GEESTELIJK LEVEN.
WESTFRIESSE
VERTELLING.
OUWE KINNIS.
Een Russische melkinrichting als centrum
van gezelligheid.
Reeds meer dan eens en pas enkele dagen geleden
weer opnieuw, werd mij gevraagd om iets te schrijven
over de vrijmetselarij.
Ik ral thans aan dit verzoek voldoen. Temeer, omdat
ik van tevoren weet. dat zeer vele lezers zich voor de
vraag wat of toch eigenlijk die geheimzinnige .vrijmetse
larij ls, interesseeren. Want inderdaad is de vrijmetse
larij voor velen In een waas van geheimzinnigheid ge
huld. En waar iets bestaat van geheimzinnigheid, daar
is natuurlijk de gelegenheid opengesteld voor allerlei
gissingen en vermoedens. Zoo kan men soms wonderlijke
verhalen hooren van ceremoniën en gebruiken, van
mysterieuse herkenningsteekenen, van verborgen in
vloeden, welke zich doen gelden. Vooral in de kringen
der roomsch-katholieken merken wij zelfs een zekere
vrees voor de loge (zóó wordt de vrijmetselarij vaak
aangeduid), die langs allerlei onzichtbare wegen haar
doel, dat aan de kerk vijandig is, tracht te bereiken.
En er wordt wel eens gefluisterd dat, wat de Jezuïeten
orde is voor de roomsche kerk, voor de vrijdenkers is
de orde der vrijmetselaren.
De gewone populaire opvatting is, dat de vrijmetse
laren, verspreid over-de heele wereld, een geheime ver-
eeniging vormen, waarvan de eerste eisch, welke aan
de leden wordt gesteld, hierin bestaat, dat zij «Ur»»»
zooveel mogelijk helpen en dat 'die leden door geheime
teekens elkander overal kunnen kennen.
Een mijner vrienden, die Vrijmetselaar is, vertelde mij
dat hij op een zekeren keer voor zaken in Duitschland
was, in de stad Leipzlg. Hij onderhandelde over een le
vering van bepaalde goederen en bemerkte, dat de fa
brikant niet erg toeschietelijk was en bezwaren maakte
tegen het afstaan der goederen op crediet. Toen gaf mijn
vriend hem het herkenningsteeken en het bleek dat de
Duischer óók tot de loge behoorde en hij maakte geen
bezwaar meer tegen de levering want „broeders bedrie
gen elkaar niet!"
Met een bekend vrijmetselaar bevond ik me eens ln
een van de groote restaurants in Londen en toen vroeg
ik hem of hij nu wist of er meerdere van zijn broeders
in de zaal aanwezig waren en lk kreeg ten antwoord:
„als ik dat zou willen weten, zou lk er torstond van op
de hookte zijn."
Maar wat willen de vrijmetselaren? Waar komen ze
vandaan
Op een vrijmetselaarskalender las lk eens het volgen
de versje:
Kent gij de vrijmetselarij? Weet gij wat zij is?
Liefde, liefde alléén ls haar geheimenis.
Wanneer deze woorden waarheid behelzen, dan wordt
daarin wel het allermooiste getuigenis gegeven, wat we
ons kunnen voorstellen. En we begrijpen dat menschen,
die behooren tot 'n orde welke deze woorden tot haar de
vies maakt, zonder twijfel ln de allereerste plaats elkan
der zullen helpen en steunen.
Eigenaardig is het dat waar de roomsche kerk wan
trouwend en vijandig staat tegenover de vrijmetselarij,
deze haar oorsprong toch feitelijk i n die kerk heeft.
En daarom wil ik een en ander vertellen van de ge
schiedenis der vrijmetselarij.
