,ees dit vooral
ir
ra
Istm
Het Park van het Vaticaan.
5.
Tweede Blad.
s.
Een merkwaardige
geschiedenis,
Wen kan nog
o.ooc
:.Wn§
'eposit
Zaterdag 12 Februari 1927.
70ste Jaargang, No. 7998.
3'A0/,
33/4°/c
'/a uur.
ij hebben ons Geïllustreerd bijvoegsel,
pais onze lezers en lezeressen zullen op-
eiken, weer uitgebreid. Wij hopen dat dit
den smaak zal vallen.
In de pagina „VOOR DE JEUGD"
men onder meer een verhaal vinden,
titeld
(aarin het niet anders mogelijk was dan
[et een vervolg te beginnen.
Onze jonge lezers en lezeressen vinden
ieronder het begin vap dat verhaal, dat
het vervolg in genoemde pagina aansluit.
i zok
aveiti
alM
>rl]M»
Hen
jik.
net
lleenwü
De vacantie was om. De kostleerlingen waren te-
terugekomen en maakten zoo'n lawaai, dat hooren
en zien je verging. De oudste van de twee Lindsays,
die aU ordebewaarder was aangesteld, vloog de deur
uit van een der kamers, die op den gang uitkw -tm,
bulderde hen toe, dat zij hun gemak moesten hou
den. Goron de eerste uit de vierde klas, spotte een
beetje met zijn vaderlijk optreden, maar Jerry, de
jongste der Lindsays, vond het beter, dat zij er mee
wachtten over zijn broer te spreken, totdat hij er
liet bij was. Dit verbaasde de anderen heel erg, om-
lat Jerry altijd van pret en jool gehouden had en
ion bijzonder opgewekte natuur had, die alle bezwa-
on weglachte met z'n gezegde:' „Leg toch niet te
Breraieren!" waarom hij den naam va n Jèremias
ekrege'n had.
Reeds drie weken waren verloopen sinds den te-
ugkeer der kostleerlingen en Jerry zat er nog
teeds bij als den avond van zijn thuiskomst. Toen
iworn Teddy Smit, ook wel Troeteltje genoemd, op
het denkbeeld, dat er iets aan „gedaan" moest wor
den. Met Jerry kwam hij overeen dien middag on
gemerkt weg te sluipen en een boot te gaan huren,
orn op de rivier te roeien. Na het eten namen ze
hun petten van den kapstokken deden alsof ze een
luchtje gingen scheppen. Na eerst een eindje recht
uit te hebben geloopen, sloegen zij het pad in naar
de rivier. Onderweg vroeg Teddy aan Jerry, wat er
nu eigenlijk aan de hand was.
En zoowaar, nu was 't, of er een knellende band
werd losgemaakt, de tranen vloeiden over zijn
zichten hij barstte uit:
„Ik kan 't niet langer vóór me houden 't komt
i tóch uit yader, heeft zijn geld verlorenbijna
allesen nuzie je nu mag broer niet doorstu-
jdeeren, dat kan ook nietenennenu moe
iten we allebei hier vandaan
„Jongen!!" riep Troetel doodverschrikt, „is 't
waar?Wat verschrikkelijk!Móet-je weg.
jij?? de leukste van allemaal
„Ja!" knikte Jerry moedeloos,
I „is er geen steek aan te aoen?? kan 't niet,weer
[in orde komen?"
„Noen", knikte hij weer even somber.
„En wat dan??"
„Ja, dat is 't hem juist! Broer mag niet door stu-
jtieeren, ik ouk niet, maar voor hèm is 't het ergst.
Hij was nu ai ordebewaarder, de éérste van de
school, en je weet welke plannen hij had! Nu moet
hij ergens op kantoor gaan zitten, om gauw wat te
kunnen verdienen, ik geloof dat ze 'n baantje bij
een kruidenier voor hem opgeschommeld hebben
„Vreeseiijk!" kreunde Troetel. „En jij??"
