léger Courant Het levende lijk. KORTE BERICHTEN. Vierde Blad. Gemengd Nieuws. Geesleliijken beschuldigd van spionnage. De ter dood veroordeelden te Cardiff. Nog een andere vulkaan in werking. Geweldige geluidsversterking. Een verontwaardigd vrijgezel. Het jonge geslacht in Rusland. Zaterdag 28 Januari 1928. 71ste Jaargang. No. 8194. EEN BISSCHOP VOOR DE RECHTBANK. yen schrijft uit Berlijn aan de N.R.Ct.: Te Moskou is thans voor het opperste gerechtshof I proces begonnen tegen den roomsch-katholleken bis hop Skalskl, bekleed met apostolisch gezag ln het abU de Poolsche grens gelegen district Sjitomlr en jjlor van de Alexander kerk te Klef. De geestelijke J (jrdt beticht van politieke en militaire spionnage, van ]Ut begunstigen van Poolsche spionnen en van het ge- ^il van godsdienstonderwijs aan kinderen; hij zou bo- r dien jongelieden hebben bewogen het Poolsche pries- minarium te bezoeken. Op voorstel van den volkscommissaris van buitenland se zaken besloot het gerechtshof de zaak met geslo- ten deuren te behandelen, daar een te Moskou vertegen- ^srdlgde mogendheid, vermoedelijk Polen, hierom had Tfcocht. In de acte van beschuldiging wordt namelijk Kn medewerker van dit Poolsche gezantschap en voorts het Poolsche consulaat ervan beticht den splonnagear- held van Skalskl te hebben gesteund. Het proces aldus de correspondent van de Lokalan- xelger te Moskou, kan worden beschouwd als een voort- retting van het proces dat in 1923 gevoerd is tegen den Roomschkatholieken bisschop Zoplak en priester Boet- J kewitsj, die beiden werden ter dood veroordeeld, en een I jantal andere geestelijken, die er met zware gevange nisstraffen af kwamen. Men beweert dat bisschop Skalskl sinds 1920 ln de j gowjet-Oekralne onder de katholieke geestelijkheid ma ndwerkers voor zijn spionagedienst had aangeworven; \yj zou in geheimschrift met deze wederwerkers hebben ;rrespondeerd. In 1024 zou reeds een priester te tomir, Firdokowitsj, zich bij den Paus er over hebben laagd, dat de Poolsche katholieke geestelijkheid steun [ïoor de Poolsche spionnage verlangde. Firdokowitsj ver docht den Paus stappen to doen bij de Poolsche regee- ring om te verhinderen, dat de geestelijkheid voor po- eke doeleinden zou worden gebruikt. NOG EEN LAATSTE POGING TOT REDDING. Wederom (loor Ohamberlaln afgewezen. Naar aanleiding van de tor dood veroordeeling van de drie aanvallers op den vermoorden», bokser Lewls to Cardiff en de afwijzing van Chamberlain op het verzoek om gratie voor de twee veroordeelden, Drescol en Row lands, do derde was krankzinnig geworden, merkt do '„Daily Herald" op, dat dus de handteekeningen van on- goveer 410.000 menschen onder de verzoekschriften voor \m begenadiging niets hebben uitgewerkt. De moeder vin Driscol riep uit: „O, mijn God, dat dit het einde m mijn zoon moet zijn! Hij is onschuldig en zal als im mertelaar sterven!" De vrouw van Rowlands zakte bij het hooren van de beslissing schreiend en snikkend Ineen. Harold Lloyd, de advocaat van Rowlands, zegt in een J Interview, dat hij volkomen overtuigd is, dat men met een ernstige gerechtelijke dwaling te doen heeft en dat i de twee mannen volmaakt onschuldig aan het misdrijf zijn. Van de 410.000 handteekeningen ten gunste van de ver oordeelden zijn er Dinsdagochtend 250.000 op het depar tement van binnenlandsche zaken ingediend. De meeste waren uit Birmlngham. Llverpool had 11.000 handtee keningen bijgedragen. Naar verluidt, behelst de geteekende verklaring van drie medici, waarop zoovele verwachtingen waren ge bouwd, dat de vermoorde Lewls, toen hij na de vechtpar tij ln het ziekenhuis opgenomen werd, niet