llfllttl NilllS-
Almttitit- LnitinHii.
UIT DE PERS.
HET KASTEEL
VAN GRANIET
Woensdag 4 Januari 1928.
71ste Jaargang No. 8180.
Eerste Blad.
De Socialistische Gids over de samen
werking tusschen S.D.A.P. en N.V.V.
Feuilleton.
Vraagt Uw wmkeliep
KliktaES-TR:
koffie
Gemengd Nieuws.
Schoonheid, die verging.
Van schoenpoetser tot rijk man.
In zee afgedreven. t
SCHAGER
G9VRAIST.
Dit bliul verschijnt viermaal por weok: Uiusilug, WoenAdag, Dondor-
,j„jj on Zaterdag. Bij inzonding tot 's morgens 8 uur, vordon Advor-
tniiiiën nog zooveel mogelijk in liet eoivmiilkomond nummer geplantst.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN <5 Co., Schagen.
POSTREKENING No. 23330. INT. TEEEF. No. 20.
Prijs por 3 mtumdon 11.05. Losse nummors G cont. ADVEUTEN-
i'MN van 1 tol 5 regois'f 1.10, iodoro regel moor 20 cont (howijsna
iiihugvepon). (Ironie lettors wordon naar pluutsruimto hereUend.
DIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
TOCH NAAR EEN „LABOUR PARTY"?
Onder den titel „Toch naar eep. Labour Partij V
schrijft prof. mr. W. A. Bonger in den Socialistischen
Gids over de overeenkomst van blijvende samen
werking tusschen S.D.A.P. en het N.V.V., die over
eenige maanden aan de congressen der beide orga
nisaties ter bekrachtiging zal. worden voorgelegd.
Hoewel prof. Bonger volkomen overtuigd is van
de noodzakelijkheid voor beide organisaties, die zeer
verwant zijn en meerdere punten van aanraking
hebben, een afspraak te maken om eventueel te rij
zen moeilijkheden te voorkomen, is bij toch even
Bterk overtuigd, dat bovengenoemd contract veel
verder gaait dan noodzakelijk is. Naar zijn meening
beteekent de aannemling ervan een bedenkelijke
schrede zelfs meer dan één naar een „Partij
van den Arbeid", waaruit op den duur voor beide
contractanten groote nadeelen zullen voortvloeien.
„Beim ersten sind wir frei, beim zweiten sind wlr
Knechtel"
Aan schrijvers argumenten voor die meening is
het volgende ontleend:
De vakbeweging komt op voor de belangen van
bepaalde groepen van arbeiders als producenten
iedere poging om de arbeiders in het algemeen te
organiseeren is steeds mislukt en zal steeds misluk
ken. Het feit, dat de diverse groepen ook gemeen
schappelijke 'belangen hebben, verandert hieraan
weinig. De kern is en blijft het groepsbelang. Daar
tegenover heeft de politieke partij op te komen voor
de arbeidersklasse in haar geheel, als draagster van
het toekomstige algemeene belang; het uit den aard
der zaak opportunistische standpunt der vakbewe
ging kan nimmer door de politieke partij gedeeld
worden.
Schr. wijst er daarbij op, dat alleen kleine, een
meer persoonlijk of een meer technische karakter
dragende verschillen zich aan een gemeenschappe
lijke tafel uit de wereld laten praten. Van andere,
grootere verschillen geldt dat niet; die worden daar
eerder nog grooter. Geen ernstiger twisten dan fo-
mlilie-twisten.
Voor de s.d. Vakactie vreest schr. nadeel, omdat
zij zich, door deze politieke orienteering, van de
overige vakbeweging eenigszins afwendt en men
het recruteeringsgebied verkleint. Met betrekking
tot de S.D.A.P. vreest schr. eveneens voor verklei
ning van de recruteeringsmogelijkheden, omdat
vele leien van het N.V.V., nu dit een semi-politieke
partij1 wordt, zich ook niet nog eens zullen aanslui
ten bij de S.D.A.P.
