Icbager Courant HET KERSTFEEST. Zoo niet bedoeld. Hij kwam weer terug. VOOR DE KINDEREN. WAT PIM EN PUK OVERKWAM. Zaterdag 24 December 1927. 70ste Jaargang. No. 8175. De datum van Kerstmis. e geboortedag van Christus moet ongeveer geval- zijn in den tijd, dat de heidensche volkeren hun ilfcest, het feest van den winterschen zonnestil- ind, vierden. Er is dan ook veel in onze Kerstmis- lering, dat aan de gebruiken van het heidensche ioelfeest doet denken. De nauwkeurige geboorteda- im van Christus, heeft men nooit met zekerheid kun- [en vaststellen. Men is het er niet over eens, waar- lm dan juist de 25o Dec. is gekozen. Volgens enkelen s de roden hiervan, dat in de oudheid deze dag werd angezien voor den dag van den zonnestilstand en laarop door de Romeinen Dies natalis invietie, d.i. (eboortedag van de onoverwonnen® (zon), werd ge- ïoemd. Deze naam nu was ook van toepassing op Christus, het licht der wereld. Wat ook de reden zij, eker is, dat de 25e December het eerst als geboorte- lag van Christus genoemd is in een Romeinsche lijst 'an feestdagen uit het jaar 354. In het Oosten werd de 6e Januari, de dag van Je- lis' verschijning, tevens gevierd als die van de ge- oorte; eerst keizer Justinianus maakte hieraan een Inde en sindsdien hebben alle Christelijke kerken, itgezonderd de Armenische, den 25 December aan- enomen. Het feest van den Heiligen Stephanus (26 )ec.) werd later de 2e Kerstdag en op een concilie n Mainz werden zelfs vier Kerstdagen ingesteld, la- er teruggebracht op drie. De derde dag is pas in 1773 afgeschaft. Oude Kerstgebruiken. Het kindeke wiegen op Kerstmis was een oud de gar$uitsch gebruik, dat ook hier te lande lang gevolgd s. Dude geschriften vermelden hoe in Thuringen in >p den 1 aen Kerstnacht om 12 uur op den toren het „Kerst kind gewiegd" werd in een wieg waar lichten omheen stonden, terwijl de stadsmuzikanten het koraal „Eere welke :ebracht, met •->- Nou zeg ie, dat ie dochter zeventien iaar is en laatst ver telde ie, dat ze al getrouwd was - Dat klopt. En ze is boven- dien^al twee keer gescheiden gr saffZij God in den hooge" aanhieven en de verzamelde 20 gr. thee neni'gte een lied zong. In vroeger eeuwen werd in de ii [erken de vreugde over de geboorte des Heeren ge- maizei voordijk met groote uitbundigheid gevierd. In de 17e le rest heel iker en de mai minuten kruiden loodig een fiö-extrj amen laatste trek er (waDne oet de n roer nend en ia vlug •p den jn m en onderei a de rin makel eei nemt BËKJ o. en eetlf en bloe wijn, in us ei ven. n en v seuw trokken te Stralsund jongemannen in vrouwen- *a kleeren gestoken, naar de kerk; andere als herders n verkleed, brachten allerlei dieren mede, als honden, ichapen, geitebokken, liepen daarmede zingend in de terk rond, waarna ze neerlagen om te eten en te drinken. Men sloeg met varkensblazen, die met erw- en gevuld waren, op de grafzerken en maakte een pa umoer als een oordeel. De kerkbesturen lieten het lOgluikend toe: een echt volksfeest moet nu een maal met lawaai gepaard gaan. En de medegebrachte dieren waren „heilig". In Latijnsche sneldichten uit den tijd van Leihnitz laat men bij een Kerstspel de dl koe Puet natus brullen, waarop de ezel met „Ha'^ant- woordt Daarop vraagt de haaa „Ubi" en het schaap blaat: „in Betlem". Ook bij het Kerstkindwiegen in ons land in de 17e eeuw werd groot geraas gemaakt. De kinderen mochten elk een „wiegje met pop" en een schel mee brengen. Deze nachtfeesten leidden