Zoo gaat het! In het land van Ster en Halve Maan. itll 8r vaa hom geworden, na de krach....?" ne'érd", geschotenl Was totaal gerui- Over een halve eeuw. Aegris Batavia Suis. hm. mtrr dtl rwiumwa rtrmofMittruf t* Jmvangenl Persoo/SW wou hij, dl» de «iadhad «(iraoon nu ook voldoening gaan Inner,van het ft'W HIl V op; bitter en ard wa. 'Jï™°nlde*kvnï de koflie bracht, vroeg hl,om het Adresboek. Valavond nog wou hij er op u. vfnftr tuist rt^dat hij het adres van de nvrouw «Jnntpord ha/ kruiste rjjn blik dien van m pas hinnen Ketr^cn gast. Als geëlectriscerd ree&Blom- hJlf on van $Jn stoel; met een spierwit gelafi keek hij den mafl aan> die verwonderd op zijn dwts ge- staar ^Balfi'^®^d®, Blomho/ vermandde zich en schoot op den mé toe. Maar deze scheen hem niet te herkennen, selfs scheen *iJn naam n<ïet dcn minsten indruk op\em 16 Een oógenblikl", stamelde Blomhof. „Gaat uit ten doet u mij het genoegen. Ik zal u alias uitleggi". Naar dit tijdstip had hij verlangd, jaren en jfen Hij Md er al zijn vooruitzichten aan besteed, V>r dit tijdstip had hij al die jaren gevreeed. Het hd in zijn droomen en nachtmerries gespookt. Maar zó had hij het zich heelemaal niet voorgesteld. Vijftien jaar geleden", hervatte hij dapner. ,,'Hi was verschrikkelijk. Maar het lot, dat mij toen to die katastrofe gevoerd had, heeft mij in de gelegen etuwlf vervloekt „Hat laven heratalt wal vaal, maar niet alle»", har vatte do weduwe, dia niet acheen te bomerken, hoe zeer haar mededeeling den bezoeker geschokt had. t)ez nachts op zijn hotelkamer, kon Blomhof den slaap niot vutten. Als oen schuldige zou hij dan tocl. nog het Nieuwejaar in guan. Oudejaarsavond zou voor hem geen verzoendag zijn. Vereenzaamd dwaalde hij den volgenden dag door de sneeuwige stad. Alles was er veranderd sinds vijf tien jaar en toch alles nog 't zelfde. Waar zou hij den Oudejaarsavond gaan doorbrengen? Tot nog toe had hij niet meer in de buurt durven komen waar hij in die noodlottige dagen zijn kantoor en zijn woning ge had had Een ontzettende angst voor herkenning hield hem van die vérschrikkelijke plek terug. Zoo werd hem de Oudejaarsdag tot een kwelling. Hij moest afleiding zoeken, hoe en bij wien dan ook. Bij den maaltijd sloot hij zich aan bij een ande ren eenzamen stamgast. Deze stelde hem voor naar een cabaret te gaan, dat, in een voorname stadswijk gelegen, fritmuntte door chicque mondariiteit. Hij nam de uitnoodiging aan. Het was, toen hij met zijn makker de auto uitsteeg, of hij plotseling door waanzin werd aaugegrepen. Hij stond voor zijn eigen huis. Alles was nog onveranderd hetzelfde: de stoep met de massieve deuren aaarbo- heid gesteld alles goed te maken. Ik hoop, dat u me ven, de breede vensters met de gebeeldhouw de hard- alles vergeeft" Hij nam zijn checque-boekje, maar treuzelde nog met zijn vulpen. „Ik begrijp er geen bliksem van viel de man uit. Hij had een grof, purper gezicht en weinig geduld. „Wat wilt u eigenlijk, meneer?" „U terug betalen, wat ik schuldig ben. Hier is het bedrag". „Sjonges, dat is nog al van beteekenis. Maar wat moet ik daarmee?" De man loerde tersluiks naar den kellner; hij kreeg vermoeden, dat hij met een krankzinnige had te doen. „Maar u herinnert u toch..."