Zoo gaat het!
In het land van Ster en Halve Maan.
itll 8r vaa hom geworden, na de krach....?"
ne'érd", geschotenl Was totaal gerui-
Over een halve eeuw.
Aegris Batavia Suis.
hm. mtrr dtl rwiumwa rtrmofMittruf t*
Jmvangenl Persoo/SW wou hij, dl» de «iadhad
«(iraoon nu ook voldoening gaan Inner,van het
ft'W HIl V op; bitter en ard wa.
'Jï™°nlde*kvnï de koflie bracht, vroeg hl,om het
Adresboek. Valavond nog wou hij er op u.
vfnftr tuist rt^dat hij het adres van de nvrouw
«Jnntpord ha/ kruiste rjjn blik dien van m pas
hinnen Ketr^cn gast. Als geëlectriscerd ree&Blom-
hJlf on van $Jn stoel; met een spierwit gelafi keek
hij den mafl aan> die verwonderd op zijn dwts ge-
staar ^Balfi'^®^d®,
Blomho/ vermandde zich en schoot op den mé toe.
Maar deze scheen hem niet te herkennen, selfs
scheen *iJn naam n<ïet dcn minsten indruk op\em
16 Een oógenblikl", stamelde Blomhof. „Gaat uit
ten doet u mij het genoegen. Ik zal u alias uitleggi".
Naar dit tijdstip had hij verlangd, jaren en jfen
Hij Md er al zijn vooruitzichten aan besteed, V>r
dit tijdstip had hij al die jaren gevreeed. Het hd
in zijn droomen en nachtmerries gespookt. Maar zó
had hij het zich heelemaal niet voorgesteld.
Vijftien jaar geleden", hervatte hij dapner. ,,'Hi
was verschrikkelijk. Maar het lot, dat mij toen to
die katastrofe gevoerd had, heeft mij in de gelegen
etuwlf vervloekt
„Hat laven heratalt wal vaal, maar niet alle»", har
vatte do weduwe, dia niet acheen te bomerken, hoe
zeer haar mededeeling den bezoeker geschokt had.
t)ez nachts op zijn hotelkamer, kon Blomhof den
slaap niot vutten. Als oen schuldige zou hij dan tocl.
nog het Nieuwejaar in guan. Oudejaarsavond zou
voor hem geen verzoendag zijn.
Vereenzaamd dwaalde hij den volgenden dag door
de sneeuwige stad. Alles was er veranderd sinds vijf
tien jaar en toch alles nog 't zelfde. Waar zou hij den
Oudejaarsavond gaan doorbrengen? Tot nog toe had
hij niet meer in de buurt durven komen waar hij in
die noodlottige dagen zijn kantoor en zijn woning ge
had had Een ontzettende angst voor herkenning hield
hem van die vérschrikkelijke plek terug.
Zoo werd hem de Oudejaarsdag tot een kwelling.
Hij moest afleiding zoeken, hoe en bij wien dan
ook. Bij den maaltijd sloot hij zich aan bij een ande
ren eenzamen stamgast. Deze stelde hem voor naar
een cabaret te gaan, dat, in een voorname stadswijk
gelegen, fritmuntte door chicque mondariiteit. Hij
nam de uitnoodiging aan.
Het was, toen hij met zijn makker de auto uitsteeg,
of hij plotseling door waanzin werd aaugegrepen. Hij
stond voor zijn eigen huis. Alles was nog onveranderd
hetzelfde: de stoep met de massieve deuren aaarbo-
heid gesteld alles goed te maken. Ik hoop, dat u me ven, de breede vensters met de gebeeldhouw de hard-
alles vergeeft"
Hij nam zijn checque-boekje, maar treuzelde nog
met zijn vulpen.
„Ik begrijp er geen bliksem van viel de man uit.
Hij had een grof, purper gezicht en weinig geduld.
„Wat wilt u eigenlijk, meneer?"
„U terug betalen, wat ik schuldig ben. Hier is
het bedrag".
„Sjonges, dat is nog al van beteekenis. Maar wat
moet ik daarmee?"
