RAAD WIERINGEN.
DB AMERIKANEN I2f NICABAOUA.
Managua. E«n aantal Amsrikaanschs maxlnavlte-
geTs, die opereerden in den omtrek van Elchipote, zijn
Zaterdag beschoten door een troep van 200 opstande
lingen. De vliegers vlogen daarop laag, lieten bommen
vallen en bestookten de opstandelingen met machine
geweren. Zij hébben vier opstandelingen neergelegd
en verscheidene gewond. Ten slotte zijn zij behouden
op hun basis Ocotak teruggekeerd
SPIONNEN AANGEHOUDEN.
De Fransche recherche heeft vier lieden aangehouden
die van de troepen te Versailles stukken inzake de
nationale verdediging hadden ontvreemd ten bate van
vreemde spionnagediensten.
EEN GRAPJE TEGEN DEN MINISTER VAN DE
ENGELSCHE SCHATKIST.
In een rede te Dundee over de financiieele politiek
van de regeering zeide Sir Herbert Samuel, die libe
rale ledder, gisterenavond: Er is één financieel genie,
die de door Churchill gevolgde methode van ganscher
harte toejuichen zal. Eet is de befaamde Iersdhe juf
frouw, die aan haar buurvrouwen, vreugdestralend, mee
deelde: „Ik heb nu zooveel geld geleend, dat ik al mijn
schulden heb kunnen betalen."
Vergadering van den Raad op Dinsdag 28 Novem
ber 1927, des middags 2 uur.
Alle leden zijn aanwezig.
Voorzitter de heer L. C. Kolff, burgemeester, secre
taris de heer Van Duin.
De voorzitter opent de vergadering en deelt mede,
dat het lezen der notulen tot de volgende vergadering
wordt uitgesteld.
Mededeellngen en ingekomen stukken.
Ingekomen zijn: de maandstaat der zeegras-exploi
tatie over October, verkocht zijn 2475 pak; van het
Bestuur van den Bond tegen het schenden door het
vloeken van Gods heiligen Naam te s-Gravenhage
het verzoek een z.g. vloekverbod vast te stellen op
openbare plaatsen. B. en W. deelen naar aanleiding
hiervan mede, dat reeds in 1923 een dergelijk verzoek
is behandeld. Toen hebben zij zich op het standpunt
gesteld, dat, voor zoover bekend, in deze gemeente
over het bedoelde euvel weinig klachten worden ver
nomen, zoodat er weinig aanleiding bestond aan het
verzoek te voldoen. Ook thans zijn zij die meening
toegedaan, zoodat in overweging wordt gegeven het
schrijven van den Bond voor kennisgeving aan te ne
men.
Hiertoe wordt besloten.
Van de Koninklijke Ned. Politievereeniging te Bre
da een verzoek om financieelen steun, b.v. door toe
treding; der gemeente als begunstigster.
B. en W. meenen, dat het door de vereeniging na
gestreefde doel, ofschoon nuttig, niet van dien aard
is, dat daarvoor een beroep op de gemeentekas dient
te worden gedaan. Zij stellen daarom voor het schrij
ven voor kennisgeving aan te nemen.
Hiertoe wordt besloten.
Een verzoek van de bewoners van Wester- en
Oosterklief over het plaatsen van een straatlantaarn,
wordt om advies in handen gesteld van B. en W.
Noodwoningen voor arbeider» bij de Zui
derzeewerken.
Van de heeren Lub, Oden en De Vries is ingeko
men een voorstel betreffende het richten van een ver
zoek tot den Minister van Waterstaat, strekkende tot
het van Rijkswege beschikbaar stellen van noodwo
ningen en keten voor de arbeiders der Zuiderzee
werken. In hun verzoek deelen zij mede, dat het de
bedoeling is van de Kamerleden, die onlangs een be
zoek aan Wieringen hebben gebracht, om zich op de
hoogte te stellen van de woningtoestanden alhier, om
bij de behandeling van de waterstaatsbegrooting de
Regeering hierover te interpelleeren. In hun adres
schetsen de heeren Oden, Lub en De Vries den toe
stand der keten als allerbedroefdst, nog te slecht om
als varkenshokken te dienen, terwijl enkele boven
dien op moerassigen grond zijn geplaatst Met het oog
op de behandeling der Waterstaatsbegrooting wordt
een spoedige behandeling van het adres gevraagd.