don polsslag had van iemand die zwaar bloedverlies had gehad, en door H. F. „Mevrouw de directrice, ik miaak u mijn kompli- ment, Zoo keurig olls bij u alles in orde gehouden ivomt dat is bewonderenswaardig! En dat met die massa zieke kinderen 1 Het is een lust om te zien," v „Och, professor, dat heeft niets te beteekenen." „Ja ja, ik weet we'1 beter. Kinderen geven twee maal meer werk dan volwassenen. Eti wat ziet uw tuin er kostelijk uit! Al de paden zoo netjes geharkt en do grasperken zoo goed onderhouden. Het is voor beeldig „Ja. En dat is nu het werk van het luiste wezen, dat ooit onder de zon \zijn mond opendeed, om te geeuwen en om te eten als er wat te eten viel." „Wat? Uw tuinman die vlijtige kerel?" „Ja. Die was indertijd de grootste dagdief, dien men zich maar denken kon." „Dien man daarginds bedoelt u?" „Zeker. Mijn lijk was een luiaard zonder wederga." „UwHoe zegt u?" „Schrikt u daarvan? Och koml U hebt toch goed gehoord: mijh lijk!" „Uw lijlc?" „Ja. En nu is er in het heele gesticht niemand, die vlijtiger is en met grooter lust zijn werk dost. Vindt u niet dat hij er nu uitziet als een toonbeeld van gezondheid?" „Zeker!" „En toch heb ik hem &ls een lijk voor het eerst /Ieeren kennen." „Was hij dan schijndood?" I „Ik zal het u .vertellen, als u nog een oogenblikje jjd hebtDat is nu haast tien Jaar geleden, in een tijd toen er aan dit gesticht nog niet gedacht werd en ik mij nog op eigen gelegenheid met ziekenver pleging bezighield. Van eeno vereeniging voor stille armen kreeg ik soms opdracht om huisbezoek te doen; want de echte, stille armoede verbergt zich dikwijls zóó schuw, dat men ze als met een lanta rentje zoeken moet. Meestal hoort men er eerst van ^hmor hot te laat is. Daartegen wilden wij iets Zoo was ik ook bij eene zekere vrouw Pietsch ge- komien, die in een achterhuis aan de Steinmetz- straat in eene kelderwoning huisde, waar maar telden een lichtstraaltje doordrong. Zij leed'e daar met twee kinderen. De man werkte buiten de deur jn zond haar wat hij verdiende en dat was bit ter weinig. Zij hadden nauwelijks het allernoodigste, on de w!'WwSchold vo'°ridurendi op den man, dien zij al- enei ■lefelijke 'bijnamen gaf, zooals enkel een ge arde wederhelft weet te bedenken, v ';,a^ tien man kreeg ik inderdaad geen gunstigem «druk, Hij was hoofdzakelijk! weggegaan om1 van sa® wette Bwtaloönee, «tja fcttut stertt vergroot was. Zooveel nieuwe gronden sijn naar voren gebracht, dat een groote bezorgdheid zich van ons heeft meester gemaakt, sedert wij onze beslissing namen," zeggen de onderteekenaars in hun verzoekschrift, dat zij uit recht vaardigheid en plichtsgevoel Indienden, zonder dat hun hulp ten behoeve van de veroordeelden ls Ingeroepen. O'Connor noemde dit verzoekschrift zeer belangrijk, om dat het hof een verzoek om in hooger beroep te gaan heeft geweigerd, daar het zich niet wilde mengen in de uitspraak van de jury. Sir Austen Chamberlain weigerde echter de twee ju ryleden te ontvangen, omdat de vaste regel is verzoe ken om gratie van leden der betrokken jury op precies dezelfde wijze te beschouwen als die van leder ander. O'Connor heeft den minister het verzoekschrift overhan digd, waarbij te verstaan werd gegeven, dat deze niet op zijn weigering zal terugkomen. Men durft niet meer op een gunstige beslissing hopen. De voorzorgsmaatregelen te Cardiff zijn nog verder uitgebreid, omdat men niet alleen demonstraties vreest van degenen, die oprecht meenen, dat er een onherstel baar onrecht zal geschieden, doch ook verwacht, dat de „race gangs" in actie zullen komen, de benden, die op de renbanen en In de achterbuurten