De man loerde tersluiks naar den kellner; hij kreeg
vermoeden, dat hij met een krankzinnige had te
doen.
„Maar u herinnert u toch..."? begon Blomhof wan
hopig voor de tweede maal zijn uiteenzetting.
„Kleintje koffie!", beval de man aan den op zijn
wenk toegeschoten kellner. Toch scheen hem plotse
ling een licht op te gaan.
„Aha, nu ben ik erl", riep hij uit „Ja, ja, u' hebt
waarachtig gelijk. Maar lk was het totaal vergeten.
In vijftien jaar, en dén aan de beurs, wel meneer,
dan maak je zooveel up and downs mee. Goddorie,
als je dat allemaal moest onthouden!"
En hij lachte een schorren schaterlach.
„Nou, ik zou 't maar weer opsteken", zei hij, met
een afwerend gebaar de cheque aan Blomhof toe
schuivend. „U houdt er wonderlijke usances op na.
Is dat in Amerika gebruik tegenwoordig?"
En weer lachte hij zijn schorren schater.
Blomhof begon een verward betoog over de be
hoefte aan eerherstel. Hij voelde zich na het gebeur
de onzeker als in een droom. Dat die man zóó on
verschillig kon opnemen wat vijftien Jaar lang het
éénige belang van zijn leven geweest was.
„Weet je wat, geeft 't aan de tuberculose-bestrij-
ding. Of aan de nazorg. Of aan 't Leger des Heils. Bij
mij bent u gerehabiliteerd, als u mijn kleintje koffie
betaalt. Bonsoir, meneer, 't was me aangenaam!"
En mèt tinpelde de barsche bezoeker naar een
troepje andere oude heeren, die aanstalten maakten
om te biljarten.
Mistroostig zocht Blomhof zijn kamer op. Hij had
meer voldoening van zijn nobele plannen verwacht!
Nu zou hij terstond maar de weduwe opzoeken. Ze
woonde op eén ander adres dan toen ze zijn klant
was. Natuurlijk had ze zich moeten verminderen.
De straat, waar ze nu woonde, lag zeker in een pro-
letariërsbuurt; hij had er althans nooit van gehoord.
Eigenlijk zag hij er heel erg tegenop; 't zou een
schokkende ontmoeting worden. Hij gaf den chauf
feur het adres op. In den wagen verergerde zijn mis
troostigheid. De sneeuw plekte tegen de portierruit
Wat was het nog een rit naar die weduwe.
Hij herinnerde zich nog haar gelaat, 't Was een
knappe vrouw geweest indertijd. Een flinke, kloeke
verschijning met uitermate verstandig oogen. Geen
vrouw om verliefd op te worden, maar een vrouw
om respect voor te hebben.
Maar ze zou wel erg zijn vervallen. Zulk een krach
houdt zelfs de sterkste niet uit En dan vijf kinde
ren!
Toen hii den chauffeur had betaald en deze alweer
zijn rijturg op gang bracht, hield hij hem tegen,
't Moest een vergissing zijn, deze straat en dit huis.
Maar de chauffeur hield vol, dat het in orde was.
't Was een keurige straat en een keurig huis. Een
keurig dienstmeisje deed open. Of meneer maar hier
op mevrouw zou willen wachten. En ze stak licht
aan in een keurig salon.
„Wat is er van uw dienst, meneer Blomhof?"
Ze vroeg het hem, of er geen vijftien jaren van
zorg en schande lagen tusschen dit oogenblik en
hun laatste gesprek in het kantoor van zijn bank.
Zorg voor haar, schande voor hem. Hij stond ver
bouwereerd van haar resolute onaandoenlijkheid.
Noch haar stem, noch haar voorkomen schenen ver
anderd.
Rustig luisterde zij naar het relaas, dat hij als een
morgen- en een. avondgebed telken dag op de boot,
in zijn verbeelding herhaald had.
„Ik beigrijp... ik begrijp...", zei ze alleen af en toe,
als om hem op zijn gemak te stellen en aan te moe
digen om verder te gaan En statig knikte ze met
haar matronenhoofd.