Ongeveer in de 11de eeuw begint de bouw van de
groote romaansche en daarna van de groote gothische
kathedralen, van die prachtgebouwen, welke nu nog on
ze bewondering wekken. Die eerste metselaars en bouw
meesters kwamen uit de kloosters. De bouwmeesters van
die geweldige werken stonden in hoog aanzien en ver
kregen bijzondere rechten voor zich en hunne werklie
den o.a. eigen rechtspraak. Zij vormden allengs krin
gen van vrije metselaars, en in deze kringen werd de
kunstvaardigheid in het vak bevorderd en de waardig
heid daarvan hoog gehouden. We moeten niet verge
ten, dat vele jaren achtereen aan die ontzaglijke bouw
werken werd gearbeid. Bij die bouwwerken bevonden
zich de werkplaatsen, waar ook de leerlingen werden
opgenomen en gevormd tot gezellen om misschien later
tot meester op te klimmen. Daar werden de geheimen
aan de leden van den kring toevertrouwd. Leden van
verschillende vereenigingen hadden hun eigen teekenen
ter herkenning.
Het ls wel de ironie der geschiedenis, wanneer zij ons
vertelt, dat die bouwkrlngen, welke de trotsche kerken
bouwden, tegelijkertijd werden tot de groepen van men
schen, die een zekere vrijzinnigheid openbaarden en fei
telijk zich gingen losmaken van de kerkelijke autoriteit
De bekende kerkhistoricus Dr. K. A. Hase wijst er op,
dat het geheim, hetwelk deze vereenigingen bewaarden
er. toe medewerkte, dat zij óók vrijplaatsen werden voor
de uiting der gedachten, welke zich verhieven boven de
toenmalige kerk, zoodat dientengevolge soms-in de ker
ken de steenen openlijk spreken van het bederf der kerk.
Met dit laatste doelt hij op de voorstellingen welke de
gebeeldhouwde steenen te zien gaven.
door
dr. T. P. Merkrld van Eertswoudo.
't Was ln de Kersetaid! An de rechterkant, op zai
van 't weunhuis van de ouwers van den Bloedtoet, lag
'n groute boogerd; deer stonden 'n paar boume met
dirkjesperen, lenige met zure blessen, met walnappels,
met juttepere, met goudrenetten en ln 't midden van
al dat lekkere stond len Kerseboom, ientje... maar 'n
kokkerd!
Op 'n maandigoggend vóór skooltaid had Klaas Boon
tjes, de, post van 't Blootebieneland, met z'n hondekar,
'n briefkaart brogt van oom Kees uit Wurversoof, met
de talding, r" !e den, zoo as öfsproken was, de kom-
mende Sundtgoggend 't warskippertje bringe zou, met
peet Geertje, en dat ze den metien te gast bleve en, as
dè.t gelegen kwam, behoefde deer niet op antwoord te
worre. Dat warskippertje was hun dochtertje Traintje,
van acht jaar; dat kind had zoo'n verskrlkkelik ver-
langs nel de Kerseboum, skreef oome Kees, dat ze der
snags van droumde.
De Bloedtoet had dit nuuws hoord en waa deermee
maar matig innomen. Weer was dat nou goed voor, dat
zoo'n vreemd maidje heel uit Wurversoof nel 't Bloote-
fcieneland kwam om je kersen op te eten, al was 't dén
ok 'n nichgie. Op dat ougenblik voeldie niet veul voor
bloedverwantskap. en was ie vergeten, dat hal ien jaar
leden ök zeuven dagen te warskip weest was bal oom
Kees, in de eerebaietaid. 't Was 'n lastig geval en deer
most overleg pleegd worren met de Magere Sliet en de
Witbig. Kinderen binne egoiste; en deerom vonden de
twei boezemvrinde ök, dat 't niet te pas kwam, dat
vreemde menschen onze kersen kwamrae opeten. Ze
sprakke van: „onze" kersen. Zoo as je ziene, heerschte
der 'n communistise geist onder de skoolloupertjes. 't
Konden der best wel 400 of 500 wezen in zoo'n week;
nei hoor, deer kon niks van inkomme.
Nou brakke der vier vreugdevolle dagen an; 't was
de vreugde van drie kinderen, die zich in 'n boogerd te
goed deden an raip en onraip fruit! Donderdag, vóór
zonsondergang, was de kersemoom leeg; 't kinderoug ziet
skerp... in 'n kerseboom den; zes loerende kinderougen
konden gien enkele kers meer bespeure. De overblaif-
sels, de stelen en de pitte, mét de öfrukte blaren, lagge
in 't plattrapte gras, as duideliklte bewaizen van de
plaashad hewwende vernieling en berouving, die den ok
den volgenden oggend ontdekt wier.
