La ONS HOEKJL DE LEEUWENHORST. VOOR OME JEUGD i Deoemben» lAfc. jmber b de maand van vreugd, lang het ons van kindsaf heugi, wNioolaas- en Kerstmisfeeet, m nog lélkens voor den geeetl De Karstboom, -C- f6r' ',Vv«nv. 'flA ode, hel gekleurde ballen, v'ren slingers, door elkaar, nkergroene sparrentakken, D&te kaarsen, hier en daar. «kjes, als de lichten branden, de kind'ren rond den boom, toe met schitteroogen, lo^Qt bet is precies een droom.... TANTE LENNIE. het Engelsch door TANTE LENNIE. iretvacantie was voorbij en de leer* van „Erica**, de bekende kostschool, mevrouw Gunters directrice was, stonden in het vrije middaguur op de its bij elkaar, druk vertellend van t ze de vorige dagen genoten hadden, tond er stil luisterend bij. Haar vacan- niet zoo heel gezellig geweest, want die dokter was en altijd zooveel men- M) beter maken, was zelf hard ziek ge- lóó, dat hij niet bij hen kon blijven een ziekenhuis moest. Gelukkig was vóór ze naar school terug ging, thuis- o» nog wel erg zwak, maar toch zóó, dat thuis mocht aansterken. Alleen e had véél geld gekost en 't was de keer, dat Agnee geen Kerstgeschenken Kerstboom had gevonden en óók, »öder het vaste zakgeld terug was ge- Kaar wat kwam 't er op aan? Vader Ntr,'déAr ging het maar om en moeders .«haalde weer even blu als altijd. Daar- w vast rekenen op grootmoeders post- Mle altijd op den 2len Januari, den St. kwam. Ze was naar grootmoeder Dd en had altijd een streepje vóór ge- er een maand schoolgeld van be- hebt het harder noodig dan ik, niet W" had ze bij het afscheid gezegd. 'Q dan toch nog wel iets over en kan ■t helpen", en moeder had haar innig «en en blij toegeknikt Jds, op slaapzaal, zei haar vriendin- n Jk moet wat met jullie over- P riepen de meisjes door elkaar. eerst antwoordenHebben jullie al- geld meegekregen noor P was 't antwoord. „Waarom ?w roe toch uitspreken 1 Je moet weten, j de vorige week bij mijn nichtje Ruth kV ls k'or ook op school geweest, vjynj- Toevallig liet ze mij een ver- joekje jden en weet je wat ik ont- 1ü- *-■ 1 ^Nu r JRaden T ,„Hoe kunnen we dat nun!et flauw zijn, vertel op „Ik vond den datum van Nikkie's verjaar dag I Ze heeft ons toch nooit den dag willen zeggen, maar ik denk, dat se 't deed, omdat Ruth wegging. Nikkie was Juffrouw Nikol, de teekenonder wijzeres, en de lieveling van de meisjes. „Poggrywe moeten haar iets geven, iets heel moois T galmden de meisjes. ,,'t Valt op Donderdag, nu, a.s. Donderdag P, wi Peggy. Leuk, dat 't zoo gauw in 1 Wo zijn met «'n zessen als we leder een gulden ge ven kan dat ?H „Natuurlijk P klonk het in koor. „Prachtig, dan hebben we zes gulden en ik dachtals we er eens een mooi vloeiboek voor kochten, ik zag een prachtig liggen in den lederwinkel om den hoek. Natuurliik wilde ik het eerst met jullie overleggen. Vindt Je het ook niet aardiger als we 't gezamenlijk geven Ze waren H er allen over eens en ze ver kneuterden zich bij de gedachte hoe verrast „Nikkie" zou zijn. „Goed, geven jullie mij maar het geld en dan zorg ik wel voor de rest", zei Peggy. Zoo werd afgesproken. Agnes was stil geworden. De anderen had den het niet opgelet, maar zij had zich buiten de besprekingen gehouden. Ze vond het ver velend te moeten bekennen, dat ze geen geld had. 