11ÏÉ1 ONS HOEKJE. III IET BEGREPEN. De nieuwste Kinderwagen. VAN ALLES WAT. I VOOR ONZE JEUGD S.Y reincht in aardige hoedversierlng, let, dat zulk een tak op *n hoedje aardige versiering is. Je kunt ook takje neinen en de blaadjes leg- wilt Het is makkelijk te haken djeB zet je b.v. 9 losse op: in de 'n halve vaste, in de 2e een heele, r een halve stok, in de vierde een '[n de vijfde een dubbele stok en zoo stisch* en. Als] Ien Mi jer den vertrok: aardig an ge- om i I te De van iddel. laagd orlijk tellen t wel takje is van lossen gehaakt en je aadjes hieraan. De bloem is, zooals gemakkelijk te haken. Drie lossen leen kringetje vasthaken en dan of vasten de bloem haken, telken» d,w.z. 2 steken in dezelfde steek, model te krijgen. Op den laatsten dan donkere kleur picotjes, en de ijn gevormd door enkel lossen met steek aan het eind. Probeer het ik denk, dat 't wel aardig zal luk- I moeilijk en het kost niet veelli TANTE LENNIE. ftlnnc zich een i'men ij ge- echts kken aken ton!" was het antwoord en onge ile leerares de schouders op. Stans vóór de les bij mij geroepen, iet hoofd, maar het is een raadsel, kind in het zwijgen volhardt en fgrijj) ik welken reden ze heeft, om e 8f- r d» pa- no«t lering uit het schoolleven). iets van? vroeg juffrouw Verkerk, der school aan Mademoiselle, die ipeltje cahiers in de hand, door de te weet ik 1 ook nog niet In elk Ris spreken we elkaar nog wel Verkerk verdween In haar kamer ïselle stapte "de volgende klas bin- uur. ven de meisjes van de &e nog WMtetaan redeneeren. fl'oöf vast niet, dat Stans het gedaan wor- cl een aardig blond ding. Het lijkt me lam- oorhaar een schrift weg te nemen 1" met Ivanzelf komt het ook niet in de jvea antwoordde Mies een lang, spich- te een gruwelijken hekel aan haar W toen zij zelf op 't laatste partijtje enkelen dans gevraagd was en 9 inoezig uitzag, £een minuut was tedste Is, dat wij er net zoo goed N aangekeken!" riep een derde, en J* heeft gezegd, dat de Directrice w aftrekt van ieder rapport tot het ktttlost. "kktera dan heb tk vast „onvoW en ikr riepen teiBoheide- j*®»- het meig)e, dat «oeveet tongen tocht, voor haar lessenaar en 'wwH zou het schelletje gaan en ®*e£in het „hol van den leeuw" ko- Q w leerlingen de kamer van ju-f- gedoopt hadden, omdat *t daar ff n'6t ma^8C^ toegiDg- «oh héól erg, als je verdacht werd, 1 dat Je niet gedaan had. De schijn 0a haar, dat wist ze wel. Zij was 't l de klas gezien vóór het ongeluks- 'Mwenen was. öioèst wel haar mond houden, er zat T® °P dan maar laten komen, wat afwachten. elleboogen op "t lessenaartje ge- ton8 8U* te Prakkizeeren, hoe het JPJD en zag ze weer het heele tafe- Och had afgespeeld, voor zich. y°üQahoe ze bij zich thuis met werken aen het vrije opstel. Al u viijo uyavoi. Jan, haar oudste broer, de student bi?»? 60 ^ad na de noodige plage- Van L°eH gepakt en het op- C .