke restauratie noo dig is geworden. Lang heeft men er over gediscus sieerd. of men het geheele bovenstuk van den toren door een nieuw zou vervangon, dan wel of men het bestaande zou restaureeren. De lief do voor de oude, oerbiedwekkendo ateenen heeft de overwinning be haald. heti ant gel worden de kn i. icheliei 4 stuk gebord at met JW. Nou zeg, Juicht Pim, -m zoo*b luchtreiziger zal óók nlot van do hongor omkomen. Kijk eens wat een fijne dingen ®r in de mand zitten. Een doosje met haakjes en •blikje» met groente. Weet wat? Ik ga »r een» bij. 219. Wel twintig boeren houden de tou wen vast. Anders zou de ballon wel eens op hol kunnen slaan. En als hij eenmaal in de lucht is ziet dan maar, dat je hem nog krijgt. Je kan net zoo goed de maan willen pakken, 220. Pim en Puk moeten er natuurlijk bij zijn. Ze kruipen tusschen de beenen van de boertjes door, die de touwep vast houden. Ik wil wel eens zien, wat er in het mandje is, zegt Pim. En Puk i» niet nieuwsgierig, maar ze wil ook graag alles weten. EEN KOLOS VAN 123 METER HOOG. Oom: Tante Agatha is door een slang gebeten. Neefj*; En leeft de slany oog? Sedert 1923 ls de toren van de kathedraal van Antwerpen van dan bovensten omloop af bedekt door «en groote stellage en deze zal tenminste tot 1930 blijven, in welk jaar men naar aanleiding van do wereldtentoonstelling ter gelegenheid van het on-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 21