„Dat is dus een meevaller", constateerde ze, toen
hij ten besluite van zijn breedvoerige inleiding zijn
cheque presenteerde „Dat had ik niet durven ver
wachten. Buitengewoon correct van u, meneer Blom
hof, buitengewoon correct. En dén spreekt u nog van
rehabiliteeren! Ik heh altijd wel geweten, dat u een
gentleman bent. Maar ja, tegen -je noodlot kun je
niet veel beginnen. Het moet voor u een vreeseiijke
tijd zijn geweest".
„En voor u ook!", riep hij uit, bijna smeekend.
„Och", zei ze, met iets weifelends nu voor het
eerst in haar stem. „Wat zal ik u daarvan vertel
len? Ieder leven heeft zoo ziin eigen moeilijkheden.
Maar mijn jongens zijn heel goed terecht gekomen.
Mijn oudste is tandarts, heeft een schitterende prak
tijk.^ De tweede 'ging in den handel, u kent zijn zaak
wel". En ze noemde den naam van een groote tabaks-
firma te Amsterdam. „Mijn dochter is naar Indië ge
gaan, zit op Deli, getrouwd met een planter. En de
beide jongsten hebben een goede betrekking, de één
bij de rechterlijke macht, de ander op een notaris
kantoor."
„Dat had ik... dat had ik niet durven denken",
bracht Blomhof er zenuwachtig uit. „U weet niet,
wat me dat een pak van het hart is. Ik had, om
ae waarheid te zeggen, me uw geval als het vree-
seiijkste van mijn slachtoffers voorgesteld."
„Och, wat zal ik u zeggen?" 't Leven herstelt zoo
veel, nietwaar. De tijd is de beste geneesmeester".
»Maar er zullen toch wel gevallen zijn", viel Blom-
noi haastig in, „die minder goed zijn verloopen. Ziet
'mavro,Vw> z°u zoo graag vóór den Oudejaars-
ïl»on i *5^® rekenin<? het verleden hebben ver-
wlend. Kunt u mij niet een geval noemen, van ie
mand, die door mijn krach destijds onherstelbaar
18 gedupeerd?"
hnkii6 2Ün, er*bekende ze, en schudde ernstig het
n°oil „Helaas, die zijn er".
.oemt u ze?!", drong hij aan. Hij gevoelde, hoe
Vii u u 1i
niJ hartklopping kroeg.
„van.Dem..."
herlnn".?^71 Die k>aPP« Wonde Jongen? Ja, dien
IVat is L?0611^15'8 ffawoldlge tennisser.
>Eon duliellng
me! .ih, 7; Blomhof. Daar lat hij nu
taai uL vijftien jaar moeizaam verworven kapi-
aarharsudl Weg. gsdaehts
vsntosnlngl Onhtratslbaar, voor eeuwig. Voor
^teenen kozijnen.Maar nu stroomde 'n veelkleurig
fcschakeerd licht door tusschen P9mpeuze portières.
n schrille muziek schetterde op uit de holle gan-
«t...
't Is werkelijk een aardige gelegenheid", merkte
anneerend zijn makker op. ,,'t Moet vroeger een kas-
sieskantoor zijn geweest. Ze hebben van de ruimten
en an de architectuur toch handig partij getrokken.
ï?e, meneer, gaat u voor. Na u, meneer, na u!....
Hoe lezen «vond door te komen t zuchtte de
verstokte \rijgeze. ^oen hij den laatzten middag
van het jatr met evenveel smaak als de 364 voor
baande mHdagen aan iz'n bittertje tipte. Geen
vriend te vinden én te biljarten vanavond en van
Je kaartclub ware. er ook -drie getrouwd', dus
vanavond hulsarresi
Neen hoor: Leve \e vrijheid! Hij' kon tenminste
vanavond gaan en laan, waar hü' wilde.
Geen sentimenteel \oende vrouw, die zat te zuch
ten om een afgestoren nicht, waar ze nooit wat
om heeft gegeven; g<in belofte af te leggen bij1 het
slaan van de klok vp twaalf, dat Je zorgen zult,
het aangebroken jaarueeds op tijd thuis te zullen
zijn, dat je minder zi>, rooken, dat Je geen asch
zult deponeeren in en op allerlei voorwerpen, die
maar eenigszins een hite vertoonen, enz., en®.