't Was eigenliik heel dom. maar ze kon er niet toe komen. Daarbij mocht ze vast reke nen op grootmoeders postwissel, en al zou er na aftrek van het schoolgeld en den gulden - heel weinig overblijven, ze zou toch nog met de anderen kunnen meedoen en voor oen keer tje krap zitten was niet zoo erg. Voor „Nikkie" had ze 't ook graag over. Den volgenden dag ging Peggy er op uit. Zij alleen vroeg een boodschap te mogen doen, als ze met z'n allen gingen zou 't zoo in de gaten loopen en 't moest een geheim bliiven. Ze vroeg naar een omslag, in twee tinten blauw, want Agnes had heel terecht opge merkt., dat dit. de lievelingskleur van de jarige was, 't liefst droeg zij immers 'n blauwe japon, vooral 'n pastelblauwe. „Peggyaarzelde Agnes, ik kan je nu niet het geld geven „O, is 't boven, kun je er niet bij lachte Peggy. ,,'t Hindert niet, ik heb een rijksdaal der, dan betaal ik vast voor ons beiden. Goef 't mij morgen maar." „Dank je wel", zei Agnee met een zucht van verlichting. Peggy zou er wel niet dadelijk om vragen en in dien tijd kwam immers groot moeders postwissel en kon ze het geld terug geven, zonder dat de anderen wisten hoe moei lijk zij er voor zat. *t Was St. Agnesdag, de lucht was bewolkt en de zon was weggescholen. Een triestige dag! Geheel in overeenkomst met Agnes' stem ming. Want de gebruikelijke postwissel was niet gekomen en in plaats hiervan kreeg ze een groot pak toegezonden. In haar haast het j touw los te maken, sneed zij zich in den 'vin ger en moest naar de kleedkamer om een ver bandje te halen. Met het half geopende pak liep zij door den gang en las grootmoeders brief „Lieve Agnes, als gewoonlijk wilde ik je m'n postwissel sturen, maar toevallig zag ik dit boek (Agnes hield op, om het papier even verder los te trekken en merkte, dat het een zeer bijzonder werk is over het leven en h^t werken van de grootste kunstenaars. Mis schien ben je er nu nog niet zoo heel blij mee, maar later zul je het dubbel prettig vinden." Agnes stond verstomdHoe vreeselijk. Dat dit nu juist moest gebeuren nu ze zooveel geld noodig had 1 Hoe kon ze Peggy betalen? Wat moest ze in hemelsnaam doen (Wordt vervolgd.) Naar het Engelsch van A. PEMBURY. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. De familie Van Hoorn zat om de ontbijttafel geschaard meneer Van Hoorn, mevrouw Van Hoorn, Karei en Anton. Een levendig ge sprek was plotseling In een stilzwijgen over gegaan, toen Karei uitriep: „In elk geval kunnen we naar de Leeuwen horst gaan. Er is* geen enkele reden, waarom Anton en ik ons het genoegen zouden ontzeg gen, deze ruïne te onderzoeken". „Reden genoeg," antwoordde meneer van Hoorn op zeer beslisten toon. „Ik heb gehoord, dat sommige muren in een zeer gevaarlijken toestand verkeeren en er moeten spelonken zijn, die gevaar opleveren voor ieder, die niet met den toestand daar ter plaatse op de hoogte is." Een onverstaanbaar gemompel der beide jongens was het eenige antwoord. Al waren zij diep teleurgesteld, zij vatten toch niet het plan op, zich tegen den wil van hun vader te ver zetten. Toen Karei en Anton een uurtje later zich op een andere manier trachtten bezig te hou den, in de omgeving hunner nieuwe woon- laats, waar zij sinds korten tijd met Vader en [oeder woonden, liepen zij een begroeiden heuvel op. Daar hot pad hen al hooger en hooger voer de, werd het uitzicht steeds wijder, tot hun blik viel en rusten bleef op de vele torens van een oud kasteel, dat gedeeltelijk een ruïne was. Met booxe gezichten keken zij er naar. I „1 Is wat mooismopperde Antoon, terwijl hij zich in het gras liet vallen. „Wat zou ons kunne n overkomen in zoo'n eenig leuk kas teel Laten we teruggaan en er eens om heen loopen". „De kraaien bouwen er hun nesten," zei zijn broertje, terwijl hij zijn oogen met de rech terhand tegen de felle zon beschuttend naar de torens in de verte keek. „Dat beslist de zaak," zei de ander lachend en hij sprong op. "Je zult zien, dat wij er uilen ook zullen vinden." Vlug liep hij de heuvel af, op de hielen ge volgd door Karei. Het leek wel, of die oude mu ren en machtige torens een soort tooverkracht op hen uitoefenden. Een half uur later stonden de jongens, die gevolg gegeven hadden aan deze