Naar aanleiding hiervan schrijven B. en W., dat
het duidelijk is, dat voor de omvangrijke werken,
welke in en nabij deze gemeente worden uitgevoerd
en waarbij een groot aaptal arbeiders werk heeft ge
vonden, de woningvoorraad op Wieringen bij lange
na niet toereikend is om aan die arbeiders huisves
ting te bezorgen. Bij dergelijke werken is het gebrui
kelijk dat de betrokken arbeiders tijdelijk onderdak
vinden in keten, die uit den aard van hunnen tijde-
lijken duur bestemd zijn weder te verdwijnen. Als
zoodanig zijn vanzelfsprekend voor hunne samenstel
ling en inrichting belangrijk mindere eischen gesteld
dan voor normalen woningbouw.
Nu kan men van meening verschillen omtrent de
vraag of die eischen voldoende zijn om den bewo
ners eene behoorlijke huisvesting in die keten te bie
den, het Gemeentebestuur heeft bij de beoordeeling
van tot hen gerichte aanvragen tot ketenbouw slechts
één maatstaf aan te leggen en wel die, welke de wet
telijke voorschriften geven. Die voorschriften, opge
nomen in het Ketenbesluit 1924, zijn bij den keten-
bouw op Wieringen zoo goed mogelijk gehandhaafd, al
zijn daarbij soms grooto moeilijkheden te overwinnen
geweest
B. en W. willen geenszins beweren, dat die huis
vesting in alle gevallen als voldoende is te beschou
wen, doch zij moeten bepaaldelijk ontkennen, dat de
toestand zoo slecht zou zijn als in de toelichting van
het voorstel wordt medegedeeld. De voorstellers heb
ben vermoedelijk het oog op enkele keten, waar in
derdaad de toestand te wenschen overlaat Maar, zoo
zouden B. en W. willen vragen, is dit gevolg niet dik
wijls veroorzaakt door eigen toedoen van de betrok
kenen?
Het voorstel beoogt, er bij! de Regeering op aan te
dringen, dat van Rijkswege keten worden gebouwd.
Met betrekking tot de door de Maatschappij tot Uit
voering van Zuiderzeewerken ondernomen werken, is
in de met die Maatschappij gesloten overeenkomst
•bepaald, dat zij in overleg met en ten genoegen van
den Directeur-Generaal maatregelen zal moeten ne
men voor de huisvesting van haar arbeiders, hetzij in
behoorlijke barakken aan den wal of op de voltooide
aijksgedeelten, hetzij in goed ingerichte vaartuigen
en dat zij, voor zooveel zulks door den aard en de
ligging van het werk zal worden geëischt, ook zal
moeten zorgen, dat de aanvoer en verstrekking van
behoorlijke voeding, alsook medische hulp, behoorlijk
verzekerd is.
De Regeeering heeft dus maatregelen genomen om
in eene goede huisvesting der arbeiders te voorzien
en hoewel niet rechtstreeks, toch indirect op hare
kosten. De vraag rijst nu of het Rijk niet verder be
hoort te gaan en, zooals de voorstellers wenschen,
voor alle arbeiders bij de Zuiderzeewerken keten en
noodwoningen behoort te bouwen. Het komt B. en W.
voor, hoe wenschelijk dit ook moge zijn, daartegen
"roote bezwaren kunnen worden aangevoerd. In de
eerste plaats is door de groote wisseling in de arbei
derssterkte de juiste behoefte aan zoodanige tijdelijke
verblijven zeer moeilijk te schatten. Daarbij komt,
dat zelfs, ondanks de aan de M. U.Z. opgelegde ven
Pachting, tegenwoordig nog zeer veel arbeiders er
blijkbaar de voorkeur aan geven in particuliee keten
verblijven. Ook is stellig de vraag gewettigd, of, zoo
het Rijk de verplichting op zich zou moeten nemen
om noodwoningen voor gehuwden te bouwen, niet de
neiging zou bestaan om uitsluitend of althans zooveel
Eoaceiltk '"■Mtiu'ffCt •ifcettiwri te t»
Voort» moeten ook de bezwaren, verbonden aan den
bouw en de exploitatie van een zeer groot aantal
keten, niet worden onderschat
Hoe B. en W. de zaak ook bezien, naar hunne mee
ning is het niet doenlijk te handelen zooals in het
voorstel wordt verzocht. Zij zijn van oordeel, dat men
niet verder kan gaan dan de Regeering te verzoeken
zooveel mogelijk uitbreiding te geven aan de ver
plichting der aannemers om zelf te zorgen voor het
onderdak brengen van hunne arbeiders.