„Ik ook", zei Jerry, terwijl hij zijn hoofd hardnek
kig naar den anderen kant draaide.
„Toe kerel", troostte.Troeteltje, „ik zal aan vader
ichrijven, "misschien kan die er iets aan doen."
Jerry, die nog liever niet naar huis ging, bang
i at zij zijn betraande oogen zouden zien, trok zijn
kameraad mee een anderen kant op. Maar plots ble
ven rij staan. Door de takken van het struikgewas
dat aan den weg stond, glurend, zagen ze een vreem
de gedaante het pad op komen wandelen. Vlug gin
gen ze achter een paai- boomstronken liggen, zoodat
ze niet gezien konden worden, bang als ze waren,
dal het misschien een boschwachter zou kunnen
zijn. Het volgende oogenblik lachten ze echter al
weer om hun angst, want de gedaante, die in hun
richting, naderde, had niets weg van een bosch
wachter.
Af en toe keek de onbekende om zich heen, alsóf
hij iets zocht. Hij was buitengewoon lang, leek wel
een reus en zag ar heel eigenaardig uit met z'n zon
verbrand gelaat en wild groeienden baard. Ook zijn
sleeding was bijzonder: een wit hemd, aan zijn hals
geopend, geen jas en een roode zakdoek, dien hij
als hoofddeksel om 't hoofd gebonden had.
Nog napratende,, wat dat wel voor een rare.snui
ter zou kunnen zijn, klom Troeteltje over de boom
stronken, om te zien, waar hij gebleven was. Op
ftetaelfde oogenblik gaf hij een schreeuw.
„Zog maar waar is de kerel gebleven?"
„Gebleven??Zie je hem niet meer.? In welke
richting zij ook keken, nergens was een spoor van
onbekende te 'bekennen. De jongens keken el
war in de uiterste verbazing aan, maar toen ze ten-
I#, slotte ook op de plek, waar ze den vreemdeling had-
den zien staan, niets vonden, gingen ze maar naar
i" de rivier.
„Jerry! hallo jongens!" riep baas Rover, de
wde schipper, op wiens schuit de jongens dikwijls
tneegevaren hadden wat is er aan de hand? Gaan
jullie roeien? Pas op, de sluisgaten staan open, de
stroom is sterk."
Elk met 'n stel. riemen, kwamen ze ondanks den
sterken stroom toch nog vooruit.
1 totseling weerklonk een doordringende kreet,
waardoor ze verschrikt omkeken.
Gp 't zelfde oogenblik zagen ze een cano, die zich
utet duizelingwekkende vaart stroomafwaarts be
woog. Een meisje zat er in met een gebroken roei-
192
HAGD
taling.
s", Sctó
spaan en trachtte vergeefs de vaart, te temperen
net was duidelijk, dat ze de kracht miste om den
toestand moester te blijven. Troeteltje schreeuwde
van ontzetting.
- "P® °Pen sluisdeuren!" gilde hij en 't scheen wer-
•tsWO' J*®1"* of het-meisje een onontkomelijk gevaar tege
moet ging.
>£auw, gauw, we moeten 't schuitje grijpen! Kijk
jooi gii,]G hij en Troetei begreep zijn bedoeling. En
6 roeispanen als een haak uitslaand, gelukte het
hun, het meisje te bereiken, dat, nu ook uit alle
macht trekkend, erin slaagde het schuitje eenigs-
zins te doen draaien.
De jongens trokken eveneens zoo hard ze konden:
„Sjorren, hallo-I haal opl! commandeerde Jerry,
wien 't zweet ook uitbrak en Troetel zette zoo n
kracht, dat z'n handen bijna ontvelden. Het was
dan ook een ontzettend werk en 't ging bijna boven
bun krachten, want de stroom was zóó sterk, dat
ze ieder oogenblik vreesden meegetrokken te wor
den, maar ten laatste kwamen ze in de goede rich
ting en waren ze buiten gevaar.