De Bloedtoet had buikpain, toen ie uit skool thuis
kwam.
„Aigen skuld," zaide z'n Moeder. „Kunsten" zaide z'n
vader, ,maar deermei allien bin je nog niet klaar met
de kwajongusstreek; ik zal overmorgen uit Hooren tien
pond kerse meebrenge en die bange jollie weer op in
d* kerseboom en je betale dat uit je spaarpot voor straf"
Duafe «semsei, BmorgW*. U ia bad, aA* must
Op het einde van de zestiende eeuw zien we ook reeds
aanzienlijke mannén, die niet tot het metselaarsgilde be
hoorden, tot de kringen der „vrije metselaars" toetreden
als eereleden.
We moeten niet uit 't oog verliezen dat ln de middel
eeuwen juist in de bouwkunst- en mot name ln de ker
kelijke bouwkunst de diepste menschelijke asperaties tot
uiting kwamen en dat daarom deze kunst ln zeer groot
lanzien stond.
Het ligt voor de hand dat het niet zonder Invloed bleef
op de kringen der „vrije metselaars", dat er groote eco
nomische veranderingen zich gingen voltrekken in de
Europeesche maatschappij op het einde der 15de en ln
de volgende eeuwen. De middeleeuwen moesten wijken
voor de renaissance, welke een nieuwen geest bracht
over de wereld.
Het oude gildewezen gaat kwijnen; de streng afge
sloten groepen van vakmenschen lossen zich allengs op.
Zoo zien wij ook de „vrije metselaars" verdwijnen.
En zij zouden geheel zijn verdwenen, wanneer niet ln
het jaar 1717 de vier nog overgebleven groepen zich te
Londen tot één grootloge hadden vereenigd.
En toen stelden zich deze vrije metselaars tot taak
Dm geen steenen tempels meer te bouwen, maar samen
ie werken aan den bouw van den tempel der humani
teit
In dit jaar 1T17 begint derhalve de vrijmetselarij, ge-
ijk wij baar thans nog kennen. En een zekere Anton
jayer wordt tot eerste grootmeester voor den duur van
een jaar gekozen.
De Londensche grootloge krijgt het recht om nieuwe
loges te stichten. In 1723 verschijnt het eerste boek
waarin de voorschriften en plichten der vrijmetselaars
worden beschreven. Daarin is b.v. van belang het vol
gende: de vrijmetselaar is verplicht de zedewet te ge
hoorzamen en als hij deze kunst- goed verstaat, zal hij
nóch een domme Godloochenaar, nöch een ongodsdiensti
ge woesteling zijn. Hoewel de, metselaars in oude tij
den verplicht werden, den godsdienst van het land te
belijden, welke 't ook ware. zoo wordt het thans beter
geacht om hen te verplichten tot den godsdienst, waar-
In alle menschen overeenstemmen, maar hunne bijzon
dere meeningen aan henzelf over te laten en goedé en
trouwe mannen te zijn of mannen van eer en recht
schapenheid, door welke namen en overtuigingen zij
zich ook onderscheiden. Hierdoor wordt de vrijmetselarij
het middel om vriendschap te stichten onder personen,
die anders ver van elkander verwijderd hadden moeten
blijven."
Uit deze aanhaling blijkt hoe reeds in 1723 de vrijmet
selarij zich kenmerkte door een ruimen, vrijzinnigen,
anti-dogmatischen geest.
Van Engeland breidt zich de vrijmetselarij verder uit
en maakt hare veroveringen in andere landen. Zoo zien
we dat in 1725 zij optreedt in Frankrijk. Daar wordt door
de bestaande loges ln 1736 de Grootloge (Grande loge
de France) gesticht. Bestreden door den staat, vervloekt
door den paus, maakt noch thans de vrijmetselarij in
Frankrijk eerst snelle vorderingen, om daarna in ver
val te geraken. Zelfs werd in 1767 de grootloge geslo
ten. In 1773 echter wordt een nieuwe grootloge gesticht,
die later den naam krijgt van „Grand Oriënt de France"
(Het Grootoosten van Frankrijk) en nog bestaat.
