DE ..BURGERDIJK" MET GEBROKEN ROER IN DEN
STORM.
Jonge dames met diverse haarkleur.
De koning van het kleinste rijk
overleden.
Kindervoeding en verpleging in Italië.
Door een olifant verpletterd.
Binnenlandsch Nieuws.
Een mooie aanwinst voor Artis.
Op de beruchtste plaats in den Oceaan.
*tJn bank van lening. Aio referentie gaf Tfc&rgmaam toen
den offlecter van justitie Jaooby op, die aan majoor von
Hindenburg uitstekende inlichtingen verstrekte over
Bergmann. Ook van andere zijde kreeg de majoor goede
informaties, waarop hij besloot op het aanbod van Berg
mann in te gaan. Zijn werk bestond In het aanwerven
van nieuwe cliënten.
Vreesachtigheid van belastingschuldigen.
Interessant is. dat tal van geldschieters van Berg
mann zich tot dusver nog niet hebben aangemeld. De
belastingautoriteiten houden namelijk een oogje ln het
zeil en letten erop of de geldschieters zich niet hebben
schuldig gemaakt aan belastingontduiking. Men heeft
namelijk uit de boeken van Bergmann de namen van
een aantal personen gevonden, die verzuimd hadden op
hun aanslagbiljet melding te maken van de vaak aan
zienlijke bedragen, die zij bij Bergmann hadden belegd.
Tegen verschillende van die personen heeft de fiscus
reeds oen procédure ingeleid.
Arme crediteuren!
Het W. en B. meldt nog, dat reeds thans vaststaat,
dat de falllissements-procedure jaren zal duren voordat
een uitdeellng zal kunnen plaats hebben.
BLONDE MEISJES VEEL ONTVANKELIJKER
DAN BRUNETTES.
„Ontroerd» meisjes".
Dr. William Marston, privaat-docent in de wijsbe
geerte aan de Columibia U'niversity, is tot de ont
dekking gekomen, dat blonde meisjes veel ontvanke
lijker zijn dan brunettes. Hiij is niet tot deze con
clusie gekomen door langdurige vriendschap met
jonge dames van diverse haarkleur, maar zuiver
langs wet enschappel ij kon weg.
In het Embassy Theatre te New York heeft hij nl.
geëxperimenteerd, door zes meisjes, drie brunettes
en drie blondines, uit te noodigen, naar een film te
komen kijken, welke liefde, hartstocht, misdaad en
romantiek te aanschouwen gaf. Door middel van een
„9phygmomanometer" en een pneumograaf, en ook
door het simpele vasthouden van de hand der be
zoekers, werden de reacties nauwkeurig gere
gistreerd.
Na afloop bleek dat de brunettes veel beter bestand
waren geweest tegen de emoties op het doek dan de
blondines, wier zenuwen sterk hadden gereageerd.
Heel wetenschappelijk klinkt het nietl
HET RIJK, BEWOOND DOOR EEN HONDERDTAL
HERDERS.
Te Ventimiglia (Riviera) is overleden Karei I, ko
ning van het eiland Tavolara, welk koninkrijk aan
de meeste onzer lezers wel niet bekend zal zijn, even
min als de dynastie, onder wier bestuur het staat,
de dynastie der Bartoleoni.
Het eiland Tavolara, bij de Oostkust van Sardinië
gelegen, wordt door een honderdtal herders en vis-
schers bewoond, die er nog patriarchale zeden op
na houden.
De regeerende dynastie da teert van 1843. Het
eiland had toen geen andere bewoners dan de fami
lie Bartoleoni. Op zekeren dag ging Karei I koning
van Sardinië, er aan land. Hijl onderhield zich mot
de voornaamste der familie Bartoleoni, Joseph en
zeide schertsend tot hem: „Ik ben koning van Sar
dinië. Gij zijt koning van Tavolara!"
Steunend op de sympathie welke de vorst hem
had betoond, bood de eilandbewoner hem eenigen
tijd later een verzoekschrift aan, waarbij hij hem
vroeg, het eiland als zijn eigendom te mogen be
schouwen. Dit werd hem toegestaan
Na zijn dood werd zijn zoon Paul I koning van
Tavolara. Tijlens diens regeering werd een deel van
het eiland vervreemd.
