Pim krijgt een meisje. VOOR DE KINDEREN. Wat hij dacht. WAT PÏM EN PUK OVERKWAM, En toen had die dwaze Pica, terwijl de tranen hem over zijn gezicht liepen, de kortste liefdesverklaring gedaan, die maar te denken is: „Ik hou van je 1" Had hij gestameld. Erg beschermend en brutaal, en over- heerschend en zoo, klonk het niet en van erg veel overwicht en zelfverzekerdheid (wat Bil! Jones hem immers allemaal had ingegeven) was niet veel te bespeuren. Een huilende adspirant-verloofde is nu niet bepaald een erg heldhaftig gezicht. Maar hoe het ook. zij, Annie Poorters had hem zachtjes mee getroond naar de groote marmeren trap- en daar hadden ze, op de onderste treden, wel een half uur lang samen zitten fluisteren en praten en, hm, en fin, wat ze misschien nóg verder deden, doet er. niet toe. Maar Pim ging weg als de gelukkigste mensch op de wereld, en met Annie's belofte, dat zij allea wel met vader in orde zou maken, en dat het zeker in orde zou komen. Een week later waren ze offi cieel verloofd! Ten slotte kwam Pim toch nog bij Bill Jones om hem te bedanken. Voor zijn raad. Want, tja, al was het anders geloopon, ten slotte was het toch de krankzinnige raad van Bill Jones geweest, die Pim had geholpen, zljin meisje te krijgen. IN HEEL EENVOUDIGE WOORDEN. Er had een ongeluk op het ijs plaats gehad, maar een droevige afloop was voorkomen, door de moe dige daad van een schooljongetje, dio het leven van zijn vriendje Jiad gered. Er werd een collecte gehou den en van de opbrengst daarvan werd een zilveren horloge voor den kleinen held gekocht. Toen de jon gen het horloge werd uitgereikt, zei de hoofdonder wijzer: En nu zou ik graag willen, dat Henkie (zoo heette de held) in zijn eigen eenvoudige woorden de aanwezigen vertelde, wat hij dacht, toen hij zijn le ven waagde, om zijn vriendje te redden: Henkie hield het horloge stevig in zijn vuist ge klemd, toen hij afraffelde: „Ik dacht, daar gaat Keessie, en 'hij (heeft m lj n schaatsen aan, de schlemielI'* Zaterdag 28 Januari 1928. 71ste Jaargang. No. 8194 Oorspronkelijke vertelling van Sirolf. uk verboden. Alle reebten voorbehouden.) 'oen wij, zijn vrienden, hoorden, dat 'Pim verloofd met de beeldschoons, lieftallige kleine Annie ,ers, keken we elkaar stomverbaasd aan, sloegen handen in elkaar en riepen als uit één mend: is dat in vredesnaam mogelijk? Want om de waarheid te zeggen, waren wij alle- 5 iaal min of meer verliefd op Annie - kon het ook iders? hadden wij allemaal haar prachtige, groo 101 i, bruine oogen bewonderd, die zoo schitterend con testeerden met het glanzende blonde haar, hadden rij allemaal haar aanbedenuit de verte. Want er {heen zoo'n geweldige afstand te bestaan tusschen tel iqs en de bekoorlijke Annie, die niet alleen puis- kt mt rijk was, maar ook èen onweerstaanbaar ohar- ae bezat, waartoe iedereen zich, onverschillig wie. e, ingetrokken gevoelde, terwijl ze tegelijkertijd toch p een zeldzaam tactvolle manier een scherpe schei llngslijn tusschen ons en haar wist te trekken, zoo- j at niemand van ons ook maar één oogenblik de ie toute -hoop dorst koesteren, eens de gunst van dit kfi Ijne kind te winnen. En daar had nu warempel die v >jm het bestaan, zich met haar te verloven! Onge- 51 joflijk bijna! 