ijMWv ONS HOEKJE. ■iliHMP A'S GEVANGENE. SNEEUWBALLEN-KOORTS '1) .-J*. ol t« I C k i* "kV VOOR ONZE JEUGD een aardig kerstmannetje kunt maken'. K"4'4 ■mj.t-1' roote kurk uit-en vul dezen op met watten. Beschilder de ronding met teenvonn. Het mannetje kun je van i Voor het gezicht neem je een licht- dat je dubbel stikt, een ovalen vorm opvalt. Ook het gezicht moet je kleu- aogen en wenkbrauwen, roode lippen, de uitgeplozen watten in baardvorm lit Ook het lijf en do armen kun je maken, die je dicht stikt en opvult. ie lap in puntvorm ais kap op het h, dat kian aardig worden! TANTE LENNIE. iet leven der Olifanten. (Vervolg en Slot), graven een kuil en dekken dien takken. De olifanten vervolgen un weg en ofschoon hun gevoelige remakkelijk zou kunnen verraden, net pluis is tusschen de takkbn, van het gevaar, dat dreigt, niets te zakt er een met zijn zware lichaam n. Zijn makkers doen niets om hem erschrikt gaan ze op de vlucht, iet /den jong, dat zoo verongelukt, het aandoenlijk. De moeder verlaat liet. Terwijl de anderen wegvluch- om den kuil dwalen. Telkens en takken naar beneden om het bq te geven. ers, in Afrika en Indië, vervolgen ijverig. Niet alleen om het ivoor, iten ook het vleesch. De smaak Bn. met rundvleesch, alleen is het Maar de inlander geeft daar niet ïbit is sterk genoeg. Hij snijdt het reepen, droogt die in de zon én ik: is afkomstig van een soort olifant, eger op aarde leefde, doch nu is uit at dfcr was de mammouth. Hij leef elijk in de velden van Siberië. Tal ten van dit dier werden gevonden, tde deel van het ivoor, dat verhan- is van den mammouth afkomstig. nu eens in den dierentuin komt en dier bekijkt, dat op commando passer tal van' kunstjes vertoont, nu iets meer van hun leven en als djes naast je staan, die dit stukjo i hebben, dan moet je hen maar in wat je ervan onthouden hebt! TANTE LENNIE. ra; het gaat werkelijk niet! Bas en van angst geen oog dichtdoen den ■cht." hoeven het niet te weten, Marie. net doen, alsof je hoofdpijn hebt bed gegaan bent Maak nu gauw iwis kom je nog te laat" *®y»de tweelingen, die rustig in den wD» merkten er niets van, dat Marie Ir uitging en zij dien nacht in het lerweteche buitenhuis alleen zouden twaalfjarige Dora. was voor zaken op reis en hun twee dagen naar een oude, zieke Itetste was heel plotseling opgeko- kinderen waren achtergebleven on- f(k van Made, do stevige dienstbode, 0al8 het zelf uitdrukte „niks was met de kinders alleen in het I- was er echter een telegram ge- iarie naar huis riep, daar haar g ongesteld was geworden. J bj niet van wilde hooren, dat rij pden morgen .wachtte, spoedde zij o trein zonder de beide Jongste opendag te zeggen. ®te8chien half acht zijn geweest e naar boven was gegaan en eens J* *men naar buiten keek, een for- licht der maan het Jeron. Cjjfo" van, dat het denorech- dis <ka> naga» «oo, lang om het huis heengeloopen had. Zij schrik te hevig. Alle deuren waren weliswaar dicht maar het zou een klein kunstje voor hem zijn, door het raam naar binnen te komen. „Nu komt het er op aan, moedig te rijn," hield zij zichzelve voor, „maar o, wat moet ik doen Plotseling schoot haar een prachtig plan te binnen. Als zij den landlooper maar in den waan kon brengen, dat het huis vol menschen was, zou hij zich nog wel eens bedenken, vóór llij inbrak, dacht zij. Vlug liep ze dus naar be neden, maakte haastig overal licht en trok de gordijnen In dc verach llende kamers dicht. ..Kom." zei rij tegen de tweelingen, „neem jullie allebei je viool, dan zullen we een mu ziekavondje hebben." Ras en Ellv vonden dit een uitstekend plan. Het was maar zelden, dat zij Dora een heelen avond van haar boeken konden