Zij geven dan Raad dan ook in overweging hen op te
dragen, hiertoe bij den Minister van Waterstaat de
noodige «tappen te doen.
De heer De Vries kan zich niet met het prae-ad-
vies van B. en W. vereenigen. De toestand is van
dien aard, dat er wel tot woning- of ketenbouw
overgegaan dient te worden en dat daarop wordt
aangedongen bijt de regeering. Spr. wijst uitvoerig
op den toestand aan de Oeversche Koog, een plaats
die beelemaal niet voor keten geschikt is. Moeilijk
te bereiken, vooral in herfst en winter en het be
zorgen van levensmiddelen enz. brengt veel kosten
met zich mee. De menschen zijn er uit nood heen
getrokken, omdat ze elders geen terrein konden krij
gen, om hun keten te plaatsen. En de menschen
willen natuurlijk zoo dicht mogelijk bij het werk
wonen. Naar spr.'s meening ligt het wel op den
weg van den raad om op het voorstel van de raads
fractie in te gaan. Het is een onmogelijke toestand;
wel zijn er op 't oogenblik niet zooveel arbeiders,
maar het is te voorzien dat de groep steeds grooter
wordt.
De Voorzitter zegt, dat het niet kunnen krijgen
van ander terrein zijn oorzaak schijnt te vinden in
het feit, dat men één persoon niet wilde, spr. kreeg
bij het onderzoek den Indruk dat dat een persoon
lijke kwestie was. Bij het onderzoek is verder wel
gebleken, dat er menschen waren, die verklaarden
dat ze thans veel beter stonden. Wat de watervoor
ziening betreft, waarop in de toelichting wordt ge
wezen, niet ver van de keten af was een goede wa
tergevende put en een bewoner dronk liever dat
water, dan dat van de waterleiding, want daar kreeg
hij buikpijn van. Het is waar, B. en W. hebben bij
het onderzoek behoorlijk door de modder gebaggerd,
maar dat is op 't oogenblik t>ij de boeren niet beter.
De heer Bosker: We zijn ook bij een keet geweest,
waar voldoende voor afwatering was gezorgd en
daar kon men wel op pantofefls loopen.
De Voorzitter doet dan verdere mededeelingen,
waaruit blijkt, dat de arbeiders niet zoo ontevreden
waren en er waren er die verklaarden, dat ze er
voor wilden teekenen als ze het niet minder kregen.
De quintessens echter is, dat er bij de aannemers
vele menschen om werk komen, niet in. groepsver
band, dus al» losse arbeiders en waarvoor de aan
nemer niet zorgt voor huisvesting. Voor de vaste ar
beider» wordt door de aannemers voor huisvesting
gezorgd. De losse arbeiders moeten dus of keten
bouwen, of 'bij: Wieringers onderdak zoeken. En zoo
lang het dus zoo gaat met losse arbeiders, weten
we niet hoeveel keten noodig zijp. De aannemers
hebben liever die losse arbeiders, dus die aange
boden krachten, die vaak getrouwd zijn en met ke
ten hier heen komen, niet. Daarom willen B. en W.
nu liever bij de regeering aandringen, dat de aan
nemers moeten zorgen voor het onderdak brengen
van hunne arbeiders. Om noodwoningen te bouwen,
de grens ervan is niet te overzien.
Hoe meer woningen gebouwd worden, hoe meer
menschen zullen er op eigen risico hierheen komen.
Bij het onderzoek is B. en W. ook gevraagd „laat
ons rustig zitten, we hebben 's winters 4—6 dekens
en hebben geen last van de koude.