^ijn lorgnet had hij erbij op- Eij ^oddigst de stem der Fran^aise taUeaüon, mesdemoisellea, ócou- tezP* Ze hadden geproest en geroepent Doe mi eens als je kunt als de Directrice!" Toen had hij de pen genomen mi in een oogenblikje vlak onder het opstel een lange gestalte en scherpe neus op papier gezet zóó gelijkend, dat er geen twijfel kon bestaan, wie hij bedoelde. Uit louter baldadigheid had hij er ter verduidelijking onder gekrabbeld* „Dit is je ziet het wel, Nóch Frftulein nóch Mam'sei, Maar wel het zeêr gestrenge hoofd, Dat van heur haren is beroofd!" en inderdaad prijkten inplaats van de haarknot, eenige kortgeknipte sprietjes op het hoofd, dat veel van een vogelverschrikker had. „Akeligheid! nu moet ik die heele bladzij uitscheuren!" had Loek geroepen, maar een oogenblik later had ze óókkrom gezeten van het lachen. „Zóó kan ik m*n opstel niet meenemen," lammerde ze na de lachstuip maar zij, Stans, had haar getroost en gezegd; Je hoeft het nu niet over te schrijven, morgen worden de schriften toch pas na 2 uur opgehaald en dan heb je nog ruimschoots tijd!" „Zal lk je helpen pennen?" had Jan berouw vol aangeboden maar nu hadden ze weer geschaterd: „denk Je dat ze jouw pootje niet zouden snappen?" Zóó was 't gebeurd en het schrift Was in de tasch gedaan. En toen ja toen was het gekomen, of lie ver, toen was het misgeloopen. Wat nooit plaats vond, gebeurde. De cahiers werden vóór 12 opgehaald en zonder erg had Loekie ook het hare afgegeven. Eerst toen Ma demoiselle uit de klas verdween, drong het tot hen beiden door te laatl Dien middag waren Stans en Loekie opzette- liik even achtergebleven en gebruik makend van een oogenblik, dat Mademoiselle -weg was, had Loeki het schrift, dat op tafel tusschen de andere neergelegd was, weggenomen om de vreeselijke bladzij eruit te scheuren. Beter een onafgewerkt opstel dan een spotprentje! Maar op 't zelfde oogenblik hoorden ze naderende voetstappen en totaal in de war, had Loeki het cahier in de kachel geduwd en was door de open deur, die toegang gaf tot de eerste klas, verdwenen. „Wat sta jij daar dwaas wat doe Je nog hier?" O Stans hoorde nog de stem van juffr. Verkerk en ze had hakkelend een leugentje ge- zegd. Geen wonder, dat men haar verdacht. ze geloofden stellig dat zij uit jaloerschheid want Loekie werkte veel beter het mooie op stel had willen verbranden en zij zelf was er geheel onschuldig aan! Haar vriendin wilde ze niet verraden en haar eigen broer evenmin. Ook Loekie wilde niets verklappen. Zij had wel eens gehoord van moeilijke gevallen" in de Haagsche Post va der en moeder deden altijd hun best die opga ven van de courant uit te werken! maar voor zoo'n lastig geval zouden ze zeker ook geen raad weten. Rrrrtt! daar ging het schelletje, daar had Je het al! met looden schoenen stapte Stans het „hol" binnen. Buiten wachtten de meisjes, óók Loek.... Na een kwartier kwam Stans op straat bleek, maar kalm. „Twee weken geschorst," zei ze als antwoord op de vragende oogen en> gespannen gezichten. Dienzelfden middag stond een jonge student voor Haar Zeer Gestrenge. De bespreking ge schiedde met gesloten deuren. Nooit hebben de meisjes precies geweten waarom Stans weer plotseling mocht blijven en waarom Loek de heele klas op hopjes trakteer de en nooit heeft Mademoiselle begrepen, waarom zulk een ernstig geval met een sisser tje was afgeloopen. TANTE LENNIE. HET FEEST. door a R DB LTT.