ONS HOEKJE. NOVEMBER Onvergetelijke Nacht IZl'Ü ZW TOOrt: "Een ,0UW' Haal Mn ,ou-' A" »ïhd^bmem"g«n m tma. JZUGO oeslend net Ijs», ïenorau tri tem ssa zlci het larond» talrijl aar hij and h Aragoi zonden, VOOR ONZE JEUGD Een Sint Nlcolaascadeautje. hadden we 't over een gehaakte !nu laat ik jullie iets anders zien. Er tegenwoordig haast geen mantels 0i er is een bloem of 'n takje bloemen M 's Zomers neem je levende bloe- p4gr nu is dit 'n wel wat dure liefheb- jfjjt je dat je zonder voel moeite een Ut maken, die heel wat mooier is dan door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Toen ik van October vertelde, rei ik al, dat deze en November geen al te beste maatjes waren. Moe der Anrde had dit reeds vanaf hun jeugd met lee- de oogen aangezien en daar zoowel October als November dolveel van Moeder Aarde hielden, de den zij erg hun best, vriendelijk en verdraagzaam tegen elkaar te zijn. Dat dit dikwiils moeilijk, heel moeilijk was, is te Ten, Urenlang had hij met de elementen geworsteld. l)e school lag ver achter hem; vóór de morgen ar.nbrak, zou niemand hem missen. In den ver- blii.denden sneeuwstorm verder te gaan was een or mogelijkheid. Wanneer hij dus het geluk had. daar een schuilplaats te vinden, moest hij die niet voorbijgaan. Moeizaam sleepte hij zijn uitgeput lichaam door de rulle sneeuw, telkens in de weeke massa weg zinkende. Eindelijk bereikte hij echter een open staande schuur. In het volgend oogenhlik kroop lth er in en betastte hij in de duisternis eerst den disselboom van een wagen en daarna een wiel. je som» duur moet betaienï Kijk Tien hij In hel voertuig geklommen «es. werd hel btgrijpen, els we bedenken, del October de BavlX ho"ï een hrerlllke gewesrwordlng wel stroo ie hllder b|j uitnemendheid - hield ven roode, j "2™ 7"ro,p..hil "lln ,ldemal" ï'W™"" k?* gtle en bruine kleuren. November daerenlegen el- -3 Hoe eng hit deur geslapen had. wist hij niet, grauw Iag. graaw en ds! waron want zltn horloge, dat hij vergeten had op te win- Ejjn Hevellngsllnten. Bracht het Octoberzonnetje den, stond stil. dikwijls nog heerlijke dagen in 't najaar, Novem- De morgenstond trof hem echter nog diep In bf r maar zelden vroolijk. Och, och, wat kon .len slaap aan en toen hij eindelijk met een schok cje November toch een verdrietig gezicht zetten! wakker werd, was het reeds lang licht. De p-n dat |j0n October in den broer, die op hem storm was nu heelemaal bedaard, de sneeuw dik volgde, niet uitstaan, maar het meest boos was aan den grond vastgevroren en de lucht zomersch h.j toch) ala hlj eP door aangestoken werd en zelf "lauw. dun niet vroolijk meer zijn kon, wel moest huilen Koud, hongerig en half verstijfd keek Kenrick van .Ue||gheld en blazen van boosheid, naar de uitgestrekte witte velden cm zich heen ten November had ilch vanaf lijn vroegste Jeugd linde eenig denkbeeld te krijgen, waar hjj was. - Flotseling knoopte Plotseling knoopte hij zijn jas dicht en ging hij lr-open om zijn verkleunde handen en voeten te warmen en zijn bloedsomloop normaal te maken. Weldra bereikte hij een groot bosch. Na dit doorgeloopen te hebben, kwam hii weer aan uit gestrekte velden. De sneeuw knerpte onder zijn voeten. Dit en 't gekras van vogels waren de eenige geluiden, welke tot hem doordrongen, want