onweerstaanbare aantrekkingskracht, hij gend van het harde loopen vóór het eeuwen oude kasteel en vingen zij een opgewonden on derzoekingstocht om de muren ervan aan. „Maar ze zijn even stevig als van een gewoon huis, natuurlijk nog veel sterker I" riep Anton uit. „Als Vader ze zelf maar gezien had, zou hij nooit tegen ons gezegd hebben, dat we niet in het kasteel mogen gaan. Waar denk je dat deze deur naar toe gaat Al sprekende had hij zich door een dichte wildernis van allerlei onkruid heen een weg gebaand naar een lage, half verborgen deur onder één der torens. Karei volgde hem en met heel weinig krachtinspanning konden zij nu de deur open krijgen, die toegang verleende tot een donker en bedompt gewelf. „Ratten, vleermuizen en al dergelijk gespuis, wij zullen jullie niet storen zei Anton lachend Zij deden de deur weer dicht en gingen ver der. Ze liepen nu een stijgend pad op en waren weldra op de hoogte van den bovenkant van één der afgebrokkelde muren. De verleiding er over te loopen, was te groot om te weérstaan, vooral omdat de muur zóó veilig was, dat hun vader ((dit maakten zij zichzelven ten minste wijs er niets op tegen zou hebben. Hij leidde naar één der torens en eindigde in een donker, nauw portaal, vanwaar een steenen trap naar onbekende diepten voerde. „Verder moeten we niet gaan." zei Karei, „Blijf jij hier, dan zal ik één of twee treden af gaan om te zien, of er iets bijzonders is". 1 „Als jij gaat, ga ik ook I" riep Anton uit en hij volgde zijn broertje. In het volgend oogenblik verdwenen zij langs de geheimzinnige trap in de donkere diepte van de Leeuwenhorst, Voorzichtig liepen de jongens, met één hand langs den oneffen muur tastend, naar beneden. Karei voorop en Anton vlak achter hem. Zij spraken slechts fluisterend, maar de Leeuwenhorst weerkaatste het geluid van hun stemmen, alsof het oude gebouw zeg gen wilde„Hier zijn ze, die ongehoorzame jongensNu heb ik ze in mijn macht Plotseling trachtte Anton zich met beide han den aan den muur vast te houden, want een luide gil weerklonk door de sombere ruimte en werd gevolgd door het ratelend geluid van val lende steenen. „Karei I KareiWaar ben je vroeg Anton. Hij tastte in de duisternis rond om te weten, waar Karei gebleven was. Maar Karei was er niet en uit de diepe^duisternis onder hem steeg een geluid op, dat hem huiveren deed. „Karei 1" riep hij opnieuw. „Zeg je wat Ik Toen keerde hij door schrik overmand om en strompelde de trap weer op. Eenige minuten later zag meneer van Hoorn, terwijl hij door het raam van zijn studeerkamer naar buiten keek, een jongen door het tuinhek je aan komen hollen, een jongen, die er zóó ver wilderd en verschrikt uitzag, dat hij nauwelijks zijn zoon Anton in hem herkende. Het verhaal kwam er met horten en stooten uit, doch me neer van Hoorn bleeï niet wachten om het einde te hooren. Tot Anton's onuitsprekelijke verbazing, ging zijn vader, toen "zij het oude, bouwvallige kas teel genaderd waren, onmiddelijk naar de half verborgen deur, welke de jongens dien morgen ontdekt hadden en wie.rp haar open. En to> zijn nog grootere verbazing zag Anton er on middellijk, nadat het daglicht er binnenstroom de, z'n broer Karei uit te voorschijn komen Hij was nog bleek van den doorgestanen angst, doch er gelukkig met den schrik afgekomen, want de trap, die zij in de duisternis afgedaald waren, eindigde heel plotseling een eind boven den grond dezer spelhnkachtige ruimte. „Misschien," zei meneer van Hoorn, toen zij allen weer thuis waren, aan het slot van een ernstig gesprek „zouden jullie, als je minder ontsteld waart geweest, bemerkt hebben, dat je heel gemakkelijk op deze manier er uit had kunnen komen. Terwijl hij sprak, keek hij Anton aan, maar deze