In de tweede plaats zullen, nu de S.D.A.P. als de
speciale politieke vertegenwoordigster van het
N.V.V. mioet aangemerkt worden, die elementen uit
het bedrijfsleven, welke het N.V.V. niet als hun ver
tegenwoordiger in v&kvereenigingszaken beschou
wen, te minder geneigd zijn zich bij de S.D.A.P. aan
te sluiten. Het N.V.V. is do vertegenwoordiger der
handarbeiders In Nederland. Er rijn wel enkele
vakvereenigingen van hoofd arbeiders bij aange
sloten, doch deze dragen, in het algemeen een spe
ciaal karakter (extreem-gericht) en kunnen, zoolang
zij dit blijven, moeilijk als eenige vertegenwoordi
gers dezer kategorieën gelden. Dit geldt in nog
sterker mate bij de intellektuee'len in engeren zin,
die zich door den loop der dingen sinds den oor
log, weinig aangetrokken voelen tot de z.g. moderne
vakbeweging, zonder dat dit antipathie tegen de
sociaal-demokratie behoeft in te sluiten. Voor hen,
die meenen dat vo*>r de S.D.A.P. behalve de quan-
titeit ook de qualiteit van nieuwe leden van betee-
kenis is, een ernstig punt.
Voorts acht schr. het een ernstig bezwaar, dat
geen tererin is afgebakend voor de besprekingen
van economische en politieke vraagstukken in den
op te richten Algemeenen Raad, waarin het bestuur
van bet N.V.V. zitting zou hebben naast bet bestuur
der S.D.A.P., een vertegenwoordiging van de Ka
merfracties en de hoofdredacteuren der twee partij
organen, en het N.V.V. medezeggenschap zou krij
gen in tal van politieke vraagstukken, welke met de
vakbeweging als zoodanig niets hebben uit te staan,
„tenzij men tot de noodlottige dooreenhaspeling van
vakvereenigingsman en staatsburger komt."
Ook de wederzijdsche delegeering in eikaars be
sturen betreurt schr. als een juridisch monstrum.
Zijn conclusie luidt:
Er was in dit geval slechts een simpel gentlemen's
agreement nuttig en noodlg geweest, ongeveer als volgt
luidend: „Delegaties van S.D.A.P.- en N.V.V.-bestuur
komen geregeld (op een vasten datum van iedere
maand) bijeen ter bespreking van die aangelegenheden,
die naar beider oordeel, op gemeenschappelijk terrein
liggen." Op deze wijze zouden beide contractanten even
ver of even weinig ver hebben kunnen gaan als zij op
een bepaald moment maar wilden. In het ontwerp ligt
daarentegen alles ln formules vastgelegd met de ge
varen, daar nu eenmaal aan verbonden. Hoe minder
men regelt ln dergelijke materies, hoe beter het is.
De S.DA.P, en de mobilisatie.
In dezelfde Januarl-aflevering van den Soc- Gids le
vert de heer J. W. Albarda een beschouwing naar aan
leiding van de bekende uitlating van den heer van Za-
delhoff bij de behandeling van de oorlogsbegrooting in
de Tweede Kamer. Het is een lang in- en uitgepraat,
maar het volgende kunnen wij er wel aan ontleenen:
Het geval kan zich voordoen, dat de noodzakelijkheid
om troepen naar onze grenzen te sturen, door ons ont
kend wordt. Het is mogelijk, dat naar onze overtuiging
de mobilisatie onnoodig of voorbarig zijn zou, en zelfs
DOOR ETHEL M. DELL
Bewerlkt door Jhr. R. H, G. NAHUYS.
21 TWEEDE DEEL.
„Je behoeft mij niet behulpzaam te zijn Indien je
iets beters te doen hebt," vervolgde Burke. „Datgene,
waarvoor ik gekomen ben, zal ik toch wel gedaan krij
gen." v
„O, maak je daarover niet bekommerd! Ik doe mee,"
antwoordde Kelly met zijn innemenden Ierschen lach.
„Wanneer wil je je haas vangen? Vanavond?"
„Ja, vanavond," zeide Burke bedaard. „Ik Zal met je
meegaan naar Hoffsteln, en indien je hem niet vandaar
kunt wegkrijgen, zal ik het overige verrichten."
„Hoezee!" zeide Kelly gedempt, zijn glas opheffende.
„Ik drink op den afloop van het avontuur!"
Doch hoewel Burke met hem klonk, ontsnapten diens
trekken hem niet.
Korten tijd later verlieten zij gezamenlijk het hotel.
Er woei nog een sterke wind, die het woestijnzand
overal heen deed stuiven. Zij liepen er dwars tegen ln,
en hielden in de duisternis van den avond de hoofden
diep voorover gebogen.
De bar van Hoffsteln was In een achterbuurt van de
stad en in de nabijheid van de diamantvelden gelegen.
