léger Courant
Het levende lijk.
KORTE BERICHTEN.
Vierde Blad.
Gemengd Nieuws.
Geesleliijken beschuldigd van spionnage.
De ter dood veroordeelden te Cardiff.
Nog een andere vulkaan in werking.
Geweldige geluidsversterking.
Een verontwaardigd vrijgezel.
Het jonge geslacht in Rusland.
Zaterdag 28 Januari 1928.
71ste Jaargang. No. 8194.
EEN BISSCHOP VOOR DE RECHTBANK.
yen schrijft uit Berlijn aan de N.R.Ct.:
Te Moskou is thans voor het opperste gerechtshof
I proces begonnen tegen den roomsch-katholleken bis
hop Skalskl, bekleed met apostolisch gezag ln het
abU de Poolsche grens gelegen district Sjitomlr en
jjlor van de Alexander kerk te Klef. De geestelijke
J (jrdt beticht van politieke en militaire spionnage, van
]Ut begunstigen van Poolsche spionnen en van het ge-
^il van godsdienstonderwijs aan kinderen; hij zou bo-
r dien jongelieden hebben bewogen het Poolsche pries-
minarium te bezoeken.
Op voorstel van den volkscommissaris van buitenland
se zaken besloot het gerechtshof de zaak met geslo-
ten deuren te behandelen, daar een te Moskou vertegen-
^srdlgde mogendheid, vermoedelijk Polen, hierom had
Tfcocht. In de acte van beschuldiging wordt namelijk
Kn medewerker van dit Poolsche gezantschap en voorts
het Poolsche consulaat ervan beticht den splonnagear-
held van Skalskl te hebben gesteund.
Het proces aldus de correspondent van de Lokalan-
xelger te Moskou, kan worden beschouwd als een voort-
retting van het proces dat in 1923 gevoerd is tegen den
Roomschkatholieken bisschop Zoplak en priester Boet-
J kewitsj, die beiden werden ter dood veroordeeld, en een
I jantal andere geestelijken, die er met zware gevange
nisstraffen af kwamen.
Men beweert dat bisschop Skalskl sinds 1920 ln de
j gowjet-Oekralne onder de katholieke geestelijkheid ma
ndwerkers voor zijn spionagedienst had aangeworven;
\yj zou in geheimschrift met deze wederwerkers hebben
;rrespondeerd. In 1024 zou reeds een priester te
tomir, Firdokowitsj, zich bij den Paus er over hebben
laagd, dat de Poolsche katholieke geestelijkheid steun
[ïoor de Poolsche spionnage verlangde. Firdokowitsj ver
docht den Paus stappen to doen bij de Poolsche regee-
ring om te verhinderen, dat de geestelijkheid voor po-
eke doeleinden zou worden gebruikt.
NOG EEN LAATSTE POGING TOT REDDING.
Wederom (loor Ohamberlaln afgewezen.
Naar aanleiding van de tor dood veroordeeling van de
drie aanvallers op den vermoorden», bokser Lewls to
Cardiff en de afwijzing van Chamberlain op het verzoek
om gratie voor de twee veroordeelden, Drescol en Row
lands, do derde was krankzinnig geworden, merkt do
'„Daily Herald" op, dat dus de handteekeningen van on-
goveer 410.000 menschen onder de verzoekschriften voor
\m begenadiging niets hebben uitgewerkt. De moeder
vin Driscol riep uit: „O, mijn God, dat dit het einde
m mijn zoon moet zijn! Hij is onschuldig en zal als
im mertelaar sterven!" De vrouw van Rowlands zakte
bij het hooren van de beslissing schreiend en snikkend
Ineen.
Harold Lloyd, de advocaat van Rowlands, zegt in een
J Interview, dat hij volkomen overtuigd is, dat men met
een ernstige gerechtelijke dwaling te doen heeft en dat
i de twee mannen volmaakt onschuldig aan het misdrijf
zijn.