Ik kan niet al te uitvoerig zijn en daarom wil ik al
leen nog vermelden iets over Spanje en ons eigen land
met betrekking tot de vrijmetselarij.
In Spanje werd in 1740 een edict uitgevaardigd, waar
bij a-lle vrijmetselaren uit het land werden verbannen
en het toetreden tot de loge gestraft werd met galei
straf. De Inquisitie vervolgde de vrijmetselaren fel en
wreed. Toch bleven er ln het geheim loges bestaan. In
het jaar 1807, als de. Franschen Spanje binnenvallen, ko
men deze plotseling te voorschijn en in Nov. 1809 wordt
ln het-paleis der inquisitie de grootloge van Spanje
gesticht. Later volgt weer een tijdperk van onderdruk
king onder Ferdinand VU (1814). Maar tot op dezen dag
heeft zich de vrijmetselarij in Spanje gehandhaafd.
In Nederland vinden wij de eerste vrijmetselaarsloges
reeds in de eerste helft van de achttiende eeuw. Aan
hot hoofd staat hier de loge „Het Grootoosten". Een
groot aantel loges zijn verspreid zoowel over Nederland
als over do koloniën. Een van de bekende grootmeester»
was indertijd prins Frederik.
Ik reide reeds dat de bedoeling van de vrijmetselarij
in haar niouwen vorm is geweest te werken aan den
geestelijken opbouw der menschheid.
In haar manier van uitdrukken houdt zij zich vast
aan de termen, die aan de bouwkunst worden ontleend.
God is de almachtige bouwmeester. Onder de vrijmetse
laren spreekt men ook nog steeds van leerlingen, ge
zellen en meesters. Maar allen beschouwen elkaar als
broeders..
Bij elke leg* bestaat NS «ereraad (herinnering aa
de vroegere eigen rechtspraak). De bijeenkomsten gaan,
vooral bij bijzondere gelegenheden, met plechtigheden
gepaard. En het zijn juist deze plechtigheden, welke
voor den oningewijde het geheimzinnig karakter geven I
aan de vrijmetselarij.
In werkelijkheid heeft de vrijmetselarij geen gehei
men, behalve dan het onderllngen herkenningsteeken1
en de aan het bouwvak ontleende symbolische gebruiken,
maar die zijn bijzaak. Zij is slechts een vereenlglng van
menschen die iets pogen te verwezenlijken van de groote
diep-menschelijke gedachte van hen, die in 1717 de grond-
leggers werden van de moderne vrijmetselarij. Het mooie
erin is voor mij in het bijzonder gelegen in haar inter-1
nationaal karakter. Waar de grenzen staan tusschen de
volken, als muren, die de verbroedering verhinderen, I
daar zien we hoe de loge deze grenzen teniet doet.
Nog in ander opzicht is mij de loge sympathiek. Zij I
werkt b.v. aan de persoonlijkheid, dat wil zeggen, zij i
gaat uit van de veronderstelling, dat alle verbetering bij
den mensch-zelf moet beginnen.
Ook op het gebied der liefdadigheid heeft zich de vrij
metselarij steeds gunstig onderscheiden.
Ik hoop dat, wat ik schreef, de overtuiging zal hebben
gewekt bij vele lezers, dat het dwaas is de vrijmetselaars
te beschouwen als menschen, die er aen geheime leer
op na houden, als een soort van wezens die met den-
duivel samenspannen. Ik ken meerdere leden der loge
en lk heb steeds den Indruk gekregen, dat de echte vrij
metselaar vóór alles er naar streeft humanist te zijn.
Ten slotte nog dit om mee te eindigen. Een vrijmet
selaar liet zich eens aldus tegen mij uit: „ons groote
geheim is dat we geen geheimen hebben, maar dat willen
de menschen niet geleoven,"
ASTOR.
Nu ik getrouwd ben, heb
ik maar de helft van het geld
noodig, dat ik verbruikte, toen
ik nog vrijgezel was.