van de groote ste den een duister bestaan vinden. Zij zijn traditioneel ge wapend met scheermessen en zware stokken. Alle per sonen, die in het proces als getuigen zijn opgetreden, zijn gewaarschuwd, zich gedurende een paar dagen niet op straat te vertoonen. De beul wordt, door de politie bewaakt en heden zijn barricades opgericht rondom de gevangenis, waar de executies zullen plaats hebben, ten einde het publiek op een afstand te houden. De brand weer wordt gereed gehouden om zoo noodig met de waterslang in te grijpen. UITBARSTING VAN DEN SJIWELJOETSJ. Naast de vele andere vulkaanuitbarstingen over de gansche aarde (zie derde blad) is er weer een nieu we vulkaan in werking getreden, n.1. de Sjiweljoetsj aan de Oostkust van Kamschatka, die naar men dacht, uitgedoofd wa». DE ECHO IN „NEW-YOK HARBOUR". Een aantal ingenieurs der „Bell" telephoonmaat- maaischappij, staken Zondag j.1. van New York uit den Hudson over en spraken met hun gezicht in den ijskouden wind op gewonen toon in de telep'hoon. Vijf seconden later 'hoorden zij het gesprokene bul deren uit den nieuwen luidspreker, geplaatst op het dak van het laboratorium der maatschappij, welke een mijl verderop gelegen ls aan den New Yorkschen kant der rivier. De demonstraties met de nieuwe uitvinding, waar van beweerd wordt, dat de spreker binnen een straal van een mijl (ruim 1.0 K.M.) door een millioen men schen kan worden gehoord, wordt naar uit New York aan de Engelsche bladen gemeld wordt, geleid door den heer R. W. King, een expert der ,,Bell" Maatschappij. De heer King sprak het eerst, bij wijze van gesprek de vraag stellend: „Hallo, Schwartz, kan je me hoo ren?" Na een opmerkelijk lange pauze kwam het ge luid zoo plotseling terug bulderen, dat de heer King onwillekeurig in lachen uitbarstte, hetgeen een paar seconden later eveneens over de New Yorksehe ha ven luid terug klonk. Daarna maakten de ingenieurs en de aanwezige journalisten er een spelletje van door met de reuzen mechanische echo het havenpersoneel toe te spreken, en de passagiers op de ferry-booten te vermaken. De demonstratie werd eindelijk besloten met mevr. King te verzoeken thuis, mijlen ver, in de telephoon te zingen. Haar woorden waren een mijl van het in strument verwijderd, nog duidelijk te verstaan. De membraan van dezen luidspreker is weinig groo ter dan een horloge en gemaakt van een lichte alu minium legeering, dunner dan bladgoud, waarom heen een spoel gewonden is van aluminum draad, zijne kijvende vrouw af te komen. Eigenlijk schenen zij beiden niet veel te deugen; maar zij werden ge holpen ter wille van do kinderen, die nog klein wa ren en wien het zoo ongeveer aan alles ontbrak. Reeds tweemaal was ik bij haar geweest, en vrouw Pietsch had1 mijl steen en heen geklaagd, hoe ellen dig het met haar ging. De man verdiende weinig en stuurde heel ongeregeld wat geld. Zij zelf ging als werkvrouw uit; maar daar het eene kleine meisje ziek geworden was, had: zij haar baantje er aan moe ten geven, of was ontslagen geworden. Ze woonden in een kellder van het achterhuis. Een ipaar trappen voerden afwaarts in een stikdon kere gang; en als men' eindelijk in de zoogenaamde woning was, zag. men alles in een schemerdonker, want voor de lage vensters had izij een paar oude schorten gehangen, opdat er van de binnenplaats geen nieuwsgierige oogen in haar huishoudentje zouden kunnen ingluren. Het was aü avond geworden en buiten .regende het, toen ik in dit mollenhol afdaalde. Ik had reeds twee dagen vroeger willen komen, maar vrouw Pietsch schreef mij. in een heel nette hand, dat zij uit schoonmaken was en eerst Zaterdagavond