Neen hoor, nogmais: Leve de vrijheid!
Hoewel hij moe9t U eerlijk bekennen van
avond niet veel aan die vijheid te hebben De café's
sloten al om acht uur.voor 't personeel billijk;
die menschen moesten a jwo'n avond ook eens
van hun vrijheid genieter
Maar voor hem was zo'n vroege sluiting toch
niet prettig. Hij zou zichsr echter wel doorbeen
slaan.
Met een boek, een straffi groc en een fijne si-
gaar als gezelschap, zou U< bost 10 uur kunnen-
halen, en.... dan maar ondc de wol. En ze konden
buiten paffen, zoo hard ze wden, hij izou zich niet
uit zijn slaap laten houden
Een vriend hield hem bijhet verlaten van het
café staande.
Max, kerel, Je móet va&vonS maar bij' mij
komen. Op zoo'n ongezellige kmer in je dooie een
tje van 't oude het. nieuwe inte gaan, is ook niet
alles, merkte de vriend op.
En na eenig tegenspreken nai Max tenslotte aan.
Slecht getroffen, mompele Max, toen hij' de
kamer van zijn vriend binnenrad, waar hij aller
hartelijkst door mevrouw en en nicht werd ver
welkomd.
Die nicht had er niet moeten UJm. 't Gaat zooveel
lijken Oip twee maal twee.
Er werd een kaartje gelegd. Ie nicht was Max's
partner. En 't moet gezegd wordo: een goede maat,
een, die Max er een paar maal oorhielp, waardoor
hij genoodzaakt was, haar goedkurend toe te knik
ken. De stemming werd vroolij;Er werd ge
klonken, verscheidene malen, en 'oe meer de kleine
klokkewijzer de twaalf naderde, hoe vroolijker en
ongedwongener de stemming wen.
Een fidele boel vond Max heten hij dankte de
goede ingeving, die hem de uitnodiging had doen
accepteeren.
En toen tenslotte de klok aar haar reeks van
twaalf slagen begon en de gasther en izijn vrouw
elkaar de hand drukten en zachjes voor de
andere twee onhoorbaar eikair af het goede
toewenschten 'en hun wenschen net een zoen be
zegelden, toen 9tonden Max en lat nichtje elkaar
eenigszine verlegen aan te kijken. Ten siotte gaf
Max haar de hand en wenschte hiar veel geluk in
het pas begonnen jaar. Onhandig ceed hij het, vond
bij later. Veel te lang had hij baar hand vast
gehouden.
Er voladen op dezen avond nog neer uitnoodigin-
gen, die Max alle aannam, hoewe hij voelde aan
komen, dat hét verkeerd met hem iep.
Het volgend „oude en nieuwe" werd ten huize
van Max gevierd; het nichtje was de gastvrouw.
Hij was en oud man en hij peiisde graag over de
'oorbtie tijden en over de toekomftige. En als het ou
dejaarsavond wss, kwamen zijn dri« kinderen, zijn drie
maal drie kleinkinderen en typisol genoeg ook ziin
driemaal drie achterkleinkinderen. In dan aten zij z(jn
orovisiekast leeg en dronken zijn w^nkelder leeger dan
'eeg; en hem, dbn ouden man, lieten zij zitten in zijn
hoek. Soms streek er een hem ond*r de kin, en zei:
Peins jij maar.
Maar ditmaal kwam zijn allerjongste achterklein-
d-ochbertje op zijn knie zitten, en vroeg:
Waaraan denkt U toch?
Aan jou, kindje.
Merkwaardig!: het werd stil om hem'been. zou men
er op gesteld wezen, iets te hooren van hem, den oude
"n den hoek?; merkwaardig!
