Alpino Nitiws-
Alrainiii- Lallmllil.
OP WELKE WUZE MOETEN DE ZUIDERZEE-
GRONDEN WORDEN UITGEGEVEN?
HET KASTEEL
VAN GRANIET
Dinsdag 31 Januari 1926.
71ste Jaargang No. 8195.
Uitgevers: N.V. vJl TRAPMAN &Co., Schagen.
Eerste Blad.
Feuilleton.
Da maast hfodertljka kwaal
Bij Scheren
PUROL
SCHEER
COURANT.
iad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder-
«a Zaterdag. Bij inzending tot 's morgen» 8 uur, worden Adver-
'itn nog zooveel mogelijk in het eeratuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No. 20.
Prijs per 3 maanden f 1.05. Losse nummers 6 cent ADVERTEN-
TlëN van 1 tot 5 regels 11.10, iedere regel meer 30 cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letter» worden naar plaatsruimte berekend
IIT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
het Noordhollandsch Koffiehuis te Schagen foe-
ndelde Maandag 80 Januari Ir. Dr. H. W. C. Bor-
wijk te Groningen in een vergadering van de Ver-
niging van Oudleerlingen der Rijkslandbouwwinter-
hool te Schagen, het onderwerp: „Hoe moeten de
liderzeegronden worden uitgegeven?".
x vergadering was bijzonder druk bezocht.
De Voorzitter, de heer P. Blaauboer G*z.. heette in
.bijzonder den inleider welkom,
tijd is niet ver meer, aldus de Voorzitter, dat
jk om den Wieringermeerpolder gereed zal zijn,
vooral in het binnen- als het buitenland aller be
stelling trekt.
foor de toen aanwezigen zal het een groote teleur-
ling zijn, dat bij de tot standkoming van de af-
ting een herhaling van de overstrooming, zooals
die in 1910 gekend hebben, is uitgesloten,
hans rest ons de groote vraag: „Hoe denkt de re-
iring na de drooogmaklng en verkaveling de
ffingermeergronden uit te geven?" Hoewel de Wie-
jenneer reeds in 1930 droog zal zijn,, staat nog
vast, hoe dit zal geschieden. Het 'bestuur stelt het
rom bijzonder op prijs, prof. Bordewijk bereid te
hen gevonden, daarover een lezing te houden,
pr. heette hierna in het bijzonder nog welkom Ir.
eding, als vertegenwoordiger van de Proefpolder-
imissie, het eerelid de heer C. Nobel, de voorzitter
Hollands Noorderkwartier, de heer P. Stapel, de
d-voorzitter van de Holl. Mij. van Landbouw, de
erD. de Boer, de secretaris van de Holl. Mij. van
mdbouw. de heer Huisman en verklaarde dat het
stuur hun aanwezigheid bijzonder op prijs stelt.
De techniek Is er niet voor werk zelf. maar
moet tenslotte haar kroon, haar rechtvaar
diging vinden ln de economische resul
taten, die van het werk worden gehoopt
en verwacht.
Prof. Bordewij k ving aan met de verklaring, dat
«hem bijzonder genoegen deed om met dit onder-
rerp voor de aanwezigen op te treden.
Naannate de technische problemen tot een oplos-
me geraken, en die uitvoering daarvan voortschrijdt,
aar die mate komen de economische vraagstukken
ar voren, die allereerst betreffen de uitgaven van
gronden. De economische vraagstukken waarom
t tenslotte is te doen, want al mogen en moeten
ij grooten eerbied hebben voor de wonderen van de
chniek. die zich voor het oog ontrold, die techniek
er niet voor zich zelf. maar moet tenslotte haar
'1, haar rechtvaardiging vinden in de economi-
resultaten, die van dat werk worden gehoopt en
rwacht
Het is mij, zoo vervolgde spr., des te meer een ge
legen over dit onderwerp te spreken, omdat 'het
ch ten naaste verband houdt, deel uitmaakt van de
ndbouweconomie, naarmate ik vooral in vroeger
ren telkens in aanraking hen gekomen en die nog
lijd imijn belangstelling blijven gaande houden, om-
it ik ook mijn tegenwoordig ambt, de algemeene
ïonomie voor mijn rekening heb en deze niet is te
denken zonder den landbouw, aangezien de landbouw
de grondslag is van de algemeens economie.