tegen zeven uur thuis zou wezen. Juist had het zeven geslagen, toen ik op den tast de keldertrap afdaalde, In de donkere gang brandde geen licht. Vóór de drie gezinnen, die hier huis den, was dat niet noodig. Ik wist dat het de tweede deur rechts was, en daarnaar tastte ik langs den kouden muur. Door de reten van de eerste deur kwam een flauwe lichtstreep. Eindelijk stond ik voor de tweede deur en klopte. Eerst bleef alles stil. Toen kwami er een geritsel, de deur werd op een kier geopend, en vrouw Pietsch stak haar hoofd naar bulten. Zoodra zij: mij ln het oog kreeg, begroette zij mij met een vreeseflijk ge jammer en gehuil. „Ach heere Jeetje! Ach heore Jeetje!" „Maar vrouw Pietsefc, wat scheelt er aan?" vroeg ik. Zjiji sloeg hare handen voor haar gezicht eni hield niet op met snikken. Op een latafel stond een petroleutmUarnp, over wier gebarsten kap een stuk bruin papier gehangen was bij wijze van scherm, zoodat er in de kamer haaAt niets te onderscheiden viel, In den donkersten hoek stond het bed;. „Ach, mijn man, mijn man! Ach Heere, ach Heere! „Miaar vrouw Pietsch, wat is er dan?" „'Gisteravond is hiji teruggekomen en „Nu? Wat dan? Is hij ziek?" Ik keek eens naar het hed', waarop' iets scheen te liggen. Daar brak zij' in een krampachtig snikken los en riep: „Hij was ziek en vanmiddag. is hij gestorven!" „Maar vrouw Pietsch „Ja daar ligt hij nu. En g.een duit geld in huis! O, ik weet geen raad! Ik weet niet wat ik beginnen moet!" Ik was onwillekeurig een paar stappen terugge- nog dunner dan garen, met vernis geïsoleerd. De menschelijke stem doet dit trillen als een zijdeling- sche zuiger, terwijl de speciale holle vorm der lucht kamer tusschen membraan en den mond van den hoorn grooter capaciteit geeft bij een maximum van duidelijkheid. WAAROM ZULLEN OUDE VRIJSTERS VRIJUIT GAAN. Omtrent de geruchten over het instellen van een vrijgezellenbelasting in Engeland (zie tweede blad) kan nog worden meegedeeld, dat deze heel wat ver ontwaardiging heeft teweeggebracht, welke op de volgende wijze door iemand in de Daily Expres wordt geuit. Men zegt 'dat er 2.650.746 vrijgezellen in Engeland zijn. Dat lijkt een groot aantal, erkent hij, maar 'hoe- velen van hen hebben geen moeite gedaan om goede echtgenooten te worden? Lord Sastlerosse, Sir Robert Home en de bisschop van Londen zijn bekende on getrouwde heeren het zijn drie knappe en aan trekkelijke mannen en wie zal zeggen of zij geen poging hebben gewaagd om een huwelijk aan te gaan en een blauwtje hebben geloopen, waarna zij het kruis van een liefde die niet vergaat, op zich hebben genomen? Moet men den kanselier der schatkist vergunning geven om liefde en trouw te belasten? Is het denk baar dat de gevoelens welke romantische figuren hebben geschapen Tristan en Isolde, Aucassin en Nicolette, Remeo en Julia geëxploiteerd zouden worden door een harteloozen fiscus? Voor de vrijgezel belast kan worden, zal de Schat kist een commissie van onderzoek moeten instellen om na te gaan, hoevelen van de 2.650.740 vrijgezellen vrijgesteld dienen te worden, omdat zij een aanzoek hebben gedaan, -maar zijn afgewezen. Het zal noodig voor hen zijn, om elk jaar een formulier in te vul len, waarin zij verklaren hoevele malen zij een meisje gevraagd hebben, den datum van hun laatste poging noemen en 'de redenen voor 'het blauwtje, indien deze er zijn. „Duizenden vrijgezellen, evenals ik", vervolgt de in zender, „hebben het telkens en telkens opnieuw ge probeerd. Ik heb tienmaal een huwelijksaanzoek ge daan en maar negen vrouwen hebben mij als ern- tig beschouwd. De tiende ls weggeloopen met een Russisch en kolonel. Moet