De jonge moeder van het jongste achteikleindochter-
tje vroeg nu ook: 1
Hé "ja, grova, waaraan dacht U
Toen maakte hij er maar een grapje var; het is niet
goed. op oudejaarsavond sentimenteel of t» arnstig te
wordan. Ea dus lachte hij «a vertelde:
Th dacht aan het oudejaar dat over een hah«s
eeuw gevterd zal worden en ik dacht, misschien is mijn
iongste achterkleinkind dan ook reeds moeder van een
huwbare dochter. En wat zal dan de aardigste herin
nering zijn van het achter-achterkleinkind op oude
jaarsavond 1967? Misschien wel de herinnering aan de
wijze, waarop zij zich een man nam! Laten wij ze Jolly
noemen...
Jolly heeft het in 1967 zoover gebracht, dat zij er
over kan denken te gaan trouwen: zij kan een man en
een gezin onderhouden. En als.}haar moeder haar vraagt,
of zij reeds iemand' in haar gedachten heeft, zal zij
zeggen:
O, ja, allang: een leuke jongen, -een jaar of twee
jonger dan ik.
Voert hjj wat uit?
-r Neen, maar dat doet er niet toe. Hü is lief en huis
houdelijk en hij gaat niet over de tong.
Heb je hem al avances gemaakt?
Nog niet, maar ik zal hem een briefje schrijven,
of hij soms mee wil naar dien schouwburg.
De jongeman bloost bü de ontvangst vau de uitnoo
diging.... zou Jolly vues op hem hebben?...
Als Jolly hem haalt met haar 50 p.k. Aeolus, heeft
hij een kleur van opgewondenheid. En als zij hem bloe
men geeft, bloost hy van Ontroering... De rit en de
Schouwburgvoorstelling gaan als in een roes voorbü,
En bij het soupertje wordt hij duizelig van Jolly's sym
pathie-betuigingen...
Paultje, zegt Jolly dan (eindelijk!), - fle net) je
wat te tsfftn: JU meet mijn man werden... KaA Je b#«
niets gemarkt?
Paul schudt, met tranen in de oogen. s'n bol.
Ja Paultjo, gakt Jolly voort, lk houd van je. Ik
houd allang van je. Mijn zaksn gaan thans zoo goed,
dat ik me d« weelde van oen man en oen geun kan ver
oorloven. En JU, liefste...
- Oh, zucht Paul, het verrast mh zool
Maar wil Jö mUn man worden, Paultje?
Ja...h, wanneer komt u praten met moeder?
Dadelijk. Wat is jullie nummer?
Tweemaal LI.
jolly brengt Paul thuis en veroert hem niet dea
Het is een goed suwelijk, Paul is zijn vrouw,
een lieve, trouwe, oppassende man geworden. En
Jolly draagt hem op de handen....
Opa wordt oud en cynisch.
Van Wie komt die opmerking? Van allen, want
hij ziet 39 onaangenaam-verbaasde oogen.
Zoo jongens, wordt opa cynisch, om dat ie oud
is? Als het 1967 is en jullie moogt het beleven, zal
je nog eens aan mij denken. En misschien: erken
nen: waarlijk: de oude man had gelijk, de wereld
staat tegenwoordig op z'n kop.
Maar daar slaat de klok.
En de eenige, die zegevierend 1928 in gaat, ia
overgrootvader l
IL
(Van onzen Reiscorreapondent.)
Het huia van den consul de Hochepied was niet
ver van het complex gebouwen, waar hospitaal en
consulaat gevestigd waren, verwijderd.
Het had zijn ingang in de Rue Franque en liep
dan ver door tot aan de kade, zoodat men in de
Kamers aan die zijde een prachtig uitzicht had op
de baai, waaraan Smyrna ligt. Langs het huis van
straat tot kade liep een soort steeg. Het beneden
huis >vaa aan winkeLiers verhuurd, behalve het mid-
aehgedeelte, waarin de kerk gehóuden werd. De
graaf Edtmond. de Hochepied heeft mij- naar de
ruines van het voorvaderlijke huis gebracht en mij
de situatie beschreven. Hlji vertelde mij, dat het ge-
aeelte, waar in vroeger eeuwen kerk gehouden
werd, in alles herinnerde aan een kapel.
Een eind verderop- wees hiji miji de ruïnes van
het voormalige huis der familie van Lennep.