De heer Oden] zegt dat dit in hoofdzaak onge-
huwden zijln en de menschen zijn misschien niet
veel gewoon.
De Voorzitter zegt, keten te hebben gezien die er
werkelijk gezellig uitzagen.
De heer Oden gelooft, dat B. en W. toch zullen
moeten toegeven, dat de plaats niet meegevallen is.
De heer Bosker erkent dat dit bij de Koog het
geval was, maar het scheelt veel of voor afwate
ring wordt gezorgd. Dat moeten de boeren ook.
De heer Lub wijst, om aan te toonen, dat er ge
brek aan1 woningen is, op het vreemde volk dat bij
de mens een in de Nieuwstra&t, Hoogstraat, enz. in
woont
De Voorzitter beaamt dit, het zijn menschen die
op eigen risico hierheen komen, van alle mogelijke
kanten uit Nederland.
De heer Lub zegt, dat die toestand er eenmaal is
en daarvoor dient gezorgd te worden. Het voorstel
van de S.DA.P.-raadsfractie beoogt om er voor te
zorgen, dat de gemeente in de toekomst niet op
kosten wordt gejaagd en in verband hiermee wijst
spr. op art. 37 der woningwet, waaruit blijkt, dat de
Kroon de gemeente kan verplichten te voorzien In
de volkshuisvesting. En waar bier de woningnood'
reeds is, kan de Kroon ingrijpen.
De Voorzitter wijst erop, dat de woningwet in
hoofdzaak schrijft over het bouwen van steenen
woningen, maar hier betreft het een tijdelijken toe
stand.
De heer Lub: Een toestand zeker, die over 30
jaren eindigt.
Db Voorzitter: Neen, over 8 jaren.
De heer Lub: Dacht U, dat het don met de aan
was der bevolking gedaan was?
De Voorzitter: Dan zal die vermeerdering, van
bevolking een meer permanent karakter krijgen.
Thans echter zullen de arbeiders meegaan met de
verplaatsing der werken. Er kan hier niet zoo hard
worden gebouwd of de woningnood blijft.
De heer Oden wijst er op. dat het voorstel van de
raadsfractie het gemeentebestuur niet anders kost
dan eenige moeite. De 3 Kamerleden die de regee
ring zullen interpelleeren .zouden1 willen dat er
vanuit de gemeente zelf aandrang kwam. De bedoe
ling is om een tijdelijke voorziening te treffen, het
worden uitneembare woningen. Spr. begrijpt niet dat
B. en W. een dergelijke houding aannemen en wijst
er nog, op, dat de arbeiders die zich met hun gezin
hier vestigen, dat hoofdzakelijk doen, wanneer ze
werk hebben.
De heer Bosker had het beter gevonden, als niet
van varkenshokken was gesproken, men gaat te
ver. De menschen komen vuil van hun werk, heb
ben geen gelegenheid zich eerst te reinigen en
daarom willen ze ook niet naar een gewoon burger
huis.
De heer Lub oordeelt, dat men zich aan dergelijke
krachttermen niet zoo behoeft te stooten.
De Voorzitter zegt..dat bij het bezoek der 3 Ka
merleden, het voorgesteld is, alsof het hier een on
houdbare toestand was. B. en W. hebben daarna
een onderzoek ingesteld en oordeelen, dat er niet
van varkenshokken behoeft te worden gesproken.
Spr. betwijfelt ook of de regeering wel tot bouwen
van noodwoningen zou overgaan en daarom achten
B .en W. het beter blji de regeering aan te dringen
dat de aannemers verplicht zijn, voor huisvesting
der arbeiders te zorgen.
De heer Oden heeft het idee dat het gemeente
bestuur liever geen gehuwide arbeiders hier heen
wil zien1 komen. Als de aannemers voor de huis
vesting van gehuwde arbeiders moeten zorgen, zul
len ze liever ongehuwden nemen.
De Voorzitter zegt. dat als hij niet op Wieringen
was. hij er voor zou zijn, dat in de eerste plaats
gehuwde arbeiders te werk werden gesteld. Nu even
wel de gehuwde arbeiders, als losse arbeiders, het
eerst worden ontslagen, en het gemeentebeestuur
de taak heeft voor de werkloozen te zorgen, nu Is
de toestand anders. B. en W. willen voorkomen,
dat het stakkerds worden; ze komen onmiddellijk
hij de kassen, wat spr. zichi best kan voorstellen.