Uitgifte van de drooggemaakte Znider-
zeegronden.
Het vraagstuk van de uitgifte der Zuiderzeegron-
den betreft, hetgeen in de landhuishoudkunde be
kend is als 'binneniandschs kolonisatie, jnnere Ko-
lonisatius" of „Innensiedlung" gelijk onze ooster
buren haar noemen, die op dit gebied reeds hun
sporen hebben verdiend. Het maakt als zoodanig
deel uit van de agrarische politiek en heeft zoowel
een juridische als een sociaal economische zijde.
Hoewel de Zuiderzee niet het eerste voorbeeld van
inpoldering is en ook niet het laatst zal zijn, trekt
de vraag, wat met het nieuwe land moet gebeuren,
op welke wijze het zijn diensten ten bate eener zoo
ruim mogelijke productie zal moeten bewijzen en
welke de beste waarborgen zijn om dit doel te be
reiken, in sterker mate de aandacht dan met vroe
gere landaanwinning het geval is geweest. En geen
won dier. Want nimmer heeft eenig ander groot tech
nisch inpolderingswerk een land met zooveel H.A.
vruchtbaren grond verrijkt, als straks, na de vol
tooiing van de drooglegging der Zuiderze het geval
zal zijn. Als ingenieurswerk dwingt het door zijn
grooteren stijl eerbied af en zal het, ook in het bui
tenland, veel kunnen bijdragen tot bevestiging van
den goeden naam, dien de Ned. waterbouwkunde
over de geheele wereld geniet Diezelfde ingenieurs
- en dit is volkomen begrijpelijk hebben maar
heel weinig belangstelling voor de organische vraag
stukken, waarvoor de aanwinst van ongeveer 200.000
H.A. onze volkshuishouding plaatst. Zij hebben er
ook geen verstand van en doen goed, met al hun
belangstelling te concentreeren op de waterstaai-
kundige eischen van het enorme werk. Toch mag
geen oogenblik worden vergeten, dat dit, werk er niet
is voor zich zelf, dat hier minder dan ooit, kan gel
den de apreuk 1'art pour 1'art, doch moet veeleer
aan heel het volk, dat de lasten te dragen krijgt, en
met name aan heel landbouwend Nederland voor
oogen staan, dat opzet en bedoeling is en blijft de
vergrooting van onzen vaderlandschen cultuurbodem
met een 12e provincie. En daarom is het nuttig en
noodig, dat reeds nu ook door uw vereeniging de
vraag wordt onder het oog gezien, op welke wijze
de Zuiderzeegronden moeten worden uitgegeven.
Inpoldering, is slechts één der wijizen, waarop bin-
nenlandsche kolonisatie kan plaats hebben. In den
laatsten tijd stonden andere vormen dan juist land
aanwinning veel meer op den voorgrond. Wanneer
U het mooie werk van Buchenbeiger Wygodzunsfki
over .Agrarwese „nd Agrarpolitik" opslaat, dan
kunt U in 90 een onderscheiding vinden tusschen
„ftltere Kolonisationen" en „innere Kolonisation
ein modernen Sinn", waarin bestaat volgens
deze schrijvers het verschil? De oudste kolonisatie
viel samen met het allereerste mbezitnemen, de oc
cupatie van woestüggenden, aan niemand toebehoo
renden grond. Die grond moest worden verdeeld,
DOOR ETHEL M. DELL
Bewerirt door Jhr. R. H. G. NAHUYS.
