RADIO-RUBRIEK.
vftiliiS <1 AAKDiun£DEN.
Wat reeds in de oudheid werd
waargenomen.
VOOR DEN TOESTELBOUWER.
De „bij-pass"-condensator.
De aarde Yoor duizenden eeuwen terug.
WARE WOORDEN.
Wat heb ie ie aanbevefineen allemaal verloren? Dal
re.
Ine weet u dat ooo? U hebt se niet eelezen'
Is het U bekend:
d a t er ln Londen 5(55000 telefoons
zijn?
«at onze nagels groeien met een
snelheid van 4 c.M. per jaar?
dat een man van 70 jaar dus
ongeveer 3 meter nagel aan iedere
vinger heeft voortgebracht of totaai
;tan alle vingers 30 meter?
dat vogel9 op hun trek soms
wel 10.000 K.M. afleggen; ze vlie
gen vaak 'snacht9 door met een
snelheid van 250 K.M. per uur en
op groote hoogte, tot 2000 M. toe.
dat voor den oorlog men uil
Duitschland vaak speelgoed in
goedkoope doodkisten verzond, om
zoodoende uit de emballage geld te
■laan?
dat s^v.rwsshwGiEwtli.vüa slecht#
VölWuig gebruik maWitt van 5 h
ven ae hitte, die in de ketels ont
wikkeld wordt?
dat een vierde deel van alle
bouwgrond in Engeland in hailuen
is van 348 grootgrondbezitters.
d a t als er onder de Eskimo's van
Baffinland een tekort aan voedsel
is, de ouden van dagen vrijwillig
den (hongerdood gaan sterven?
dat men in Amerika, wanneet-
oen schip te water wordt gelaten,
bloemen strooit, in plaats van een
fiesch champagne stuk-slaat?
dat men in Japan bij zoo'n
plechtigheid een aantal vogels los
laat?
dat de struisvogel de grootste
onder do vogelsoorten Ja, maar
naaT varhouding tot rijn grootte
dt kleinste hersenen heeft?
Vroeger had u hier een bediende, die er razend handig uit-
zag!......
Die was inderdaad razend handig. Hii verkocht goederen al#
ie winkel gesloten was!
mer inkwam. En als ze dan aan haar oude huisje
kwam, ^ou ze opeens wakker worden uit die droom,
zou het in eens alles voorbij zijn, haha, dat was een
aardig plannetje.
Toen de avond gevallen was sloop een klein,
grauw figuurtje, het grijze hoofd onbedekt, langs
dan langen weg van het sombere groote werkhui*,
naar het dorp. Zeven kilometers yór. Het was don
ker er. koud en geen sterveling was langs den weg.
Maar moeder Zomers merkte er niets van. Ze voel
de de kou niet, die door haar katoenen japon sneed.
Op haar bleeke, gerimpelde gezichtje lag een
glimlach van blij verwachten. Ze ging immers naar
huis? Naar haar eigen huisje........ Jaja, kijk, daar
waren de èerste huizen van het dorp alen daar,
daar was haar huisje, 'haar eigen huisjeer
brandde licht binnen. Tjonge, daar had ze nu wa
rempel het licht laten brandenHier, daar was het
tuinhekje, dat ook al -open stonden daar de drie
treden, die je op moest, als je de deur binnenging.
Jonge jonge, nu was ze toch moe, hoor, nu voelde
ze haar ouwe» beenen tochwacht, effe rusten,
effe uitrusten op het trapje voor de deureffe
ruste
De bewoner van het huisje kon den volgenden
morgen zijn oogen niet gelooven, toen hij op het
trapje voor de deur, het kleine, starre menschje
vond, in gestichtskleerenHij verschoot ervan,
toen hij de koude handen van het doode vrouwtje
beroerde.
Maar op het bleeke verstilde gelaat van moeder
Zomers lag een blij, gelukkig lachje, van innige
vreugde en voldoening.
Moeder was teruggekomen
VOOR SOMMIGE DINGEN „NIETS NIEUWS
ONDER DE ZON".