Paul I werd opgevolgd door Karei I., die thans
op S4-jarigen leeftijd overleden is en die ln het fa
miliegraf, een imposant granieten monument, dat
zich aan den oever der zee verheft, is bijgezet.
Karei I was zeer gezien onder de Italiaansche toe
risten, die steeds bij hem hartelijke gastvrijheid ge
noten.
Zijn zoon, Paul II, volgt 'hem op.
DE OORZAKEN DER KINDERSTERFTE.
Mussolini heeft bevolen, dat alle prefecten ln heel
Italië gegevens zullen verzamelen voor de samen
stelling van een statistiek over de kindervoeding en
-verpleging in het eerste levensjaar, aldus wordt uit
Rome aan de Msb. gemeld.
Daarbij moet vastgesteld worden, hoeveel kinde
ren m Italië door de eigen moeders gevoed worden
en hoevelen er kunstmatig worden gevoed en wel-
le^nTi°2'i b,e.He «wten van voeding op de ge
zondheid der kinderen hebben.
00™^ hem met 14111 vrIendeIiJke nieuwsgierigs
„Kun je het hier nl«t zoo schikken, dat zij naar de
en de verloting van den diamant te Bren-
doen" n kaan? Een afwisseling zou Je beiden goed
Burke schudde het hoofd. „Ik betwijfel of zij er veel
om geeft En de longe Guy zou er ook gaarne heen wil
len. Indien hij het deed, zou h() weer kattekwaad uit
voeren. Hij Is vanmorgen heel in de vroegte weer naar
zyn hut teruggegaan. Ik hoop, dat hij zich nu behoorlijl--
zal weten te gedragen."
„O, laat hem zijn gang gaan!" hernam Kelly. „Hi
bezit eenig betamelijkheidsgevoel van zichzelven, en he'
Js niet goed, hem te veel als moederszoontje te behande
len. Geef hem wat ruimte.' Dan zal hij vermoedelijk der
te minder uit den band springen!"
Burke haalde de schouders op. „Ik kan hem niet te
genhouden indien hij verkiest te gaan, daar heb je ge
lijk ln. Doch ik heb niet veel vertrouwen in zijn be
wandelen van den rechten weg, en dat is een feit. II
zie hem ongaarne teruggaan naar zijn hut. en indier
ik het geweten had zou ik het voorkomen hebben. Doe?
ik heb vannacht in de huiskamer geslapen en lk was
doodmoe. Hij ging zeer vroeg."
„Heeft iemand hem zien gaan?" vroeg Kelly nieuws
gierig.
„Ja, mijn vrouw." Weder had Burke kortaf gespro
ken en met nadruk. „Ze kon hem niet tegenhouden.'
„Zij heeft hem gisterenavond keurig van de brande
wijnflesch afgehouden," ging Kelly voort. „Ik bewonder
haar er om. Er zit een wil ln haar, Burke. De duive1
zelf zou haar op dat oogenbllk niet hebben kunnen weei
staan."
Het flauwe lachje van Burke speelde even om zijr
mond: hij zeide niets.
„Wat moet je haar aanbidden!" vervolgde Kelly me!
welgemeende warmte. „Aan sommige kerels valt alle
geluk ten deel. Je zult die lieve engel toch nooit laten
wegkwijnen zooals die arme mevrouw Merston? Dat zul
je Immers niet! Niet waar? Dat zul je niet?"
Doch Burke liet het onderwerp varen. Hij had drin
gende bezigheden te verrichten en het lag blijkbaar nie'
in zijn bedoeling er zelfs met den waardigen Kelly oye>
to redetwisten hoe hij zich jegens zijn vrouw gedrager
moest, al droeg diens naive goedigheid déien zoo dik
wijls over een moeilijk terrein, dat anderen nauwelijkr
durfden betreden.
Hij liet Kelly zich nanklMden, en ging terug tuur de
bungalow, waar Sylvla benig wan met Ma stofdoek, bo-
V«p-J!»r dio van overheids
wege zijn voorgeschreven, veel strenger gecontroleerd
worden, dan tot nu toe het geval was, terwijl ook de
oorzaak der sterfgevallen van alle kinderen in het
eerste levensjaar nauwkeurig zal worden nage
gaan.