? begon Blomhof wan hopig voor de tweede maal zijn uiteenzetting. „Kleintje koffie!", beval de man aan den op zijn wenk toegeschoten kellner. Toch scheen hem plotse ling een licht op te gaan. „Aha, nu ben ik erl", riep hij uit „Ja, ja, u' hebt waarachtig gelijk. Maar lk was het totaal vergeten. In vijftien jaar, en dén aan de beurs, wel meneer, dan maak je zooveel up and downs mee. Goddorie, als je dat allemaal moest onthouden!" En hij lachte een schorren schaterlach. „Nou, ik zou 't maar weer opsteken", zei hij, met een afwerend gebaar de cheque aan Blomhof toe schuivend. „U houdt er wonderlijke usances op na. Is dat in Amerika gebruik tegenwoordig?" En weer lachte hij zijn schorren schater. Blomhof begon een verward betoog over de be hoefte aan eerherstel. Hij voelde zich na het gebeur de onzeker als in een droom. Dat die man zóó on verschillig kon opnemen wat vijftien Jaar lang het éénige belang van zijn leven geweest was. „Weet je wat, geeft 't aan de tuberculose-bestrij- ding. Of aan de nazorg. Of aan 't Leger des Heils. Bij mij bent u gerehabiliteerd, als u mijn kleintje koffie betaalt. Bonsoir, meneer, 't was me aangenaam!" En mèt tinpelde de barsche bezoeker naar een troepje andere oude heeren, die aanstalten maakten om te biljarten. Mistroostig zocht Blomhof zijn kamer op. Hij had meer voldoening van zijn nobele plannen verwacht! Nu zou hij terstond maar de weduwe opzoeken. Ze woonde op eén ander adres dan toen ze zijn klant was. Natuurlijk had ze zich moeten verminderen. De straat, waar ze nu woonde, lag zeker in een pro- letariërsbuurt; hij had er althans nooit van gehoord. Eigenlijk zag hij er heel erg tegenop; 't zou een schokkende ontmoeting worden. Hij gaf den chauf feur het adres op. In den wagen verergerde zijn mis troostigheid. De sneeuw plekte tegen de portierruit Wat was het nog een rit naar die weduwe. Hij herinnerde zich nog haar gelaat, 't Was een knappe vrouw geweest indertijd. Een flinke, kloeke verschijning met uitermate verstandig oogen. Geen vrouw om verliefd op te worden, maar een vrouw om respect voor te hebben. Maar ze zou wel erg zijn vervallen. Zulk een krach houdt zelfs de sterkste niet uit En dan vijf kinde ren! Toen hii den chauffeur had betaald en deze alweer zijn rijturg op gang bracht, hield hij hem tegen, 't Moest een vergissing zijn, deze straat en dit huis. Maar de chauffeur hield vol, dat het in orde was. 't Was een keurige straat en een keurig huis. Een keurig dienstmeisje deed open. Of meneer maar hier op mevrouw zou willen wachten. En ze stak licht aan in een keurig salon. „Wat is er van uw dienst, meneer Blomhof?" Ze vroeg het hem, of er geen vijftien jaren van zorg en schande lagen tusschen dit oogenblik en hun laatste gesprek in het kantoor van zijn bank. Zorg voor haar, schande voor hem. Hij stond ver bouwereerd van haar resolute onaandoenlijkheid. Noch haar stem, noch haar voorkomen schenen ver anderd. Rustig luisterde zij naar het relaas, dat hij als een morgen- en een. avondgebed telken dag op de boot, in zijn verbeelding herhaald had. „Ik beigrijp... ik begrijp...", zei ze alleen af en toe, als om hem op zijn gemak te stellen en aan te moe digen om verder te gaan En statig knikte ze met haar matronenhoofd. „Dat is dus een meevaller", constateerde ze, toen hij ten besluite van zijn breedvoerige inleiding zijn cheque presenteerde „Dat had ik niet durven ver wachten. Buitengewoon