Dat men in de oudheid op het gebied van weten
schap, werktuigkunde enz., veel heeft waargeno
men en beproefd, is meer dan eens gebleken en wan
neer er al eens iets uitgevonden wordt, waarvan
men gelooft., dat het nu werkelijk eens iets bijzon
ders is, dan 'blijkt maar al te vaak, de waarheid
van de oude uitspraak, dat er „niets nieuws onder
de zon ia.
Aristoteles bijv. (330 j. v. Chr.) liet op het gebied
van weerkunde, physiologie, dierkunde en plant-
kunde een menigte, thans juist bevonden, waarne
mingen na. Hij nam waar, dat de schaduw der aar
de bij gedeeltelijke maansverduistering altijd cirkel
vormig is en leidde daaruit af, dat de aarde een
olvorm had, iets wat men enkele eeuwen geleden
ten onzent nog ontkende.
Op het dankbeeld, dat da aarde om da zon kon
O-naaien, lnplaata van omgekeerd, aooala toen al
gemeen geleerd werd, ia Arlstotele* nlat gekomen;
wel Arntarchus (217—145 v. Chr.) die tevens het
vraagstuk van den afstand tusschen zon en aarde
de astronomische eenheid, op eenvoudige en ver
nuftige wijze trachtte op te lossen, door het in ver
band te brengen met het eerste en het laatste kwar
tier van de maan.
Erastosthenes (275 v. Chr.) nam waar, dat gelijke
bogen aan den' hemel met gelijke afstanden op de
aarde overeenstemmen en grondde daarop een me
thode van aardmeting, die in beginsel onverbeter
lijk is.
Hippocrates schreef, bij volkomen afwezigheid van
voorafgaamde onderzoekingen door anderen, een voor
treffelijk werk over den invloed van lucht, water en
klimaat op de gezondheid van den mensch. Loranus
schreef over de verpleging van het kind.
Trallianus over de geneeskracht van de rabarber.
Archimedes (287212 v. Chr.) vond, behalve ver
schillende natuurkundige wetten, ook de schroef uit
voor het opvoeren van water, 'benevens een hemel
globe, d.w.z. een toestel, dat, evenals het beroemde
planetarium te Franeker, de beweging der hemel
lichamen weer gaf en dat door middel van water
'bewogen werd. Ook de praktische toepassing van
den hefboom en van den takel Is aan hem te danken.
Een andere Griek vervaardigde een lamp, die zich-
zelfde regelde: een offervuur,dat vanzelf ontbrand
de; een fontein, die op vooruit bepaalde tijden auto
matisch in werking trad, en vooral niet te vergeten,
het stoom-reactierad, waarover eerst twee eeuwen
geleden de geheel^ geleerde wereld ln opschudding
kwam, toen Segner het als iets nieuws te berde
bracht. De brandspuit met windketel, aan welker
uitvinding voor ons, Nederlanders, de naam van
Jan van der Heiden onafscheidelijk is verbondon,
was reeds aan Heron (100 j. v. Chr) bekend, zoo niet
door hem uitgevonden.
De Romeinen kenden ook den hodometer, een door
Vitrivius beschreven werktuig, dat met noemens
waard verschilt met den modernen Kilometerteller,
die onze toeristen op hun tochten gebruiken.
Philo van Byzantium schreef over de zuigpomp
in bewoordingen, die hem bijna tot de ontdekking
van don luchtdruk hebben gebracht.