ik daarvoor belast worden? Indien de echte vrijgezel de man die nooit een poging gedaan 'heeft om een beter leven te begin nen belast moet worden, dan moet dit ook met de oude vrijster gebeuren. Er zijn nog nooit zoovele vrou wen geweest die ervoor bedanken de verantwoorde lijkheid van het huwelijk te aanvaarden. Het „meisje- vrijgezellin" is een schepping van dezen tijd. In alle andere perioden van de geschiedenis is de oudo-vrij- sterstaat een beschaming geweest; tegenwoordig be roemen vrouwen er zich op. Maar in naam der ge rechtigheid handen thuis van den armen vrijgezel die zonder succes moeite gedaan heeft!" Wie weet, of deze inzender, indien hij maar met zijn naam en adres zijn verzuchting onderteekend had, in dit schrikkeljaar geen kans zou gehad hebben •het geluk deelachtig te worden, waarnaar hij zoozeer blijkt te haken! HOE HET WORDT OPGEVOED. Kinderen van een lagere school bij Nizjni-Now- gorod hebben een Inzameling gehouden onder de leerlingen en 15 roebel opgestuurd naar Moskou als hun bijdrage in de landsverdediging, voor het fonds tot 'het bouwen van vliegmachines. Zij schreven daarbij een brief, waarin ze mededeelden, te hebben gehoord, dat Engeland ten koste' van alles Sowjet- Rusland tot een oorlog wil uitlokken, en dat ieder van groot tot klein aan de verdediging van het land treden. Maar nu zeide zij': „Ga u maar gerust naar hem toe. Daar ligt bij;." Zij sloeg bet dek een weinig, op, en ik zag, een geel gezicht en een ruigen baard'. Toen liet «zij gauw het dek weer vallen en trok mij weg. „Neen neen, mevrouwtje, kijk eir maar niet naar! Je wordt er akelig, van,!" Ik had den do ode nog wel eens wat meer van nabij willen zien; imaar zij trok mij naar buiten totaan de keldertrap, en daar bleef zij' staan jammeren: „Oc'h lieve zielen! Nu is 't maar 't best dat ik me opihang!" „Neen, vrouw Pietsch heb maar geen zorg. Wij zullen je helpen. Wat ik doen kan, dat zal gebeuren. Je hebt nu natuurlijk dadelijk wat geld noodig." „Ach Heere. ja! Zoo'n begrafenis, d'at kost een hoop!" ,Hier. Neem dit dan maar vast." En ik schudde eenvoudig mijne portemonnaie uit waarin ook een goudstuk was. „Voorioopig heb je daar wel genoog aan. Morgen krijg, je meer." „Ach. meneertje onze Lieve Heer zal 't u loo- nen! Als wij u niet hadden ach. heere Jeetje!" En ziji kuste mijl de band. „Ik kom morgen terug." „Ach ja, mevrouwtje dóe dat; doe dat!" Haastig ging ik weg. Het lijk, d'at ik daareven gezien had maakte mij toch wel wat griezelig mis schien omdat het mij zoo onverwachts op het lijf viel, en ik d:en man in levende lijve nooit bad gezien. Het was kinderachtig van mijl maar ik was toen nog zooveel jonger. Nauwelijks was ik een eind' de straat op, of daag schoot mij; te binnen, dat ik mijn paraplu had laten staan, een nieuwe zijden, die ik pas veertien dagen geleden gekocht had'. Eerst moest ik nog eene 'bood schap doen. Daarop keerde lk terug. Het was mit een onaangename gedachte, de paraplu in diien kelder, waar dat lijk lag, nog langer te laten. Ik zou echter wel oen jongen kunnen vinden, dien ik even naar I binnen kon sturen, dacht ik, om het gejammer van I vrouw Pietsch niet opnieuw te moeten aanhooren. Maar toen ik bit bet huis kwam, zag. ik geen mensch. Daarbij' begon het weer te regenen mijn paraplu moest ik dus hebben. Ik moest er dan maar I zelf a&n gelooven en ging weer do keldertrap af. I Juist toen ik zoetjes wilde aankloppen, werd dó deur driftig opengerukt en vrouw Pietsch stond i vóór mij, met een hengselmand aan den arm en een 1 omslagdoek om de schouders. Mijne blikken vlogen het eerst naar het bed' naar het lijk. Maar