Ï.K HOGERWAARD» Meester Jan van Rolde rol Was een reuzenknappe bol. Want het maken van een schoen, Kon de man voortreffelijk doen. Maar de allermeeste praats. Had hij 's winters op de schaats, 's Zomers wist hij zich geen raad. Zonder ijs op gracht of straat, „Wacht!" dacht toen de knappe ma Ik zal toonen, wat ik kan, *k Maak wat kan ik beter doen? Rolletjes aan iedre schoen. Fik en Puk, z'n beide honden, Die niets van het vak verstonden, Keken hem goedkeurend aan: Baas, dat heb je knap gedaanP Op een dag lag, in de mand. Naast de honden, aan den kami^ Een stel lieve jonge diertjes, Met z'n drieën of z'n viertjes. Moeder Puk riep „hoor eens even. Moet ik dat nu nog beleven, *k Kan m'n jongens toch niet drhgen, Man, haal jij eens vlug een wagenl" Wat moest papa Fik nu doen? Vlug nam hij den grootsten schoen. En daar ging het op een hol ln de laars van Rolderoll Baar Knor, het Varken roept verrast: Wel heb ik van mijn leven! t— 'k Word ultgenoodigd op het feest Dat Eek, de Hond, zal geven. De invitatie luidt: t Is hensdhl Om op diner te komen, - Daarna te dansen: charleston, step, Wie had dat kunnen droomen?! De Kippen, Eenden, iedereen Zal op het feest verschijnen! i De Haan natuurlijk en de Poea, Behalve dan haar kleinen. *t Is waan voor dansen ben wat dik En niet zoo heel erg lenig, Maarhet diner lacht mij wel toe, Dat lijkt mij juist zoo eenigl - I Ik neemt de invitatie aan, Ben voor 't diner te vinden, ||tf Wordt er daarna gedanst, welnu, i Dan knor ik: Lieve vrinden, Ik mag dat dansen wel eens zien, Zit gaarne toe te kijken En vraag me onderhand dan af, Op wie 'k zou willen lijken. De avond van het feest breekt aan; In 't rose is ons Saartje, Haar haar geborsteld, keurig glad, En fraai gekruld haar staartje. t Diner Is heerlijk enroyaall Geen eind komt aan de gangen! Kom! zegt de gastheer, wie zou nu Naar 't dansen niet verlangen? De paartjes vormen zich heel snel, Muis Muzikant gaat spelen Op de viool. Geen enk'le gast Zal zich op 't bal vervelen. Ons Saartje vindt al dat gedraai Wel leuk om naar te kijken. Maar denkt ze, neen, ik wil toch niet Op één van jullie lijkenl Je bent me allen veel te dun En danzoo weinig d e f t i g I Zoo zou Tc niet willen zijn 1 knort Saar; Haar staart beweegt zich heftig. Gelukkig ben 'k geen sprlng-In-'t-veld, Muar op en top een „dame". Als ik zoo lustig springen kon, Dan was dat geen reclame. Al voor den boer, want mager-zijn Mag sommigen dan lijken, Als ik het was, zou niemand meer Naar mij zelfs willen kijkenl Met geen op 't erf wil 'k ruilen dus; 'k Ben met mijn lot t&vreden Misschien toen 'k jong was niet, rrmar och, - Dat is al lang geledenI Bij 't afscheid dankt Saar gastheer en Gastvrouw voor het genoegen, Buigt diep voor Hek en'gemalin, Die op het feest haar vroegen. De Toovenaar en zijn Slachtoffer. Het begon al donker te "worden en het was heel stil in den grooten, ouderwetschen tuin, toen drie geheimzinnige kinderfiguurtjes over het lage muurtje klauterden. „Abracadabra! Hi! Ho! Hum!" zei het eerste figuurtje met flinke stem. „Higgeli! Piggeli! Til Tol Turn!" liet het tweede hooren. Maar het derde, het kleinste der drie, zei niets. Het begon onrustig te worden en zich ongelukkig te voelen. „Nog eens!" riep het eerste figuurtje over moedig. „Nog eens, vlak bij de deur van zijn hol, om zijn toovermacht te breken I" Plotseling liet het derde figuurtje een ang stig gilletje hooren. „Kijk eens," zei het meisje, terwijl zij naar één der ramen van het naburige huis weea Een bleek gelaat staarde in de duisternis! „Het Slachtoffer!" riep het eerste figuurtje. „Het Slachtoffer!" herhaalde het tweede. Het dorde liet haar langen mantel op don grond glijden en holde naar binnen zoo vlug als haar korte beentjes het toelieten. De ande ren volgden haar langzaam, doch