tot groote buiten sporigheden en bereikten, naar Schotel vertelt, hun toppunt in de „Narren"- of „Ezelfeesten". Oude kro nieken melden dat het smullen op Kerstavond dien de om zich op de vermoeienissen van den nacht voor te bereiden. Zoo werd het heiligste aller feesten ont wijd. Van hooger hand werd telkens gewaarschuwd tegen slemppartijen en allerlei misbruik, die aan de dagen der heidenen herinnerden. jje mysteriën en Kerstspelen werden vroeger op kerkhoven, en in kerken en nog lang na de Hervor ming in het openbaar vertoond. De geschiedenis van den Kerstboom. Een met lichten behangen Kerstboom vinden we op Duitschen bodem voor H eerst vermeld in een ge schrift dat de docent in de rechten te Wittenberg Gottfried Kiszling uit Zittau, in Saksen, te 1737 open baar maakte en waarin men lezen kon: „Als het overreiken van geschenken toch met ze kere feestelijkheden moet gepaard gaan, dan bevalt mij altijd nog het best de manier, waarop een vrouw, die op een hoeve woonde, dat deed. Op Kerstavond plaatste ze in haar kamer3 zooveel boompjes als per sonen, wien ze iets geven wilde. Aan de hoogte er van,' de vej-siering en de plaats kon ieder terstond zien, welke boom voor hem bestemd was. Zoodra de geschenken verdeeld waren en daar onder gelegd en lichtjes op de boomen en daar naast waren gestoken, kwamen de haren achter elkaar in de kamer, bekeken de gaven en ieder nam den voör hem bestemden boom en de daaronder gelegde geschenken in ont vangst. Ten laatste kwamen de knechts en de mei den in de beste orde binnen om hun geschenken te halen." Een Duitache prinses, -Maria Dorothea van Wur- temberg, tidte vrouw van aartshertog Jozef, bracht in het jaar t&9 den Kerstboom in Hongarije. Aan het hof te Munchen werd de Kerstboom, in zijn tegenwoordige gestalte geplant door een Badensche prinses, koningin Caroline, weduwe van Maximiliaan I. Van het hof uit verbreidde zich het gebruik door stad en land. Door een Duitsche prinses kwam de Kerstboom aan het Fransche hof. De eerste Kerstboom verscheen in do Tuilerieön in het jaar 1837 na het huwelijk der hertogin Hellena van Orleans, en wel op Oude jaarsavond. In 1837 schreeft de hertogin naar haar vaderland: „Op Kerstavond heeft de goede koningin mij het ge noegen gedaan in het geheim een mooien boom te versieren, dien ze in mijn wit salon liet plaatsen, om mij aan Duitschland te herinneren". Koningin Victoria had jaarlijks haar Kerstboom, die door den prins-gemaal van Saksen-Coburg-Gotha in 1840 werd ingevoerd. De kostbaarste boom dor ko ningin was de eerste, die 40 voet hoog was en be hangen met passende geschenken, ter waarde van 120.000 gulden. Een Engelsche dame, de gouvernante van den kleinen prins van Napels, den Italiaanschen kroon prins, bracht den Kerstboom naar Rome. Tot vreugde van haar koninklijken -leerling zorgde zij voor een Kerstboom. Volgens een andere lezing bracht konin gin Margaretha, in wier aderen van de zijde harer moeder Duitsch bloed- vloeide, den- Kerstboom aan 't Italiaansche hof. OOK AAN HET GEDULD VAN EEN KOMT EEN EINDE. WINKELIER Een braaf oud mannetje stapte met een onaange stoken sigaar in zijn mond een sigarenwinkel bin nen en vroeg aan den eenigszins verbaasden win-ke- Alweer een gast van mijn hotel bestolen! Ga ie het aangreven? Natuurlijk. De kerel kan nu ■sijn rekening niet betalen. Als je zuiniger waart, zou je rijk kunnen worden. c Da's waar. Had ik daar maar aan gedacht, vóór ik jou kier op 'n glaasje