De heer M. Kooij wijst er op, dat er leden zullen
«Urn, cUte erezati» spr. niet voldoende nost des toe
stand op de hoogte zijn en niet overtuigd of keten
bouw van regeeringswege noodzakelijk is of niet.
Aan den eenen kant wordt gesproken van varkens
hokken. aan den anderen kant verklaren B. en W.
een dusdanigen toestand niet ontdekt te hebben.
Wie heeft er nu gelijk, moet ik maar lukraak stem
men? Spr. zal niet meestemmen, want hij ia on
voldoende toegelichtd.
Dé heer Oden zegt, dat Indertijd werkelijk
een varkenshok ia verhuurd, het eene gedeelte voor
f 5. het andere voor f 2.50. Eén van do bewoners
was gedwongen te vertrekken.
Dei heer Jb. Lont vraagt zich af, aan wien de
schuld is, dat een dergelijke verhuring plaats vindt
De heer Lub zegt, dat de schuld is aan de on-
menschelijke huizenverhuurders, terwijl andere le
den er op wijzen dat de arbeiders noodgedwongen
dergelijke huursommen betalen.
Uitvoerig deelt de heer Tijsen mede. hoe de ke
ten aan de Oeversche Koog zijn gekomen en wijst
erop, dat het dit jaar ook een bijzonder natte zo
mer is geweest. Greppels werden niet gestoken,
men liet Gods water over Gods akker loopen.
De heer Jb. Lont vraagt of het niet mogelijk is,
paal en perk .te stellen aan de te bedingen huren.
De Voorziter wijst er op, dat de regeling reeds
zoodanig is, dat geen keetwoningen meer worden
gebouwd, of de eigenaar moet haar bewonen.
De heer Lub zegt, dat het rijk de buur commissie-
wet heeft ingetrokken en daar sta je met je ge-
baken peren.
De heer Jb. Lont zegt, dat het ook kan wezen,
dat de arbeiders zeggen „waarom steek je je neus
in onze zaken".
De Voorzitter zegt, dien indruk inderdaad te heb
ben gekregen en de heer Bosker zeker ook wel.
Het voorstel-Lub e.a. wordt in stemming gebracht
en verworpen met 6 tegen 5 stemmen, voor stemden
de heeren De Vries, Jb. Lont, Lub. M. Kooij en
Oden
Op verzoek van den heer De Vries wordt het voor
stel van B. en W. zoodanig aangevuld, dat er bij de
regeering, op. zal worden aangedrongen, dat de aan
nemers ook zullen hebben tei zorgen voor huis
vesting van gehuwde arbeiders voor zoover zij: een
woning noodig hebben. Met algemeen© stemmen
wordt, na deze toevoeging, het voorstel van B. en
aangenomen.
Ultkeerlng winst gtmaaid zeegras, ooQSt
1927.
Naar aanleiding van het in de vorige vergadering
om praeadvies in handen van B. en W. gesteld voor
stel van den heer Oden, strkekende tot het
weder doen uitkeeren van de winst, voortspruiten
de uit den verkoop van den oogst 1927 van gemaaid
zeegras aaD de maaiers, die aan de maaierij van
aiien oogst hebben deelgenomen, deelen B. en W.
mede, dat zij zich, aannemende, dat met het voorstel
wederom wordt beoogd de animo tot het zeegras-
maaien, zooveel mogelijk aan te moedigen, met het
voorstel kunnen vereenigen, waarom in overwe
ging wordt gegeven een soortgelijke verordening
vast te stellen als het vorige jaar.
De heer Kaan kan aan dit voorstel zijn stem ge
ven indien ook de onkosten geheel ten laste der ex
ploitatie komen, ook de rente van het kapitaal,
waarmede de zaak gedreven wordt.
De Voorzitter zegt, dat dit al gebeurt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkom
stig het voorstel van B. en W. besloten.
Aanschaffing vuilniswagen.