N bloed stolde haar in de aderen. Onwillekeurig
,7] wist nlet waarom gingen haar gedachten naar
'«f. Zij kreeg een eigenaardig gevoel, dat hij, indien
5' precies aan de deur, dan toch in geen geval veraf
Terwijl zij aldus met ingehouden adem stond te
Meren, werd de deur opengeworpen en een windvlaag
f jand, stroomden huilend het huis binnen. Zij werd
•wtond met een slag dlchtgeworpen, en daarop volgde
1J gestamp van voeten, alsof een kudde vee naar bin-
ItfTf8 gerend* Vervolgens werd een stem vernomen,
jwel vervloekt," zeide deze met onvervalschte heftig-
t „Wel vervloekt! Is dit een hel van een land, en ik
ben de grootste stommeling, mij ooit te hebben
verleiden er heen te gaan. Laat het naar de maan
pea! Iedereen zou denken dat de duivel zelf er zijn
^en opgeslagen had."
iteemd genoeg, werd Sylvla door deze stem gerust-
iteld, hoewel zij haar nooit in haar leven gehoord
*?ij deed méér: zij schonk hs-ai* zulk een verlichting,
rïlj bijna luid gelaohen had,
«5 liep tastend over het portaal, met een gevoel alsof
een zwaren last van de schouders genomen was.
JJn binnen, wie gij ook zijtt" zelde zij. „Het is buiten
«genzeggolijk helsch weder. Ik zal aanstonds een
l6ntvlnden"ken 800 gauw er8ena lucifer heb kun-
ZJuag vaag Gen breede gestalte, die vlak voor haar
,0MerlngVin8' 66n Ba(ih't' aangehouden fluiten van ver
tim we* verontschuldigen mevrouw," sprak de
v Z006ven zulke kernachtige uitdrukkingen had
tnn«j °ren' "^aar Ik had er geen denkbeeld van dat
iwi u zou booren. En !k hoop, dat u wegens de
«w* v Van taal geen vooroordeel tegen mij
'ïevat heeft. Doch deze manier van spreken zit zoo'n
jö in de lucht van het land. En langzamerhand wordt
j..?8,1* 0nB allen een gewoonte, Indien u een lucifer
ofti heb lk er een ln ïn^n zak' dle lk u met het
«te genoegen van de wereld overhandigen zal, in-
l* ®ven geduld wilt hebben!"
tori i had EeduId- Zij was bekend met het soort van
"gezicht, dat bij zulk een stem behoorde, en «dj was
iurtfrraat toen roode ïersche gelaat en de zand-
nS« wenkbrauwen haar boven de flikkerende vlam
bosch moest worden geveld, 'beide ontgonnen, veen
vergraven. In ons land vindt men b.v. in de oudere
en nieuwere veenkoloniën voorbeelden te over van
dezen vorm van kolonisatie. Staphorst en Rouveen
zijn klassieke voorbeelden van oude veenkoloniale
dijkdorpen, waar van den bewoonden dijk af in lood
recht daarop staande strooken het veen ontgonnen
werd en na afloop der vervening zelfs weer verla
ten, zoodat eenige malen die dorpen schijnen te eijn
verlegd. Nieuwere voorheelden geven de veenkolo
niën in de Groningsch-Drent&che grensstreek, waar
men na de vervening bloeiende landbouwbedrijven
heeft gesticht op de dalgronden, die met behulp van
de Groninger atadiaccxmipost tot vruchtbaarheid' wer
den gebracht en later hun groote landbouwkundige
ontwikkeling aan het gebruik van kunstmest zou
den danken. Kolonisatie in dezen ouderen zin heeft
de Vereenigde Staten van Amerika, heeft Canada,
Argentinië, Zuid-Afrika en Australië gebracht op het
welvaarts- en ontwikkelingspeil, waarin die jonge
landen zich thans mogen verheugen. En we plaat
sen Buchenberger Wygodzunski tegenover deze
oudere kolonisatie de nieuwere:
Bij die binnenlandsche kolonisaties gaat het niet
om 't in bezit nemen va® gronden, die niemand) toe-
behooren, maar om betere eigendomsverdeeling, van
maatschappelijk sinds eeuwen in cultuur zijnde
gronden, waarbij niet allereerst op den voorgrond
staat het productiefbel ansr, 'maar een sociaal - po
litiek doel, een betere eigendomsverdeeling, vooral
in die streken van belang (gelukkig ia het bijl ons
niet zoo zeer het geval) waar het groot-grondbezit
in die streken overheerschl
Eai onze schrijvers wijzen er op, hoe heel amders
een dergelijke binnenlandsche kolonisatie er uit
ziet dan die, welke b.v. in Dhitschland plaats had
onder den Grooten Keurvorst en de eerste Pruisi
sche Koningen, waar het er om ging, geheel ont
volkte landstreken weer van bewoner» te voorzien.