In de akte van overlijden van elk gestorven kind
onder één jaar moet precies worden aangegeven, of
en hoe lang het kind door de moeder is gevoed.
BIJ EEN POGING OM HET DIER TE DOODEN.
In de buurt van Takongon klaagde de bevolking
erover, dat een eenzame mannetjesolifant, waar
schijnlijk een uitgestootene, die zich in den omtrek
ophield en buitengewoon woest was.
Een oficier en een drietal marechaussées trokken
er op uit, en na lang zoeken werd het Spoor van
den olifant gevonden. Toen het dier zelf ontdekt
was, zag men met een groot exemplaar van het
mannelijk geslacht te doen te hebben met één slag
tand. Voorzichtig werd het dier met een grooten
boom omsingeld.
Een van de militairen, de Ambonees Kolletvai,
waagde zich tot op enkele meters achter het beest
en zocht juist een goede, kwetsbare plek om zijn
doodelijk schot te lossen, toen de olifant zich om-
koerde, op den militair afvloog en voordat deze tijd
had om te vluchten of te schieten, werd hij door
den kolossus verpletterd. Zijn kameraden snelden
toe, en vonden slecht» het opengescheurde, ontzielde
lichaam van den soldaat.
De man laat een vrouw met eenige kinderen aoh-
ter, aldus de „Deli Crt"
van den kop uitsteken, zooal» dat, wat de neusope-
ningen en oogen aangaat, »ok bij andere waterdieren
g.v. krokodillen en kikvorschen, het geval is. Daar
entegen liggen bij het dwergnijlpaard oogen, neus
gaten en ooren veel meer aan de zijden van den kop.
In de wijze, waarop de dieren hun behoeften doen,
komt het verschil van het milieu, waaraan elk der
beide diersoorten gebonden is, tot uiting.
Dë varkensachtige dieren (zwijnen, hertzwijnen
en pecari's) en de nijlpaarden stammen zeker oor
spronkelijk van gemeenschappelijke voorouders af,
voorouders, wier nakomelingen zich in den loop vau
1 meerdere honderdduizenden jaren tot de tegenwoor-
I dige varkensachtige en nijlpaardachtige dieren ont-
I wikkeld hebben. In verband 'hiermede zou men me j-
nen, dat het dwergiiijlpaard oorspronkelijker, z.g.
primitiever, gebouwd zou zijn, m.a.w. nog meer op
zijn bovenbedoelde voorouder» zou lijken dan de ge.
wone nijlpaarden. Toch zijn er onderzoekers, die om
bepaalde redenen aannemen, dat dit niet het geval
is en dat het dwergnijlpaard van echtnijlpaardach,
tige voorouders zou afstammen, m.a.w. dat de soort
zich secundair weer meer tot landdier ontwikkeld
zou hebben.
Het dwergnijlpaard komt niet alleen voor aan ds
Ivoorkust en aan de kust van Liberia, het bewoont
ook het achterland van deze kusten, met name alla
woudgebieden, tot aan de Fransche Soedna.
Ongetwijfeld zullen zeer velen het dwergnijlpaard
in Artis willen zien. Het dier is ondergebracht ach
ter in het olifantengebouw. Het heeft een zeer ruim
verblijf, met badgelegenheid en een buitenperk,
HET DWERQNIJLPAARD.
Een dier, dat slechts enkele diergaarden bezitten.
In zoölogische kringen bestaat op het oogenblik
groote belangstelling voor het feit, dat Vrijdag 27
Januari in Artis te Amsterdam arriveerde een
dwergnijlpaard, een dier, dat hier te lande nog nim
mer in levenden lijve te zien geweest is en op welks
bezit tot nu toe slechts enkele buitenlandsche dieren
tuinen, zooals die te Berlijn, Londen en Parijs, kun
nen of hebben kunnen bogen.
Het dier werd in Juli 1927 van de Ivoor-kust te
Parijs aangebracht, vanwaar het de vorige week
door de Amsterdamsche firma Perin naar Artis
vervoerd werd.