B. en W. schrijven den Raad, dat gelijk bekend is,
sedert medio 1924 het huisvuil te Hippolytushoef
een veertiendaagschen dienst geregeld wordt op
gehaald en in het afgeloopen tijdvak voldoende is
gebleken, dat deze dienst in een 'behoefte voorziet.
Er wordt steeds druk gebruik van gemaakt, zelfs
in zoodanige mate dat vermoedelijk binnenkort het
getal ophaaldagen zal moeten worden vermeerderd.
Waar de dienst aanvankelijk bij wijze van proef
werd ingesteld, is het verklaarbaar, dat het mate
rieel slechts aan bescheiden eischen voldeed. De
ondervinding heeft echter geleerd, vooral nu het
drukker wordt, dat de gebezigde voertuigen tot het
doel minder geschikt zijn. Het voornaamste bezwaar
is, dat ze open zijn, zoodat bij harden wind stof en
papier naar alle kanten wegwaaien kan, hetgeen de
taak van den vuilophaler zeer bemoeilijkt.
Het Gemeentebestuur van Amsterdam bood nu
een gebruikten vuilniswagen aan, die vroeger tot
dat doel ln de hoofdstad gebezigd werd, doch ten
gevolge van de invoering van een andere werk
wijze, buiten gebruik werd gesteld. Deze wagen
heeft een inhoud van 2H M3., alsmede eene inrich
ting voor het doen overhellen van den bak tot uit
storting van den inhoud. De wagen is van hout,
overdekt en verkeert in goeden staat. Dé prijs is
f200,— af Amsterdam, hetgeen billijk is.
B. en W. zijn dan ook van oordeel, dat het ge-
wenscht is deze gelegenheid te 'benutten om in het
bezit van een behoorlijken vuilniswagen te komen
en stellen daarom voor tot den aankoop machtiging
te verleenen.
Ook dit voorstel geeft aanleiding tot een uitvoe
rige bespreking, waarbij als bezwaren worden ge
uit, dat de wagen te zwaar zal zijn, met gevolg een
paard erbij en dus meer kosten. Ook wordt betwijr
feld, of bet pad waarlangs de vuilniswagen naar de
vuilnisbergplaats moet, wel in dien staat is, dat het
vervoer daar plaats kan vinden.
De heer M. Kooij zegt echter, dat het pad goed is,
maar de heer Lub schijnt te twijfelen aan de des
kundigheid des heeren Kooij, waarop deze op zijn
beurt verklaart, zichzelf op dat punt als deskundige
te verklaren.
Ook zijn er leden die een som van f200 voor een
ouden wagen te hoog vinden en de heer Bakker
vraagt dan ook, of er niet te masselen valt
Op voorstel van den heer J. Kooij wordt dit punt
aangehouden en zullen B. en W. eerst informeeren
hoe zwaar de wagen weegt.
Rectificatie tenaamstelling van een per
ceelsgedeelte bij het Kadaster.
B. en W. deelen mede, dat de heer J. Geervliet te
Helder, de nieuwe eigenaar van het perceel Sectie
A. no. 143, gelegen aan het begin van de Voorstraat
te Den Oever, heeft medegedeeld, voornemens te
zijn op dat perceel een nieuw winkelhuis te bouwen.
Hem is echter gebleken, dat de erfscheiding tus-
schen dat perceel en de aanliggende straat, zooals
die op het kadaster is aangegeven, niet overeenkomt
met den werkelijken toestand. Een klein stukje
grond langs de Voorstraat, groot ongeveer 20 M2.. is
ten kadaster ten name gesteld van de gemeente, als
bt-hoorend tot het ongenu/mmerd perceel wegen,
niettegenstaande deze grond steeds beschouwd is ge
worden als te behooren tot perceel A no. 143. De
heer Geervliet heeft daarom, ter voorkoming van
latere moeilijkheden, verzocht mede te werken tot
het aanbrengen van eene rectificatie in de kadastra
le tenaamstelling.
Inderdaad' moet als juist worden aangenomen, dat
de aangeduide grondstrook sinds menschenheuge-
nis ongestoord is bezeten en gebruikt door den
eigenaar van perceel A no. 143. Aangezien het tegen
deel door de gemeente niet is te bewijzen, stellen
B. en W. voor, de gevraagde medewerking voor de
verbetering in de kadastrale leggers te verleenen.