Van de 410.000 handteekeningen ten gunste van de ver
oordeelden zijn er Dinsdagochtend 250.000 op het depar
tement van binnenlandsche zaken ingediend. De meeste
waren uit Birmlngham. Llverpool had 11.000 handtee
keningen bijgedragen.
Naar verluidt, behelst de geteekende verklaring van
drie medici, waarop zoovele verwachtingen waren ge
bouwd, dat de vermoorde Lewls, toen hij na de vechtpar
tij ln het ziekenhuis opgenomen werd, niet don polsslag
had van iemand die zwaar bloedverlies had gehad, en
door H. F.
„Mevrouw de directrice, ik miaak u mijn kompli-
ment, Zoo keurig olls bij u alles in orde gehouden
ivomt dat is bewonderenswaardig! En dat met
die massa zieke kinderen 1 Het is een lust om te
zien,"
v „Och, professor, dat heeft niets te beteekenen."
„Ja ja, ik weet we'1 beter. Kinderen geven twee
maal meer werk dan volwassenen. Eti wat ziet uw
tuin er kostelijk uit! Al de paden zoo netjes geharkt
en do grasperken zoo goed onderhouden. Het is voor
beeldig
„Ja. En dat is nu het werk van het luiste wezen,
dat ooit onder de zon \zijn mond opendeed, om te
geeuwen en om te eten als er wat te eten viel."
„Wat? Uw tuinman die vlijtige kerel?"
„Ja. Die was indertijd de grootste dagdief, dien
men zich maar denken kon."
„Dien man daarginds bedoelt u?"
„Zeker. Mijn lijk was een luiaard zonder wederga."
„UwHoe zegt u?"
„Schrikt u daarvan? Och koml U hebt toch
goed gehoord: mijh lijk!"
„Uw lijlc?"
„Ja. En nu is er in het heele gesticht niemand,
die vlijtiger is en met grooter lust zijn werk dost.
Vindt u niet dat hij er nu uitziet als een toonbeeld
van gezondheid?"
„Zeker!"
„En toch heb ik hem &ls een lijk voor het eerst
/Ieeren kennen."
„Was hij dan schijndood?"
I „Ik zal het u .vertellen, als u nog een oogenblikje
jjd hebtDat is nu haast tien Jaar geleden, in een
tijd toen er aan dit gesticht nog niet gedacht werd
en ik mij nog op eigen gelegenheid met ziekenver
pleging bezighield. Van eeno vereeniging voor stille
armen kreeg ik soms opdracht om huisbezoek te
doen; want de echte, stille armoede verbergt zich
dikwijls zóó schuw, dat men ze als met een lanta
rentje zoeken moet. Meestal hoort men er eerst van
^hmor hot te laat is. Daartegen wilden wij iets
Zoo was ik ook bij eene zekere vrouw Pietsch ge-
komien, die in een achterhuis aan de Steinmetz-
straat in eene kelderwoning huisde, waar maar
telden een lichtstraaltje doordrong. Zij leed'e daar
met twee kinderen. De man werkte buiten de deur
jn zond haar wat hij verdiende en dat was bit
ter weinig.
Zij hadden nauwelijks het allernoodigste, on de
w!'WwSchold vo'°ridurendi op den man, dien zij al-
enei ■lefelijke 'bijnamen gaf, zooals enkel een ge
arde wederhelft weet te bedenken,
v ';,a^ tien man kreeg ik inderdaad geen gunstigem
«druk, Hij was hoofdzakelijk! weggegaan om1 van
sa® wette Bwtaloönee, «tja fcttut stertt vergroot
was.
Zooveel nieuwe gronden sijn naar voren gebracht,
dat een groote bezorgdheid zich van ons heeft meester
gemaakt, sedert wij onze beslissing namen," zeggen de
onderteekenaars in hun verzoekschrift, dat zij uit recht
vaardigheid en plichtsgevoel Indienden, zonder dat hun
hulp ten behoeve van de veroordeelden ls Ingeroepen.