ner gens in den omtrek was eenig levend wezen te i lappendoos bij moeder misschien kleine restjes gekleurde „crêpe Knip met een scherp schaartje 0 ormen (kijk maar naar het plaatje!) niet omgezoomd!) leg daarover [kleinere blaadjes, vorm ze naar Je tot 'n bloem (vooral de blaadjes taaien op een rond lapje!) en je zult b of moeder niet blij is met die aardige k voor japon of mantel. Van goud- je ook meeldraadjes maken. Zou 't liijJrïir werkje voor het kastje zijn? en 'leuk Sint Nicolaascadeautje? TANTE LENNIK igheden aar 101] gaai t vooi beer oC r het Engelsch van H. WOOLLEY. Vrij bewerkt door 0. E. de Lille Hogerwaard. Hoofd st uk II Op het Alleruiterste Nippertje. (Slot.) beuwde, toen Kenrick aJs een dief die let huis uitsloop, zoodat de sporen van Itappen spoedig uitgewischt waren, gevoel van diepe ellende klom hij over en snelde hij naar den hoofdweg. bekennen. Een vergeten stuk chocolade, dat hij h\ den zak van zijn jas vond, hielp hem het kna gend gevoel binnenin hem te verdrijven. De morgen verliep de zon scheen in haar stralen schitterde de sneeuw, alsof zjj bezaaid was met mlllioenen diamanten. Van allerlei gedachten vervuld liep hij voort Wat zou meneer West doen? IJlde het bericht van zijn vlucht misschien langs deze telegraaf lijnen? Zou hij.... Terwijl hij een smal laantje afliep, dat een soort hollen weg vormde en steil naar beneden ging drong er plotseling een vroolijk gelach i tot hem door van jongensstemmen, die luid schalden van de pret in het laantje nn bereikt eenzaam gevoeld, anders dan de anderen. H(j Easte niet bij September en October. Bij de Winter- roers December, Jan, Feb en Maart nog veel n-inderl Bij wie dan wel? Was daar nu geen van ce elf broers en zusters, die November in be scherming nam? 't Spijt me, het te moeten zeg gen, maar we mogen de waarheid niet verhelent November was altijd een eenzelvige Jongen ge weest Grauw, grijs en saai kon het er ook in hem u'tzien en hij had een onverschillige houding tegenover de anderen aangenomen. Hij deed, alsof het hem niet schelen kon maar soms, als het een zame gevoel hem te machtig werd, schudde hij zijn onverschillig masker af, blies zich op van kwaad heid en joeg de wolken door het luchtruim; de kitste bladeren door October zoo fraai ge kleurd moesten zijn booze bui ontgelden: geen enkele mocht er meer aan de takken, waaraan zij den geheelen zomer gezeten hadden, blijven. Htj vond niet eens goed, dat ze stuivertje verwisselden, neen ze moesten er allemaal af, want de boomen moesten kaal worden, kaal en grauw, dan was het nunr zijn Novembers zin. Moeder Aarde zuchtte, schudde het hoofd en dacht: „Mijn kinderen zijn allemaal verschillend, daar stjn er nu geen twee hetzelfde bij, de één is do Uilfn 60 pa*1 zou Hij had de bocht m dacht rik oogybHk d. Jongen, t. kunnen W'™nïgTr~'din de .nder, m.ar h.m' «66 til ra In .Ichl.lt gekeerd el. November hem opklonk, een hertver,cheurende kreet om toch Wa, moe, Jongen llch ongeluk- Onmiddellijk al het andere vergetende, melde k'pJ°jei?nLa. w Kenrick neer de plek, vanwaar het geluld kwam ,dat dead November ook, al wilde hfl he» - een bevroren weterple, met aan den kant een ?ch'el,en "V1,' T. "ui""1 opgewonden, kleinen Jongen, die heftig met rijn Aarda iCh"* SJ" armen zwaaiend, wee, naar een donker wak op I,""?" "."TV °nder korten af,tand, waar rijn vriendje aan .trijd op 'as'a aan hart- dat t"mksrda nai" ipvpn O,, j oippn/i liefde en warmte. De „Beweeg Ja niet - Ik koml" Hen Kenrick luid n, ..