De heer Lub wijst er op, dat rekening gehouden
moet worden met iederen duim grond die het ver
keer ten goede kan komen en spr. vraagt, of wel
voldoende is gebleken, dat de gemeente geen aan
spraak op het terreintje kan maken.
Ook andere leden willen een onderzoek, hoewel
de Voorzitter er op wijst, dat het perceeltje
dan 30 jaren ls afgehekt en de gemeente gee»*
spraak zal kunnen doen gelden. Spr. wijst
dat als het voorstel van B. en W. wordt afge»|
de raad zal dienen te bewijzen, dat het peroi
van de gemeente is.
Het voorstel van B. en W. wordt verworpen
7 tegen 4 stemmen, voor stemden de heeren K
Bosker, Tijsen en J. C. Lont
Geen stijfkop
Voorzitter zegt, dat de heeren nu maar nm
vertellen wat er gebeuren moet
De heer Lub stelt voor, rechtskundig advies ii
winnen.
De heer J. C. Lont: Wat zal dat kosten?
De heer Kaan: Een advies niet zooveel, maar
daarna verder wordt gegaanI
De heer Lub zegt dat toch een advies van
Vereen, van Ned. Gemeenten kan worden inga*
nen.
De Voorzitter beaamt dit, maar wat moet er
ren als dat rechtskundig advies nu overeenstemt
het advies van B. en W.
De heer Lub denkt, dat de Raad er zich dan
neer zal leggen, we zijn geen stijfkoppen.
De Voorzitter hoopt, dat het advies dan in te|
^ereestelden zin van het advies van B. en "W.
it bit
intiön
overgestelden zin van het advies van B. en W.
luiden.
B. en W. krijgen een stan
DIT
De heer Oden zegt bij de rondvraag, dat hij str
heeft hooren zeggen dat de Raad over velerlei
ken moet beslissen. Spr.. heeft opgemerkt, dat
heer Tijsen, te Den Oever (de wethouder) een t
foonaansluiting heeft gekregen. Spr. gelooft niet
de Raad daarover beslist heeft Spr. maakt er j
niet bezorgd over, dat de Raad dat niet goedgevon r rt
zou hebben, maar wie heeft tot die aansluiting or
gegeven?
De Voorzitter: B. en W.
De heer Oden: Daartoe hebben zij het recht n i
Het kost geld en dan heeft de Raad te beslissen.
De Voorzitter: Ook over zulke ondergeschikte d IR A!
gen? Teng
De heer Oden: Ja, evengoed als over den aanki w v
van een vuilniswagen. irika
De Voorzitter: Het zijn kosten van vergaderia ük to
van B. en W. i sch
De heer Oden: Neen, het zijn uitgaven, waar jt Cc
Raad over heeft te beslissen, of het nu kleine pfiehc
groote uitgaven betreft.
De Voorzitter: Ik ben blij dat u zelf zegt, dat
Raad het goedgevonden zou hebben.
De heer Bosker, tot den heer Oden: Dan zijn we >rit
ker ook tever gegaan, toen we in den Mekkenstuint re v
10 buizen hebben gelegd, en daar heeft u ook i et aa
geholpen.. Per
De heer Bakker: Dat geval stel ik niet gelijk l pei
dit. J «^ar
De heer Oden zegt, dat 3 maanden geleden de w Den r
houders zijn benoemd en toen deze telefoonaansli lachte
ting ter sprake gebracht had kunnen worden eni lidde!
ders had het medegedeeld moeten worden. Het to ngevc
minstens f 100 per jaar.
De Voorzitter: Dat doet het lang niet Ik meendeI SP(
het van zoo'n ondergeschikt belang was. pavl
De heer Oden: Over een subsidie van f10 mod *,-<
we ook beslissen. n ste
De Voorzitter: Daaruit ziet u, dat we zeer dikw m
de beslissing van den Raad vragen. Het betreft 1 lrson,
een kleinigheid en u gelooft zelf dat de Raad I D he;
goedgevonden zou hebben. t
De heer Oden: Ik hoop dat het in t vervolg n
meer gebeurt. n. «neei
Op de vraag van den Voorzitter of de heer Od .b
nog meer in 't midden heeft te brengen, mformei |ncjen
deze hoe het staat met de schoolb^wplannen.