correct van u, meneer Blom hof, buitengewoon correct. En dén spreekt u nog van rehabiliteeren! Ik heh altijd wel geweten, dat u een gentleman bent. Maar ja, tegen -je noodlot kun je niet veel beginnen. Het moet voor u een vreeseiijke tijd zijn geweest". „En voor u ook!", riep hij uit, bijna smeekend. „Och", zei ze, met iets weifelends nu voor het eerst in haar stem. „Wat zal ik u daarvan vertel len? Ieder leven heeft zoo ziin eigen moeilijkheden. Maar mijn jongens zijn heel goed terecht gekomen. Mijn oudste is tandarts, heeft een schitterende prak tijk.^ De tweede 'ging in den handel, u kent zijn zaak wel". En ze noemde den naam van een groote tabaks- firma te Amsterdam. „Mijn dochter is naar Indië ge gaan, zit op Deli, getrouwd met een planter. En de beide jongsten hebben een goede betrekking, de één bij de rechterlijke macht, de ander op een notaris kantoor." „Dat had ik... dat had ik niet durven denken", bracht Blomhof er zenuwachtig uit. „U weet niet, wat me dat een pak van het hart is. Ik had, om ae waarheid te zeggen, me uw geval als het vree- seiijkste van mijn slachtoffers voorgesteld." „Och, wat zal ik u zeggen?" 't Leven herstelt zoo veel, nietwaar. De tijd is de beste geneesmeester". »Maar er zullen toch wel gevallen zijn", viel Blom- noi haastig in, „die minder goed zijn verloopen. Ziet 'mavro,Vw> z°u zoo graag vóór den Oudejaars- ïl»on i *5^® rekenin<? het verleden hebben ver- wlend. Kunt u mij niet een geval noemen, van ie mand, die door mijn krach destijds onherstelbaar 18 gedupeerd?" hnkii6 2Ün, er*bekende ze, en schudde ernstig het n°oil „Helaas, die zijn er". .oemt u ze?!", drong hij aan. Hij gevoelde, hoe Vii u u 1i niJ hartklopping kroeg. „van.Dem..." herlnn".?^71 Die k>aPP« Wonde Jongen? Ja, dien IVat is L?0611^15'8 ffawoldlge tennisser. >Eon duliellng me! .ih, 7; Blomhof. Daar lat hij nu taai uL vijftien jaar moeizaam verworven kapi- aarharsudl Weg. gsdaehts vsntosnlngl Onhtratslbaar, voor eeuwig. Voor ^teenen kozijnen.Maar nu stroomde 'n veelkleurig fcschakeerd licht door tusschen P9mpeuze portières. n schrille muziek schetterde op uit de holle gan- «t... 't Is werkelijk een aardige gelegenheid", merkte anneerend zijn makker op. ,,'t Moet vroeger een kas- sieskantoor zijn geweest. Ze hebben van de ruimten en an de architectuur toch handig partij getrokken. ï?e, meneer, gaat u voor. Na u, meneer, na u!.... Hoe lezen «vond door te komen t zuchtte de verstokte \rijgeze. ^oen hij den laatzten middag van het jatr met evenveel smaak als de 364 voor baande mHdagen aan iz'n bittertje tipte. Geen vriend te vinden én te biljarten vanavond en van Je kaartclub ware. er ook -drie getrouwd', dus vanavond hulsarresi Neen hoor: Leve \e vrijheid! Hij' kon tenminste vanavond gaan en laan, waar hü' wilde. Geen sentimenteel \oende vrouw, die zat te zuch ten om een afgestoren nicht, waar ze nooit wat om heeft gegeven; g<in belofte af te leggen bij1 het slaan van de klok vp twaalf, dat Je zorgen zult, het aangebroken jaarueeds op tijd thuis te zullen zijn, dat je minder zi>, rooken, dat Je geen asch zult deponeeren in en op allerlei voorwerpen, die maar eenigszins een hite vertoonen, enz., en®. Neen hoor, nogmais: Leve de vrijheid! Hoewel hij moe9t U eerlijk bekennen van avond niet veel aan die vijheid te hebben De café's sloten