^h'a.r'lS.rtS d.i'ntariïlk'hrt mtart had hij er gewoond en de omgeving lief geworden. En nu stond hij op het jilles te verlaten voorgoed te veriaten! een brok In zijn keel. terwijl hij een blik op het gebouw wierp en het was met faarwording, alsof hij stikken zou, dat ebouwllu een g^re. stormachtige nacht Na eenl- lhield het sneeuwen op, de grijze wolken 'flleen en weldra stonden de sterren aan terwij] de maan zich nu en dan ver- vlugl,f Nadat Kenrick een bezem had gegrepen, dien de jongens gebruikt hadden om de ijsbaan schoon te vegen, schoot hij vlug over het ijs. BtJ het naderen der gevaarlijke plek hield hij zijn vi,art echter in en stak hij den drenkeling den bezem toe. „Hou vastr riep hij kalm. „Hou stevig vast het Ijs brokkelt niet af. Ik zal je er wel eens even uitvisschenl" Het ijs kraakte, maar bezweek niet Kenrick vrienden hebben hjj was toch evengoed haar zoon j*1s alle anderen en had evenveel neen, zelfs meer recht op haar liefde. Moeder Aarde had eigenlijk diep medelijden met dezen onverschilligen jongen en zij deea, wat zij kon, om hem uit zijn onverschilligheid wakker te schudden. Zjj hield Niaember zooveel mogelijk bij zich thuis en verzon allerlei spelle- rits, kunstjes en andere gezellige dingen om de iange winteravonden te korten. Moeder Aarde kende haar jongen natuurlijk mk!rtMenrïf\nfli?,rLdtJUcht £ek?ken had, was nu plat voorover gaan liggen en stak den - D— Bl chlen gedacht hebben- t Ziet er uit, kleinen jongen den bezem toe, dien deze gelukkic *"et best en wnt een gezellige, huiselijke «al gaan vriezen!" Maar hij lette er greep. ge.us.ug bpag hJJ kQn h|J maaf hJJ u „Mooi zoo!" riep hij, toen de jongen den steel somber masker afgezet en zijn grauw jasje uit- i ^cre er nn u^' ^en helder beetpakte. „Nee, ik zal je niet in den steek laten fe°lrokkeu had. Samen met Moeder bedacht hij jse wmantel lag over haar uitgespreid, maar je moet heel even wachten. Denk er om! dan a,Ierle* aardigheden voor de feestdagen. Allen EL ware tegenstelling met het onstul- vooral goed vasthouden". wilden zij verrassen zoodat er naluurlijk heel wat .Ta.n. de.n dleP ongelukklgen^Jongen. In de onmiddellijke nabijheid stond een hout- te doen v'eb En ,erwlJ' Moeder banketletters bakte hakkershut. waar £e andere kleine jongen intus- horstplaat en marsepein maakte, was November - pan het dichten. bi] het besluit tot zijn overijlde vlucht iliechls deze gedachte hem bezield heen ■Waarheen kwam er niet op aan. Nu be tover na te denken. Aangstvallig wilde ibljheid van den spoorweg blijven, tot tol een heel eind achter zich had, dan lun stuk afleggen, in de hoop den vol- plj een groote zeehaven te bereiken. \tn zijn plannen doch hij had buiten de |l gerekend. »er had het weer hem niet veel gehtn- Imiakte de sneeuw, dat hij moeilijk liep. fc echter, terwijl hij even stilstond om de honntt fkMlngen, welke hij met zich mee droeg, pblk neer te zetten, bemerkte hij. dat de herig opstak, terwijl groote, dreigende pitt's de sterren aan het oog onttrokken, «chter voortzwoegen. Storm of geen ge- schen