Vergelijking van het dwergnijlpaard met het ge
wone, groote nijlpaard is ook voor den leek op zoölo
gisch gebied zeer leerzaam. Wij zien hier nl. een
voorbeeld van twee nauw verwante diervormen, die
elk in een eigen milieu thuis hooren en in wier li
chaamsbouw dit verschil van milieu tot uitdrukking
komt. M.a.w. de twee genoemde diersoorten vertoo-
nen ons om zoo te zeggen twee verschillende varian
ten van hetzelfde diertype, waahbij elk der beide va
rianten correspondeert met een van twee verschil
lende complexen van uitwendige levensomstandig
heden.
Het gewone nijlpaard, dat in kudden van b.v. 15
ad 20 stuks leeft, brengt vaak den geheelen dag of
althans het grootste gedeelte daarvan in de rivier
door en komt slechts zoo nu en dan, b.v. om zich te
zonnen en te felapen, en wanneer het water niet rijk
genoeg is aan waterplanten, vooral des nachts om
voedsel te zoeken aan land. Het dwergiiijlpaard daar.
entegen is een boseh- en moerasdier, dat slechts zoo
nu en dan te water gaat en dat niet in kudden, maar
geheel eenzaam of alleen in den voortplantingstijd
misschien in paren leeft. Daarbij zwerft het dier
door het land over groote uitgestrektheden. Zijn le
venswijze kan dan ook eenigszins vergeleken wor
den met die van een wild zwijn. Zijn voedsel bestaat
uit kruiden en woudvruchton, wortels, knollen, jon
ge boomtakken, e.d.
Bütikofre, de vorige directeur van de Rotterdam-
sche Diergaarde, die tweemaal een verzamelreis
naar Liberia maakte, zegt, dat het dwergnijlpaard
een gedeelte van den dag verslaapt. Schomburgh,
die voor de firma Hagenbeek verzamelde en die in
1912 vijf levende dwergnijlpaarden naar Europa
bracht, verteld, dat de dwergnijlpaarden overdag
slapen in bij hooge waterstanden uitgespoelde holen
in oevers.
Wanneer het dwergnijlpaard wil vluchten, zoekt
het ook niet het water op, zooals zijn groote ver
want dat doet
Dit verschil van milieu tusschen beide diersoorten
komt nu m de eerste plaats tot uitdrukking in het
lichaamsgewicht Terwijl het gewone nijlpaard, het
waterdier, een lichaamsgewicht van 2000 K.G. kan
bereiken, bedraagt het gewicht van het dwergnijl-
paard, het landdier, zeker nimmer meer dan 200 kilo.
Voorts vormen b.v. bij het gewone groote nijl
paard d' reusopeningen en de oogen en ook de ooren
verhevenheden, die boven de afgeplatte bovenzijde
proevende het zand te verwijderen waarmede alles over
dekt was. Hij had haar dien morgen zoo goed als -niet
Tesproken, behalve om naar Guy te vragen, doch
nam hij haar terzijde.
„Komaan!" zeide hij. „Maak Je nu niet zoo moe!"
Zij wierp een snellen blik op hem. „O, daar zorg ik
wel voor. Werken is goed voor me. Is al dat zand niet
te verschrikkelijk om over te praten!"
Zij sprak met een zichtbare poging haar ouden zor-
Teloozen toon tegenover hem aan te slaan, doch het
zenuwachtige blosje dat haar naar de wangen steeg
■erried haar.
Hij legde een hand op haar schouder, en heerde
enigszins plotseling naar het licht „Je hebt vannacht
liet geslapen," zeide hij.
Zij trachtte te lachen, doch zfj kon niet verhinderen,
lat onder zijn blik het warme bloed haar naar het ge-
aat stroomde. „Ik kon er niets aan doen," antwoordde
ij. „Ik was gisteren doodop. Het was een opwinden-
\e dag, niet?"
Hij bleef haar verscheidene seconden aqpzien, onder
zoekend, doch niet streng. Daarna sprak*hij zeer rus-
ig. „Sylvia, Indien de dingen verkeerd gaan, indien de
>edienden je boos maken, kom er dan mee bij mij! Ga
ir niet mee naar Guy!"