Het bleek dat het meisje in de cano haar roei
spaan gebroken had, zoodat ze door den sterken
stroom was meegesleurd en zeer zeker verdronken
zou zijn, indien Jerry en Teddy er niet geweest wa-
ïen. Vriendelijk en dankbaar keek zij de jongens
aan, en bedankte hen zoo hartelijk, dat Jerry er ver
legen onder werd en tenslotte zei: „O, 't is al lang
goed hoor. Het was niets. Gelukkig maar dat we in
de buurt waren."
Al doorpratende bleek spoedig, dat ook het meisje
uitgegaan was, zonder daarvoor toestemming te
hebben gerkegen. Haar vader was oudheidkundige
weet je? En toen was ze maar naar het schuiten
huis gegaan en was ze maar zonder verlof gaan
roeien. Doodeenvoudig.
,,'t Is wel de manier!" glunderde Troetel. „Wat je
niet vraagt kan ook niet geweigerd worden."
„Hoe heeten jullie eigenlijk?" vroeg ze. Jerry en
Troetel?? De jongens vertelde, dat dat maar bijna
men waren en eigenlijk Gerald Lindsay en Teddy
Smit heetten. Zij heette Sylvia Langhorst en haar
vader schreef altijd van die lange verhalen over
Egypte in de couranten. Zij waren met vacantie en
logeerden op de Balcon hoeve. Bekend??
Ja, ja, die oude boerderij aan den anderen kant
van de rivier kenden de jongens wel.
Ook zij wilde gaan schrijven en het liefst detecti
veverhalen en spookgeschiedenissen
Vol bewondering keken de jongens haar aan. Zoo
jong en dan al te gaan schrijven.
Waar of ze nu op weg naar toe was?
O, ze ging naar den steenen weg, daar heette t te
9poken.
Natuurlijk wilden de jongens haar den weg daar-;
heen wijzen, maar wat die geschiedenis dan eigenlijk
was?
Nooit gehoord? wat gekjullie woont toch hier
in de buurt. Nu, ze zeggen dat 't een vreemde ge
schiedenis is. Vroeger is eens een kapitein van een
roofschip achtervolgd door afgezanten van den Ko
ning. Hij had zelf een klein schip en de achtervol
gers waren op een fregat. Zijn schip lag bij de mon--
ding van de rivier en natuurlijk was het fregat te
groot om voorbij te kunnen komen. De roofkapiteins
h&ddftn tonnen goud aan boord en hij had met en
kele smokkelaars afgesproken dat ze het geld en het
goud zouden verbergen aan land in het bosch. De
smokkelaar, Mick Mill leende hem een roeiboot en
zoo werden de schatten aan land gebracht. Ze spra
ken af, dat later de kapitein ziin deel zou komen ha
len en beiden wisten zij de schuilplaats. Maar de
kapitein kwam vroeger terug, dan ze hadden afge
sproken en wilde bij stukken en beetjes het «?oud
weghalen, voor de smokkelaar terug was...
Maar ook deze was oneerlijk en stilletje had hij
de kostbaarheden naar 'een andere plaats gebracht
om den kapitein te doen gelooven, dat de schat ge
stolen was.
Maar ze kregen ruzie en vochten, tot de kapitein
Mick Mill doodde. Toen nam hij de vlucht zon
der 't geld maar ze zeggen, dat nu nog Mick
Mill rondspookt om de schat te bewaken.
Troetel stootte Jerry aan.
„Zeg! schreeuwde hij dat was vast en zeker
die vreemde gedaante, die zoo ineens was verdwe
nen... dat zal 't zijn!!
Sylvia sprong met feen 3chreeuw op, zoodat hot
schuitje bijna omsloeg. Waar? Waar?? hebben jul
lie het spook gezien. Maar eerst moest ze belooven
zich stil te houden, eerder wilden de jongens niet
vertellen.
Vol belaangstelling luisterde ze naar het verhaal»
waar Jerry en Teddy haar om de beurt van ver
telde. Stel je voor, dat 't heusch de geest van Mick
was, hij had immers een groote zwarte baard. En
dat ze met. z'n drieën naar den schat gingen zoeken
en... vonden!