Ten allen tijde een plek van afschrikwekkende verla
tenheid, maakte de woedende zandstorm haar bijna tot
een hel. Onder het loopen spraken zij nauwelijks een
woord en verdroegen gelaten den zandgeesel, die hen
stak en verblindde, doch hun gang niet kon tegenhou
den.
Zoodra zij ln de nabijheid van de bar van Hoffsteln
gekomen waren, kwamen zij groepjes mannen tegen,
die eruit kwamen, doch geen hunner was in de stem
ming dien nacht van storm een praatje te maken; nie
mand hield hen staande. De bar was van gegolfd plaat
ijzer opgetrokken en toen zij vlak bij gekomen waren,
hoorden zij het zand tegen de wanden gezwiept worden.
Een paar ellen afstands van den ingang bleef Kelly
staan. De deur stond open en de lichten van de bar
wierpen hun schijnsel ln de duisternis.
"Blijf jij hier staan!" schreeuwde Kelly. „Ik zal bin
nengaan en verkennen."
dat zij provoceerend zou werken instede van geruststel
lend. Ook kan het voorkomen, dat men reden heeft om
bij een regeering de aanwezigheid te veronderstellen
van oogmerken, die ver over de grenzen der neutrali-
teits-verplichtingen gaan. Welke ernstige staatkundige
partij zou zich ooit, door met een categorisch ja of neen
te antwoorden op een al te simpele en geheel abstracte
vraag, te voren tot een bepaalde houding mogen ver
binden? Welke sociaal-democratische partij zou ooit
blindelings haar medewerking kunnen toezeggen voor
een mobilisatie, waarvan zij niet weet wanneer, waar
om, onder welke omstandigheden, door wie en op welke
wijze ze zou worden bevolen? Men kan en moet som
tijds aan een regeering „carte blanche" geven. Maar wie
zou aan een regeering blanco vertrouwen willen toezeg
gen voor beslissingen, waarbij het leven van het volk
op het spel staat?
Natuurlijk moet hierbij ook in het oog gehouden wor
den, hoe de houding van de arbeidersbeweging In ande
re landen op die van de Nederlandsche socialisten groo-
ten invloed uitoefenen kan. Actie tegen oorlog zal bijna
altijd internationale actie moeten zijn of krachteloos
me eten blijven.
Ook de wijze, waarop gemobiliseerd wordt, kan bij
de bepaling van de houding der sociaaldemocraten van
groot gewicht zijn. Mobilisatie, die afgekondigd wordt
om neutraliteitsplichten te vervullen, behoeft geen voor
bereiding tot landsverdediging te zijn. Zij kan van veel
kleineren omvang zijn, dan de voorbereiding tot natio
nale defensie. Zij behoeft niet de toerusting van de stel
ling Amsterdam en van de vesting Holland te omvat
ten. Zij behoeft niet de omzetting van allerlei fabrieken
in oorlogswerkplaatsen te omvatten. Zij behoeft in één
woord het karakter van oorlogsvoorbereiding niet te
dragen. Ook om deze reden is een antwoord op de vraag
of wij aan mobilisatie in een nog onbekend geval mede
werking verleenen zullen dan wel haar willen bestrij
den, niet blindelings bij voorbaat te geven.
L.S. De beschikbare voorraad van den
laatsten druk van ons Vogelalbum, eer
ste deel loopt ten einde.
Verbruikers van onze koffie en thee, die
nog bezig zijn, zakken te verzamelen ten
einde te zijner tijd hét eerste deel te
bekomen, verzoeken wij ons vóór 15 Jan.'28
daarvan kennis te geven.
Voor hen blijft dan een exemplaar gere
serveerd.
K. TIKTAK, Amsterdam-Gronlngen.
Filiaal te Alkmaar: Koningsweg 72.
Dicht in hun nabijheid stond een ijzeren schut, dat
eenige bescherming tegen den snerpenden wind aan
bood. Hiertegen ging Burke leunen, in stomme afwach
ting. De andere man ging verder, en binnen weinige
seconden trad zijn korte, vierkante gestalte door de
verlichte deuropening.
Nu brak er een tijdperk van wachten aan, waaraan
geen einde scheen te komen een tijdperk gedurende
Burke zich in het geheel niet bewoog, doch als een
standbeeld tegen zijn schut bleef staan, zijn hoed diep
over de oogen getrokken en de handen gebald langs
zijn zijden. Stemmen van mannen werden hem door den
huilenden wind toegewaaid, doch geen kwam zeer dicht
bij hem.