011 Eén van -ons clubje, Bill Jones, was echter niet zoo Pjj jfbaasd. Ten minste, niet meer. Omdat hij het al rjst. En omidat hij er, in zekeren zin, bij betrokken oe)ra8 geweest. Van hem hoorden we dus, hoe.de vork tft Igenlijk in den steel zat. 0 Een paar weken geleden was Pim bij hem, Bill 5 ones, gekomen en had hem, met zijm gewone ver- jgenheid en schuchterheid en met een vuurroodc leur verteld, dat hij ernstig verliefd was op een ïeisje. Maar hij had er niet bij gezegd, wie het was. in toon was hij met het verzoek voor den dag ge- ea komen, of Bill Jones hem niet eens raad kon geven, ■c[ koe hij da.t nu aan moest pakken, wat hij tegen zoo'n ;st meisje moest zeggen, hoe hij moest beginnen en zoo, raat rle meisjes lachten hem altijd uit om zijn bleu- held en om zijn kleur, die hij dadelijk kreeg. Waar op Bill Jónes hem advies had gegeven: „Kerel", had gezegd, „alles komlt er op aan, dat je jé laat gel- dat je toont, dat je een kerel bent, dat je over licht hebt Doe luidruchtig en spreek alsof het de Iwoonste zaak van de wereld is, dat ze met jou 317. Hiellaaa, do wind wordt sterken cn sterker. En de zee wordt er evenmin rustiger op. De boot gaat allerlei bokke- t sprongen maken en helt zoo nu en dan ioivk over z'n kant. Dat vinden onze êiizigers minder plezierig. een avondje uit gaat Laat niet merken, dat je bleu bent, zeg zoo losweg, maar op een toon, die geen te genspraak duldt: „Zoo, zusje, wat zie jij d'r schattig uit, heel aardig hoor! En als je braaf oppast mag je vanavond met oome mee naar de bioscoopl" „Zie je", had Bill Jones gezegd (en hij kon het we-teni, „dan zijn ze gevleid en dan zien ze meteen* dat je je haar meerdere voelt, zoo'n beetje haar beschermer en dan durven ze vast geen nee te zeggen. Ten min ste als ze maar een klein beetje om je geeft. Ik ken de meisjes, Piih!" Opgetogen was Pim heengegaan, vast besloten Bill's raad op te volgen. Hij had zich voortdurend moed ingepraat en overtuigd van. de onfeilbaarheid van Bill's raad, zou hij hoewel het hem in prin cipe tegen de borst stuitte, tegen een meisje zulke vulgaire woorden te gebruiken het zoo aanpak ken, om van die ellendige schuchterheid bevrijd te zijn, al was het dan maar voor dien éénon beslissen- den keer, waarop hij toenadering tot het meisje moest zoeken. Was het contact er eenmaal, dan kon hij de aangenomen, brutaliteit en onverschilligheid immers weer laten varen? Eh zoo was die arme Pim op een avond, toen de ouders van Annie Porters een partijtje gaven, en er in de groote ontvangsalon een schitterend gezel schap van min of meer aristocratische jongelui bij een was, en waarvan de betooverende Annie Porters natuurlijk het middelpunt was, op onhandige wijze tot haar doorgedrongen. Hij had er niet op gelet, dat haar ouders vlak bij haar stonden en toen zij hem met een verrukkelijke glimlach ontving, had hij met een schorre stem (zijn tong was als leer zoo droog en hij was doodsbleek van zenuwachtigheid, hardop gezegd: „Zoo zusje, wat zie jij er schattig uit vanavond, heel aardig hoor! Eh als je braai op past, mag je mórgenavond met oome naar de bioscoop!" Daarna had hij (zooals Bill Jones hem had voorgezegd) veroverend en tegelijk beschermend ge lachen. Maar hij wiet natuurlijk niet, dat die lach van hem niet anders w&s geweest dan een afschu welijke grijns op zijn bleek gelaat. Hij had zich don ook op dat oogenblik, ondanks zijn groote woorden de ellendigste, gemeenste kerel gevonden, dien hij zich denken kon. En hij had zijn oogen neergesla gen en daardoor niet kunnen zien, dat Annie's lip pen begonnen te beven en dat ze zoo wit als een doèk werd. Hij had alleen het volgend oogenblik een he vige klets op zijn wang gevoeld en toen hij, met een gevoel alsof hij door den grond