Zij spraken af, overmorgen, Vrijdag bij; 't boot'huis
bij elkaar te komen.
Bij het afscheid nemen waarschuwden ze Sylvia
toch vooral niet alléén met het schuitje uit te gaan.
Thuis gekomen, vertelden de jongens, dat ze op
de rivier een meisje gered hadden, en daarom zoo
laat waren. In geuren en kleuren vertelden ze hoe
ze nog juist op tijd kwamen, om het meisje van
een wissen dood te redden, zoodat aan de waarheid
ervan niet langer getwijfeld behoefde te worden. Ze
kregen dan ook geen straf.
Den volgenden dag na school tij dhaastten zij zich
om op tijd bij Sylvia te zijn en vol ongeduld ver
langden zij op zoek te gaan naar de verborgen schat
ten.
Op de afgesproken plaats aangekomen, zagen ze
haar reeds in het schuitje zitten. Zij stapten in en
roeiden op, zoodat ze weldra vlak bij den Steenen-
weg landden. De boot trokken ze op land. 't Werk
was vlug gebeurd en nu stapte het drietal naast
elkaar op het boschpad voort, dat naar den Stee
nen Weg voerde. De jongens wezen Sylvia de plek,
waar zij den vreemden man gezien hadden.
Sylvia liep naar een kreupelboschje, boog de tak
ken wat op zij en gaf plotseliing een schreeuw.
Verschrikt kwamen de jongens toeloopen. Voor zich
zagen zij een hol, groot genoeg om een mensch
door te laten. Sylvia lag op haar knieën en werkte
met haar handen de struiken van een. Jerry wilde
er inkruipen, maar Sylvia zei: „Doe dat alsjeblieft
niet Stel dat er iemand inzit, die je op je hoofd
slaat!" Ondanks de waarschuwing kroop Jerry moe
dig het gat in.
Na eenige oogenblikken kwam hij met een kleur
van opwinding terug. Wat heb ik je gezegd!
't is gewoonweg een tunnel en ik geloof dat hij naar
het binnenste van den heuvel voert. Ook Troeteltje
ging nu eens een kijkje nemen en toen Sylvia hem
wilde volgen hield Jerry haar tegen, omdat er, zoo
als hij zeide, geen ruimte voor hun beiden was om
om te draaien.
Troeteltje bleef echter zoo lang weg, dat ze ten
slotte ongerust werden.
„Wat zou er gebeurd zijn? Ze zullen hem' toch
niet aanvallen? Of zoude grot ingestord zijn??"
huiverde Sylvia. Jerry stelde haar gerust en wilde
gaan onderzoeken waar Troetel (bleef. Sylvia kroop
achter hem aan en sloeg de goede raadgeving van
Jerry, om toch achter te blijven, in den wind. Al
voortkruipende kwam Sylvia op het idee, dat, ze lu
cifers bij zich had. Ze streek er een op en voor zoo
ver ze konden zien, scheen het gewelf uit steenen
gehouwen te zijn, zoodat er niet direct gevaar voor
instorten bestond.
Sstukje voor stukje gingen zij verder, toen Jerry
plotseling stil bleef staan. Bij het schijnsel van hun
lucifertje zagen ze, dat ze in een rotsachtigen tun
nel stonden, die waarschijnlijk niet door menschen-i
handen gemaakt was, maar wel heel oud scheen te
zijn. te oordeelen naar de wanden.
Voor ze verder gingen, besloten ze om eerst maar
•ens te roepen. „Allo Troetel allo waar zit
e? Ben je daar?" schreeuwde Jerry luidkeels. Jer-
vy's stem galmde zoo ontzettend door het gewelf
dat Sylvia hem krampachtig vasthield en zei: „Niet
neer doen Jerry 't is om je dood te schrikken'
Toen een oogenblik later een geluid uit de verte
ot hen doordrong, stond Jerry zelf te trillen op zijn
•eenen.
