dager Courant
De schat aan de Sacambaya.
VOOR DE KINDEREN.
Vraatzucht van slangen.
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
GRABBELTON.
Zaterdag 3 Maart 1928.
71ste Jaargang. No. 8214.
In de 18de eeuw, toen; Bolivia onder Spaansche
iisohappiji ncvgi Opper-Peru (heette, expttoiteeiiden
Jezuieten goudmijnen met Indianen als slaven,
istreeks 1778 werden de Jezuieten) door de Spaan-
lö regeering gedeporteerd. Dat was het re-
taat van onideihanidelingen, die elf jiaar hadden
liuurd, gedurende welke' de Jeizuieten tevergeefs
igden, hun goud naar Europa te verschiepen. Zijl
dden echter, in de hoop tenslotte te zullen izege-
iren, hun goudmijnen, een zilvermijn en een dia-
ntwasscherij verder geëxploiteerd en zoodoende
gohat van 60 millioen douro's, ongeveer 150 mil
ieu gulden verzameld. Daar dei Spaansche regee-
g deze rijkdommen in beslagl wilde nemen (wat
ar eveniweli niet gelukte), stond zijl den Jeizuieten
chts toe, een gering deel huiten het land te Ibren-
D. De schat was in geheime kamers of gangen in
D keuvel verborgen ,die 'zich bevindt tegenover
plaats van het oude verlaten Jezuïetenklooster
azuela, aan de rivier Sacambaya, in het landgoed
ichani, provincie Inquisivi, La Paz. Eién van de
leporteerde Jezuïeten, pater Gregorio San Roman,
bij ihet vertrek aan zijn broeir, die destijds pre-
ct van Callao (Peru) was, een toeschrijving van den
eg,diei naar den schat leidde. De prefect liet idiit
cument aan zijh zoon na, die later president van
uwerd,, en van hemi ging het oiver op zijn docih-
Donna Carina. Van deze dame ontving mr. Ceciü
jbort Pi odgers, een Engelschman, een) copde. Prod-
(jtfhetst int het boek „Adventuren in Bolivia"
jjjii jocken naar den schat dn het jaar 1925. Hij was
rvan overtuigd, dat pater Gregorius' document be-
juwbaar was en vond dan ook' een zilveren krula-
eld eni daarop een houten kistje, dat een perka-
int bevatte. Daarop stond; de volgende waarschu-
ng geschreven:-
,Wle deze plek bereikt, keere terug. Deize plek is
d, den Almachtigeni gewijd, en wie haar waagt te
reden, dien wacht een smartelijke dood in deze
rcld en eeuwige verdoemenis in de andere wereld,
rljkdoimimen, diei God den Heer toeibehoorën, zijn
&t voor menisdheni. Keer terug en gij zult in vrede
feni en de zegen van den Heer, zal je leven aange-
iaimimakeni en je zult rijk aan aardsche goederen
irven Gehoorzaam het beveli van God, den Almach-
;e, onzen Heer in leven en in dood. In naam van
od, den Vader, den) Zoon en den Heiligen) Geest,
men."
geman, je moest toch eigenlijk niet zoo hoeven zit
ten blazen en hijgen en puffen. Toen ik zoo oud was
als jij, kon ik altijd een trein halen, zonder dat ik
zoo vreeselijk zat te hijgen van de inspanning! Wij
wisten toen nog, wat loopen was, zie je?"
„Meneer", zei het hijgende jongemensch, „Neemt u
mij niet kwalijk maar ik miste den trein al in Am
sterdam!"
Het is een algemeen bekend feit, dat slangen zeer
vraatzuchtig zijn. Het is haast ongeloofelijk welke
een groote dieren zij verzwelgen. Reuzenslangen
van 20 25 voet lengte en ter dikte van een mans
been verorberen met het grootste gemak dieren
van 30 40 pond. Geiten, bokken, antilopen, var
kens...... de slangen verslinden ze met gemak. Zij
pakken haar prooi beet en langzaam maar zeker
glijdt het dier in zijn geheel naar binnen. Als een
gummïzak zet de onderkaak zich daarbij uit, om
het mogelijk te maken, het veel te groote dier naar
binnen te werken. Als de prooi tusschen de kaken
verdwenen is, ziet men- aan de opzwelling van het.
slangenlichaam, waar zij langs glijdt.