een touw gehaald had. Dit touw werd aan één uiteinde vastgemaakt aan een paal, terwijl Kenrick den drenkeling het andere einde toe wierp. De laatste slaagde er In het te grijpen en werd daarna voorzichtig op het ijs getrokken. Nauwelijks had dit tooneel zich afgespeeld, of een hnge heer, die er uitzag als een kranig militair, kwam er aangesneld en een druipend en rillend j< ngetje biechte zijn vader op, dat htj „haanrie gegleden had op het ijs en daarbij ln een wak terecht was gekomen." Zonder verder iets te zeggen gebood de vader den jongen onmiddellijk naar huis te gaan en terwijl de bengel met zijn vriendje wegholde blij dat hij er zoo goed afkwam wendde oe dankbare vader zich tot Kenrick. Btvaa „Dat heb je er kranig afgebracht, Jongmensch! I? Bocht aan geen uitrusten denken. Met Gt®f miJ een hand", zei hij. „Ik zag het laatste wer de ooren getrokken en alleen een gedeelte van het reddingswerk. Je hebt het flink «»ijn neus boven zijn opgezetten kraag or-ngepaktl. Niet genoeg kan ik je mijn dank W- tornde hij tegen de dwarrelende bcluigen. maar nooit zal ik dit vergeten. Zeker "jMen op met een stap, dien h(j wist niet en hij nam den jongen van het hoofd tot de voe- 'rannen volhouden. ten op „ben je een leerling van de school van jollen omvang van den sneeuwstorm be- meneer West?" Kenrick erkende verlegen, dat dit inderdaad het geval was. ...4 „Maar wat ter wereld voer je hier uit, beste jouden, HIJ had wel meer sneeuwstormen jt-ngen? Uren ver van school, terwijl je eigenlijk echter nooit zoo'n hevigen als deze. I* de klas moest zitten? Waar ga je naar toe?" P door de kracht van den wind stoven de Kenrick wist werkelijk niet wat te antwoorden. CL ale richtingen alsof de storm „Kijk eens", ging de ander voort, daar het rf*lnd»trefcen tegelijk blies uiterlijk en de houding van den jongen hem plot- P hff *ich de verblindende sneeuw uit seling de waarheid deden vermoeden, „jij bent Fr ^ef, holde hij als een waanzinnige toch geen Jongmensch om doelloos door de f™eijen kant van den heuvel af, hopende dat sneeuw te loopen. Ga maar mee naar mijn huls, P" de vlakte minder hevig zou zijn. dan kunnen w(j een en ander daar eens rustig plaats van te gaan liggen, stak de bepraten". )r® nog steeds heviger op en al spande Kenrick trachtte zich nog te verzetten, maar t^sjjn uiterste krachten tn, htj kon er de oude heer sprak zeó overtuigend en beslist, opkomen. dat de jongen wel toegeven moest, dan «wit» A„tm~-J"- 1 „En nu wil Je zeker graag weten, hoe ik heet?" sei hij. „Rand kolonel Rand. Als Je op de school van meneer West gaat, ken je natuurlijk •chter niet, vóór hij op den top van een Hier gierde en floot de wind om ^Bkor» hij zich maar nauwelijks op de dan ooit vielen de duizelende witte en steeds woester werd de storm, de gevaarlijke hoopen opeen jagend, zoo- rmeer dan eens tot aan zijn middel ln Wegzakte. ■jj dezen geweldigen sneeuwstorm Liiü goede richting ta houden, zoo- goed oplet, raak Ik den weg I Biet toegeven en mij door den wind k moet doorworstelen." r- BwJ met een uiterste krnchtsinsp&n- ^"6*. worrteBng. dk tm! r!" lel eek imn kii a -t». «>P een y» Heek voort, totdat hjj eindelijk van Brf** hetrekkeitlke kalmte gebruik kon IJÜ'^eherpe oogen ln de nabijheid van ^*miaduwachtlgen vorm van Md laag