„Watwat was dat?" fluisterde Sylvia en kneep
erry bont en blauw toen voor de tweede maal het
Teluid zich deed hooren.
Nu echter herkende Jerry de stem en begon hij t
lachen. „Stil maar, 't is niets, alles in orde ik
hoor Troetel!" zei hij vroo'ijk. Nu roept hij ons
en 't komt alleen door die ellendige echo dat die
zoo vreemd klinkt. Vooruit, er op af, gauw zien wat
iij toch al dien tijd heeft uitgevoerd!" En Sylvia's
.ïand nemend, trok hij haar voort.
Een oogenblik later hoorden ze vlak bij:
„Hallo Jerry, ben je daar"
„Ja, Sylvia ook. En jij alles goed?"
Troetel waarschuwde hen niet verder te loopen,
omdat je daar in eens een eindje* lager zakte.
Jerry had weer een ander lucifertje aangestreken
juist tijdig genoeg om te beletten, dat hij 't zelf-
e deed als Troetel nl. eenige treden afrollen, die in
■,e rotssteenen gehouwen waren. De tunnel eindig-
.le hier in een ondergrondsch hol, waarvan de bo
dem zes of zeven voet beneden den beganen grond
was, zooals ze bij het zwakke lichtschijnsel konden
onderscheiden. Het hol was ruim en vol hoeken en
gaten, die de moeite van onderzoek konden loonen.
Troetel, die om de waarheid te zeggen, zoo wit zag
als een doek, stond midden in het hol en Jerry die
zag, hoe hij hier zonder hulp geen uitweg had kun
nen vinden, overlaadde hem met. verwijten.
Troetel vertelde dan dat hij verdwaald was en Jer
ry tenslotte had hooren schreeuwen. Zonder <Jit,
zou hij nooit uit het pikdonkere hol zijn gekomen.
Toen de eerste schrik voorbij wa9 gingen zij vol
ijver aan het zoeken, maar toen de lucifers bijna op
waren, waarschuwde Jerry dat ze terug moesten.
„Licht nog even bij, Jerry, even kijken of die gang
doorloopt?"
Jerry gehoorzaamde en streek nogmaals een lu
cifer af, dien hij achter het steenblok hield, dat
Sylvia aanwees.
Een oogenblik later hoorden ze hem zachtjes flui
ten:
„Groote hemellik geloof dat hier de toegang
is 'naar een anderé ondergrondsche gang", zei hij.
Een oogenblik beraadslaagden zij, wat ze verder
zouden gaan doen, maar waar hun nog maar een
paar lucifers waren overgebleven, zat er niets an
ders op om terug te keeren. Een paar minuten la
ter stonden zij weer in het volle zonlicht en spra
ken zij af den volgenden dag weer vóór het hol bij
elkaar te komen.
Toen de beide jongens den volgenden dag op het
afgesproken uur enop de afgesproken plaats aan
kwamen, bemerkten zij tot hun schrik, dat er bij
een half-jaar zondereen j
kachel, doch geen dag
zondereen pijp
Melange van rijpe tabakken 2(5^1
p. ons
het hol twee jongens rondzwierven, die later Gor-
don en Toxal, twee jongens van de school, bleken
te zijn.
„Weet jij, hoe die twee hot bestaan van het hol
aan de weet gekomen zijn?" vroeg Jerry aan Troe
tel, ,ik niet".
(Zie voor vervolg de pagina „Voor. onze Jeugd".)
Het mooie weer lokte ons aan om den tuin van
het Vaticaan te gaan bezichtigen en even later za
ten wij al in lijn 16, de beruchte zakkenrollers-tram.
die tusschen de San Giovanni in Laterane en de
San Pietro rijdt. Het is geen toeval, dat op deze
tram de zakkenrollers steeds weer met succes wer
ken. De vele vreemdelingen, die Rome bezoeken,
maken van deze tram heel vaak gebruik, want wie
van hen zou Rome verlaten, zonder een bezoek
aan de St. Jan en de St. Pieter gebracht te heb
ben. Beide kerken staan op historischen grond en
hebben nog eene bijzondere beteekenis, doordat in
vroeger eeuwen de Pausen nabij den St. Jan in
het Lateran Paleis woonden, terwijl zij nu het Va
ticaan, vlak bij den St. Pieter bewonen.