versnelden hun schreden, toen zij dicht bij huis kwamen, want zij werden geroepen. Juf riep hen. „Maar Eric en Elly," zei zij, „wat hebben jullie uitgevoerd? Jenny is. bevende over al haar ledematen, naar binnen komen loopen." „Jenny is een dom, klein kind," zei Eric on vriendelijk. ,,'t Is al weer over, Juffie," zei Jenny nu. „Eric en Elly speelden dat de oude meneer van hiernaast een toovenaar was en dat wij een toover-formule moesten opzeggen om to voor komen, dat. hij ons betooverde." TANTE LENNIE. „Het was zoo leuk, Juffie," begon Elly nu, „en zoo echt! Ik rilde over mijn heelen rug." „Maar lk ril niet graag over mijn rug," liet Jenny hooren. „Natuurlijk niet," zei Juf weer. „Jullie moet zulke spelletjes ook niet spelen en er aan den ken, dat nu het huis hiernaast verhuurd is, je niet om de vijf minuten over het muurtje moogt klimmen om ballen in den tuin op te rapen." „Zijn er kinderen?" vroeg Erio. „Neen; *t zijn alleen een oude heer en een zieke dame, die er wonen." „De Toovenaar en zijn Slaohtoffer," fluis terde Elly ln Eric's oor, terwijl zij naar boven liepen om naar bed te gaan. Den volgenden morgen was het prachtig weer en de kinderen 't was midden in de vacantie gingen dadelijk na het ontbijt in den tuin om er te ballen. Het spel was in vol len gang, toen Jenny den bal bij ongeluk vee te hard gooide. Hij sprong op den mpur en b het volgend oogenblik in den tuin der buren. „Jij moet den bal gaan halen," zei Brio. „Juf zei.'..." begon Jenny. „O, maar Juf bedoelde natuurlijk niet, dat wi nooit meer over het muurtje mochten kliramei om den bal te halen," zei Elly nu. „Ik zag vanmorgen vóór het ontbijt den oude: heer in den tuin," begon Eric weer. „Hij droe; allerlei dingen naar het kleine huisje, dat Ju- het atelier noemt. Hij ziet er zoo grappig uit. „Maar nu iB hij er niet," ging Elly voort, „ei we moeten den bal terug hebben. Kom Jenny klim nu vlug over het muurtje!" De bal was nergens te zien De deur van het atelier stond half open en Jenny dacht, dat zij iets, dat al heel veel np den vermisten bal ge leek, op den grond zag liggen. Haastig keek zij.In de richting van het huis, of iemand hsar ook zag en toen zij zich overtuigd had, dat dit niet het geval was, liep zij het atelier in. Eenmaal binnen, vergat zij den heelen bal. Het huisje, dat een paar dagen geleden nog vol stof en spinnewebben was geweest, zag er nu niet alleen heel netjes, maar zelfs vroolijk uit. Overal hingen en stonden schilderijen en Jen ny, die dol op schilderijen en platen.was, bleef voor één dezer vol bewondering stilstaan. Het stelde een dame voor en terwijl Jenny ër naar keek, dacht zij, dat zij nooit zóó'n lief gezicht gezien had. Eric en Elly riepen, maar zij hoor de het niet Daar naderde iemand het atelier. Jenny ech ter was in Droomenland en pos toen de „iemand" op barschen toon uitriep „Lieve helpl Wat beteekent dat?" keerde Jenny zich om en zag zij tot haar onbeschrijfelijken schrik, dat de oude heer naast haar stond te kijken. Hij zag er zóó vreemd uit en Jenny was zóó verbaasd, dat zij heeelemaal de kluts kwijt raakte. Daar hoorde zij op eens een stem het was die van Eric die riep: „De Toovenaar! en al haar angsten van den vorigen avond keerden terug. Zij liet zich op haar knieën vallen, hief de handen op en zei haastig: „Abracadabra! Hi! Hol Hum! Higgeli! Piggeli! Til