O'Connor noemde dit verzoekschrift zeer belangrijk, om
dat het hof een verzoek om in hooger beroep te gaan
heeft geweigerd, daar het zich niet wilde mengen in de
uitspraak van de jury.
Sir Austen Chamberlain weigerde echter de twee ju
ryleden te ontvangen, omdat de vaste regel is verzoe
ken om gratie van leden der betrokken jury op precies
dezelfde wijze te beschouwen als die van leder ander.
O'Connor heeft den minister het verzoekschrift overhan
digd, waarbij te verstaan werd gegeven, dat deze niet
op zijn weigering zal terugkomen. Men durft niet meer
op een gunstige beslissing hopen.
De voorzorgsmaatregelen te Cardiff zijn nog verder
uitgebreid, omdat men niet alleen demonstraties vreest
van degenen, die oprecht meenen, dat er een onherstel
baar onrecht zal geschieden, doch ook verwacht, dat de
„race gangs" in actie zullen komen, de benden, die op
de renbanen en In de achterbuurten van de groote ste
den een duister bestaan vinden. Zij zijn traditioneel ge
wapend met scheermessen en zware stokken. Alle per
sonen, die in het proces als getuigen zijn opgetreden,
zijn gewaarschuwd, zich gedurende een paar dagen niet
op straat te vertoonen. De beul wordt, door de politie
bewaakt en heden zijn barricades opgericht rondom de
gevangenis, waar de executies zullen plaats hebben, ten
einde het publiek op een afstand te houden. De brand
weer wordt gereed gehouden om zoo noodig met de
waterslang in te grijpen.
UITBARSTING VAN DEN SJIWELJOETSJ.
Naast de vele andere vulkaanuitbarstingen over de
gansche aarde (zie derde blad) is er weer een nieu
we vulkaan in werking getreden, n.1. de Sjiweljoetsj
aan de Oostkust van Kamschatka, die naar men
dacht, uitgedoofd wa».
DE ECHO IN „NEW-YOK HARBOUR".
Een aantal ingenieurs der „Bell" telephoonmaat-
maaischappij, staken Zondag j.1. van New York uit
den Hudson over en spraken met hun gezicht in den
ijskouden wind op gewonen toon in de telep'hoon.
Vijf seconden later 'hoorden zij het gesprokene bul
deren uit den nieuwen luidspreker, geplaatst op het
dak van het laboratorium der maatschappij, welke
een mijl verderop gelegen ls aan den New Yorkschen
kant der rivier.
De demonstraties met de nieuwe uitvinding, waar
van beweerd wordt, dat de spreker binnen een straal
van een mijl (ruim 1.0 K.M.) door een millioen men
schen kan worden gehoord, wordt naar uit New
York aan de Engelsche bladen gemeld wordt, geleid
door den heer R. W. King, een expert der ,,Bell"
Maatschappij.
De heer King sprak het eerst, bij wijze van gesprek
de vraag stellend: „Hallo, Schwartz, kan je me hoo
ren?" Na een opmerkelijk lange pauze kwam het ge
luid zoo plotseling terug bulderen, dat de heer King
onwillekeurig in lachen uitbarstte, hetgeen een paar
seconden later eveneens over de New Yorksehe ha
ven luid terug klonk.
Daarna maakten de ingenieurs en de aanwezige
journalisten er een spelletje van door met de reuzen
mechanische echo het havenpersoneel toe te spreken,
en de passagiers op de ferry-booten te vermaken. De
demonstratie werd eindelijk besloten met mevr. King
te verzoeken thuis, mijlen ver, in de telephoon te
zingen. Haar woorden waren een mijl van het in
strument verwijderd, nog duidelijk te verstaan.