Het was Paus Nicolaas V (1447—1455), de groo
te'' humanist, een. man die verzot was op boeken
en bouwwerken en die ook de feitelijke grondleg
ger is geweest van de Pauselijke boekerij, die la
ter door Sictus V in een prachtig gebouw werd ge
huisvest, die in de plaats van het bijna geheel af
gebrande Lateraan Paleis, een ander het Vaticaan
deed bouwen. Hij beleefde de voltooiing niet.
Nicolaas V was de Paus, die, nadat door de te
rugkeer van Gregorius XI (in 1377) van Avignon
naar Rome het in 1309 begonnen schisma geëindigd
was, den stoot heeft gegeven aan hèt werkelijk op
leven van Rome. De stad, die tengevolge van on
lusten en plundering tot 20.000 inwoners geslon
ken was, ontplooide zich weer, terwijl dank zij de
bescherming door Nicolaas V, architectuur, beeld
houw- en schilderkunst bloeiden.
Het Vaticaan was echter zomers, wanneer de
moerasgronden, die tusschen het iets hooger gele
van Paus Julius II en tenslotte het paleis te Castel
Gandolfo.
Wanneer ik morgen op het Corso wandel, en ik
verzuim links te houden, en door den politieagent
vermaand, als echte Amsterdammer vind, dat een
smeris geen praatjes moet hebben en wordt bru
taal, de agent mij wil arresteeren en ik 'm „smeer",
dan zegt mijn gezond verstand mij: naar Cancel-
leria. Heb ik het geluk de groote poort van dit pa
leis, dat aan. het Corso staat, te bereiken, dan mo-
§en de nolitieagenten mij niet volgen. Zie ik kans
oor een achterdeur te ontkomen, dan ben ik vrij
en kan er ook geen sprake zijn van mijn uitleve
ring. Kan ik niet ontsnappen, dan zal mijn uitleve
ring aan den Kardinaal, die met Binnenlandsche en
Politiezaken belast is, gevraagd worden. Die wil
ligt dat natuurlijk in en... uw correspondent kan
even later rustig over zijn Amsterdamsche opvat
tingen en de gevolgen daarvan op Italiaanschen
bodem nadenken.
Inmiddels heeft de Paus na 20 September 1870
nimmer meer het Vaticaan verlaten, nimmer meer
de andere deelen van zijn zeer geslonken Rijk be
zocht. De Paus heeft zich in vrijwillige gevangen
schap begeven en komt nooit verder dan het Va
ticaan. Wat dat beteekent, besef ik nu pas goed, nu
ik het park van het Vaticaan bezocht heb. Het zal
zoo groot zijn als de Haarlemmer Hout en eene
wandeling is alleen wat meer vermoeiend, omdat
het terrein geaccidenteerd is. Veelal rechte lanen
met vrij hoog opgeschoten palmstruiken afgezet,
voeren langs enkele terrassen. Men ziet den boom
gaard, den bloementuin, de oranjerieën en broei
kassen en komt nu op een hooger punt en heeft een
gen Pauselijk Paleis en de Tiber lagen, uitdamp
ten en malaria verspreidden, onbewoonbaar en zoo.
werd op den heuvel genaamd Quirinalus, een zo
merpaleis gesticht, dat in oude acten als het Pa-
lazza di Monte Cavallie (het Paleis op den Paarden-
berg) genoemd wordt.
Op het plein vóór dit paleis ziet men behalve een
obelisk, twee mannengroepen, „de paardentem
mers", het plein versieren en het is hieraan, dat het
gebouw zijn naam ontleende. Thans, nu het Ko
ninklijk Paleis geworden is, noemt men het eenvou
dig het Quirinaal, naar den heuvel waarop het
staat.