al om acht uur.voor 't personeel billijk; die menschen moesten a jwo'n avond ook eens van hun vrijheid genieter Maar voor hem was zo'n vroege sluiting toch niet prettig. Hij zou zichsr echter wel doorbeen slaan. Met een boek, een straffi groc en een fijne si- gaar als gezelschap, zou U< bost 10 uur kunnen- halen, en.... dan maar ondc de wol. En ze konden buiten paffen, zoo hard ze wden, hij izou zich niet uit zijn slaap laten houden Een vriend hield hem bijhet verlaten van het café staande. Max, kerel, Je móet va&vonS maar bij' mij komen. Op zoo'n ongezellige kmer in je dooie een tje van 't oude het. nieuwe inte gaan, is ook niet alles, merkte de vriend op. En na eenig tegenspreken nai Max tenslotte aan. Slecht getroffen, mompele Max, toen hij' de kamer van zijn vriend binnenrad, waar hij aller hartelijkst door mevrouw en en nicht werd ver welkomd. Die nicht had er niet moeten UJm. 't Gaat zooveel lijken Oip twee maal twee. Er werd een kaartje gelegd. Ie nicht was Max's partner. En 't moet gezegd wordo: een goede maat, een, die Max er een paar maal oorhielp, waardoor hij genoodzaakt was, haar goedkurend toe te knik ken. De stemming werd vroolij;Er werd ge klonken, verscheidene malen, en 'oe meer de kleine klokkewijzer de twaalf naderde, hoe vroolijker en ongedwongener de stemming wen. Een fidele boel vond Max heten hij dankte de goede ingeving, die hem de uitnodiging had doen accepteeren. En toen tenslotte de klok aar haar reeks van twaalf slagen begon en de gasther en izijn vrouw elkaar de hand drukten en zachjes voor de andere twee onhoorbaar eikair af het goede toewenschten 'en hun wenschen net een zoen be zegelden, toen 9tonden Max en lat nichtje elkaar eenigszine verlegen aan te kijken. Ten siotte gaf Max haar de hand en wenschte hiar veel geluk in het pas begonnen jaar. Onhandig ceed hij het, vond bij later. Veel te lang had hij baar hand vast gehouden. Er voladen op dezen avond nog neer uitnoodigin- gen, die Max alle aannam, hoewe hij voelde aan komen, dat hét verkeerd met hem iep. Het volgend „oude en nieuwe" werd ten huize van Max gevierd; het nichtje was de gastvrouw. Hij was en oud man en hij peiisde graag over de 'oorbtie tijden en over de toekomftige. En als het ou dejaarsavond wss, kwamen zijn dri« kinderen, zijn drie maal drie kleinkinderen en typisol genoeg ook ziin driemaal drie achterkleinkinderen. In dan aten zij z(jn orovisiekast leeg en dronken zijn w^nkelder leeger dan 'eeg; en hem, dbn ouden man, lieten zij zitten in zijn hoek. Soms streek er een hem ond*r de kin, en zei: Peins jij maar. Maar ditmaal kwam zijn allerjongste achterklein- d-ochbertje op zijn knie zitten, en vroeg: Waaraan denkt U toch? Aan jou, kindje. Merkwaardig!: het werd stil om hem'been. zou men er op gesteld wezen, iets te hooren van hem, den oude "n den hoek?; merkwaardig! De jonge moeder van het jongste achteikleindochter- tje vroeg nu ook: 1 Hé "ja, grova, waaraan dacht U Toen maakte hij er maar een grapje var; het is niet goed. op oudejaarsavond sentimenteel of t» arnstig te wordan. Ea dus lachte hij «a vertelde: Th dacht aan het oudejaar dat over een hah«s eeuw gevterd zal worden en ik dacht, misschien is mijn iongste achterkleinkind dan ook reeds moeder van een huwbare dochter. En wat zal dan de aardigste herin nering zijn van het achter-achterkleinkind op oude jaarsavond 1967? Misschien wel de herinnering aan de wijze, waarop zij zich een man nam! Laten wij ze Jolly noemen... Jolly heeft het in 1967 zoover gebracht, dat zij er over kan denken te gaan trouwen: zij kan een man en een gezin onderhouden. En als.