Trouw nog een keer, dan
kun ie alles overleggen 1
Ikc
>8
fci:
forst
ESN BESCHRIJVING VAN DEN BESTAARDEN
TOESTAND.
Een bekend Journalist en criticus in Sowjet-Rus-
land, Michail Koltsof, heeft met een uitvoerig betoog
in de Prawda een campagne geopend, waarin aange
drongen wordt op het inrichten van melkinrichtingen,
zooals die voor de revolutie bestonden, als plaatsen
waar de arbeider met zijn gezin kan uitrusten. Het
artikel schijnt nogal ingeslagen te hebben, want da
gelijks leest men in de bladen uitingen van verschil
lende personen, die allen het idee toejuichen en erop
aandringen spoedig tot oprichting van zindelijke en
goedkoope melkinrichtingen over te gaan.
Aan de beschrijving van de bestaande toestanden
wat huiselijke «n maatschappelijke gezelligheid be
treft, ontleen en we:
Ge hebt een paar uur vrij en wilt uitrusten of eens
rustig praten met een vriend. Voor uw gezin hebt ge
een woning van 16 vierkante meter, waarvan drie
kwart, zijn ingenomen door allerlei kapotte meubelen,
en op het overige, vrije gedeelte, hokt de heele be-
Tantie (vijf jaar oud)Oom
ik ?a binnen kort een vrou*
zoeken
Oom:
jantjeTa, zeker! Vader
heeft laatst verteld, dat u twin-
zi% iaar naar een meisje hebt uit
srezien en daarom begin ik oo
tijd 1
volking van de kamer. Ge wilt even vrij zijn vanj iu
geraas der primussen en der- kinderen, van den i )e
tenstank in de gang, van het gescheld aan den aw u
ren kant van -den muur. Ge gaat mét uw vriend m
buiten in het koude, mistige winterweer. Waarhet
Aan de overzijde van den weg is een arbeidersci
Maar daar wordt een vergadering gehouden, een i
bat-avond gehouden over de schadelijkheid van
rooken. Troepen arbeiders komen er al uit, hit J
flink vervelend. De geluidversterker der radio li
geschakeld, hindert de vergadering, gelijk in b) w
alle clubs Dan maar het plein oversteken naar e
kroeg aan den overkant Raak den bevuilden di a
knop liever niet aan, maar trap de deur open. Law i
komt u tegemoet en een wolk van stoom, als in j
badhuis. Over den glibberigen, met bier bemorst
vloer glijdt men voorzichtig naar een tafeltje, waai s
men een stuk krant neerlegt wegens het vuil. 2*
jas uittrekken is^onmogelijk, zitten zooals men van Ql
straat afkomt, ih de hitte, den stank, het lawaai j gt€
dronken menschen en van minderwaardige pro L
tuée's. v
Ge besluit de rust ergens anders te zoeken en v
laat het hol. Aan de vensters ziet ge vrouwen m
binnen kijken, die een bekend gezicht zoeken.
eeuwenlange taak van de proletarische vrouw, h Si
man weg te krijgen van de plaats wtityF hij zijn g 'z,
verdrinkt.
Al,s ge uw maandelijksch salaris nog dn den
hebt, kan het verlangen naar comfort en rust u ei
brengen een duur restaurant op te zoeken. Een
i van de vakvereeniging van beambten der volksi J
ding, in rok gekleed, komt naar u toe, wisselt i
vijandigen blik met u en geeft de spijskaart. 1
bli-k op de cijfers aan de rechterzijde overtuigt u,i 0
uw geheele loon op deze kaart staat. Dan maar v 1
twee personen een omelet en "een kopje koffie.
koude minachting in de oogen van den kelli
brengt u ertoe nog een fleschje bier bij te bestej 8
Hier vermaakt zich do dungezaaide sowjet-bo
1 geoisie. Het orkest speelt een fox-trot, maar de hei eI
kers beperken zich ertoe met hun beenen te trappel 'n
in plaats van te dansen. Een juffertje van Twersk m
werpt lokkende blikken naar een buitenlandschenrj111
genieur. 81
Van de gezelligheid komt niets terecht. Ge het 1
nert u, dat een goede bekende vanavond een fui
houdt. Hij heeft u echter niet uitgenoodigd, want w flt
geen plaats. Als hij alle meubels uit zijn kamer in
gang zet kan hij tien gaston herbergon, en gij zoi
iie zestiende zijn.