Hochenled en van Lenne-p, twee families, die eeuwen
lang een belangrijke rol in Smyrna gespeeld heb
ben. Met den brandi en plundering in September
i922 zijm de oude woonhuizen verwoest, evenals do
fraaie buitens, welke beide geslachten in het dorp
Sevdikeny bezaten. Antieke .meubels, familieportret
ten, het huisarchief, alles is verloren gegaan.
Hoe fraai imoet het daar to Sevdikeny, dat door
de Hollanders Lievcnsdorp genoemd werd, geweest
zijm.
Doch laat ons téruggaan naar het jaar 1689.
Smyrna. nog niet bekomen van de aardbeving
van 1688, werd- een jaar later opnieuw door een
ranvp getroffen. Den 10 Mei 1689 brak de pest uit.
De Nederlandsche kolonie vluchtte naar de omlig
gende dorpen, de consul naar zijn woning te Sevdi
keny, dat op 3 uur gaans van Smyrna gelegen. Is.
De consul stelde ook hier -zijn woning tot het
houden' van godsdienstoefeningen) ter beschikking.
Toon de epidemie geëindigd was, werden do dien
sten weer in Smyrna gehouden. Den 19 April 1600
•verd in de woning van den consul, de izaaï, waar
de bijeenkomsten gehouden werden, tot kapel oan-
ebouwd en plechtig ingewijd.
Ieder jaar werd daar nog een extra diepst ge
bonden ter herinnering aan de ontzettende .aard
beving van 1688.
Nadat in 1756 gedurende het heerschen van een
nieuwe pestepidemie weer te Sevdikeny gepreekt
moest worden en wel ditmaal in de woning van
David van Lennep. werd in 1759 de kapel geheel ge
restaureerd.
Den 6 Augustus 1763 werd' consulaat en kapel
'oor brand verwoest en. had de dienst in het En-
•eische consulaat plaats, totdat het Nederlandsche
consulaat en bedehuis weer opgebouwd waren.
Met de Engelsche gemeente was- men. zeer geli
eerd. Dominee Franckem toch, preekte om de an
dere week speciaal ton behoeve der Engelsche kolo
nie in het Italiaansch. Het klinkt vreemd, dat men
ten behoeve van Envelschen In het Italiaansch gaat
preken, maar de dominee zal wel Italitaansch en
>eon Engelsch gekend hebben, Trouwens, wie hier
'n 'Smyrna vertoeft, verbaast zich niet meer overi
het gebruik van vreemde talon, De algemeene taal
onder de Lcvantijnon, "onverschillig of zijl Fran-
schen, En^olschen, Hollandschen, Itoliaanschen of
anderen oorsprong zijin. is heden ^Grioksch. Ik ken
families, waar thuis, altijd Grleksch gesiprokon
wordt. De Turken vinden het onaangenaam, dat de
taal van hun aartsvijanden door de 'Levantijnen
gesprokeh wordt, hetgeen men wel kan begrijpen,
maar de Levantijnen izulien niet gemakkelijk het
Grieksch laten varen In de 16e. 17e en 18e eeuw
vas Italiaansch de algemeen gebruikelijke taal ln
de Levant; werd eerst door Fransch, daarna door
vransch en Grieksch samen, verdrongen.
Er ziin verscheidene predikanten der Classis
Amsterdam naar .Smyrna uitgezonden, doch niet
allen bereikten de plaats der bestemming.
WiPem Raven-s scheepte zich den 5en Decem
ber 1698 te Livorno op een Eneelsch schip in. dat
-""et man en muis vereing. Waarschijnlijk was Ra-
•ons met een Hollandsch- schip naar Livorno ge-
,-°men, want in die iaren Werd er veel handel or»
ivorno gedreven en was da'ar een zeer bloeiende
'toUandsohe kolonie. Johan van de Velde, die teza
men met den zoon van consul de Hochepied en den
secretaris van gezant Golyer Pieter cle La Fontaine
naar hier reisde, kwam onderweg bij het baden om
Een eigenaardig man was Jacobus vnn der Vecht.