}haar moeder haar vraagt, of zij reeds iemand' in haar gedachten heeft, zal zij zeggen: O, ja, allang: een leuke jongen, -een jaar of twee jonger dan ik. Voert hjj wat uit? -r Neen, maar dat doet er niet toe. Hü is lief en huis houdelijk en hij gaat niet over de tong. Heb je hem al avances gemaakt? Nog niet, maar ik zal hem een briefje schrijven, of hij soms mee wil naar dien schouwburg. De jongeman bloost bü de ontvangst vau de uitnoo diging.... zou Jolly vues op hem hebben?... Als Jolly hem haalt met haar 50 p.k. Aeolus, heeft hij een kleur van opgewondenheid. En als zij hem bloe men geeft, bloost hy van Ontroering... De rit en de Schouwburgvoorstelling gaan als in een roes voorbü, En bij het soupertje wordt hij duizelig van Jolly's sym pathie-betuigingen... Paultje, zegt Jolly dan (eindelijk!), - fle net) je wat te tsfftn: JU meet mijn man werden... KaA Je b#« niets gemarkt? Paul schudt, met tranen in de oogen. s'n bol. Ja Paultjo, gakt Jolly voort, lk houd van je. Ik houd allang van je. Mijn zaksn gaan thans zoo goed, dat ik me d« weelde van oen man en oen geun kan ver oorloven. En JU, liefste... - Oh, zucht Paul, het verrast mh zool Maar wil Jö mUn man worden, Paultje? Ja...h, wanneer komt u praten met moeder? Dadelijk. Wat is jullie nummer? Tweemaal LI. jolly brengt Paul thuis en veroert hem niet dea Het is een goed suwelijk, Paul is zijn vrouw, een lieve, trouwe, oppassende man geworden. En Jolly draagt hem op de handen.... Opa wordt oud en cynisch. Van Wie komt die opmerking? Van allen, want hij ziet 39 onaangenaam-verbaasde oogen. Zoo jongens, wordt opa cynisch, om dat ie oud is? Als het 1967 is en jullie moogt het beleven, zal je nog eens aan mij denken. En misschien: erken nen: waarlijk: de oude man had gelijk, de wereld staat tegenwoordig op z'n kop. Maar daar slaat de klok. En de eenige, die zegevierend 1928 in gaat, ia overgrootvader l IL (Van onzen Reiscorreapondent.) Het huia van den consul de Hochepied was niet ver van het complex gebouwen, waar hospitaal en consulaat gevestigd waren, verwijderd. Het had zijn ingang in de Rue Franque en liep dan ver door tot aan de kade, zoodat men in de Kamers aan die zijde een prachtig uitzicht had op de baai, waaraan Smyrna ligt. Langs het huis van straat tot kade liep een soort steeg. Het beneden huis >vaa aan winkeLiers verhuurd, behalve het mid- aehgedeelte, waarin de kerk gehóuden werd. De graaf Edtmond. de Hochepied heeft mij- naar de ruines van het voorvaderlijke huis gebracht en mij de situatie beschreven. Hlji vertelde mij, dat het ge- aeelte, waar in vroeger eeuwen kerk gehouden werd, in alles herinnerde aan een kapel. Een eind verderop- wees hiji miji de ruïnes van het voormalige huis der familie van Lennep. Hochenled en van Lenne-p, twee families, die eeuwen lang een belangrijke rol in Smyrna gespeeld heb ben. Met den brandi en plundering in September i922 zijm de oude woonhuizen verwoest, evenals do fraaie buitens, welke beide geslachten in het dorp Sevdikeny bezaten. Antieke .meubels, familieportret