Wanneer wij het vraagstuk der kolonisatie van
het nieuw© Zuiderzeegebied aan deze oudere en
nieuwere opvatting van binnenlandsche kolonisatie
toetsen, dan raken we een weinig verlegen met het
geval. De op zeer bescheiden schaal bij ons uit
kracht van de landarbeiders wet toegepaste binnen
landsche kolonisatie behoort buiten ©enigen twijfel
tot de B.K. in den modernen zin. Immers hier heb
ben zeer zeker vooral sociaal-politieke overwegin
gen gegolden, waarbij de wenscholijkheid voor op
passende, spaarzame en ijverige landarbeiders aan
een plaatsje in eigendom of loe land ln pacht te hed-
pen op voorwaarden, die hun een langzaam stijgen
de welvaart zouden mogelijk maken. De grond,
waarover zij de beschikking krijgen, is reeds, mis
schien al voor eeuwen, in cultuur gebracht ge
bracht, om ontginning is het niet te doen. Wel wordt
van den maatregel gehoopt, dat daardoor ©eniger-
Het lechje, dat at] een
oogenblik te voren teruggedrongen had, .versoheen weer
op haar lippen. Er lag Iets oerkomieks in het uiterlHk
van dezen man, terwijl elj Juist op iets zeer tragisch
was voorbereid geweest
HU zag haar aan met oogen van een kind en lachte
goedmoedig toen hfl haar vroolijkheid opmerkte. „Zoo
u wilt me dus ook Inpalmen?" zelde hij. „Dat doen zij
allen. Waar ben ik te land gekomen? Is dit een toover-
paleis dat plotseling uit de woestijn verrezen is, en zijt
gij de Koningin van het Sprookjesland, die van haar
bergtop afgedaald is om mij een onderdak te verlee-
nen?"
Nog steeds lachende, schudde zij het hoofd. „Neen, ik
heb den top van den berg nog nooit bereikt Ik ben
slechts de vrouw van een farmer."
„De vrouw van een farmer?" Hij liet zijn blikken een
oogenblik geheimzinnig onderzoekend op r rusten
„Zijt gij dan soms de bruid van Burke?" vroeg hij daar
na. „En zou ik ten slotte dan toch op de farm van
Burke Hanger te land gekomen zijn?"
„Ik ben de vrouw van Burke Hanger," verklaarde
„Maar met dat bruid zijn is het reeds lang uit Wij heb
ben het hier allen veel te druk om sentimenteelen onzin
van dien aard lang vol te houden."
„En nu is u cynisch geworden?" antwoordde de be
zoeker met een breeden grijnslach. „Doch komaan, het
wodrt tijd dat ik mij aan de vrouw des huizes voorstel'
Ik ben Donovan Kelly, laatstelijk van Zijner Majestelts
Landmilitie, en tegenwoordig werkzaam in het vreed
zame beroep van het delven naar diamanten, tusschen
den rommel van dat soort, die Brennerstadt oplevert"
Sylvia stak haar hand uit Met dezen man kon men
onmogelijk vormelijk zijn. Ze verwelkomde hem instinct
matig als een vriend. Er zijn sommige mannen in de
wereld, die door een vrouw in geen ander licht kun
nen worden gezien.