zat zwijgend en met neergeslagen oogon, zooals degenen doen, die inzien, dat zij ver keerd gehandeld hebben. Het zou echter blijken, dat de les voor Anton nog niet ernstig genoeg was geweest. Geduren de de eerste dagen gingen zijn gedachten naar de Leeuwenhorst met een gevoel van angst en meende hij, dat hij niet de minste neiging meer had er heen te gaan. Helaasnauwelijks was er echter een week verloopen, of hij volgde op een morgen, dat hij er op zijn eentje op uittrok, het pad, dat naar het oude kasteel leidde. Spoedig verrezen de statige torens en de steile muren vóór hem. Be hoedzaam liep Anton er voorbij met stappen al* van iemand, die tracht te ontkomen aan de lok kende roepstem van toch in den aard den vijand. Hij gluurde door de gaten, die eens ramen waren geweest, naar binnen en zag allerlei donkere hoeken, tot hij plotseling opgeschrikt werd door een hard geluid als van een slag. Do echo herhaalde het boven zijn hoofd en ZUS VERTELT. Jullie, lieve poppenkinders, Zit je nu niet. knus bij mij? 'U Ga je kleertjes vlug verstellen En vertel er sprookje® bij. Houdt je niet ven Asschepoesje Ven Klein-Duimpje, of de Kat, Waarvan 'k zelf eens heb gelezen, Dat hij eohte laarzen had? Hooren jullie liever versjes? Nee, veel liever een verhaal? Goed. 'k Ga jullie mooi verteBenf Luister dan maar allemaal! TRUUfi SALOMONf toen hij opkeek, zag hij een grooten vogel in sierlijke kringen om den toren fladderen. Blijk baar was de vogel uit den dikken klimop ge komen, die de muren met een groene laag be dekte. „Een roofvogel misschien!" dacht Anton met ingehouden adem, „zijn nest zal wel verborgen zijn in dien klimop!" Hier was een kans, welke zich misschien nooit weer zou voordoen. Hij moest naar het nest klimmen en wel zonder ook maar één oogenblik te verliezen. In één der hoeken van den toren was de stam van den dikken, ouden klimop. Hij greep dien stam, de takken, greop wat hij grijpen kon! Langzaam klauterde hij naar boven. Het was geen gemakkelijk werk, maar na een inspanning van ongeveer vijf mi nuten bevond hij zich redds op een tamelijke hoogte. Nog iets hooger en hij zou de plek be reikt hebben, waar de vogel opgevlogen was, en dus een blik in het nest kunnen werpen. Even rustte hij uit om op adem te komen. Hij wierp zijn hoofd achterover om beter te kunnen zien, waar hij zich nu vasthouden moest. „Hallo! Wat is dat?" Deze woorden kwamen hem plotseling op verschrikten toon van de lippen, want de toren scheen zich te bewegen. Er volgde een ontzettend geraas, het was een gekraak en oen gerommel van vallende steenen. De klimop liet los van den verraderlijken muur Anton werd plotseling doodsbleek van ont zetting. 't Was, alsof hetbloed in zijn aderen verstijfde. Hij had een gevoel, of de hodle we reld op hem zou vallen. Steeds lager en lager zonk hij, totdat alles plotseling in een oorvor- doovend geraas scheen te eindigen. Toen Anton de oogen weer opsloeg, zag hij twee personen ovor hem heen gebogen. Hij kon echter niet onderscheiden, wie het waren, door een vreeselijk e pijn in zijn hoofd, zooals hij later vertelde. Meneer van Hoorn en Karei droegen hom naar huis en het duurde verscheidene dagen, vóór hij het daglicht weer zag, daar de zieken kamer donker gemaakt was. ,,'t Is een ernstige hersenschudding," zei de dokter. „We moeten echter dankbaar zijn, dat het niet nog.erger is." En toen de zieke eindelijk voldoende her steld was, lazen de dokter en meneer van Hoorn hem geducht de les en brachten zij hem de dwaasheid van zijn avontuur onder het oog. Anton was diep beschaamd. Dezen keer had ook hij een les gehad. „Karei," zei hij later, „we zullen beiden nu wel meer dan genoeg hebben van de Leeuwen horst". Karei knikte en de gevaarlijke