Ja, dat gebruik aan woonruimte. Als elke stud utl
een eigen kamertje had voor zich, al was het
zoo slecht, als zij niet door elkaar zouden slaplj11
met hun studiegenooten van beiderlei «-eslacht
één zaal, dan zouden er misschien minder verhal
i de ronde doen over don achteruitgang in zeden van
tegenwoordige jeugd.
De oplossing'ziet de schrijver als gezegd, in ga
koope. ruime en heldere melkinrichtingen, waar) w
I geheele gezin eens den huiselijke»" rommel en fi
heid ontvluchten kan.
oob
lir
buikpain, maar ök met kouwe rillingen en koors, zoo-
dat z'n Moeder der over sprak om Meister Immerik te
leite kome. Z'n Vader vond 't niet goed voor elk wisse-
wassie den dokter te roepen en wou 't naggeres 'n daggie
anzien. i
Maar 't was gien „wissewassle" en de diagnose: „be
dorven maag" deur te veul kersen eten, was fout!
Nag nooit was deer zoo'n leuk straffio uitdogt: de
kerseboom most vóór Zondag in denzelfden toestand
brogt worren, vóór de komst van' Traintje. En gillende
van plezier stoven deer de Magere Sliet en Witbig in
de huiskamer binnen, op Zaterdag, smiddis, met 'n groute
mand vol kersen, die bal twei, drie of vier stik met
dreidjes an-ien bonden mosten worre om den in de be-
roufde kerseboom te worren öphongen, met behulp van
'n trapleer en 'n houten hark en de grond onder de
boum most keurig baiharkt worren, zoodat ok déér alle
sporen wegnomen zouwen zain. Dat was de opdragt;
weer de Bloedtoet gien werkzaam andeel in kon nemen,
dat hem nou nei 60 jaren, nag spait.
En Zaterdag seivens most der toch maar 'n bosskip
nei Meister Immerik stuurd worre, nei Hougwoud, de
lioufstad van 't aigenlikke Blooteblenelknd, weer gien
dokter was, „of hal Sundig nei kerktaid erres even in
wilde komen."
In gedachten loupen wal met den bossklpper mee om
netien gelegenhaid te hewwe te kunnen bewaizen, dat
t n i t waar is, zoo as in sommige geskiedboeken sje
zen staat, dat Graaf Willem II in de Berkmeer
sneuveld zou zain. Volgens skriftelikke verklaringen is
die beurd op 't Paadje ('t Koningspaadje) onder Houg
woud en volgens mondelinge overleveringen, déér, weer
Mienakker en Paadje zich kruisen bal 't breggetje dus,
.ussch.en Hougwoud en E e r t s w o u d. Dit dorp legt
ligt aan de Noordzee, tusschen de Dorpen Winkel,
Hoogtwoud en Lambertscagen. In het jaar
404 was hier al een gat in den dijk geweest, hetwelk
belast wierd altoos toegelaten te zullen worden, wierd
egter in het jaar 1573 geopent, tot ontzet van het ge-
legert Alkmaar. In het jaar 1675 was hier gelijk ook
op andere plaatsen, een zwaai-e watervloed. De kerk
dezer plaatse is een groot langwerpig gebouw, voorzien
met een vrij zwaare vlerkante Tooren, die boven plat
is. In de Kerk staat tegen een balk het jaartal 1515,
waarschijnlijk de tijd der bouwing. Het Geregt dezer
plaats is als een Heerlijkheid onder Hoogtwoud, en
benoemt tot die Regtbank een Burgemeester, en
een Scheepen. Wegens het Kerkelijke wierd hier in
het jaar 1573 tot eerste Leeraar op de Hervormde wijze
beroepen Michaël Petrus, geweze Rooms Pries
ter, en word nog door een eige Predikant bedient."