De spierkracht van zoo'n groote slang is reus
achtig. Een in zijn geheel ingeslikt varken of an
der dier wordt geheel gekraakt, de beenderen wor
den verwrongen of gebroken.
Trouwens die groote slangen, Voor zoover ze niet
giftig zijn, moeten ook meer gevreesd worden om
haar spierkracht dan om de scherpe tanden. Wel
kunnen zij gevoelige beten toebrengen, waarbij een
aantal naaldvormige tandjes vaak in de wonden
360. Ginds in de verte vlogen Vechtjas
en zijn papa. Ik floot de eerste regel van
de' Internationale, maar ze waren Oost-
indisch doof en keken zelfs niet om. Ik
zat leelij'k in de perykolen. Mijn vervolgers
kwamen ieder oogenblik naderbij. Loo
pen was het eenige wat er op zat Maar of
hst veel helpen zou?
Mr. Prodger» was onvoonzioMigi genoeg, dit zijn
inheemsche arbeiders voor te lezen, waarop zijl den
arbeid neerlegden. Daar de regentijd naderde, be
sloot Propers de ondernemingi t© staken en met een
grootere expeditie terug te keeren.
Het perkament werd door sir Ed/ward Denison Roiss
onderzocht, een autoriteit voor dergelijke manuiscrip
ten en hij noemde het „onvoorwaardelijk echt" dat
wil zeggen, dat het inderdaad afkomstig is uit het
tijdperk, w,aar aan Prodgers het toeschreef.
Thans is in de Londensche city een maatschappij
ongericht, de Sacambaya Eixploration Gompaoy, die
een expeditie wil! uitrusten om den schat op te del
ven. Zooals de mijnbouwingenieur Edgar Sanders in
het prospectus' verklaart, gaat het niet om een beleg
gingsobject, maar om speculatie. Van Livejpool uit
zal in Maart van dit jaar een expeditie van ongeveer
twintig Engelachen worden uitgezonden. Zij worden
voorzien van de modernste boorwérktuigen en trac
toren. Deze 'zulen ter plaatse zijn, wanneer dei re
gentijd ten einde is, zoodat het werk dan onmiddel
lijk kan beginnen. De expeditie zal geleid worden
door dr. Sanders; hij meent, dat de opgravingen in
Ootober geëindigd' zullen zijn en dat de totale kosten
ongeveer f 180.000 zullen bedragen. De grond, waar
in de schat verborgen (moet zijn, werd aan Dr. San
ders veapacht. Het vierde gedeelte van den schat
wordt verstrekt aan de grondeigenaren, drie kwart
aan. de expeditie. Prodgers verklaart, dat de regee
ring van Olivia „betrouwbaarder en eerlijker is dan
eenige andere Zuid-Amerikaainsiche regeering", zoo
idat inmenging van de autoriteiten niet te wreeizen is.
Volgens Bbliviaan&cb recht mag alleen met toestem
ming van den grondeigenaar naar den schat worden
gezocht en de eigenaar moet een deell van de op
brengst hebben. Vindt men den schat, dan wil men
hem naar La Paz brengen en aan de staatsbank
van Bolivia of aan oen van de drie m&taairmakelaars-
firma's, die er gevestigd zijn, verkoopen, zoodat het
transport naar Amerika of naar Europa overbodig
zou, worden.
Da Sacambaya Eixploration Company beizit de copde
van pater Gregorius' document, het zilveren kruis
beeld en het waarschuwende perkament; de voor
werpen! kunnen door belangstellenden in het kantoor
van een Londenschem notaris worden bezichtigd'. Er
worden vierduizend aandeelen van 5 pond aterling
uitgegeven; daar van worden er 2080 ter Üntee'kening
aangeboden. De romantische onderneming heeft ook
een uit vijlf leden bestaand en raad van toedicht, waar
van de president toevallig te Monte Carlo woont.
Het sprookje van den ischat aan de Sacambaya zal
dus een wore geschiedenis worden.
Messieurs, f ai tres votre jeu!
Verleidelijk baanlje?
Trotsche moeder: Ik denk dat ik van mijn kleine
jongen een artist maak!
Wat is er?
Ik wou u zeg-g-en, dat het
baantje, waarin ik nu vijf iaar
gezwoegd heb. een hondenbaan-
tje is dat uw firma niets dan
een zwendelaarszaak is dat u
de grootste afjakkeraai en sla
vendrijver bent die er bestaat
en dat ik een vermogen geërfd
heb en dus miin betrekking^ op
zeg!