Zij begreep in een oogwenk wat hij bedoelde. De blos
ring over in een hoogroode kleur, die zelfs haar voor-
ïoofd bedekte. Met opgeheven hoofd, ging zij een eind
ran hem af staan.
„En wanneer Schafen of een ander bij jou komt met
>eleedigende praatjes over mijn gedrag, geef hem dan
-en flink pak ransel zooals hij verdient indien hij
iet weer doet!" antwoordde zij hem. „En vervolgens
:oo je het noodig acht kom dan bij mij om een ver
klaring!"
Zij sprak met de grootste verontwaardiging. Ieder
voord klonk als een uitdaging. Zij was ln dat oogenblik
'eller door toorn bewogen dan zij zich herinnerde dat
>oit het geval bij haar geweest was. Hoe durfde hij de
iraatjes van Schafen over haar doen en laten aanhoo-
•en, en haar vervolgens doodbedaard terechtwijzen?
Terwijl hij sprak, dacht zij terug aan zijn kus, aan dien
cus, die haar zoo wreed gewond had, den kus, die het
imhulsel van haar bevend hart ten slotte vaneen had
rereten. Met samengeknepen handen stond zij voor hem
ndien hij in het oogenblik beproefd had te kus-
en, zou zij hem een slag gegeven hebben.
Doch hij maakte geen beweging. Hij stond haar aan
o zien, haar in da oogen te staren, tot ten slotte baar
oogleden begonnen te trillen en xt) ban» eogen toot de
VERGEEFSCHE POGINGEN VAN DE „BOSCH-
DIJK" OM HET SCHIP TE BERGEN.
Ttxulotte aan de „Rood» Zee" gelukt
Woentdw Is te Roterdam aangekomen het stoom
schip „Boschdijk" van de Holland Amerika Lijn, die
den twintigsten Januari, zooals de lezer zich uit de
courantenberichten zal herinneren, assistentie ver
leend heeft aan het s.s. „Burgerdijk", dat tijdens een
zwaren storm met gebroken roer ronddreef. Het was
op de beruchtste plaats in den Oceaan, daar waar
alle stormen over trekken, voor ze om de Noord
gaan, waar dit gebeurde. De kapitein van de „Bosch-
dijk" heeft nu bij zijn thuiskomst aan de N. R. Ct.
het volgende verhaal van zijn wetenswaardigheden
gedaan.
Op Vrijdag 20 Januari waren wij tijdens hevig
stormweer op 40 gr. N.B. en 41 gr. W.L. Dit is wel
een van de slechtste plaatsen in den Atlantischen
Oceaan. Om half tien 's morgens kregen wij van het
stoomschip Rotterdam en van de Burgerdijk draad
loos bericht, dat van laatstgenoemd schip het roer
gebroken was en men assistentie verlangde. Het roer
was 's morgens 6 uur gebroken, maar omdat onze
marconist eerst om 'half tien op wacht kwam. heb
ben wij de telegrammen niet eerder kunnen opvangen.
De Burgerdijk was ongeveer 35 mijl van ons' van
daan.
Wij zijn er natuurlijk dadelijk naar toegegaan,
maar het gelukte niet spoedig, de Burgerdijk in te
halen. In de eerste plaats was het weer bijzonder
slecht, en bovendien moest de Burgerdijk vaart in
het schip houden, ten einde met den kop op de gol
ven te kunnen blijven en niet dwarszee te worden
geslagen. Eindelijk 's avonds 6 uur kwam het schip
in zicht. Wij hebben het bereikt door middel van
radiopeiling op het stoomschip Rotterdam, dat Noor
delijker in den Oceaan lag.
Wij zijn den geheelen nacht in de buurt gebleven.
Het was slecht weer om te helpen, en zoolang de
Burgerdijk den stormwind, welke af en toe van or
kaankracht was, niet dwarsscheeps kreeg, zoodat er
geen groote brekers overkwamen, bestond er geen
direct gevaar. Wij hebben toen afgesproken, beter
weer af te wachten. Des Zaterdagsmiddags begon het
op te knappen, en om half drie 's middags zijn wij
aanstalten, gaan maken voor de berging van 'het
schip. De Burgerdijk stopte zijn machines, waardoor
het schip dwarszee dreef, en wij zijn te loeverd langs
gevaren, terwijl wij olie overboord pompten ter kal
meering van de zee.