De membraan van dezen luidspreker is weinig groo
ter dan een horloge en gemaakt van een lichte alu
minium legeering, dunner dan bladgoud, waarom
heen een spoel gewonden is van aluminum draad,
zijne kijvende vrouw af te komen. Eigenlijk schenen
zij beiden niet veel te deugen; maar zij werden ge
holpen ter wille van do kinderen, die nog klein wa
ren en wien het zoo ongeveer aan alles ontbrak.
Reeds tweemaal was ik bij haar geweest, en vrouw
Pietsch had1 mijl steen en heen geklaagd, hoe ellen
dig het met haar ging. De man verdiende weinig en
stuurde heel ongeregeld wat geld. Zij zelf ging als
werkvrouw uit; maar daar het eene kleine meisje
ziek geworden was, had: zij haar baantje er aan moe
ten geven, of was ontslagen geworden.
Ze woonden in een kellder van het achterhuis.
Een ipaar trappen voerden afwaarts in een stikdon
kere gang; en als men' eindelijk in de zoogenaamde
woning was, zag. men alles in een schemerdonker,
want voor de lage vensters had izij een paar oude
schorten gehangen, opdat er van de binnenplaats
geen nieuwsgierige oogen in haar huishoudentje
zouden kunnen ingluren.
Het was aü avond geworden en buiten .regende
het, toen ik in dit mollenhol afdaalde. Ik had reeds
twee dagen vroeger willen komen, maar vrouw
Pietsch schreef mij. in een heel nette hand, dat zij
uit schoonmaken was en eerst Zaterdagavond tegen
zeven uur thuis zou wezen.
Juist had het zeven geslagen, toen ik op den tast
de keldertrap afdaalde, In de donkere gang brandde
geen licht. Vóór de drie gezinnen, die hier huis
den, was dat niet noodig. Ik wist dat het de tweede
deur rechts was, en daarnaar tastte ik langs den
kouden muur. Door de reten van de eerste deur
kwam een flauwe lichtstreep. Eindelijk stond ik
voor de tweede deur en klopte.
Eerst bleef alles stil. Toen kwami er een geritsel,
de deur werd op een kier geopend, en vrouw Pietsch
stak haar hoofd naar bulten. Zoodra zij: mij ln het
oog kreeg, begroette zij mij met een vreeseflijk ge
jammer en gehuil.
„Ach heere Jeetje! Ach heore Jeetje!"
„Maar vrouw Pietsefc, wat scheelt er aan?" vroeg
ik.
Zjiji sloeg hare handen voor haar gezicht eni hield
niet op met snikken.
Op een latafel stond een petroleutmUarnp, over wier
gebarsten kap een stuk bruin papier gehangen was
bij wijze van scherm, zoodat er in de kamer haaAt
niets te onderscheiden viel,
In den donkersten hoek stond het bed;.
„Ach, mijn man, mijn man! Ach Heere, ach Heere!
„Miaar vrouw Pietsch, wat is er dan?"
„'Gisteravond is hiji teruggekomen en
„Nu? Wat dan? Is hij ziek?"
Ik keek eens naar het hed', waarop' iets scheen
te liggen. Daar brak zij' in een krampachtig snikken
los en riep:
„Hij was ziek en vanmiddag. is hij gestorven!"
„Maar vrouw Pietsch
„Ja daar ligt hij nu. En g.een duit geld in huis!
O, ik weet geen raad! Ik weet niet wat ik beginnen
moet!"
Ik was onwillekeurig een paar stappen terugge-
nog dunner dan garen, met vernis geïsoleerd. De
menschelijke stem doet dit trillen als een zijdeling-
sche zuiger, terwijl de speciale holle vorm der lucht
kamer tusschen membraan en den mond van den
hoorn grooter capaciteit geeft bij een maximum van
duidelijkheid.
WAAROM ZULLEN OUDE VRIJSTERS VRIJUIT
GAAN.