„Het doet mij zeer veel genoegen u te ontmoeten,"
zeide zij eenvoudig. „En ik weet, dat het Burke ook
groot genoegen zal doen, dat gij uw weg hierheen hebt
kunnen vinden. Doch U heeft geen zeer fraaien dag voor
uw bezoek uitgekozen. Welk een moeilijken rit moet u
achter den rug hebben! Waar hebt gij uw paard ge
laten?"
„Waarlijk, ik wist niet beter of ik was verdwaald,"
lachte Kelly. „En ik zeide tot St. Petrus dat is mijn
paard en de beste ïersche volbloed „Petertje," zeide
ik tot hem, „dat is hier een dulvelsch land en in het ge
heel geen land voor jou Maar als je me er doorbrengt,
Petertje, en mij over dien vervloekten zandkuil draagt,
krijg je van mij zulk een emmer vol ale te drinken,
dat je daarna van plezier op je hoofd staat te dansen",
Hij is gek op dat goedje, moet u weten, die Petrus. Ik
heb hem in een koeienstal gezet, dien ik aantrof op den
hoek, en waarachtig, hij lachte toen hij den wind niet
meer voelde. Hij is een zeer menschelijk dier, mevrouw
Pott«r*8
Alom verkrijgbaar
op
IsaftQd t* vee» top ping.
ftatterti MsnoplUwi
geven baat vanaf de
•ante dosta Beo Ide
aal laxeermiddel voor
ouden van dagen.
Maagplllen
4 f 0.65 per flacoo
Hanger, met de ziel een Christen, alleen wat heiliger."
„Dan moet ik eens kennis met hem maken," zelde
Sylvia. „Doch komt u thans binnen, dan zal ik u wat
voorzetten. U zult er behoefte aan hebben."
„Daar heeft u het bij het rechte eind," beaamde Kelly,
die haar naar de huiskamer volgde. „Mijn keel is zoo
droog als schuurpapier."
Zij ruimde snel een plaats voor hem aan tafel ln en
bediende hem van een en ander. ZJJn aanwezigheid
werkte zoo geruststellend en verkwikkend dat haar eigen
twijfelingen en vreezen geheel naar den achtergrond
gedrongen werden. Een tijd lang luisterde zij naar zijn
argeloos gepraat en vergat zij haar eigen zorgen geheel,
zoodat zij zeer erkentelijk was voor deze afleiding. Het
was een verschrikkelijke middag geweest.
Eindelijk begon hij vragen over de afwezigheid van
Burke te stellen, waarna zij hem vertelde van de „veldt"-
branden en het gevaar, dat van deze voor het land
dreigde. Haar onrust keerde min of meer terug terwijl
zij zulks deed, en hij was vlug genoeg in het opmerken
van den angst, dien zij trachtte te verbergen.
„Kom, kom, maak u niet ongerust maak u niet on
gerust!" zeide hij. „Burke is niet gemaakt om onder te
gaan. Hij is er een uit het millioen. Hij is van de soort,
die het tot aan den top van de wereld brengen. En
waarom? Omdat hij door en door degelijk is."
„Ha!" zeide Sylvia. Op een dusdanig oogenblik gaven
deze woorden haar een kleinen schok. Zou Burke inder
daad den top van de wereld bereiken, bedacht zij? Het
scheen thans zoo onmetelijk ver van haar af nu dat
droomkasteel, dat zij besloten hadden samen te betrek
ken. Zou hij daar thans ooit aan denken? Dat zou zij
gaarne willen weten o zoo gaarne willen weten!
„Maak u niet ongerust!" zei Kelly nog eens. „Niets is
méér IJdel in dit leven. Is de jonge Guy tusschen twee
haakjes nog hier? Is hij meegegaan om „veldt"-branden
te blusschen?"
Zij keek op en bloosde. Hoeveel zou hij omtrent Guy
weten? Hoeveel kon zij zonder schade laten blijken?
Misschien had hij haar verlegenheid opgemerkt, want
hij haastte zich haar zelf op de hoogte te brengen. „Ik
weet alles omtrent Guy. Niemands vijand dan zijn eigen.