De Burgerdijic deed dit eveneens. Om 4 uur 's mid
dags hebben wij op een scheepslengte afstand ge
stopt. Wij hebben eerst getracht, door middel van
een reddingskanon een lijn over te schieten, maar
beide schepen slingerden zwaar, en wij wisten. Daar
na heeft de Burgerdijk een boei over boord gezet,
waaraan een lijn was bevestigd. Wij dreven in de
richting van de plaats waar de Burgerdijk lag, terwijl
de Burgerdijk afdreef,, zoodat wij de boei spoedig be
reikten en haar met een dreg konden oppikken.
Aan boord van de Burgerdijk zijn toen steeds dik
kere lijnen aan het dunne touw bevestigd, totdat ten
slotte een kabel tusschen beide schepen was gespan
nen. welke sterk genoeg was om een zesduims
staaldraad over te hieuwen. Aan boord van de Bur
gerdijk is deze draad gestoken op den ankerketting,
terwijl wij den draad aan het achterschip vastmaak
ten. De ankerketting is toen overboord gezet, waarna
er een afstand tusschen beide schepen kwam van 240
vaam.
Het was inmiddels donker geworden. Om kwart
voor zeven konden wij beginnen met voorzichtig te
trekken, maar nauwelijks lagen wij in den goeden
koers, of de Burgerdijk begon te gieren en viel met
een schok in onzen tros, welke afknapte. Dit was om
9 uur 's avonds. Wij zijn toen omgedraaid om te wach
ten tot men aan boord van de Burgerdijk de trossen
weer had ingedraaid. Dit was een heel karwei, men
is er mee bezig geweest tot 's Zondagavond 10 uur.
Inmiddels was het weer beter geworden, maar de
zijne neersloeg. Eerst toen sprak hij, met een eigenaar
dige buiging in zijn stem.
„Waarom ben je zoo verontwaardigd?"
Zij drukte haar beide vuisten dicht tegen haar zijden,
zij voelde haar zelfbeheersching verslappen en zij streed
met alle krachten om haar te behouden. De eerste paar
seconden was het spreken haar onmogelijk, doch het
was geen vrees die haar weerhield.
„Zeg mij eens," begon hij weder. „Waarom ben je zoo
boos?"
De kleur week langzaam uit haar gelaat; de gloed van
de oplaaiende vlam werd door een ijzige kilte gevolgd.
„Het ls je eigen schuld," zeide zij.
„Wat Mijn schuld?" De stem van Burke verried
geen enkele aandoening, doch niettemin was zijn vraag
met klem geuit.
Bijna ondanks zichzelve antwoordde zij. „Dat ik je
zou gaan haten.'
Hij maakte een lichte beweging als iemand die zijn
greep om een tegenspartelend dier verstrekt. „Hoe doe
ik dat dan?" vroeg hij.
Zij antwoordde hem in een snellen, zenuwachtlgen
vloed van woorden, die volkomen het bewijs leverden
dat haar krachten haar verlieten.
„Door aan mij te twijfelen door jaloersch te zijn en
het te toonen door... door... door mij te beleedigen!"
„Wat zeg je nu!" riep hij uit.
Zij keerde zich snel van hem af en liep weg, met zich
zelve in tweestrijd. „Je weet wat lk zeggen wil," zeide
zij met trillende stem.
„Je weet zeer goed wat lk bedoel. Je was gisteren
boos boos omdat Hans Schafen een knecht je
iets verteld had dat je wantrouwen opwekte. En omdat
je boos was, heb heb je mij beleedigd!" Zij wendde
zich weer tot hem met oogen waarin haar beschuldi
ging brandde. Zij streed, zij streed uit alle macht, om
dat angstige, trillende gevoel dat zij eerst gisteren ln
zichzelve bespeurd had, voor hem te verbergen. Al ware
het een pesthaard geweest, had zij het niet met meer
ijverzucht kunnen verdedigen. Het griefde haar dat het
daar was. Haar geheele aard drong haar het te verber
gen, het op welke wijze ook, voor die scherpe oogen te
verbergen. Want hij was zoo IJselijk sterk, zoo schran
der, zoo meedoogenloos!