tan het dichten. Wat kon hij een grappige versjes maken, waarin hij de broers en zusters met hun fouten en eigen aardigheden plaagde! Zou je dat wel van dien sf.Hien November vermoed hebben? Ik wil >e eens een paar van zijn gedichtjes voorlezen, maar denk er aanl ze zijn geheim en h(j wil niet weten, dat hij de maker er van is. Behoedzaam kijken wij dus over ziin schouder heen, terwijl Moeder Aarde druk bezig Is met takken en de heerlijkste geuren tot onze reuk- oicanen doordringen, geuren, die zijn als een be lofte voor de dagen, die weldra komen zullen. Fn we lezen een paar van zijn versjes. Voor zijn broer Februari, In de familie kortaf Feb genoemd, heeft hii een sneeuwpop van witte watten gemaakt met het volgende versje: Zie dien stHven Klaas eens staan, Die niet eens op stap kan gaan! 't Ventje is zoo koud als ijs, Zon-lief brengt hem van de wijsl Kriebelt hem ln oog en neus Van zijn wang drupt ja H is heuschl Langzaam een heel dikke traan En hij zucht: Tt Ga naar de maan! Ti Smelt als sneeuw weg voor d« zon, Dat Ik zóó verand'ren konl Ik, die eens zoo helder was, Word een vieze, grijze plast Voor Maart maakte November een poppetje met een verbazend langen staart en daarbij een versje: Het spreekwoord zegt: Maart roert z(jn staart, Dat ls nu éénmaal zoo zijn aard. - Maar t staartje slaat let hij niet op Dien dommen Maart juist op zijn kop! mijn ondsten zoon Johnt' John Rand, degene, die op dien gedenkwaar- dlgen middag als scheidsrechter bij den voetbal- i Voor October had hij een clown met een vnnr- vedstrljd opgetreden wasl Kenrick keek, alsof hij rood gezicht geschilderd. Daarnaast stond bet ln Keulen hoorde onweeren, toen het tot hem feege verfpot, waaronder de volgende regels: doordrong, dat de kleine jongen, dien hii gered bjC!" «oegeven en mfj door den wind I had, niemand anders dan het broertje van meneer Ujm°et doorworstelen." Prnd wasl n "reeo nel bm I De rent is spoedig genoeg verteld. Zich aan den vaderlijken raad van kolonel Rand onderwerpend. Het Kenrick zich gewillig weer naar school lelden, waar hij met open armen ontvangen werd en dit moet lot zijn eer gezgd worden waar hij zich de liefde van zijn voogd waardig toonde, door vanaf UUo oovexgeUljjkea nacht hard te October liet zijn verfpot staan 's Nachts kwamen twee kabouters aan. Die verfden Okkie's wangen rood En lachten zich daarbij balf doodt Zijn neus kreeg nog een extra streek. Weet je. wsarop hij toen veel leek? Op 'n clown, uit 't circus weggestnpt Of hij dat leuk vond? Neen, je snapb Wij gai Daar Er waren eens twee kleutertje^ Jan Albert en Martel Jan Abert was een jaar of soa, Zijn zusje nog maar drie. Die beide kleine kleutertje» Van samen nog geen tien. Die wilden, stel je toch eens rood Wat van de wereld zien. Jan Albert wist daarop wel raad, H(j sprak: „zus, luister goed, Als moes een middagslaapje doet* Vertrekken wij vol spoed! gaan het eerst naar Amsterdam, lar ligt vast wel een schipl Dan varen vij de zeeén op. Maar zus, wat k(jk je slpl Je bent op t water toch niet bang? Zeg, malle meid, waarvoor? Als 't stormt, houd ik je stevig vast; Wees dus niet angstig, hoorr Zns dacht een oogenblikje na, Toen riep ze: „Broer, 'k ga meel Denk niet hoor, dat ik dat niet durf, Ti Vind 't juist wét fijn op zee! Gaan