Er moest een uur verloopen zijn, toen er in de bar
een plotseling rumoer ontstond, waarop de zwijgende
wachter zich luisterend oprichtte. Het rumoer groeide
aan tot een Babel van stemmen, en na een paar oogen-
blikken werden twee woedend vechtende gestalten door
de deuropening zichtbaar. Zij tuimelden naar buiten,
hielden elkander als vechtende dieren omkneld, terwijl
achter hen de deur werd dichtgesmeten, zoodat zij zich
in volmaakte duisternis bevonden.
Burke deed een stap voorwaarts. „Kelly, ben jij dat?"
Kelly verhief zijn stem tot het uiten van een kern-
achtigen vloek, die tot antwoord moest dienen en na
een paar seconden, stiet Kelly ln persoon tegen hem
aan, zoodat hij bijna achterover werd geslingerd.
„En ben jij daar ook?" schreeuwde de Ier. „Help mij
dan eens met dien verdoemden Jongen schavuit! Hier
heb je hem! Hij vecht als een losgelaten duivel! Pak
hem beet!"
Zwijgend sloot Burke een ijzeren vuist om de gedaante
die naar hem toegekaatst werd, en bijna onmiddellijk
hield de worsteling op.
„Laat mij los!" riep een heesche stem.
,Houd hem stevig vast!" riep Kelly. „Ik moet eens
even uitblazen. Guy, jonge duivel, waarom wou je me
vermoorden? Ik heb je nooit van mijn leven een haar
gekrenkt."
De man, die door Burke werd vastgehouden gaf hoe
genaamd geen antwoord. Hij haalde met moeite adem,
doch zijn weerstand was gebroken. Hij liet zich lijde
lijk aanleunen dat de andere man hem vasthield.
Kelly schudde zich van verontwaardiging, en ging
voort met het uitbraken van een stortvloed van woor
den. „Ik roep alle heiligen In den hemel tot getuige,
dat zoo zeker als mijn naam Donovan Kelly is, ik even
zeker tot in de eeuwigheid mag verdoemd zijn en door
den ondersten molensteen worden vermalen, voor ik
mij ooit weer laat overhalen een man uit Hoffstein's
marmeren hallen uit te graven! Je doet beter met hem
in de gaten te houden Burke."
OP ZOEK NAAR BEN MAN.
D'o United Press geelt het volgende eigenaardige
verhaal van een 20-jarig, meisje uit 'San Francisco,
dat op weg is naar Londen on erfgename wordt van
een groot fortuin als ze er binnen een jaar in
slaagt een man te vindon, die met haar wil trouwen.
Liefhebbers genoeg natuurlijk!
Op het eerste getzicht zou men dat wel. denken,
maar het is een delicaat geval en dat zal waar
schijnlijk (gelukkig) een groot aantal fortuin) agens
afschrikken.
Het meisje is n.1. zeer schoon.... geweest. ZIJ1
was verloofd. Bi) een. auto-ongeluk is ze ernstig ge
wond en werd daardoor aan één oog blind, hield
«en gebroken neus en een misvormden mond. Haar
verloofde, die blijkbaar niet al te ernstig met de
liefde omging, vond dit op den duur een reden om
de verloving te doen eindigen en trouwde met een
ander meisje. Het noodlot kwam echter opnieuw
tusschenbeide. Eten rijke oom van het meisje stierf
te Londen. Hiji wias volledig op de hoogte van wat
haar gebeurd was en meende het zijine te moeten
doen voor haar geluk door in zijn testament te be
palen, dat ze een groot fortuin van hem zou erven,
Indien ze voor haar 21ste jaar te Londen een man
vond, die met haar wilde trouwen.
Nu gaat ze naar Londen, om den wensch van
haar oom te volvoeren.Of ze daar een echtgenoot
hoopte vinden? Met voor geld, want ze heeft ge
zegd: ik zal alleen trouwen, als het werkelijk uit
liefde gebeurt.
„Wij zullen terugkeeren," merkte Burke bedaard op.
Hij hield zijn gevangene in bedwang, door een greep
volgens de regelen van de kunst, doch zonder daarbij
geweld te gebruiken. Alleen, toen hij zich omkeerde,
deed de ander dit eveneens, alsof hij niet anders kon.
Kelly volgde, zich met vloeken weer In een goed hu
meur trachtende te brengen.