(Nh. Arkadia 1732.)
„Hoogtwoud, tusschen Eerstwoud en Opmeer
gelegen. Agter of ter zijde Hoogtwoud, van na aan de
Zeedijk af, tot digt aan Spanbroek toe, legt de zo
genaamde Koningsweg, langs of bij welke Willem
de II, Grave van Holland, en verkoore Rooms-
koning, in liet jaar 1255, met zijn paart in het ijs val
lende, door de Vriezeen wierd omgebragt. Het Dorp,
dat fraai is, is verdeelt ln drie buurten. De Kerk, die
voorbeen grooter wu, storte ln door een zwaare storm-
wiat in het jaar 1674, en ls ss*4*rt een andere pebouwt,
di* net e* aifc* geauMtf ln Hei BejthuU draftgt lUW
het Wapen der voorige Heeren van Hoogtwoud, uit
het geslagt van Egmond. In het jaar 1282 behaalde
Grave Floris de V bij dit Dorp op de Vriezen
een groote overwinning, en voerde toen het ligchaam
van zijn verslagen vader na Middelburg. In het Jaar
1472 storte de Tooren van de voorige kerk in, die weder
herbouwt wierd, en eerst zeven en twintig jaaren later
zijn nieuwe spits kreeg. In het jaar 1675 overkwam haar
een zwaare watervloed. De Regeering bestaat uit de
Baljuw, vier Burgemeesters en zes S c h e.e.p.c-
n e n, en noemt Eerstwoud tot die bank, waarmede
het vereenigt is, een Burgemeester en een Schee
pen. Wegens het Kerkelijke is dit Dorp al zedert het
jaar 1573, door een Leeraar alleen bedient geweest"
(Nh. Arkadia 1732. 249).
„De Vries sloeg hier voorheen een magtig Heer
Op 't Us, een Vorst die, tot zijn roem en eer,
Roomsch Koning was en Graaf van Holland tevens.
Hij sneuvelde in den bloei en kracht zijn's levens;
Zijn oorlogszucht beroofde hem van 't licht;
v, Hij, die bet Hof van Holland heeft gesticht,
En Toornenburgs en Heemskerks sterke slooten,
Heeft voor zijn lijk geen ander graf genooten
Dan eene hut der boeren op het veld;
Zo gaat het hen die wrevelig met geweld
Den nagebuur uit wraakzucht wil bestooken,
't Welk menig Vorst is bitter opgebrooken,
Door 't vieren van den toom der dwingelandij.
Nh. Arkadia 1732.
Wat dorp zien wij vooruit bij dees bosschage?
Eerstwoud. Dees weg,, verciert met elsplantagie,
Is 't K o n i n g s p a d, waarschijnlijk zoo genoemt
Naar Willem, daar van ls gemelt. Wie roemt
Dees Landstreek niet? daar veele hulsmans hoven
Een rijken schat van appelvrucht belooven,
Indien geen storm de hoop van d'eigenaar
Verijdelt, door een schudding vol gevaar,
Die voedsel geeft aan 't zwijn, ln zulk een weder.
Elk tak buigt zich door 't zwaar gewigt reeds neder.
Een zinnebeeld van waare ootmoedigheid,
Die nimmer door de hoogmoed word verleid;
Want hoe men haar meer vrucht van deugd
ziet dragen,
Hoe zij zich weer voor Gode zal verlaagen,
Die zij alleen houd voor haar schat en deel:
Behaaglijk is 't dat zulk een zieljuweel,
Die moeder en geleidster aller zeden,
Bij veelen wordt verschoven en vertreden."
(Nh. Arkadia 1782.)