afhouden. Dora wa9 echter te zenuwachtig om goed te kunnen spelen en de tweelingen waren crl- tisch aangelegd. Zij 'vermoedden echter in de verste verte niet, wat de reden van het slech te spel van hun zusje was. Plotseling meende Dora te hooren, dat iemand probeerde een raam op te schuiven. De landlooper deed blijkbaar zijn best binnen te komen. Zij liet de tweelingen samen een nieuw duet instudeeren en ging zelf de kamer uit. Er dreigde gevaar, dat besefte zij maar al te goed en zij zou doen, wat zij kon, om het af te wen den. Nu was er een schuurtje tegen de keuken aangebouwd en door een deur daarmee ver bonden. Als zij den landlooper maar kon bewe gen in het schuurtje te gaan, zou zij hem daar opsluiten! Maar stel Je voor, dat zij het probeerde en het mislukte! Bij die gedachte sidderde zij over haar gebeele lichaam. Bleek en hevig ontdaan zette zij de buitendeur van het schuurtje open. Nu stak zij een kaars aan, zette die in het schuurtje en deed de tusschendeur op slot Daarna bleef zij met kloppend hart achter een paar dichte struiken in den tuin staan wach ten. Het duurde niet lang, of de landlooper, die de deur van het schuurtje open zag staan, ging er binnen. Dora sprong op steeds luider klopte haar hart. De man zou het tochniet hooren?! behoedzaam trok rij-de deur daar- j na dicht en deed haar op slot Wat een geluk, I dat de sleutel aan den buitenkant zat! Eindelijk ging zij weer in huis. Bas en Elly j wachtten haar reeds met ongeduld. „Zeg, Dora, mogen we vanavond wat langer opblijven?" vroeg Elly. Dat was een idee! Dora was veel te bang om naar bed te gaan en antwoordde: ,.Tk denk, dat Moeder het voor één keertje wel goed zal vinden." „Hoera!" riepen de tweelingen uit i Het- was bijna negen uur, toen de kinderen plotseling een euto voor het huis hoorden stil staan. Verschrikt keken zij elkaar aan. „Laten we Marie bellen," zei Bas. „In geen i geval' moeten we naar de voordeur gaan om open te doen. Het kunnen best roovere rijn." „Onzin," zei Dora nu, „roovers komen ge woonlijk niet in een auto." In het volgend oogenblik riep er iemand in de gang uit: „Heerlijk, eindelijk weer thuis te rijn! Ik hoop, dat de kinderen nog. niet naar bed rijn!" Open vloog de huiskamerdeur en alle drie stormden rij op hun vader af. Zij hadden on middellijk zijn stem herkend. In triomf werden hij en Moeder, die hem vereezelde, in de kamer gehaald. „Wat heerlijk, Moeder!" riep Dora uit, dat u vanavond al thuiskomt U was toch van plan morgenochtend terug te komen, is het niet Moeder?" „Ja, maar ik telefoneerde met Vader," luid de het antwoord, „en wij regelden het zóó, dat wij elkaar onderweg troffen en het laatste eind der reis samen aflegden. Waar is Marie?" Dora trok haar moeder nu opzij en vertelde haar alles. Met den chauffeur gingen zij daar op allen naar het schuurtje om Dora's gevan gene te verlossen. Dora had wel in den grond willen zinken van schaamte, toen allen hartelijk lachten, want.. de landlooper was niémand anders dande veldwachter in burgerkleeren! Marie was naar hem toe gegaan en had ge vraagd, of hij dlon nacht een oogje op het huis wilde houden. Met een vuurroode kleur riep Dora nu uit: „Het spijt me vreeselijk! Hoe heb ik toch zoo dom kunnen zijn?" „Ik moet zeggen, je hebt de zaak handig j aangepakt en ik ben trotsch op mijn oudste dochter. Als het werkelijk een landlooper of i een inbreker geweest was, badt je niet beter i kunnen handelen." „Daar hebt u gelijk aan, meneer," zei de veldwachter. „En ik vond het niet erg, eens de gevangene van de jongejuffrouw te zijn." „'t Is toch maar goed, dat wij vanavond en niet morgen thuis rijn gekomen," zei Vader lachend, „want een