zakte, opkeek, had hij in de bliksemende oogen van haar vader geke ken, dio hem toebeet: „Pak je onmiddellijk weg, schoft!" Als een bezetene was bij weggehold, nagestaard door de verbaasde gasten, die niet precies wisten wat er aan de hand was. Het bloed steeg hem heet. naar het hoofd, van peillooze schaamte: en toen hij, na zijn hoed en jas te hebben weggegrist uit de han den van de juffrouw van de garderobe, de groote marmeren trap was afgerdnd, om door de verlaten marmeren gang, met haar diffuus licht, het huis uit te vliegen, had hij, op van de zenuwspanning der laatste dagen, het zachtjes voor zich heen uitgesnikt. Juist zou hij de zware eiken straatdeur openruk ken, toen hij zacht gerucht achter zich gehoord had en een bevende meisjesstem, die riep: „Pim, Pim. wacht erven Een fijn figuurtje, in een rose zijden stijijapon netje, kwam haastig de brede trap, als het ware af gevlogen en voor Pim bad geweten, wat er gebeur de, had Annie hem bij de hand gegrepen en gefluis terd, terwijl ze moedig haar tranen bedwong: Pim, hoe kon je zoo iets vreeselijks zeggen, wat scheelt er toch aan? Nee, zeg het maar eerlijk, ik zag het toch dadelijk aan je o®gen en je geheels gezicht, dat die woorden niet van jou kwamen, Pim! Iemand heeft het gezegd, dat Je zóó moest doen, Ik begrijp er alles van, Pim. Maar vader is vreeselijk boosEnnehet was verschrikkelijk óm jou dat te hooren zegggen, Pim, zoo iets zeg je toch niet te gen een meisje........ maarre.wat was dan toch eigenlijk je bedoelingmaar toe dan, Pim, zeg toch wat!" Je kijkt zoo mistroos*'?. Niets geschoten vandaag? Jawel, twee jachtopzieners! Je bent Iaat. Ja. Een man verloor bij den tritgang van het theater zijn portemonnaie. Dat is geen excuus! - Toch wel. Ik moest er m§n voet toch op houden Dokter: Ik vrees, dat n binnenkort aan slapeloosheid zult lilden. Patiënt (verschrikt) Waair- wn? Dokter: Hier ts mm reke ning I 318. Kijk ze eena benauwde bakkesjea trekken. Ze hebben 't niks naar hun zin. Eh een akelig gevoel dat ze in hum maag krijgen, brrl VooraJl de arme Puk heeft het te kwaad; alle» om haar en ook in haar, begint te draaien. 315. Walrus (brengt niu z'n gasten naar de eetzaal. Daar staat 'n kostelijk ont bijt klaar. Pim, Puk. John en Gladijs grin niken van plezier. Dat zullen ze zich laten smaken, reken maar! 316. Na den maaltijd trekken ze alle vier weer naar 't dek. De boot is al in volle zee-. Wel staat er 'n fiksche wind, maar verder is 't reuze-weertje. Ons vier tal geniet volop én kijkt zich de oogen uit. 313. Kapitein Zeeleeuw wenkt onmfijd- iT dellijk bootsman Walrus. Deze tikt aan z'n pet en zegt: „present, kap'tein". J „Walrus, jiji moet gedurende de reis voor eide 4 konijnenpeuters zorgen, begrepen?" n „Komt in orde, kap'tein", antwoordt ii1 Walrm 314. Ondertusschen heeft de stoomboot den wal reeds verlaten. Het viertal staat aan de verschansing en wuift naar James Coolhead. Deze wuift terug, eru blijft trouw op de kade staan tot de boot uit uit het gezicht ia. 319. Daar heb je 't al. Ze buigt zich over de verschansing en plons, daar gaat haar kostelijke ontbijt. De drie anderen laten niet lang, op zich wachten en volgen Puk's voorbeeld. O, o wat zijn se ziek. 320. Daar komen Walrus en Albatros, de boatsjongem. (Ieder nemen ze twee konijnen onder hun armen en brengen het izeezieke stelletje over de stampende boot naar hun kooien. Onderweg komen de laatste restjes van 't ontbijt te voor schijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 19