ten, het huisarchief, alles is verloren gegaan. Hoe fraai imoet het daar to Sevdikeny, dat door de Hollanders Lievcnsdorp genoemd werd, geweest zijm. Doch laat ons téruggaan naar het jaar 1689. Smyrna. nog niet bekomen van de aardbeving van 1688, werd- een jaar later opnieuw door een ranvp getroffen. Den 10 Mei 1689 brak de pest uit. De Nederlandsche kolonie vluchtte naar de omlig gende dorpen, de consul naar zijn woning te Sevdi keny, dat op 3 uur gaans van Smyrna gelegen. Is. De consul stelde ook hier -zijn woning tot het houden' van godsdienstoefeningen) ter beschikking. Toon de epidemie geëindigd was, werden do dien sten weer in Smyrna gehouden. Den 19 April 1600 •verd in de woning van den consul, de izaaï, waar de bijeenkomsten gehouden werden, tot kapel oan- ebouwd en plechtig ingewijd. Ieder jaar werd daar nog een extra diepst ge bonden ter herinnering aan de ontzettende .aard beving van 1688. Nadat in 1756 gedurende het heerschen van een nieuwe pestepidemie weer te Sevdikeny gepreekt moest worden en wel ditmaal in de woning van David van Lennep. werd in 1759 de kapel geheel ge restaureerd. Den 6 Augustus 1763 werd' consulaat en kapel 'oor brand verwoest en. had de dienst in het En- •eische consulaat plaats, totdat het Nederlandsche consulaat en bedehuis weer opgebouwd waren. Met de Engelsche gemeente was- men. zeer geli eerd. Dominee Franckem toch, preekte om de an dere week speciaal ton behoeve der Engelsche kolo nie in het Italiaansch. Het klinkt vreemd, dat men ten behoeve van Envelschen In het Italiaansch gaat preken, maar de dominee zal wel Italitaansch en >eon Engelsch gekend hebben, Trouwens, wie hier 'n 'Smyrna vertoeft, verbaast zich niet meer overi het gebruik van vreemde talon, De algemeene taal onder de Lcvantijnon, "onverschillig of zijl Fran- schen, En^olschen, Hollandschen, Itoliaanschen of anderen oorsprong zijin. is heden ^Grioksch. Ik ken families, waar thuis, altijd Grleksch gesiprokon wordt. De Turken vinden het onaangenaam, dat de taal van hun aartsvijanden door de 'Levantijnen gesprokeh wordt, hetgeen men wel kan begrijpen, maar de Levantijnen izulien niet gemakkelijk het Grieksch laten varen In de 16e. 17e en 18e eeuw vas Italiaansch de algemeen gebruikelijke taal ln de Levant; werd eerst door Fransch, daarna door vransch en Grieksch samen, verdrongen. Er ziin verscheidene predikanten der Classis Amsterdam naar .Smyrna uitgezonden, doch niet allen bereikten de plaats der bestemming. WiPem Raven-s scheepte zich den 5en Decem ber 1698 te Livorno op een Eneelsch schip in. dat -""et man en muis vereing. Waarschijnlijk was Ra- •ons met een Hollandsch- schip naar Livorno ge- ,-°men, want in die iaren Werd er veel handel or» ivorno gedreven en was da'ar een zeer bloeiende 'toUandsohe kolonie. Johan van de Velde, die teza men met den zoon van consul de Hochepied en den secretaris van gezant Golyer Pieter cle La Fontaine naar hier reisde, kwam onderweg bij het baden om Een eigenaardig man was Jacobus vnn der Vecht. Aanvankelijk een ijverig predikant, die ook1 op Woensdagmiddsqor. igodsdiemslfcoefenilngen hield, verliet hij. nadat hü hier 9 jaar gestaan had, hei- oelijk Smyrna. In een brief verklaarde hij de re- 'enen, welke hem daartoe genoopt hadden. Na hem kwam Bernardus Keun, die hier van 1756 tot 1801 gestaan