heelen nacht in het schuur tje opgesloten te rijn, lijkt me allesbehalve prettig." Hiermede waren allen het natuurlijk eens. door a K DE LILLE HOGERWAARD. Het. was reeds half Februari en nog altijd had het niet gesneeuwd, ten manste' niet van eenige beteekenis. Wel waren er met een re genbui een paar sneeuwvlokjes nieuwsgierig uit de lucht meegekomen, om eens te zien, waar al die regendruppels toch wel heen gin gen. Het was hun echter slecht vergaan. Nog vóór rij goed eo wei Qg de aasde waren aaoge- Een vroolijk begin en een droevig einde De winter kwam, de sloot lag dicht, En met een jolig, blij gezicht Ging Pieter baantje glijden. „Vort Bles!" zei h{j en trok het paard'' Van achteren stevig aan den staart, Je mag méé schaatsen rijdenII Nu, Bles vond het een echte fuif, Hij nam ineens een flinken schuif, Waardoor de schaats bleef haken. Jk lach me krom!" riep kleine Hein, Dat doe je toch maar reuzenlijn, Wou je een luchtreis maken?? «*01' En Pieter. met een zuur gericht, Reed vorder.... als een veer zoo Öot* Met Bles het leek een wonderII Maar plotseling tot aller schrik, (Het ijs was niet zoo vaat en dik) Ging allee kopje onder II Ze sukkelden verkleumd naar buis, En moeder dacht: „dat is niet pluiaf* Toen zij hen op zag dagen. Ze waren akelig koud en nat, Maar geloof mij maar, er zwaaide waA Wét? hoof je niet te vragen! TANTE LENNIE. land, waren rij reeds gesmolten en de enkele, die het werkelijk zoo ver als tot de aarde had den gebracht, lagen daar zóó zielig, dat zij het niet de moeite waard vonden, ar lang te blij ven. Van sneeuwpret was dus nog geen sprake geweest, een feit, dat vooral door de jeugd ten zeerste betreurd werd. „Koud en toch geen winter," mopperden de oude menschen, die te vergeefs wachtten op de zon en eiken dag weer opnieuw teleurgesteld werden, want steeds was het: nevel en -regen. „Echt waterkoud!" zeiden de menschen, die er door moesten. „Lam weer," vond de jeugd. „Geen sneeuw en geen ijsl Waarvoor is het nu eigenlijk win ter?" Maar 't leek wel, of de tweede helft van Fe bruari wilde goedmaken, wat December en Januari verzuimd hadden, want op een mor gen, toen niemand er meer op verdacht was, lag er een dikke, witte vacht over de aarde uitgespreid. Boomen en struiken dreigden on der hun witten last te bezwijken; schoorstee- nén, palen, alles wat uitstak, had een sneeuw- muts op. Dat was een vreugde! Eindelijk sneeuw! En nog wel op Zaterdag. Kon 't mooier? 't Was op het Schoolplein vóór de jongens school dan ook een lawaai, dat iemand hooren en zien verging. Van alle kanten suisden er ballen door de lucht. Er werden- hpele gevech ten geleverd. Wee den enkelen wandelaar of fietser, die het Schoolplein moest oversteken 1 Hij was zijn leven niet zeker met al die sneeuw ballen, die hem om de ooren vlogen. En he laas vonden de jongens hem juist een prachtig mikpunt. Karei ten Hoet en nog eenige anderen wa ren op het punt de bel kon elk oogenblik luiden het schoolgebouw binnen te gaan. Daar kwam plotseling een heer over het plein gèloopen, een lange heer, dus: „een eenig mik punt". Vóór Karei er zich eigenlijk rekenschap van gaf, had hij een sneeuwbal in ?ie handen en suisde deze in 't volgend oogenblik door de lucht. Hij was raak, zóó raak zelfs, dat de hoed van den heer Karei kende hem niet over den grond buitelde. Om zich heen te kij ken en te zien, wie de snoode aanvaller was, ging vlug genoeg en vóór Karei er op ver dacht was, had de vreemde heer hem van het hoofd tok do vootoB npflfln/vrwTV 1 UIT OMA'S JEUGD aan Op t schemerenr, bfl f hnardvmns, Heeft Oma zich verheugd. De kind'ren vleienx Oma Vertol eens uit uw Jeugd! Vertel een echt verhaaltje, Van