Aanvankelijk een ijverig predikant, die ook1 op
Woensdagmiddsqor. igodsdiemslfcoefenilngen hield,
verliet hij. nadat hü hier 9 jaar gestaan had, hei-
oelijk Smyrna. In een brief verklaarde hij de re-
'enen, welke hem daartoe genoopt hadden. Na hem
kwam Bernardus Keun, die hier van 1756 tot 1801
gestaan heeft. Slechts een maal maakte hij een reis
naar Patria, doch keerde spoedig weer naar Smyr
na terug. Hij was een zeer geleerd man. voortref-
'elijk beoefenaar der klassieke letteren en bevrien»
met den Griekscthen wijsgeer Karaïs, wiens leer
meester hij geweest was.
Keun is do stichter der bekende Smyrnasche fa
milie Keun, Mot zijn afstammeling George Keun
ben ik gedurende mijn verblijf te Smyrna bevriend
geworden. Georgo Keun is oen vlijtig „handelsman,
'ie in alle opzichten en kringon zeer gezien is. Ge-
lurende den Kranochen tijd ontstond er splitsing
tusschen kerk on hospitaal, waaronder beide instol-
'ingen leden. Het Nederlandsoho consulaat was op
geheven, de hechte band onderling on mot ihet va-
'érland verbroken.
'in 1839 werd dank zij de bemoeiingen van den
consul J. van Lennep. de predikant Verweyde dooi'
cle regeering ultgozornaen, GeMgobrnk en verdeeld
heid maakten het den bravon dominee, die 40 jaar
'eng zijn ambt bekleedde,.niet gomakkelük. Geluk
kig kwam in 1862 weer een» vruchtbare samenwer
king tueschen kerk en hospitaal tot stand, de eer
ste verdieping van het hospitaal werd aan de kerk
afgestaan en in 1853 plechtig ingewijd.
Na den uood van dominee Verweyde was de ge
meente weer zonder predikant, dooh het gelukt» de
kolonie in 1882' den minister van Eeredienst te be
wegen eene bezoldiging van* RUkewege H200
'e jaar», voor den predikant vast te stellen. Onder
ue nieuwe regeling kwam Louis Le Bourier het pre
dikambt te Smyrna vervullen, en is 21 jaar lang de
gemeente voorgegaan. Hij wiet de belangstelling
van de Koningin Moeder, den gezant Jhr. v. Tets
van Goudriaan, den consul Spaklor en anderen op
te wekken, waardoor de gemeente stoffelük ge
steund werd.
De gemeente bloeide. Tot de leden beflioorden 65
Nederlanders, 16 Franschen, 28 Zwitsers, 14 Engel-
achen en 14 Amerikanen, tezamen 137 portonen. De
korkeraad bestond uit predikant als voorzitter en 4
leden met bepaling, dat de meerderheid steeds Ne
derlanders moesten zijn.
De kolonie beheerde ook haar hospitaal en de
„Cassa van de gereformeerde armien te Smyrna'Het
beheer geschiedde door Consul en Kerkeraad.
In 1798 was men oneens geweest en had men be
paald dat het hospitaal een onvervreemdbaar eigen
dom van de Bataafs'che kolonie te Smyrna was en
geen Bataafsch burger individueel eenig recht daar
op kon doen gelden en datv,het beheer plaats zou
hebben door den Burger-Consul on twee Burger As
sessoren.
Gelukkig voor de kolonie kwamen kerk en hospi
taal in 1852 weer tot elkaar.
Toen naderde een bloeitijd voor het hospitaal. Een
oud-officier van gezondheid der Nederlandsche ma
rine vestigde zioh te Smyrna. Dr. von Eiohstorffe be
kwaamheid en rnenschlievendheld maakte hem tot
een der populairste bewoners in Smyrna, de bevol
king ging bij voorkeur naar den „Hollandschen
doctor."
Intuflsohcn was het -hospitaal in een zeer verval
len toestand geraakt en de middelen ontbraken om
afdoende maatregelen te nemen.
In 1903 vormJde zich eene commissie, waarin Jhr.
do Sturla, Dr. van Eichstorff, Keun, Slaars, Lavlno,
Sdhmid en van der Zee ziting hadden.