uitnoodigdc! lier: „Och, meneer, heeft U misschien een lucifertje voor me?" De winkelier, een man met een goed hart, wilde dat niet weigeren en hielp het mannetje aan een vlammetje. Den volgenden dag kwam het mannetje weer voor bij en kwam weer naar binnen om een lucifertje voor zijn sigaar te vragen. Weer kreeg hij het. .Dat ging zoo zes dagen achter elkaar. Maar toen hij den zevenden dag weer den winkel binnenstapte, met zijn gewone vraag, werd het den winkelier toch wat te machtig ®n hij vroeg: „Maar vertelt mij toch eens, wie is U toch eigenlijk? Ik kan -me niet herinneren dat ik u hier yroeger meer zag?" Waarop het brave mannetje den winkelier vrien delijk, bemoedigend toeknikte en zei: „Wie ik ben? Wel, denkt u maar eens goed na: ik ben dat man netje dat U el'ken dag om een lucifertje komt vra gen I" „OP DE BROODJES MET VLEESCH". De waard van den heiberg „Het roode Konijn", ver raste zijn klanten op oudejaarsavond, door een groote schotel met belegde broodjes op tafel te zetten. Elke klant mocht daar gratis één van opeten. Dien avond kwam er eert vreemdeling binnen, die aan de stamta fel ging zitten en een -gratis broodje opat. De man bleef een half uur zitten en verslond in dien tijd zeven broodjes met ham on kalfsvleesch. Eindelijk kon de waard zich toch niet langer stil houden en hij klopte den vreemdeling op den schou der -en zei: „Neem me niet kwalijk meneer, maar U is toch geen klant? I-k herinner me Uw gezicht heelemaal niet." „Pardon!", zei de vreemdeling beleefd, met zijn mond vol en een broodje in iedere hand, „Pardon, U vergist U. Verleden jaar op Oudejaarsavond was ik hier ook! En als alles goed gaat, kom iik volgend jaar weer!" 273. Als Grootboek alles aan meneer Rab- bit verteld heeft, vindt die hem een nog veel grooter genie. Weet je wat je doen moest, Grootboek? zegt meneer Rabbit. Je moet direct de oudere een telegram sturen. 274. Kijk -die arme schaapjes van konij nen maar eens huilen. Ze treuren natuur lijk om hun vader en moeder. En wat zul len die thuis in angst zitten. Ze denken vast, dat hun kinderen een ongeluk ge kregen hebben. 275. Meneer Grootbroek gaat zitten en schrijft: Familie Koolraap, Wipstaar tendorp. Pi-m en Puk hier. Gezond en wel Geen vrees. Komen over drie dagen terug. Hoogachtend Rabbit, Highstreet Rabbit- town. (England). 276. Vader en -Moeder Koolraap zitten in- tusschen vreeselijk in onrust Vader ziet geen kans om de krant te lezen, want Moeder zeurt hem telkens aan zijn hoofd over de kinderen.Zoo laat zijn ze nog nooit thuis gekomen. pat* Frafrfl ■u*| 277. Eindelijk besluit vader Koolraap maar eens' op onderzoek uit te trekken. Hij gaat eerst naar Opoe. Weet je niets van Pim en Puk? vraagt hij. Gelukkig niet, zegt Opoe, ik zie de deugnieten lie ver niet hier. 278. Ook de politie^kan vader Koolraap niets vertellen over zijn lief zoontje en zijn lief dochtertje. Onverrichter zake gaat de arme man weer naar huis terug. Hij is nu ook erg ongerust Waar kun nen Pim en Puk uithangen? 279. Net als Moeder aan 't huilen is ge gaan, komt de postlooper met een tele gram. Door het open raam geeft hij het aan vader Koolraap over. Uit het bui tenland, baas Koolraap, zegt hij. 290. Vader gelooft zijn oogen niet als hij het telegram leest Hoe komen Pim en Puk zoo maar in ééns in Engeland? Moe der snapt er evenmin iets van. Maar ze zijn tenminste niet meer ongerust, nu hun kinderen terecht zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 23