Omtrent de geruchten over het instellen van een
vrijgezellenbelasting in Engeland (zie tweede blad)
kan nog worden meegedeeld, dat deze heel wat ver
ontwaardiging heeft teweeggebracht, welke op de
volgende wijze door iemand in de Daily Expres wordt
geuit.
Men zegt 'dat er 2.650.746 vrijgezellen in Engeland
zijn. Dat lijkt een groot aantal, erkent hij, maar 'hoe-
velen van hen hebben geen moeite gedaan om goede
echtgenooten te worden? Lord Sastlerosse, Sir Robert
Home en de bisschop van Londen zijn bekende on
getrouwde heeren het zijn drie knappe en aan
trekkelijke mannen en wie zal zeggen of zij geen
poging hebben gewaagd om een huwelijk aan te gaan
en een blauwtje hebben geloopen, waarna zij het
kruis van een liefde die niet vergaat, op zich hebben
genomen?
Moet men den kanselier der schatkist vergunning
geven om liefde en trouw te belasten? Is het denk
baar dat de gevoelens welke romantische figuren
hebben geschapen Tristan en Isolde, Aucassin en
Nicolette, Remeo en Julia geëxploiteerd zouden
worden door een harteloozen fiscus?
Voor de vrijgezel belast kan worden, zal de Schat
kist een commissie van onderzoek moeten instellen
om na te gaan, hoevelen van de 2.650.740 vrijgezellen
vrijgesteld dienen te worden, omdat zij een aanzoek
hebben gedaan, -maar zijn afgewezen. Het zal noodig
voor hen zijn, om elk jaar een formulier in te vul
len, waarin zij verklaren hoevele malen zij een meisje
gevraagd hebben, den datum van hun laatste poging
noemen en 'de redenen voor 'het blauwtje, indien deze
er zijn.
„Duizenden vrijgezellen, evenals ik", vervolgt de in
zender, „hebben het telkens en telkens opnieuw ge
probeerd. Ik heb tienmaal een huwelijksaanzoek ge
daan en maar negen vrouwen hebben mij als ern-
tig beschouwd. De tiende ls weggeloopen met een
Russisch en kolonel. Moet ik daarvoor belast worden?
Indien de echte vrijgezel de man die nooit een
poging gedaan 'heeft om een beter leven te begin
nen belast moet worden, dan moet dit ook met de
oude vrijster gebeuren. Er zijn nog nooit zoovele vrou
wen geweest die ervoor bedanken de verantwoorde
lijkheid van het huwelijk te aanvaarden. Het „meisje-
vrijgezellin" is een schepping van dezen tijd. In alle
andere perioden van de geschiedenis is de oudo-vrij-
sterstaat een beschaming geweest; tegenwoordig be
roemen vrouwen er zich op. Maar in naam der ge
rechtigheid handen thuis van den armen vrijgezel
die zonder succes moeite gedaan heeft!"
Wie weet, of deze inzender, indien hij maar met
zijn naam en adres zijn verzuchting onderteekend
had, in dit schrikkeljaar geen kans zou gehad hebben
•het geluk deelachtig te worden, waarnaar hij zoozeer
blijkt te haken!
HOE HET WORDT OPGEVOED.
Kinderen van een lagere school bij Nizjni-Now-
gorod hebben een Inzameling gehouden onder de
leerlingen en 15 roebel opgestuurd naar Moskou als
hun bijdrage in de landsverdediging, voor het fonds
tot 'het bouwen van vliegmachines. Zij schreven
daarbij een brief, waarin ze mededeelden, te hebben
gehoord, dat Engeland ten koste' van alles Sowjet-
Rusland tot een oorlog wil uitlokken, en dat ieder
van groot tot klein aan de verdediging van het land
treden. Maar nu zeide zij':
„Ga u maar gerust naar hem toe. Daar ligt bij;."