heeft. Slechts een maal maakte hij een reis naar Patria, doch keerde spoedig weer naar Smyr na terug. Hij was een zeer geleerd man. voortref- 'elijk beoefenaar der klassieke letteren en bevrien» met den Griekscthen wijsgeer Karaïs, wiens leer meester hij geweest was. Keun is do stichter der bekende Smyrnasche fa milie Keun, Mot zijn afstammeling George Keun ben ik gedurende mijn verblijf te Smyrna bevriend geworden. Georgo Keun is oen vlijtig „handelsman, 'ie in alle opzichten en kringon zeer gezien is. Ge- lurende den Kranochen tijd ontstond er splitsing tusschen kerk on hospitaal, waaronder beide instol- 'ingen leden. Het Nederlandsoho consulaat was op geheven, de hechte band onderling on mot ihet va- 'érland verbroken. 'in 1839 werd dank zij de bemoeiingen van den consul J. van Lennep. de predikant Verweyde dooi' cle regeering ultgozornaen, GeMgobrnk en verdeeld heid maakten het den bravon dominee, die 40 jaar 'eng zijn ambt bekleedde,.niet gomakkelük. Geluk kig kwam in 1862 weer een» vruchtbare samenwer king tueschen kerk en hospitaal tot stand, de eer ste verdieping van het hospitaal werd aan de kerk afgestaan en in 1853 plechtig ingewijd. Na den uood van dominee Verweyde was de ge meente weer zonder predikant, dooh het gelukt» de kolonie in 1882' den minister van Eeredienst te be wegen eene bezoldiging van* RUkewege H200 'e jaar», voor den predikant vast te stellen. Onder ue nieuwe regeling kwam Louis Le Bourier het pre dikambt te Smyrna vervullen, en is 21 jaar lang de gemeente voorgegaan. Hij wiet de belangstelling van de Koningin Moeder, den gezant Jhr. v. Tets van Goudriaan, den consul Spaklor en anderen op te wekken, waardoor de gemeente stoffelük ge steund werd. De gemeente bloeide. Tot de leden beflioorden 65 Nederlanders, 16 Franschen, 28 Zwitsers, 14 Engel- achen en 14 Amerikanen, tezamen 137 portonen. De korkeraad bestond uit predikant als voorzitter en 4 leden met bepaling, dat de meerderheid steeds Ne derlanders moesten zijn. De kolonie beheerde ook haar hospitaal en de „Cassa van de gereformeerde armien te Smyrna'Het beheer geschiedde door Consul en Kerkeraad. In 1798 was men oneens geweest en had men be paald dat het hospitaal een onvervreemdbaar eigen dom van de Bataafs'che kolonie te Smyrna was en geen Bataafsch burger individueel eenig recht daar op kon doen gelden en datv,het beheer plaats zou hebben door den Burger-Consul on twee Burger As sessoren. Gelukkig voor de kolonie kwamen kerk en hospi taal in 1852 weer tot elkaar. Toen naderde een bloeitijd voor het hospitaal. Een oud-officier van gezondheid der Nederlandsche ma rine vestigde zioh te Smyrna. Dr. von Eiohstorffe be kwaamheid en rnenschlievendheld maakte hem tot een der populairste bewoners in Smyrna, de bevol king ging bij voorkeur naar den „Hollandschen doctor." Intuflsohcn was het -hospitaal in een zeer verval len toestand geraakt en de middelen ontbraken om afdoende maatregelen te nemen. In 1903 vormJde zich eene commissie, waarin Jhr. do Sturla, Dr. van Eichstorff, Keun, Slaars, Lavlno, Sdhmid en van der Zee ziting hadden. DoZe commissie wist het geld bü elkaar te krügen om ten eerste het hospitaal to herstellen en naar de eischen der hygiëne in to richten, ton tweede op het terrein der kolonio achter het inmiddels niet meer in gebruik zünde