Artist; Heeft hij eenige speciale eigenschappen
daarvan?
Moeder; O ja, hij kan drie dagen zonder eten loo
pen!
De sterkste waterkracht.
Abe: Wat is de sterkste waterkracht?
Sedee;, Vrouwentranen 1
Niet één van z'n klanten hield er een ka
meel op na.
Klant: Meneer,, heeft u ook kameelharenborstels?
Winkelier: Lieve Hemel, nee, meneer! Ik zou er im
mers geen een van verkoopen!? Niemand van mijn
klanten houdt een kameel?!
Zich versproken.
Marietje was bijzonder ondeugend en op een goe
den keer hoopte haar moeder indruk op haar te ma
ken met de volgende strafrede: „Weet je dan niet,
Marietje, dat als Je zooveel van die ondeugende din
gen doet, dat je dan later ook van die verschrikke
lijke .ondeugende kindertjes krijgt?"
„O, mama", riep het meisje toen triomfantelijk,
„Nou heeft U U leelijk versproken!"
dan was hot wat anders!
Een eigenwijs oud heertje stapte in Amsterdam in
den trein voor Haarlem. Bij Halfweg stopte de trein,
en juist zou men weer vertrekken, toen er een jonge
man het perron op kwam vliegen en in den coupé van
het oude heertje sprong. Daar bleef hij een paar mi
nuten lang zwaar zitten hijgen en blazen. Toen hij
eindelijk wat op adem was gekomen, sprak het oude
heertje hem zacht-vermanend toe: „Kijk eens hier, jon
357. En jawel, daar zie ik het konijnen
hok Ik maak het open en Vechtjas vliegt
dadelijk naar zijn ouwen heer. Maar voor
mi3 was 'het niet zoo gemakkelijk om weer
WeS te komen., Er zal wel ergens een
poortje zijn, denk ik, dat gaan we meer
e6rst opzoeken.
Hou ie goed, miin iongen.
Vermaak ie goed gedurende de
vacantie en probeer om wat ver
standiger terug te keeren.
"V- Dank u mijnheer. Hetzelf
de!
353. Een uurtje later kwam de oude
arend thuis. Wat schrok hij, toen hij het
vreeselijke nieuws #ernam. Hij werd zoo
wit als mijn overhemd. Wemotte er
wat aan doen, Wullem, zei hij. Best ka
pitein, zei ik, als uwes maar zegt wat.
We gaan er naar toe, zoodra het heele-
maal donker is, zegt de arend.
354. Midden in den nacht stopten we
Schreeuwleelijk lekker onder het stroo
en vlogen toen naar het dorp. Ik hing aan
de staart van den arend, of het alledaag-
sche kost was. Zoo gauw ga je ergens aan
wennen, hè? En je hangt aan zoo'n arend-
staart ook veel zachter dan aan 'n lussie
in1 de tram.
850. In huis was niks te vinden. Ik hoor
de alleen de visschers snurken als de
hoempa's van ons dorp, als ze den burge
meester een smerenade brengen. Ik strom
pel door het pikdonkere huis en vind ein
delijk een plaatsje met een schuurtje.
Daar zal Vechtjas wel zitten, denk ik.
358. Ik strompel op den tast door en
daar ga ik in ééns vierkant van de sok
ken. Een slag, kinderen, alsof bij je moe
der het dak instortte. Ik was over een
kruiwagen gestruikeld en had bijna mijn
hals, nek en nieren gebroken. Maar ik
vloog dadelijk overeind, vond het poortje,,
opende het en stormde op goed geluk den
weg op.
855. Ik wees den ouden arend het huis,
waar Vechtjas gevangen zat Nou laat
jij je door den schoorsteen zakken, Wul
lem, commandeerde de arend,, en be
vrijdt mijn lieven zoon. Ik ijsbeer hier wel
een beetje in de rondte. Zoo gezegd, zoo
gedaan. Ik liet me door den schoorsteen
zakken.
359. De vi'sschersfamilie was door het
lawaai wakker geworden. De goeie men-
schen dachten minstens dat er een bende
inbrekers bezig was. Ze sprongen uit hun
'bed, grepen de tang, de kolenschop, een
melkkan en een mattenklopper en holden
mij achterna. Ik was op al die visite niks
gesteld en pakte mijn biezen, zoo hard ik
kon.