het bed was ledig, bet dek opgeslagen, en er zat iemand in de kamer, aan de tafel. I Ik gaf een schreeuw en vrouw Pietsch gaf óók een schreeuw. Dó man aan de tafel, die een flesch bier vóór zich bad', keek nijdig omHet gele ge zicht, met den ruigen zwarten baard!.... Het lijk eat daar aan de tafel achter een flesch' bier, en rookte een affechuwelijikJ riekende' sigaar.... ZM stamde* «ril! «#m IumJs pwm ik sprak* moest meedoen. Ze roepan de leerlingen van andere scholen op. om evenals zij de stuivers voor snoep goed ter zijde te leggen voor het groote doel. Dit ls slechts een voorbeeld uit vele, dat doet zien hoe het jonge geslacht wordt opgevoed in de ver kering van den tegenwoordigen toestand en hoe men tracht daaruit menschen te kweeken, zooals de sowjet-staat ze noodig heeft. Het is het door Lenin reeds gestelde probleem van de cultuur. Lenin zag zeer goed in, dat de opbouw van de nieuwe maat schappij slechts mogelijk was met ander materiaal dan de „halve Aziaten", zooals bij zijn landgenooten noemde. Hij was echter van meening, dat. de arbei ders eerst de macht tot zich moesten trekken en daarna ongestoord konden werken aan den opbouw der nieuwe cultuur. Dit cultuurprobleem wordt thans naar voren gebracht door de regeering, en bij de Lenin-herdenking op diens sterfdag heeft men v,ele opstellen van hem over dit onderwerp aangehaald. Inderdaad heeft men dan ook een sterken vooruit gang bereikt onder 'het nieuwe geslacht wat betreft de verstandelijke opvoeding; het groote percentage analfabeten is onder de jongeren belangrijk vermin derd. Maar wat den zedelijken vooruitgang betreft, zijn de verschijnselen toch mindér gunstig. Onder cTe jeugd heerscht een stemming, die men in Rusland met het woord „hooliganstwo" karakteriseert, een misdadige bandeloosheid. Reeds vele malen zijn zulke groepen jongens, die tot misdaden overgingen, ge straft. Thans vermeldt de Prawda weer een geval uit Makejefka, het grootste hoogovenbedriif vun het Dongebied, waar een groep jongens ontevreden was over het feit, dat vrouwen in hun afdeeling waren aangesteld. Toen het hun. niet gelukte de vrouwen met schelden en slaan te bewegen bet werk op te geven, hebben zij zich aan eenigen vergrepen. Dc vakvereeniging was machteloos tegen de jongens, die geen gezag erkennen en beweren, dat de arbeiders heer en meester zijn. De justitie zal nu moeten trach ten de weerbarstigen aan het verstand te brengen, dat vrijheid nog geen vrijbrief geeft voor misdaden. VERKEERD AFGELOOPEN. Op den Nieuwen Binnenweg stond gisteren een man liedjes te zingen, hetgeen bij politieverorde ning verboden is. Een agent kwam op hem af om te zeggen dat het uit moest zijn, doch dit bleek niet naar don zin van den man die den. zanger bege leidde, vermoedelijk met de bedoeling de gaven van het publiek in ontvangst, te nemen. Hij begon den agent uit te schelden, betgeen deze echter niet zon der meer toeliet. De mia.n der wet liet den zanger gaan en arresteer de den begeleider, die zich hiertegen verzette, o.a. door den agent in zijn duim to bijten. Deswege is proces-verbaal tegen hem opgemaakt. KETELONTPLOFFING TE ANTWERPEN. Aan boord van een sleepboot. Aan boord van de sleepboot Bunkering I te Ant werpen heeft zich een geweldige ketelontploffing voorgedaan. De kapitein en een der stokers zijn ge dood, een clerde lid der bemanning is stervend. De boot kon slechts met de grootste moeite vlot gehou den worden. OP EEN RIJDENDEN TREIN GESPRONGEN. Ongeval op het Maaastatlon te Rotterdam. De 72-jarige J. Muurling uit Gouda wilde op het Maas- station te Rotterdam op een rijdenden trein springen. Hij had het