w' ook naar 't land, waar aapjes zjjn? Dan koop ik een voor moes! Of denk je, dat hij vechten zou Met onzen Fik en poes?" Die belde kleine kleutertjes Van samen nog geen tien. Die wilden, stel je toch eens voori Wat van de wereld zien. Toen Moes een middagdutje deed. Zei Albert Jan kordaat: „Nu is het tijd, hoor zusje-lief, *t Wordt anders veel te laatl Hier te Je mantel, bier Jo bood, Maak voort Marietjo, vlug! Sn kijk, dien zak waar brood ln 4 Dien éhaag Ik op mijn rag!" Bet plan was prachtig voor efkaatzf Dra stonden zij op straat, blaar als ik 't verder nu vertei* Wed Tt, dat Je lachen gaat! Züj waren goed en wel op slap, Oh, lieve help' wat schrik I Daar zag broer Jnn plots een agent! Een och tol reuze-dik! Op eens was t met zijn moed gedaan. Verbeeld je, dat-ie-keek! Dan werden ze vast opgepakt! Broer werd van schrik heel bleek! Eoo gauw 1 maar kon, ging weer term Zus trok hij met zich meel *Neen", zei hij met een diepen zucht „Wij gaan maar niet naar zeel We zijn voor zulk een verre reis Ook nog wel wat te klein. *k Stel 't uit, totdat ik grooter ben, Dan word ik kapitein." Hoe moeder belden wel ontving? Zij was verschriklijk kwaad, Maar wat ze zei, verklap ik niet, *k Wed, dat je dit wel raadtl R. WINKEL. October was geweldig kwaad, Bij wasschen vond hij zelfs geen baat De verf ontsierde nog heel lang Zijn voorhoofd, neus en ook zijn wang. Hadt jo wel gedacht, dat die grauwe November ze oveel van dichten hield en de anderen zoo graag hi het ootje nam? Moeder Aarde had groot gelijk, als ze zei, dat November het meest huiselijk van al haar kinderen was. Hij had niettegenstaande zijn grauwe onverschilligheid voor de buitenwereld een ge- zilligen aard en dat waardeerde Moeder Aarde in hem. Alle kinderen kunnen nn eenmaal niet hetzelfde zijn, maar zijn die niet de liefste onder hen, van wie in buis veel gezelligheid uitgaat? ALPENSAGEN. De Plaaggeest van den Selser-Atp. Vele jaren geleden werd de Seiser-Alp door een plaaggeest gekweld. Hij fopte en plaagde de herders en maaiers op alle denkbare en ondenkbare manleren. Iets, wat hij al heel graag deed, was het omverwerpen van hooi bergen. Als de lieden rich bij het opstapelen van het hooi moe gewerkt hadden en van hun wei verdiende rust genoten, konden zij er zeker van zijn, dat de boosaardige plaaggeest kwam en de .hooibergen onderstboven gooide. Toen dit weer eens gebeurd was, zei een vindingrijke knecht: „Wacht eens 1 Wij zullen het hooi opnieuw opstapelen, zoodat het lijkt, alsof er niets ge beurd is, maar in lederen berg zullen we"f een hooivork verstoppen." Zoo gezegd, zoo gedaan. 'iN*flhU kwua de pjaa^geeat terug ea hij lachte zóó hard, toen hij al die hooiberg, zag, dat het tot ver in den omtrek gehoo werd. Toen hij echter den eersten den besten hn berg onderstboven wilde keeron, twmerkte de list en riep hij jammerend van pijn, zooi! het iemand door merg en been drong: Nu *k ondervind, wat plagen is, Wil ik een ander niet meer kwolien. Ik ga dus heen, kom nooii terug. Dat kun je iedereen vertellen. WIJ willen hopen, dat hij woord gehoud heeft Hoog ln de lucht.... Boven ln een vllegmachlen Kun je vreemde dingen zien, 'i Gaat ook daar soms, o zoo raar, Dan vlieg: alles door elkaar UI

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 21