toen u was een kind. Waarom? vraagt Oma lachend, •*- Omdat *k dat t leukste vind] Zegt To, haar naamgenootje. Klein Jetje vraagt heel wy« Vertel eens, hoe u *r uitzag, Waa toen uw haar ol gr(js? Droeg u een bril of kon u In dien tijd wèl goed zien? En kon u heel hard loopen, Zoo hard als Piet misschien? m Zeg Oma, vraagt dan Tootje, Nu bent u heel erg oud, Maarwas u in uw Jeugd ook Wel eens een keertje.stout? - O, kinders, wat een vragen] *k Zal je vertellen, hoor, Uit mijne jeugd. De kleuters, Die juichen nu in koor. Z(j schikken nog wat dichter Om Oma's stoel. Geen speld Kun je nu hooren vallen. Want Oma-lief vertelt Van 't meisje met twee vlechten, Dat ging voor 't eerst naar school. Dat vroolijk was en dartel En hield van pret en Jool. door ULLB HOGERWAARD. Dat ja. een enkel keerffö Wel eens niet zoet wou rifn. Maar daadlijk spijt had. Oma Was toen ook nog zoo De deur gaat op een kiertje En Moeder komt er Ook z(j staat stil te luist'ren En kan niet verder gaan. Daar slaat op eens het klokje, t Roept: Kind'ren, nu naar b Klein Jetje en Zus Tootje, Uit Is vandaag da pretf Rn Oma zegt nu lachend: Ti Vertel een volgend keer Verhaaltjes uit die tijden; Ik ken er nog veel meer! Des nachts gaat Oma droomen Weer van haar eigen jeugd, Z(j kan heel wat vertellen. 1 Is telkens nieuwe vreugd. Ah rij in t schemeruurtje Niet uitgebabbeld raakt 1 Is jammer, dat de klok dan Zoo'n haast op éénmaal maaktf Als di& het niet kwam zeggen, Dat 1 bedtijd was och och. Dan zat die lieve Oma te vertellen nogl Daar zou wat opzitten, meende Karei, maar neen! De heer raapte zijn hoed op, sloeg de sneeuw er af, zette zijn hoofddeksel weer op en wandelde kalm door. Karei stond er paf van. Zou de zaak werke lijk zoo goed afloopen, of zou het muisje nog een staartje hebben? Lang tijd had hij niet om hierover na te denken, want daar luidde de bel en moest hij dus naar binnen. Onder de les kwam 't gebeurde hem weer in de gedachte. Er zou natuurlijk niets van ko men. Die heer kende hem immers niet eens! En tochtochl 't Was gek, maar Karei zou eigenlijk veel liever gehad hebben, dat de heer goed nijdig was geworden. Kom, mallighedd! Hij wilde er niet langer aan denken. Om twaalf uur liep hij vlug naar huis. Hij begreep zelf niet, hoe 't kwam, maar hij had niets geen zin meer in sneeuwballengooien. Thuisgekomen vond hij Moeder met in de huiskamer. Mina, het dienstmeisje, vertelde, hem, dat rijn moeder om een uur of tien plot seling onwel was geworden en om den nieu wen dokter gestuurd had, daar de oude huis dokter een paar weken geleden gestorven was. Karei liep dadelijk naar boven. Toen Moeder op zijn kloppen „jal" riep, ging hij de slaapka-* mer binnen, waar hij een vreemden heer den nieuwen dokter vóór 't bed van rijn móeder zag zitten. Plotseling voelde Karei, dat al het bloed uit zijn gezicht wegtrok, wantde nieuwe dokter was niemand anders dande heer, dien hij 's morgens besneeuwkogeld had. Was dat geen reuzenpech? Even kwam de gedachte bij Karei op, dat dé dokter hem misschien niet herkennen zou, maar één blik op diens gelaat overtuigde hem onmiddellijk van het tegondeoL Doodsbleek naderde Karei zijn moeder. Deze ontstelde niet weinig van het uiterlijk van haar zoontje en zei heelemaal niet vermoe dend, wat de reden van zijn bleekheid was „Dokter, ik geloof, dat u hem den pols ook wel eens moert voelen." GEBABBELDI door C. E DE LILLE HOGERWAARD. Ons Jaap je hoeft gebabbeld. Niet opgolet op sohoÓL Hij was heel ongehoorzaam* Hij maakte pret en jool Wat denk je, dal gebeurde? Ons Jaapje, dat kreeg straf. Nu mag hij niet naar huls doordat zijn werk is ai.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 15