ruïne werd door geen van beiden meer betreden. VAN ALLES WAT. DE VERDWIJNENDE SCHIJF. Op een donkeren muur maakt men een ronde schijf van wit papier vast. De schijf moet ongeveer 2 centimeter in doorsnede zijn. Deze schijf plaatst men op ^e hoogte van het oog Vervolgens hangt men nog een schijf van 8 centimeter doorsnede op 2/3 meter afstand van de andere aan den rech terkant en een weinig lager. Ga nu vlak vóór het papier staan, sluit het lin keroog en zie met het rechteroog dan strak naar de kleine schijf Ga dan langzaam achteruit tot op een afstand van 2 t/3 meter of nog iets verder en dan zal de groote schijf voor je oog verdwenen zijn. HET WEDSTRIJDEN-SPEL Voor dit. spel heeft men een o n even aantal spelers noodig Men kiest een leider en de an deren gaan nu twee aan twee aan kleine ta feltjes zitten, waarop van te voren de benji digde voorwerpen voor den wedstrijd klaaï legd zijn: B.v. op tafel: No. 1. Twee doosjes met kralen, tv naalden en twee kaartjes, kluwentjes of k j jes garen. De kralen moeten aangeregen w den. No. 2. - Twee hengels met omgebogen 8]j den en schoenknoopjes, die opgevischt moej worden. No. 8. Een aantal naalden, waarin draf gestoken moeten worden. Het garen moet tuurlijk ook klaarliggen. No. 4. Twee eierlepeltjes, een massa ei ten of boonen en twee medicijnfleschjes rj nauwe halzen. De erwten of boonen moej; met de eierlepeltjes in de fleschjes gedt worden. No. 5. Twee stukken band, een voorn, knoopen en verdere benoodigdheden om knoopen aan het band te naaien. No. 6. Twee pakjes spelden, waar de sp' den uitgenomen zijn, en weer in de oude ga jes gestoken moeten worden, enz. enz. Men kan zelf de wedstrijden bedenken en geheel vrij in zijn keuze. Voor eiken wedstrijd worden drie of minuten gegeven; dat kan men van te vol] afspreken, maar de tijd moet voor alle w j strijden dezelfde zijn. De leider roept nu, als de afgesproken verstreken is: ,,'t Is tijd!" Zoodra dit gezegd wordt, houden allen De leider gaat nu na, wie den wedstrijd a eik tafeltje gewonnen heeft, b.v. de mee. knoopen aangezet heeft, en de winner gaat tafeltje verder zitten. Zoo gaat men voort, totdat één der spelt alle tafeltjes rond geweest is en hiermede wedstrijden-spel gewonnen heeft HET DENNEAPPEL SPEL Op een groot vel papier wordt door lemai uit het gezelschap een denneboom geteekerj Daarna wordt de teekening met punaises a den muur bevestigd. Vervolgens knipt men ei hoeveelheid stukjes papier in den vorm v een denneappel. De spelers wordt nu om beurten geblii doekt, van een zoogenaamden denneappel f een speld voorzien en moeten den denneap); op goed geluk af aan één der takken speldt Een vroolijk gelach klinkt natuurlijk op, de poging totaal verkeerd uitvalt. Maar v den denneappel werkelijk aan een tak bew tigt, krijgt een prijsje, dat daartoe van te vor-j beschikbaar is gesteld. HET RIJMSPEL Er bestaan verschillend rijmspelletjes en I volgende is er daar één van. Iedere speler heeft een stukje papier en e potlood vóór zich leggen. Hij moet nu tw woorden, die op elkaar rijmen, opschrijven. Dan worden de papiertjes door den leic van het spel verzameld. Daarna deelt hij niiuw papieren uit en moet ieder een rijmij maken met behulp, van de rijmwoorden, t door den leider van het spel voorgelezen wt'i den. Na b.v. 5 minuten men moet vooruit d! tijd afspreken worden de volgende rij woorden voorgelezen en zitten allen we ijverig een nieuw gedichtje te maken. Zoo ge j het voort, totdat alle rijmwoorden gebrul zijn, de leider de papieren inzamelt en de v< schillende pennevruchten voorleest 's Is dan dikwijls aardig te hooren, hoe v( schillend men van dezelfde rijmwoorden bruik heeft gemaakt

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 17