Paus Urbanus VIII, een Barberini, liet kort na
zijn troonsbestijging (1623) te Castel Gandolfo, op
25 K.M. van Rome,\ prachtig aan een kratermeer,
het Lago di Albano, gelegen, een paleis bouwen,
waaraan practige parken grensden, welk bezit nog
docfr Paus Alexander VII (1655—1667), een Chigi,
en later door Paus Clemens XI (17001727), een
Albani, werd verfraaid en uitgebreid.
Vaticaan, Ouirinaal en Castel Gandolfo, waren
dus de paleizen van den machtigen President van
den Kerkelijken Staat. Want was de Paus niet als
wereldlijk heerscher in vroeger eeuwen het best te
vergelijken met een President van een Republiek?
Totdat op 20 September 1870 de troepen van Vic-
tor Emanuel II van Savoie, Rome binnen trokken en
er een einde gemaakt werd aan de Wereldlijke
Macht van den Paus. Zoo eindigde de Republiek van
den z.g.n. Kerkelijken Staat! Nee, toch niet geheel,
want er zijn nog vijf plekken in en nabij Rome,
waar de Paus heerscher is, plekken die exterritoriaal
zijn, waar zonder toestemming van den Paus, geen
soldaten noch politiedienaren van den Ita
liaanschen Staat toegang hebben. Het zijn het Va
ticaan, "het overblijfsel van het oude Lateraan
paleis, het is het z.g.n. D a t a r i a, nabij het
Quirinaal, de Cancelleria, het prachtige paleis
gebouwd door den kardinaal de" Rivere, den neef
Paus Pius XI in den
tuin van hetVaticaan
prachtig uitzicht op de villa Madama, schilderach
tig op een heuvel gelegen.
Hier en daar ziet men fraaie pijnboomen en voor
al wordt het oog bekoord door de ceders van den
Libanon.
Twee prachtige exemplaren trekken ons met bij
na magnetische kracht naar zich toe en daar staan
we even later voor een subliem architectonisch
kunstwerk. Het is het z.g.n. Casino Pio, het door
Paus Pius IV in 1560 gebouwde tuinhuis. Stelt u zich
echter geen koepeltje voor als bij ons, m^ar een
flinken gevel, sierlijk in de laat Renaissance stijl
uitgevoerd. Het is een ontwerp van den tuinarchi
tect Pirro Ligorio, dezelfde, die den tuin van de
Villa d'Este in Tivoli heeft aangelegd.
We loopen weer verder, dwalen naar rechts af en
hooren getoeter van auto's. We zijn bij het z.g.n. In
ferno, de hel, een stadsgedeelte achter den tuin van
het Vaticaan, waar steengroeven zijn. IJselijke ver
halen doen de ronde omtrent dit gedeelte der stad,
maar nu ziet het er heel gewoon en bedrijvig uit,
met groote steenbakkerijen.
Een keurig mooie kapel door Benedictus XV aan
gelegd, trekt mijn aandacht. Men verhaalt ons wat
de beeldengroep voorstelt. De Heilige Maagd, die
is verschenen bij een arbeider en heeft hem gezegd,
dat op de plek, waar hij werkte een kerk gebouwd
moest worden. Het is geschied en het gevolg is
het bestaan der Maria della Guardia te Genua,
van Maria als beschermengel der zeelieden.
Wat mij opvalt is het slechte onderhoud van het
park. Dan zorgep wij Hollanders beter in Baarn,
Zeist of Bloemendaal. De luinarbeiders, die wij za
gen, waren oud en afgeleefd en echte fooitjesjagers.
Zij waren nog bang voor elkaar, hetgeen bleek, toen
een van hen ons om een hoekje lokte, om kleine
pakjes met zaad uit den Vatikaan tuin te verkoopen.
Daar de pakjes slechts 2 lire kosten en wij allen in
goeden luim waren, was hij ze onmiddellijk allemaal
kwijt en had hij nog meer gekregen dan hem toe-