Zij sloeg bet dek een weinig, op, en ik zag, een
geel gezicht en een ruigen baard'. Toen liet «zij gauw
het dek weer vallen en trok mij weg.
„Neen neen, mevrouwtje, kijk eir maar niet naar!
Je wordt er akelig, van,!"
Ik had den do ode nog wel eens wat meer van nabij
willen zien; imaar zij trok mij naar buiten totaan de
keldertrap, en daar bleef zij' staan jammeren:
„Oc'h lieve zielen! Nu is 't maar 't best dat ik
me opihang!"
„Neen, vrouw Pietsch heb maar geen zorg. Wij
zullen je helpen. Wat ik doen kan, dat zal gebeuren.
Je hebt nu natuurlijk dadelijk wat geld noodig."
„Ach Heere. ja! Zoo'n begrafenis, d'at kost een
hoop!"
,Hier. Neem dit dan maar vast."
En ik schudde eenvoudig mijne portemonnaie uit
waarin ook een goudstuk was.
„Voorioopig heb je daar wel genoog aan. Morgen
krijg, je meer."
„Ach. meneertje onze Lieve Heer zal 't u loo-
nen! Als wij u niet hadden ach. heere Jeetje!"
En ziji kuste mijl de band.
„Ik kom morgen terug."
„Ach ja, mevrouwtje dóe dat; doe dat!"
Haastig ging ik weg. Het lijk, d'at ik daareven
gezien had maakte mij toch wel wat griezelig mis
schien omdat het mij zoo onverwachts op het lijf
viel, en ik d:en man in levende lijve nooit bad gezien.
Het was kinderachtig van mijl maar ik was toen
nog zooveel jonger.
Nauwelijks was ik een eind' de straat op, of daag
schoot mij; te binnen, dat ik mijn paraplu had laten
staan, een nieuwe zijden, die ik pas veertien dagen
geleden gekocht had'. Eerst moest ik nog eene 'bood
schap doen. Daarop keerde lk terug. Het was mit een
onaangename gedachte, de paraplu in diien kelder,
waar dat lijk lag, nog langer te laten. Ik zou echter
wel oen jongen kunnen vinden, dien ik even naar
I binnen kon sturen, dacht ik, om het gejammer van
I vrouw Pietsch niet opnieuw te moeten aanhooren.
Maar toen ik bit bet huis kwam, zag. ik geen
mensch. Daarbij' begon het weer te regenen mijn
paraplu moest ik dus hebben. Ik moest er dan maar
I zelf a&n gelooven en ging weer do keldertrap af.
I Juist toen ik zoetjes wilde aankloppen, werd dó
deur driftig opengerukt en vrouw Pietsch stond
i vóór mij, met een hengselmand aan den arm en een
1 omslagdoek om de schouders. Mijne blikken vlogen
het eerst naar het bed' naar het lijk. Maar het
bed was ledig, bet dek opgeslagen, en er zat iemand
in de kamer, aan de tafel.
I Ik gaf een schreeuw en vrouw Pietsch gaf óók
een schreeuw. Dó man aan de tafel, die een flesch
bier vóór zich bad', keek nijdig omHet gele ge
zicht, met den ruigen zwarten baard!.... Het lijk
eat daar aan de tafel achter een flesch' bier, en
rookte een affechuwelijikJ riekende' sigaar....
ZM stamde* «ril! «#m IumJs pwm ik sprak*
moest meedoen. Ze roepan de leerlingen van andere
scholen op. om evenals zij de stuivers voor snoep
goed ter zijde te leggen voor het groote doel.