Als door furiën achtervolgd, gingen zij door den ra-
zenden wind terug. Zij bereikten het hotel en traden
het binnen, juist toen de Kafferportier zich gereed maak
te voor den nacht te sluiten. Hij staarde met uitpui
lende oogen naar Burke en diens metgezel, doch Burke
liep recht door, rechts noch links ziende.
Eerst aan den voet van de trap bleef hij staan en keek
om.
„Ik zie je morgen wel, Donovan," zeide hij. „Dank
voor hetgeen je gedaan hebt."
Waarop Kelly, terwijl hij een opzwellende plek aan
zijn voorhoofd wreef, antwoordde: „Eind goed, al goed,
mijn zoon, en het is geheel tot je dienst. Ik troost mij
met de gedachte, dat je het zelf nooit had kunnen klaar
spelen. Hoffsteln kan van my méér verdragen dan van
wie ook."
„Wijs mij den man eens, die dat niet doet!" zeide hij.
en zich omdraaiende, duwde hij zijn gevangene de trap
op.
HOOFDSTUK V.
DE GOEDE ZAAK.
„Waarom kun Je me niet met rust laten? Wat wil je
van me?" Half lijdelijk, half weestrevend, werden deze
vragen door Guy Ranger geuit, terwijl hij met neerge
slagen oogen voor zijn bewaarder stond. Hij had het
hoofd laten zinken, en sloeg nu zijn oogen met een eigen
aardige, dierlijke uitdrukking op. Hij geleek op een wild
dier, dat voor het oogenblik getemd is, doch dat zich
gereed maakte tot nieuw verzet. Het smeulende vuur
in zijn oogen was verschrikkelijk.
Burke Ranger ontmoette dien blik met ijzeren zelf-
beheerschlng. „Dat zal ik je aanstonds vertellen," zei
de hij.
„Je zult het mij dadelijk zeggen!" Woest stiet de jong
ste der belde mannen dit antwoord uit. Zijn weerstands
kracht nam toe en dit deed hem alle bedachtzaamheid
uit het oog verliezen. „Als ik mij in den modder verkies
te wentelen, wat duivel gaat jou dat aan? Je hebt me
dien idioot van een Kelly niet voor niets op mijn dak
gestuurd, daar wil ik wat om wedden. Wat wil je van
me? Zeg het mij zonder omwegen."
Hij had met verhefring van stem gesproken. Zijn
vuisten waren gebald, maar toch had hij dien half ver-
EEN KOSTBAAR P AARLEN SNOER GEVONDEN.
Tenslotte weer een schoenpoetser.
Chicapo is een stad, waar nop romantische
dingen kunnen voorkomen. Zoo heeft daar een
Griek ach schoenpoester in een hoop vuilnis aan
den ingang vi-,n ©en spoorwegstation een paarlen-
snoer gevonden. Hij had geen idee van de waard®
van zijln vondst en probeerde haar te verkoopen
aan den dichtst bij wonenden juwelier voor twee
dollar .De juwelier belde de politie op, die tever
geefs Vpogingen deed om den ireohtmatigen eike4
naar op te sporen. Men schatte de waarde van de
paarlen op 10.000 dollar, maar het kon best veel
meer zijn, daar ze prachtig geslepen waren.
De arme schoenpoetser, die plotseling rijk was
geworden! Nog niet dadelijk, want jaloersche indi
viduen deden pogingen om hem het rechtmatig be
zit van zijn vondst te betwisten, op grond van het
feit, zooals de wet eischt, zijn vondst in de kranten
geadverteerd had. Maar de rechtbank heeft het
sprookje wezenlijkheid doen worden en de juweelen
werden krachtens haar beslissing den schoenpoet
ser gebeuren? In de verhalen keert hiji altijd ten
slotte weer bijl zijn schoenhak terug.
ZEVEN KINDEREN OP EEN IJSSCHOTS.
Gistermiddag omi <4 uur izijn aan het stran van
Wiilhelmshaven zeven kinderen bijl het intreden
van den vloed op een ijiaschol afgedreven.
De marine-werf nam oogenbllkkelljk maatrege
len, tot redding van de kinderen. Schepen zoeken,
voorzoover het Ijs dat toelaat, het vaarwater in de
richting, van den hoofddam en het Dangaster vaar
water af. Tegen 6 uur konden opgestelde mega-
phoonposten het geschreeuw van de kinderen uit de
richting van de vaargeul Tanga den hoofddam nog
hooren. De reddingspogingen worden voortgezet.