To! Turn!" De oude heer scheen werkelijk te schrikken van de tooverformule. Hij streek met zijn han den door zijn lange grijze haren, terwijl zijn kleur al rooder en rooder werd. Daarna mom pelde hij iets van „gek", liep het atelier uit, sloeg de deur hard achter zich dicht en draai- dq aen sleutel om. Jenny sprong haastig op uit haar knielende houding. Zij holde naar de deur, rammelde er te vergeefs aan, liep daarna naar het raam en -iep hard: „Eric! EHy!" Tot haar groote vreugde werden haar kreten ©antwoord. In het volgend oogenblik ver- chenen haar zusje en haar broertje boven op iet muurtja „Hij heeft me opgesloten," zei Jenny. „Haal vfoeder. Kom er alsjeblieft niet over, of hij sluit ullie ook op. De tooverformule was niet van racht." „Opgesloten?!" riep Eric uit en hij tuimelde m verbazing bijna van het muurtje. Maar Elly was al ln den tuin en stond vóór it atelier. „'t Is niets erg!"*-riep zij opgewonden uit „De eutel zit er in!" „Gauw! Gauw!" gilde Eria „De Toovenaar n zijn Slachtoffer komen er aan!" Het grappige oude heertje en een lange dame wamen nu den tuin in. Elly zat veilig op het muurtje en zij en Eric «varen bezig Jenny er ook op te trekken. Het gezicht van den ouden heer was nog verbaasder dan anders, maar de dame, die hee- lemaal niet oud was, al zag zij er slecht uit begon te lachen. „De buurkinderen!" riep zij uit Elly herstelde zich het eerst en zei: „Het spijt ons erg, maar Jenny ging den bal halen en zij was zoo dom, te gelooven, dat u werkelijk een toovenaar was." „Zei ik het niet?" begon de oude heer weer. „De kinderen zijn gek!" De dame lachte opnieuw en hield haar rech terwijsvinger voor den mond. „Het was maar een spelletje," zei Ellv nu tegen de dame, „al was het dan misschien geen heel aardig spelletje. We speelden, dat 'e oude heer een Toovenaar en u zijn Slaohtofier was." De dame lachte nu vroolijk en zei: „Hij is evenmin een Toovenaar als lk een Slachtoffer ben. „Hij is de liefste oude heer, die er bestaat, en heel vriendelijk voor zijn zie kelijke dochter." De kinderen keken elkander berouvol aan en tot groote verbazing van iedereen deed Jen ny, die anders altijd zoo verlegen was, een paar stappen naar voren, stak haar handje naar den ouden heer uit en zei: ,,'t Spijt ons vreeselijk erg. We wilden hee- lemaal niet onaardig zijn. Wilt u 't ons ver geven?" De oude heer nam het kleine handje ln de zijne en de dame zei: „Ga aan je Moeder vragen, of jullie vanmid dag alle drie bij ons ln het atelier moogt ko men theedrinken. Dan zal lk je mijn schilde rij laten zien." „Ja," voegde de oude heer er aan toe. ,JZeg aan je Moeder, dat de Toovenaar en zijn Slachtoffer jullie opeischen." De kinderen lachten nu alle drie. „Wet zul len het dadelijk gaan vragen," zei Elly. .Maar we zullen u nooit meer zoo noemen!" klonk het uit Eric's mond. „De tooverformule was dan toch goed!" zei Jenny, terwijl zij met hun drietjes aan den an deren kant van het muurtje verdwenen. Moeder vond het goed en de kinderen brach ten een heerlijken middag in het atelier door, G. T. OEFENINO IN HET SNELSPREKEN. Wie kan tienmaal achter elkaar vlug zeggen) Als menig man wist, wie menig man was, zon menig man menig man menigmaal meer eer bes- wijzen. Omdat menig man niet weet, wie mentg man is, wordt menig man menigmaal vergelen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 23