Toen zij zich omgekeerd had, trad hij op haar toe.
Hij nam een van haar trillendepolsen en hield deze
vast, zijn vingers stevig over haar kloppende aderen
gesloten. „Sylvla!" zeide hij, en ditmaal sprak er iets
uit zijn stam wat haar verried dat hij zich dwang op-
legdt. *Ik h* J» nooit beleedigd oC gewantrouwd.
kapitein van de Burgerdijk achtte 't niet raadzaam,de
hogingen bij donker voort te zetten, 's Maandagsmor
gens is er evenwel weer een storm opgestoken met
sneeuwbuien; het weer was zoo bar, dat vele schepen
in de buurt moesten bijdraaien. Toen kondon wij
natuurlijk niets doen. Wij hebben echter niet stil ggc-
zeten, maar de ankerkettingen overgebracht naar het
achterschip, zoodat wij op der» kettingen konden
gaan sleepen.
Dinsdagsmorgens, toen het weer iets beter was, zijn
wij weer met nieuwen moed begonnen. Opnieuw is
door middel van het storten van olie en een boei een
tros overgebracht. Om 10 uur hadden wij de boei aan
boord en om 12 uur stonden de trosseen vast. Inmid
dels was het weer opnieuw slec'ht\ geworden, en wij
besloten niet te trekken, maar alleen te manoeuvree
ren om onze schroef vrij van den tros' te houden.
Toch U opeen» de ketting van de Burgerdijk ge
broken. en moesten wij den. tros Inhieuwen. Maar
een schip al» de Boschdijk i<a niet ingericht op
aleepwerk. en achteruit ie niet veel materiaal aan
wezig om zware trossen aan boord te werken. Wij
hebben toen een staaldraad van voor- naar achter
schip gespannen en dezen aan den eenen kant
vastgemaakt op den'sleeptros en aan den anderen
kant op de ankerspil, zoodat wij ten slotte met be
hulp van deze «pil de zaak aan boord konden krij
gen. Dit was om 1 uur nachts gelukt.
Toen hebben wij! eens wat rust genomen, want
het is ongelooflijk 'hard werken geweest, 's Woen-
■dagmorgens 6 uur waren echter alle hens weer aan
dek, en dadelijk izijn wij begonnen opnieuw te trach
ten, een 'verbinding met do Burgerdijk tot stand te
brengen, en om1 12 uur 's middags was het weer zoo
ver, dat wij voor de derde maal konden gaan trek
ken. Dit moest natuurlijk heel voorzichtig geschie
den, en wij hebben er meer dan twee uur over ge
daan, om het toerental op te voeren tot 35 slaven
waarbij wij slechts drie mijil liepen. Tot kwart vóór
vijf 's middags ging alles goed en wij dachten al,
dat het ons zou gelukken de Burgerdijk veilig naar
behouden haven .te loodsen, toen wij plotseling een
sein kregen om te stoppen. 'Het bleek, dat de anker-
kluis was gescheurd. Toen is aan boord van de
Burverdijik scheepsraad gehouden, en> er werd he
lsloten, do pogingen niet voort te zetten. Wij kregen
het 'verzoek, de trossen te laten slippen. Wij hebben
aan dit verzoek voldaan, en waren daardoor onze
trossen kwijt, wat heel jammer was, omdat wij een
paar dagen later een Amerikaansohe tankboot pas
seerden, die ook met een gebroken roer lag, en die
wij, als wij trossen hadden gehad, hadden kunnen
helpen.