„Na dat Willem de U de XV Graven van Holland, en
onder de duytsche Keyseren de eerst gekoren was, en
Rooms Koning, is hij uyt Duytsland gekomen, na dat
hij alles daar verrigt hadde, trok hij na Holland, en heeft
in 's Gravenhage laten bouwen het Koninglijke Hof, dat
nog het Hof van Holland word genaamd, 1249, de groote
Zaal liet hfj maken altemaal van houfc dat hij uyt Yr^
land liet halen, dit hout is van die natuur en eygen-
schap, dat daar noyt geen Splnnekoppen, nog ander
fenijnif gedlert daar aan ofte bij konnen duuren; en or
donneert dat d# ©tate» des Lauds fa* 't xwUdo h*jw» ver*
Jb
„Van dees tijd af, hebben de Hollandsche Graven H j
Hof had in 's Gravenhage, 't welk voortijds was
weest tot Vlaardingen, Leyden, of Haarlem. Hij he
ook laten maken het steenen Huys tot' Heemskerk,
Kennemerland, en het Casteël Toornenburg, bei
Alkmaar 1254,, (dusgenaamd) omdat hij beslooten 1
de Westvriesen ofte Noort-hollanders te onder te brij
gen, ofte in 't geheel ganschelljk te verdelgen.
Den 23 van January trok Graaf Willem met een f
heyrkragt van volk uyt den Hage en ging na Alkmii
en quam tot Vronen op den Geest, om de Westvrieseni
het onversienst op het lijf te vallen; door dien het sttf
gevrooren hadde, reden zij over het ijs op de Westvriwf
los. Zond Heer Willem van Brederode met d'eene
ordre tegen de Dregtervriezen, die hij verwon, de
dere slag-ordre voerde Graaf Willem, zittende op
schoon paart zelfs, deeze Graaf brandende van toorn
wraakgierigheid, reed al voor-, op het ijs, van voornon Get
zijnde om het Dorp Hoogtwoud in de brand te steoli ere
maar zijn paart op het ijs struikelende viel daar in, I [el1
zijn swaare Harnas ofte Wapenrusting, met eenige v fff!
de zijne; waar op hij van de daar omtrent in 't ried v He
borgen Westvriesen wierd doodgeslagen, zonder dat tc
wisten wie dat het was, daar waren eenige Holland* Op
banditen daar omtrent, die de Koning aan zijn Wapi ^j|
rok kende, en zagen dat zij den Koning doodgeslaj at:
hadde, verschrikte daar over, en hebben hem in i atic
Boerenhuys begraven, dit is geschiet den 28 Janui pp|
1255.
Daarna is Graaf Floris de vijfde van dien naam, H
zijne Vaders plaatse, de negentiende Grave van HolUi
geworden; oud geworden zijnde, nam hij voor, zijn 1
ders dood te wreeken, anno 1272 verfilaat ten laaül
(na verlies van veel Hollandse Heeren) de Westvrli»
sticht een sterk Casteel tot Wijdenesse, heeft ook V
torie tot Schellinkhout, en trok tot Hoogtwoud, daar!
over de 600 Westvriesen verslaat, en krijgt een oud ffl
gevangen, die hem zijns Vaders Graf wees, hij lietlgej
Graf openen, en zijn Vaders gebeente tot Middelburg
Zeeland brengen, en liet na dezen tot Hoogtwoud, di
het Ligchaam van zijn Vader hadde gelegen, een Ker
bouwen, die hij met goederen en renten begaafde,
dus ls deezen handel tot een treurig eynde afgelopi
en°daar was altoos een gestadlgen Oorlog on twist li',
schen de Westvriesen en de Hollanders, tot ter tijd tc
datse onder een Regeerlnge r lakte."
(Chronyk van de Stad Medemblik MDCCXXXVI,
62, 63, 64)
„Roomsch Koning was te weten Willem, v
die naam de tweede Grave van Holland, die
het jaar 1247, tot Roomsch Koning verkooren,n
het jaar daarna tot Aken gekroont wierddoch inl.
jaar 1255, de Westvriesen willende tot gehoor zai
heid brengen, ondernam haar over het ijls te bcvegfl
maar bij Hoogtwoud zig wat te ver van zijn bei «t
begevende, zakte met zijn paart door het ijs, en wü 'KK
door de Vriezen, die hem aan zijn Wapenrustli°on
kende, doodgeslagen, en op een heimelijke plaats bef Us
ven.
(Nh. Arkadia. 1782! i 1
Bi
Wondt vervolgd.
kt