Dit ls slechts een voorbeeld uit vele, dat doet zien
hoe het jonge geslacht wordt opgevoed in de ver
kering van den tegenwoordigen toestand en hoe men
tracht daaruit menschen te kweeken, zooals de
sowjet-staat ze noodig heeft. Het is het door Lenin
reeds gestelde probleem van de cultuur. Lenin zag
zeer goed in, dat de opbouw van de nieuwe maat
schappij slechts mogelijk was met ander materiaal
dan de „halve Aziaten", zooals bij zijn landgenooten
noemde. Hij was echter van meening, dat. de arbei
ders eerst de macht tot zich moesten trekken en
daarna ongestoord konden werken aan den opbouw
der nieuwe cultuur. Dit cultuurprobleem wordt thans
naar voren gebracht door de regeering, en bij de
Lenin-herdenking op diens sterfdag heeft men v,ele
opstellen van hem over dit onderwerp aangehaald.
Inderdaad heeft men dan ook een sterken vooruit
gang bereikt onder 'het nieuwe geslacht wat betreft
de verstandelijke opvoeding; het groote percentage
analfabeten is onder de jongeren belangrijk vermin
derd. Maar wat den zedelijken vooruitgang betreft,
zijn de verschijnselen toch mindér gunstig. Onder cTe
jeugd heerscht een stemming, die men in Rusland
met het woord „hooliganstwo" karakteriseert, een
misdadige bandeloosheid. Reeds vele malen zijn zulke
groepen jongens, die tot misdaden overgingen, ge
straft. Thans vermeldt de Prawda weer een geval uit
Makejefka, het grootste hoogovenbedriif vun het
Dongebied, waar een groep jongens ontevreden was
over het feit, dat vrouwen in hun afdeeling waren
aangesteld. Toen het hun. niet gelukte de vrouwen
met schelden en slaan te bewegen bet werk op te
geven, hebben zij zich aan eenigen vergrepen. Dc
vakvereeniging was machteloos tegen de jongens, die
geen gezag erkennen en beweren, dat de arbeiders
heer en meester zijn. De justitie zal nu moeten trach
ten de weerbarstigen aan het verstand te brengen,
dat vrijheid nog geen vrijbrief geeft voor misdaden.
VERKEERD AFGELOOPEN.
Op den Nieuwen Binnenweg stond gisteren een
man liedjes te zingen, hetgeen bij politieverorde
ning verboden is. Een agent kwam op hem af om
te zeggen dat het uit moest zijn, doch dit bleek niet
naar don zin van den man die den. zanger bege
leidde, vermoedelijk met de bedoeling de gaven van
het publiek in ontvangst, te nemen. Hij begon den
agent uit te schelden, betgeen deze echter niet zon
der meer toeliet.
De mia.n der wet liet den zanger gaan en arresteer
de den begeleider, die zich hiertegen verzette, o.a.
door den agent in zijn duim to bijten. Deswege is
proces-verbaal tegen hem opgemaakt.
KETELONTPLOFFING TE ANTWERPEN.
Aan boord van een sleepboot.
Aan boord van de sleepboot Bunkering I te Ant
werpen heeft zich een geweldige ketelontploffing
voorgedaan. De kapitein en een der stokers zijn ge
dood, een clerde lid der bemanning is stervend. De
boot kon slechts met de grootste moeite vlot gehou
den worden.
OP EEN RIJDENDEN TREIN GESPRONGEN.
Ongeval op het Maaastatlon te Rotterdam.
De 72-jarige J. Muurling uit Gouda wilde op het Maas-
station te Rotterdam op een rijdenden trein springen.
Hij had het ongeluk te struikelen en viel op de rails,
waardoor hij een goederenwagen over beide beenen
kreeg. In deerniswekkenden toestand werd de ongeluk
kige opgenomen en naar het ziekenhuis aan den Cool-
slngel vervoerd. Zjjn toestand is ernstig.
EEN LOODSBOOT OMGESLAGEN.
Bij het beloodsen van een schip is een jol van het
Nederlandsch Loodswezen te Vlissingen omgeslagen. De
3 mannen, die zich in den Jol bevonden, konden geluk
kig spoedig worden gered.
ZUN KINDEREN ONVERZORGD ACHTER
GELATEN.