ongeluk te struikelen en viel op de rails, waardoor hij een goederenwagen over beide beenen kreeg. In deerniswekkenden toestand werd de ongeluk kige opgenomen en naar het ziekenhuis aan den Cool- slngel vervoerd. Zjjn toestand is ernstig. EEN LOODSBOOT OMGESLAGEN. Bij het beloodsen van een schip is een jol van het Nederlandsch Loodswezen te Vlissingen omgeslagen. De 3 mannen, die zich in den Jol bevonden, konden geluk kig spoedig worden gered. ZUN KINDEREN ONVERZORGD ACHTER GELATEN. De arbeider W. A. C. L. te Leiden ls sinds eenige da gen verdwenen en heeft drie zijner kinderen van 8, 11 en 10 Jaar in hulpbehoevenden toestand achtergelaten. De man, die weduwnaar is had een briefje achterge laten, gericht aan zijn gehuwden zoon, waarin hij me dedeelde, dat deze maar verder voor de kinderen moet zorgen. De politie tracht hem op te sporen. loos, en vrouw Pietsch totaal beteuterd. Eindelijk deed het lijk den mond open en snauwde barscb: „Nou, wat is 't "Wat mot u? Wat komt u hier doen?" Voorloopig liet lk mij even op een stoel vallen, Want ik 'had een gevoel: ala je nu begint op te spe len, zooals je eigenlijk behoorde te doen, dan ver moorden ze je eenvoudig. Maar daar had' vrouw Pietsch haar mandje al neergezet, en snikte en jammerde, of ik haar toch niet ongelukkig maken wou. Haar man was werke lijk ziek geweest. Hij was zonder werk, en gisteren naar Bei lijn gekomen, zonder een penning. De kinderen gingen naar de volkskeuken, om niet te verhongeren. Maar zelf hadden zij' niets; geen stuk meer om naar d'en lommerd te brengen, geen moge lijkheid om wat. te verdienen. En zij moesten toch eten! En over drie dagen was 't de eerste: dan zette de buisbaas hen op straat, als zij niet betaalden! En omdat zij wisten d'at wij nooit klinkende munt gaven, bad baar man gezegd dat zij' hem maar voor dood moest uitgeven. Dan kregen zij misschien een paar groschen zooals het nu ook uitgekomen was. Ik wist niet wat ik zeggen moest. Ik staarde eerst den man aan, en toen naar bet bed, waar het lijk gelegen had. 'Eb, eindelijk ging ik been, nadat ik bijna voor de tweede maal mijn paraplu vergeten had. Vrouw Pietsch wilde mij; het geld' teruggeven, waar tot dusver nog maar zestig .penningen ontbraken. Maar dan, verklaarde zij, schoot haar niets andera over, dan met de twee kinderen in bet water te springen. Eb als ik baar aanklaagde, d'an ©ou zij' het atefllig niet overleven. Zij zou mit ook alles te rugbetalen. Ala lk haar maar niet ongelukkig ma ken wou!.- Ik heb baar dan ook niet ongelukkig gemaakt. Toen ik thuis was en kalmer geworden, dacht ik over de zaak eens na. Den man en de vrouw beiden heb ik werk ver schaft. Hlunne schuld moesten zij; afbetalen. Maar daarvan heb ik voor d'e kinderen oen spaarbank boekje aangelegd. (Later kreeg ik het kinderhuis, en toen heb ik de familie Pietsch hierheen gehaald. Monsieur Pletacb, dien heb ik behoorlijlk moeten drillen. Ala hij' ln het begin wel oens weerbarstig was, dan behoefde ik hem maar die merkwaardige lijkehgeschiedenis te herinneren. D'at hielp dadelijk, De man was totaal verliederlijkt. Maar d'at heb ik hem terdege afgewend. Eigenlijk bad' ik geen betere keus voor mijn kinderhuis kunnen treffen. De man is hier portier en tuinman en factotum en dat is juist een kolfje naar zijne band. Hij' is er heelema#! oppassend van geworden, en nu al sedert tien jaar ia bet best met hem gegaan. Hij' i» in zijn schik en ik goed gediend. Ja, ja. professor - als men d'e menschen maar oT- d'e rechte plaats weet te zetten! Moa* dit .1» dik wijls meer geluk dan wijigHeid."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 11