kerkhof een kerkgebouw te stichten, j De rest zou gebruikt worden om eenige verbeterin- J gen aan het nieuwe Hollandsche kerkhof dat buiten de stad gelegen was, aan te brengen. Zoo kon tot 1922 de Nederlandsche kolonie te Smyr na trotsch zün op twee typisch nationaal christe- lüke instellingen op Kerk en Hospitaal, totdat het ongelukkige Grieksohe avontuur een vreeslüke ramp over Smyrna zou brengen. In September 1922 brand de bijna geheel Smyrna af. In de Rue Franque woed de het vuur hevig, consulaat en hospitaal gingen in vlammen op. Als door een wonder bleven het nieu we, mooie, vriendeli, j kerkje en de ingangspoort tot het NederlandBche terrein gespaard Wanneer men nu deze plek, die nog Noderlandsch territorium is, bezoekt, dan gaat men allereerst naar hot kerkje, waar een marmer tablet in den muur het portret van en de herinnering aan den verdien stelijken Nederlander K. F. Beukema bewaart. Dan wandelt men door het kerkhof terug naar de ruines van consulaat en hospitaal en kijkt met eerbied naar de namen van de geslachten van Lennep, de Hoche pied, Slaars Keun en anderen, namen, die in Smyrna den zelfden goeden klank haddén en ten deele nog hebben als in het vaderland. Helaas zün Bommige families door de catastrophe van 1922 uit Smyrna en omgeving verjaagd en hoort men b.v. den naam van Lennep nog slechts bij overlevering. Daarentegen zijn de Hochepied's en Keun's nog hier en genieten een aanzien, waarop wü trotsch Tnogen zijn. Klein en arm is de kolonie geworden, te arm om de panden, welke op haar terrein stonden weer op te bouwen. Wanneer men op het terrein der verwoesting staat, moet men Mjna de hoop laten varen, dat hier weer ooit de driekleur boven een consulaat en hospitaal zal wapperen en toch1 Daar is een jeugdige, bekwame, energieke consul- s'eneraal te Smyrna, bezield met de lust om de han- len tusschen Nederland en Turkije weer vaster te héchten en nieuwe banen voor handel en nijverheid 1 e openen. In het jonge Turkije —doen zich nnogelükheden /oor Nederlandsche ingenieurs en anderen voor, .zoo ns die m het Turküe van den Padisha niet be stonden. Wanneer het den consul-generaal gelukken mooht Nederlanders voor zijne denkbeelden te winnen, dan zullen vele landgenooten in Smyrna en omgeving on schitterenden werkkring vinden, dan zullen Ne- ierlandsche financiers én industrieelen tientallen van jaren lang profiteeren van de connectie met het ontwakend Turküe, met, dit ongolooflük rijke land, Jat slechts wacht op rustige vreedzame opening en ntplooiing der nu ln den schoot der aarde braak iggende riJ'kdomjmen. Dan zullen zich nieuwe Nederlandsche elementen te Smyrna vestigen, dan zal do kolonie nieuw leven, nieuw bloed ontvangen en zich met kracht uitbrol- ian. Dan zal van het Nedorlandsche terrein het puin Ier ruines worden weggehaald en nieuwe gebouwen verrijzen. Dan zullen weer consulaat, hospitaal en kerk, aan Nederlanders toobehoorend, schuil gaan on- or de schaduw van de Nedorlandsche driekleur, Dan zal de oud o poort gerepareerd worden on hwn zal weer duidelijk lezen de woorden, die de edelste ge voelens, vaderlander, bij elk opwekken, de boste sna- r,on doen trillen, de gedachten doen gaan naar Vor stin en Vaderland, de woorden: Aegris Batavia Suis.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1927 | | pagina 27