Verscheidene weken geleden heb ik Burke geholpen hem
bij Hoffstein weg te halen, en of dit een lastig karweitje
was! Hoe heeft hij zich den laatsten tijd gedragen?
Niet meer uit den band gesprongen?"
Sylvia weifelde. Zij wist dat deze man een vriend was
en vertrouwde hem zonder te weten waarom; doch het
was haar onmogelijk met iemand over Guy en zijn
zonden vrijuit te spreken.
Doch wederom maakte de Ier zijn gevolgtrekkingen
en dichtte hij de bres. Zijn schrandere oogen luchten
haar toe dat hij haar begreep. „Ach hij is een lastig te
regeeren jongmensch," zeide hij. „Misschien wordt hij
wijzer al» hij ouder is. Zoo gebeurt het somtijds, me
géén rijn en naochxttaan of stukgaan
der huid. indien men vóór het inxeepen
de baardoppervlakte inwrijft met
Doos 80, Tube 80 et.
mate de trek naar de steden en de eentra der indu
strie zal worden tegengegaan, te meer waar met
name in de zandstreken met haar lagere grondprij
zen eenig perspectief bestaat, dat de arbeider of een
zoon, die bet plaatsje overneemt, aioh geleidelijk van
loondienst zal kunnen vrij m/aken en keuterboer
kan worden op eigen grondt. Ook als behoud! van
dit mooie perspectief, waardoor de landbouw in die
streken zich op zeer frappante wijze onderscheidt
van de industrie, is de landarbeiderswet dienstbaar
gemaakt, al onthoudt zij zich terecht van het kunst
matig omtooveren van landarbeiders in kleine boe
ien. Maar genoeg, om te doen zien, dat dit binnen
landsche kolonisatie is van de nieuwere soort. Daar
entegen zou de kolonisatie van nieuw ingedijkt laad
het karakter naderen van de primitieve inbezitne
ming. Wel ia bet niet ala in dien oertijd! grond, die
aan niemand toebehoort trouwens ons burgerlijk
reebt kent zoodanlgen grond niet meer, sedert art.
576 B.W. bepaalt dat gronderven en ander onroeren
de zaken, die ombekend zijn en geen eigenaar heb
ben, aan den Staat behooren, maar het 1» dan
toch! z.g. maagdelijk terein, nleuwlamd in den vol
len zin des woords, en daarom economsicb en ook
sociaal gelijk te stellen met vermeerdering van eul-r
tuurland door ontginning van woeste gronden.
De vraag omtrent de uitgifte van dergelijk land
mag daarom eebter niet zóó worden opgevat, alsof
men voor een schoone lei of een blad wit papier
staat, waarop men zonder op- of omkijken kan neer
schrijven wat men wiL Men beeft b.v. te maken met
de bestaande wetgeving en vooral met de organisa
tie, zoowel in teohni&chen als economiscben zin, van
bet landbouwbedrijf in de streken, die wat aangaat
bodemgesteldheid, afwateringstoestand enz. enz. de
meeste gelijkenis vertoornen met bet nieuw gewon
nen gebied. Men zal moeten rekeneni niet de finan-
cieele uitkomsten van het werk en imet de verschil
lende mogelijkheden, die de uitgifte in dezen of
geenen vorm bieden voor het dekken van de kosten.
En men zal zijn voordeel moeten doen met de erva
ring, die verkregen is bij het uitvoeren van soort
gelijke werken, zij het op veel kleiner schaaL
Er is, wanneer men de binnenlandsche kolonisa
tie in binnen- en buitenland nagaat, betzij dit een
kolonisatie is op nieuwen of op reeds misschien wel
sedert onheugelijke jaren in cultuur gebrachten, dus
ouden cultuurgrond, wel een overheerschende vorm
van uitgifte te ontdekken. Bijl maatregelen in groo
ten stijl, als de kolonisaties krachtens de D.uitsehe
Reutengfite-wefgeving en de regeling van de ïersche
landquae&tie, bij bet stukslaan van groote landgoe
deren, als in de Balti&che randstaten, in Hongartjo,
Oostenrijk, Tsjecho-Slow&kije, valt bet telkens weer
op, dat aangestuurd wordt op de vorming of uitbrei
ding van een stand van kleine- en middelgroot©
boeren, gezeten op eigen) grond. Hetzelfde geldt b.v.