De Voorzitter zegt, dat de definitieve plaats a jr^a]
niet bekend is. De architect zal binnenkort zijn pta :Wïu.e:
nen inleveren. oek t
De heer Oden vraagt voorts hoe het komt dat f?e;n.
geen beharding voor den weg is. limb.
De Voorzitter deelt mede, dat de leving is op
dragen aan den laagsten inschrijver en deze benei
dat hij door overmacht verhinderd was te levei t
door te hoogen waterstand der rivieren.
De heer Oden geeft in overweging voortaan
aanbesteding 3 maanden eerder te boliden.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. dit bereids h
ben beslaten. Etv
De heer Kaan vraagt, of B. en W. eens wül
overwegen of het niet wenschelijk is n wals aan
koopen. m w
De heer Bosker verwacht hiervan weinig rest
taten, de auto's rijden toch niet in t midden t
^Delie^r Jb. Lont denkt, dit B. en W. misleid H1 •J'
den door den basaltlleverancier, want het lijkt i
onmogelijk dat de levering niet plaats kan viw
door te hoogen waterstand. Spr. denkt, dat de i
te veel afzetgebied beeft en nu Wieringen
Lintz am Main te vragen.
De heemraadschapsk»
De Voorzitter zegt tenslotte in de pers een vei
gelezen te hebben van de vergadering van
heemraadschap en waarin de voorzitter van
heemraadschap vertelde, dat een der raadsw
zich op een minder nette wijze had uitgelaten
het heemraadschap, door het woord schoftig te
zigem
Het lijkt spr. toe, dat hier een misverstand
Spr. heeft de raadsverslagen nog eens nagefl
maar het woord .„schoftig" is niet gezegd bv
kwestie over de huur van den steiger, maar in
band met het plaatsen van straatlantaarn»,
een ingezonden stuk van den heer M. Kooij i*
geiblekeii, dat de heteekenia van de uitdrrfc
was, zooals spr. zich die ook had gedacht. Zij'
niet worden opgevat, als te hebben de bed
om te sc/belden, om iemand schoft te noemen,
dan zou spr. wel dadelijk hebben ingegrepen
Hoe bij het Heemraadschap de idee is gever
dat de raad zich aldus geuit zou hebben is spr.
duidelijk, en het moet zeker op een misver
berusten,
In hetzelfde verslag, wordt medegedeeld, dfc
Heemraadschap onlangs aan B. en W. een
ven had gericht over de betrekkelijke pachtqur
Spr. kan wel vertellen, dat hij voor zich heen
schrijven van 15 November 1922, en spr. heeftrj,
schrijven van na dien datum kunnen vindes
onlangs is dus zeker wat rekbaar. Spr. le^
schrijven van 15 Nov. 1922 voor, waarin
deeld wordt, dat voorgesteld: zal worden, vofl
lossen en vervoeren van zeegras een bedrag
f 250 te bedingen en in dat schrijven wordt f'
gewezen op die kosten van den nieuwen «eix
n.1. f 18000.
Het is juist dit schrijven, zegt de Voorzitter/
op ik bij de behandeling der begrooting h»L
doeld, toen ik wees op de vele kosten die het n«
raadschap heeft gehad. Maar het Dag. Bestuur
geen bezwaren nog eens te probeeren het
drag verlaagd te krijgen. Het spijt me, dat onze
ding ons kwalijk wordt genomlen, want spr.
niets liever, dan op een aangename wijze
Heemraadschap samen werken en wat ook
ders is gebeurd. Het is niet onze gedachte ob
genaam te wézen en ik hoop steeds op de meaf j
king van het heemraadschap, teneinde die
menwerking te bestendigen.
De heer Lub verbindt er den wensch aan, a®
Heemraadschap voortaan een juist verslag g®0i;
het hier gesprokene.
Itarei
üa ee
Hierna sluiting.
fceide.
I jjLu
kt je
V.
Indiër
*orde
Je v»i
k' ha!
ken!"
Wc
fteves
«n it
Rsari
0e
a
Me