DoZe commissie wist het geld bü elkaar te krügen
om ten eerste het hospitaal to herstellen en naar de
eischen der hygiëne in to richten, ton tweede op het
terrein der kolonio achter het inmiddels niet meer in
gebruik zünde kerkhof een kerkgebouw te stichten, j
De rest zou gebruikt worden om eenige verbeterin- J
gen aan het nieuwe Hollandsche kerkhof dat buiten
de stad gelegen was, aan te brengen.
Zoo kon tot 1922 de Nederlandsche kolonie te Smyr
na trotsch zün op twee typisch nationaal christe-
lüke instellingen op Kerk en Hospitaal, totdat het
ongelukkige Grieksohe avontuur een vreeslüke ramp
over Smyrna zou brengen. In September 1922 brand
de bijna geheel Smyrna af. In de Rue Franque woed
de het vuur hevig, consulaat en hospitaal gingen in
vlammen op. Als door een wonder bleven het nieu
we, mooie, vriendeli, j kerkje en de ingangspoort
tot het NederlandBche terrein gespaard
Wanneer men nu deze plek, die nog Noderlandsch
territorium is, bezoekt, dan gaat men allereerst naar
hot kerkje, waar een marmer tablet in den muur
het portret van en de herinnering aan den verdien
stelijken Nederlander K. F. Beukema bewaart. Dan
wandelt men door het kerkhof terug naar de ruines
van consulaat en hospitaal en kijkt met eerbied naar
de namen van de geslachten van Lennep, de Hoche
pied, Slaars Keun en anderen, namen, die in Smyrna
den zelfden goeden klank haddén en ten deele nog
hebben als in het vaderland. Helaas zün Bommige
families door de catastrophe van 1922 uit Smyrna
en omgeving verjaagd en hoort men b.v. den naam
van Lennep nog slechts bij overlevering.
Daarentegen zijn de Hochepied's en Keun's nog hier
en genieten een aanzien, waarop wü trotsch Tnogen
zijn.
Klein en arm is de kolonie geworden, te arm om
de panden, welke op haar terrein stonden weer op
te bouwen.
Wanneer men op het terrein der verwoesting staat,
moet men Mjna de hoop laten varen, dat hier weer
ooit de driekleur boven een consulaat en hospitaal
zal wapperen en toch1
Daar is een jeugdige, bekwame, energieke consul-
s'eneraal te Smyrna, bezield met de lust om de han-
len tusschen Nederland en Turkije weer vaster te
héchten en nieuwe banen voor handel en nijverheid
1 e openen.
In het jonge Turkije —doen zich nnogelükheden
/oor Nederlandsche ingenieurs en anderen voor, .zoo
ns die m het Turküe van den Padisha niet be
stonden.
Wanneer het den consul-generaal gelukken mooht
Nederlanders voor zijne denkbeelden te winnen, dan
zullen vele landgenooten in Smyrna en omgeving
on schitterenden werkkring vinden, dan zullen Ne-
ierlandsche financiers én industrieelen tientallen
van jaren lang profiteeren van de connectie met het
ontwakend Turküe, met, dit ongolooflük rijke land,
Jat slechts wacht op rustige vreedzame opening en
ntplooiing der nu ln den schoot der aarde braak
iggende riJ'kdomjmen.
Dan zullen zich nieuwe Nederlandsche elementen
te Smyrna vestigen, dan zal do kolonie nieuw leven,
nieuw bloed ontvangen en zich met kracht uitbrol-
ian. Dan zal van het Nedorlandsche terrein het puin
Ier ruines worden weggehaald en nieuwe gebouwen
verrijzen. Dan zullen weer consulaat, hospitaal en
kerk, aan Nederlanders toobehoorend, schuil gaan on-
or de schaduw van de Nedorlandsche driekleur, Dan
zal de oud o poort gerepareerd worden on hwn zal
weer duidelijk lezen de woorden, die de edelste ge
voelens, vaderlander, bij elk opwekken, de boste sna-
r,on doen trillen, de gedachten doen gaan naar Vor
stin en Vaderland, de woorden: Aegris Batavia Suis.