van de bekende Husmaand-wetgeving in Denemar
ken, van de tot landarbeiders beperkte Egna-Hem
wetgeving in Zweden en van onze eigen Landarbei
derswet. Telkens komt als eenige hoofdzakelijke
vorm van uitgifte de eigendom naar voren en wordt
verder kracht gezocht in de beschikbaarstelling van
.fliet-duur crediet met gemakkelijke aflossingsvoor-
waarden en vrijstelling van allerlei —fiscale en an-
vrouw Ranger. Doch hoe dan ook, met al aijn gebreken
bezit hij het hart van een gentleman. Ik heb hem din
gen zien doen lofwaardige dingen waaraan alleen
een gentleman zou gedacht hebben. Ik heb hem vroeger
meermalen op zijn kop gegeven, doch Ik heb den Jon
gen Guy altijd gaarne mogen lijden. Met Burke ia het
precies eender. Of men wil of niet, men moet van Guy
houden."
„Ik geloof niet dat Burke van hem houdt," merkte
Sylvia bijna tegen haar wil op.
„Dan, neem mij niet kwalijk, heeft u het bij het ver
keerde einde," hernam Kelly. „Burke heeft hem lief
als een broer. Dat weet ik veel te goed. Neen, daar zal
hij zelf nooit voor uitkomen. Dat ligt niet in zijn aard.
Doch niettemin is het de zuivere waarheid. Hij vormt
ongeveer de grootste teleurstelling in het leven van
Burke. Hij zou hem nooit zoo diep hebben laten zinken,
indien hij niet bevreesd was geweest dat de jongen de
hand aan zichzelven zou slaan, indien hij anders deed."
„O!" riep Sylvia, den adem plotseling inhoudende.
„Dat was het dus, waarover hij zich ongerust maakte."
„Ja zeker, dat was het," beaamde Kelly ten volle.
„Over het algemeen zal men vinden dat een goed mensch
altijd een behoorlijk gemotiveerde reden heeft voor alles
wat hij doet. Niet dikwijls verliest hij het hoofd of
zijn geduld. Hij is een pracht van een kerel om op een
goeden voet mee te wezen, maar een duivel wanneer
men hem dwars zit.'
„Ja, dat heb ik meermalen gehoord," zeide Sylvia met
een dapper glimlachje. „Wat mij betreft, ik zou er de
voorkeur aan geven, met hem op vriendelijken voet
te staan."
„Nu, en daarin heeft u gelijk," zeide Kelly. „Maar zou
uzelf ook anders kunnen? Wel, hij aanbidt den grond
waarover gij loopt. Ik zag dat zoo klaar als de dag, des
tijds te Brennerstadt."
Haar hart begon een weinig sneller te kloppen. „Hoe
knap van u!" merkte zij op.
Bij dit compliment straalde hij van ingenomenheid
„U zult bevinden, dat mijn gevolgtrekkingen doorgaans
vrijwel juist zijn," zelde hij. „Het is niet moeilijk, te we
ten te komen wat er omgaat in de gedachten van de
menschen die u lief z'jn. Is het zoo niet?"
Zij hield een zucht In. „Ik weet het niet. Ik ben geen
heel goede gedachtenlezeres."
Hij gichelde als een kind dat pret heeft. „Haba!
moet u eens met mij te rade gaan, mevrouw Ranger!"
hernam hij. „Ik zal er trotsch op zijn, u ten alle tijde
te mogen helpen."
„Ik geloof, dat u de meeste menschen tot hulp zijt",
zeide Sylvia. „U Is de vriend van iedereen."
„Ik doe mijn best het te zijn," antwoordde Kelly be
scheiden. „En geloof me, het is een zeer aangename be
zigheid."
Wordt vervolgd.