Er bestaat echter weinig hoop, dat de kinderen
nog zulleni worden gered.
Volgens de laatste berichten, zijn het geen izeven,
maar zes kinderen van heit gymnasium, waarvan
er thans drie gered' zijn. Hoewel wegen» de eb het
gevaar bestaat, dat de overigen nog verder afdrijf
ven. hoopt men toch ook de drie andere longen®
Él kunnen redden.
EVENALS FRANKRIJK OOK ENGELAND BEREID
MET DE V. S. ZULK EEN VERDRAG TE
SLUITEN.
De diplomatieke medewerker van d® „Daily
Mail" meldt, dat men in officieel© kringen te Lon
den' geneigd is eventueele voorstellen van den Ame-
rikaanschen minister van buitenlandsche zaken
Kellogg voor een Engelsch-Amerikaansch anti-oor
logsverdrag met sympathie te onvangen. Het arbi
trage-verdrag van beperkte strekking tusschen
Groot-Brittannië en de Vereenigde Staten zal in
Juni moeten worden hernieuwd. Dan zal er wel
licht gelegenheid zijn het verdrag uit te breiden
tot een anti-oorlogsverdrag.
De diplomatieke medewerker van de „Daily Te-
legraph" meldt eveneens, dat Groot-Brittannië het
sluiten van een anti-oorlogsverdrag met de V. S.
zou toejuichen. De Amerikaanache ambassadeur te
Londen zou reeds een jaar geleden een dusdanig
verdrag hebben voorgesteld.
schrikten blik van een wild dier, dat springen zal wan
neer het geprikkeld wordt, doch niet eerder, behouden.
Zijn zwarte haren hingen hem ongekamd voor de bran
dende oogen. Zijn gelaat was verwrongen en doodelijk
bleek.
Burke stond als een rots onwrikbaar tegenover hem.
Hij versperde den weg naar de deur. „Ik zal Je morgen
ochtend alles vertellen wat je maar wilt," zeide hij. „Nu
ga je je wasschen en dan naar bed."
De woeste oogen zwierven een oogenblik door de kal
mer, doch als daartoe aangetrokken, keerden zij ter
stond weer tot het gelaat van Burke terug.
„Waarom voor duivel moet ik? Ik heb een een
verblijf van mijzelf, waarheen ik kan gaan."
„Jawel, dat weet ik," zeide Burke. Niettemin bleef hij
onverzettelijk.
,Laat mij dan daarheen gaan!" Guy Ranger richtte
zijn volle gestalte op, en haalde zwaar adem. „Ga uit
den weg!" schreeuwde hij. „Of bij den hemel, ik loop
je onder den voet."
„Dat kun Je niet," zeide Burke. „Stel Je dus niet zoo
dwaas aan! Je weet beter dtfn iemand anders, dat dit
soort dreigement volstrekt geen vat op me heeft."
„Maar wat wil je dan van me?" Deze telkens her
haalde vraag had een wanhopigen klank aangenomen,
alsof de spreker, in weerwil van zijn aandringen, het
antwoord vreesde. „Je bent vroeger nooit zoover gegaan
mij ergens vandaan te halen. Wat Is dus je bedoeling?
Ik ben je niets. Je walgt van het zien van me."
Burke maakte een licht gebaar van verzet, doch hij
sprak niet tegen in woorden. „Wat dat betreft," zeide
hij, „mag je je eigen gevolgtrekkingen maken. Op het
oogenblik kun ik in geen redeneering met Je treden. De
hoofdzaak is dat je thans uit die hel bent, en ik ben
voornemens je eruit te houden."
„Jij!" Bittere humor lag in het woord opgesloten. On
der het uiten daarvan had Guy Ranger het hoofd ach
terover geworpen, en bij deze beweging trad de tus
schen hen heerschende gelijkenis onbedrieglijk aan den
dag. „Dat is fraai," smaalde hij. „Jij de man, die mij
het eerst de poorten van de hel -gewezen hebt neemt
thans op je, je als mijn bevrijder op te werpen! En tot
wiens voordeel, als ik vragen mag? Tot je eigen of
tot het mijne?"
Terwijl het licht er op viel, leek het aschgrauwe ge
laat nog jongensachtig, niettegenstaande den stempel
van verval dien het droeg. Tijdens het geheele proces
van zijn diepen val was zijn jeugdigheid hem bijgeble
ven als een onvernietigbare sluier, die door geen lij
den kon worden verscheurd of afgerukt.
Wordt vervolgd.