De zeesleepboot Roode Zee, van de internationalen
sleepdienst, welke bij St. John is gestationneerd, wes
's Vrijdagsmorgens uitgevaren op het sein van de
Rmgerdijk, 's Dinsdagmorgens is deze boot in hot
zicht gekomen. Toen wij onzen tros hadden laten
slippen, heeft de sleepboot vast gemaakt, maar daar
ihebben zij tot'halftfree toe noodig gehad. Toen de
sleepboot ging trekken, deed zich betzelfde ver
schijnsel voor. dat de Burgerdijk begon te gieren,
zoodra er vaart in het schip kwam. Aangezien de
Roode Zee voor sleepwerk is ingericht en gemakke
lijk te manoeuvreeren bet achterschip kan men
onder dén tros laten doordraaien was dit voor
bat behoud, 'van de trossen niet zoo gevaarlijk. Men
heeft echter toch gestopt om geen noodeloos risico
te loopen. Om 4 uur 's middags kregen wij' bericht,
dat onize assistentie niet verder noodig was, en toen
zijn wij naar Rotterdam doorgestoomd. De Burvpr.
dijk was toen nog 1295 mijl van Scilly Volgen® het
laatste bericht is de sleep thans op 600 mijl gena
derd.
Kapitein Lindauer vertelde ons nog. dat hij tijdens
zijn pogingen veel blijken vee meeleven van andere
schepen mocht ontvangen. Er ziin stapel® rndio-
teleerammen ingekomen, in welke telegrammen de
beste wensdhen voor het slagen van de onderne
ming werden uitgesproken. Het heeft echter niet zoo
moeren zijn. Het speet hem genoeg, dat het hem niet
is mocen gelukken, de in nood verkeerende zuster
veilig thuis te brengen.
Alles was gisteren tegen mij. Doch toen lk je verliet,
gaf ik je mijn geheele bezit in bewaring. Je bent er nog
de bewaardster van. Is dat een bewijs van wantrouwen?"
Zij maakte een snelle, onwillekeurige beweging, doch
hij hield nauwelijks op en ging voort.
„Wanneer een man zich in mogelijk gevaar begeeft,
en zijn vrouw denkt aan aan andere dingen, is het
dan zoo vreemd indien hij zijn toevlucht neemt tot de
snelste middelen waarover hij beschikt, om haar te doen
ontwaken?"
„Ha!" zeide zij. Had hij haar niet Inderdaad doen ont
waken; Maar toch maar toch In twijfel zag zij hem
aan.
.Duister!" hernam hij. „Den laatsten tijd zijn wij in
een kringetje rondgegaan. Het ging juist als bij dat
drommelsche spel dat wij als kinderen speelden. „Slak"
„slak," heette het zoo niet? Waarbij nooit iemand op
de goede plaats kwam en dat altijd met ruzie eindigde?
Laat ons uit den kring treden, Sylvia! Laten wij Guy
en Schafen zich met hun eigen zaken laten bemoeien
en zelf ons kasteel van graniet zien te bereiken! Ik zal
voor jou zorgen. Je zult gelukkig zijn weet je. Je zult
het heerlijk vinden."
Hij sprak met aandrang en had zich een weinig tot
haar overgebogen. In dat oogenblik had hij niets ver
schrikkelijks over zich. Al het heerschzuchtige was uit
zijn houding verdwenen. Zelfs speelde een flauwe glim
lach hem om de lippen.
Haar hart sprong van blijdschap op. Het was zoo
lang, zoo lang geleden, sedert hij aldus tot haar gespro
ken had. Doch toen schoten haar als een vernietigende
wind de bittere woorden van Guy in de gedachten. Zij
scheen opnieuw het zand van de woestijn te voelen, dat
haar in, het gelaat striemde, het zand, dat vermengd
was met asch, Was het waar, dat hij alleen een slavin
voor zich wenschte? Zij maakte zich een hevig verwijt
van dit denkbeeld, doch zij kon het niet uit haar brein
verdrijven.
„Lokt dat denkbeeld je niet?" vroeg hij.
Nog weifelde zij. „Hoe moet het dan met Guy?" was
haar wedervraag. „Wij moeten aan hem denken, Burke.
Dat zijn wij verplicht."
„Ik heb aan hem gedacht," antwoordde hij. „Benig
verantwoordelijkheidsgevoel zou hem goed doen."
„Doch om hem geheel aan zijn lot over te laten...
Zij zweeg. Er werd aan de buitendeur geklopt en zij
was erkentelijk dat zij gestoord werden.
Wordt vervolgd.