De arbeider W. A. C. L. te Leiden ls sinds eenige da
gen verdwenen en heeft drie zijner kinderen van 8, 11
en 10 Jaar in hulpbehoevenden toestand achtergelaten.
De man, die weduwnaar is had een briefje achterge
laten, gericht aan zijn gehuwden zoon, waarin hij me
dedeelde, dat deze maar verder voor de kinderen moet
zorgen.
De politie tracht hem op te sporen.
loos, en vrouw Pietsch totaal beteuterd. Eindelijk
deed het lijk den mond open en snauwde barscb:
„Nou, wat is 't "Wat mot u? Wat komt u
hier doen?"
Voorloopig liet lk mij even op een stoel vallen,
Want ik 'had een gevoel: ala je nu begint op te spe
len, zooals je eigenlijk behoorde te doen, dan ver
moorden ze je eenvoudig.
Maar daar had' vrouw Pietsch haar mandje al
neergezet, en snikte en jammerde, of ik haar toch
niet ongelukkig maken wou. Haar man was werke
lijk ziek geweest. Hij was zonder werk, en gisteren
naar Bei lijn gekomen, zonder een penning. De
kinderen gingen naar de volkskeuken, om niet te
verhongeren. Maar zelf hadden zij' niets; geen stuk
meer om naar d'en lommerd te brengen, geen moge
lijkheid om wat. te verdienen. En zij moesten toch
eten! En over drie dagen was 't de eerste: dan zette
de buisbaas hen op straat, als zij niet betaalden!
En omdat zij wisten d'at wij nooit klinkende munt
gaven, bad baar man gezegd dat zij' hem maar
voor dood moest uitgeven. Dan kregen
zij misschien een paar groschen zooals het nu
ook uitgekomen was.
Ik wist niet wat ik zeggen moest. Ik staarde eerst
den man aan, en toen naar bet bed, waar het lijk
gelegen had. 'Eb, eindelijk ging ik been, nadat ik
bijna voor de tweede maal mijn paraplu vergeten
had.
Vrouw Pietsch wilde mij; het geld' teruggeven, waar
tot dusver nog maar zestig .penningen ontbraken.
Maar dan, verklaarde zij, schoot haar niets andera
over, dan met de twee kinderen in bet water te
springen. Eb als ik baar aanklaagde, d'an ©ou zij'
het atefllig niet overleven. Zij zou mit ook alles te
rugbetalen. Ala lk haar maar niet ongelukkig ma
ken wou!.-
Ik heb baar dan ook niet ongelukkig gemaakt.
Toen ik thuis was en kalmer geworden, dacht ik
over de zaak eens na.
Den man en de vrouw beiden heb ik werk ver
schaft. Hlunne schuld moesten zij; afbetalen. Maar
daarvan heb ik voor d'e kinderen oen spaarbank
boekje aangelegd.
(Later kreeg ik het kinderhuis, en toen heb ik de
familie Pietsch hierheen gehaald.
Monsieur Pletacb, dien heb ik behoorlijlk moeten
drillen. Ala hij' ln het begin wel oens weerbarstig
was, dan behoefde ik hem maar die merkwaardige
lijkehgeschiedenis te herinneren. D'at hielp dadelijk,
De man was totaal verliederlijkt. Maar d'at heb ik
hem terdege afgewend. Eigenlijk bad' ik geen betere
keus voor mijn kinderhuis kunnen treffen. De man
is hier portier en tuinman en factotum en dat is
juist een kolfje naar zijne band. Hij' is er heelema#!
oppassend van geworden, en nu al sedert tien jaar ia
bet best met hem gegaan. Hij' i» in zijn schik en
ik goed gediend.
Ja, ja. professor - als men d'e menschen maar oT-
d'e rechte plaats weet te zetten! Moa* dit .1» dik
wijls meer geluk dan wijigHeid."