Pythagoras vond het verband tusschen de lengte,
de spanning en de dikte van een snaar en de tonen,
Onlangs gaf een buitenlandsch collega nog eene
met nadruk de wenschelijk'hedd te kennen, om eer
vasten condensator (een ,,bij-pass"-condensator) pa
rallel op de p imaire winding van den eersten laag-
frequent transformator te schakelen. Hiervan geelt
fig 57 het schema.
tU+tüi..L
ie.f. tuuuf.
fknOClis
Deze schakeling geeft het voordeel, dat een vrije
doorgang ge-voiimd wordt voor de hoogfrequente
stroompjes, die ln den plaatkring van de detector-
lamp vloeien. Voor deae stroompjes werkt de pri
maire wikkeling van dezen transformator Als
•moorepoel, laat deze due zoo goed ale niet pm#>
ten. Sen drtedrlMint «X heeft eo* bmv hoe^a
weerstand voor h.f. stroompjes, een condensator
daai entegen ia ivoor het doorvloeien van deze
stroompjes geen hinderpaal.*
Het geleidelijk kunnen doorvloeien van deze h.f.
stroompjes heeft tot gunstig resultaat, dat de detec
torlamp in gunstiger omstandigheden komt te ver-
koeren. De werking van de lamp wordt daardoor in
vele opzichten beter.
Als regel verdient deze wijze van sluiting" van
den plaatkring der detectorlaimp eveneens de voor
keur bij toepassing van smoorspoel- of weerstand-
verste: king. De vaste condensator moet dan even
eens parallel aan de smoorspoel of aan den weer
stand geschakeld worden. De practische resultaten
zijn dan gelijk: weer staat deze condensator toe, dat
de h.f. st-oompjes geleid worden langs de smoor
spoel of weerstand, die 'beiden weer een grooten
•weerstand bieden aan deze stroompjes.
De „bij-pass"-condensator moet een waarde heb
ben, die ligt tusschen de waarden 0.0006 m.f. tot
0002 m.f. Door probeeren kan weer voor ieder geval
afzonderlijk de juiste waarde bepaald worden.
Dit Is geen nieuw gezichtspunt, al is het niet uit
gesloten, dat vele toestelbouwers bdj» toepassing van
smoorspoel- of weerstandverstorking dezen conden
sator weggelaten hebben. Maar deze opmerking is
ook niet als „nieuwtje", openbaring, bedoeld. Nog
eens de aandacht vestigen op oude vanzeifsprekendè
dingen en het waarom naar voren brengen, heeft
te allen tijde zijn voordeelen.
Kijk eija im Uiw toestel, of „dat dinflf er wel inzit,
en zoo niet probeer dan een», of deze uitbreiding
van bet echema geen gumtóoe» nwnJtafm rm Am
entrvanfrt bereikt» doet
uie zij voortbrengt, en kgde daardoor den gror d
van de leer der intervallen.
Ook wist men toen reeds zeer goed, hoe het ge
luid zic»h voortplant, want Vitruvius zegt onder an-
lere: „Evenals de golven (bij een steenworp) zich
voortplanten in het water, gaat ook het geluid in
concentrische cirkels door de lucht".
Op het gebied van da breking an de terugkaat
sing van het licht namen Haron en ook Domniui va.i
Larriaaon, talrijke proeven, dia in hun uitkomsten
juist bevonden zijn. Laatstgenoemde dacht ook ver
schillende toestellen voor dat onderzoek uit, o.a. den
heliostaat en den hoekspiegel.
Heron verstond de kunst, door middel van een
spiegel, die onder een hoek van 45 graden geplaatst
werd, spoken en geesten te laten verschijnen, zoodat
men in onzen modernen tijd ook op dat gebied geen
nieuws levert.
Wat electriciteit was wisten de Grieken reeds 600
j. v. Chr., en dat de dierlijke electriciteit een gunsti-
gen invloed heeft op de gezondheid van den menech,
was ook reeds aan de geneeskundigen in do eerste
jaren der Chr. jaartelling bekend. De arts Bassus
gaf in een geneeskundig werk uit dien tijd aan zijn
collega's don raad, den patiënten, die over hoofd
pijn klagen, een sidderaal tegen de slapen te houden.
Beschouwingen, die juiet zijn (bevonden, leverde
de natuurkundige Cato over warmtegeleiding en het
koken van spijzen.
AMMQNIBTEN EN BELEMNIETEN ALS BOUW
MEESTERS DER AARDKORST.
Duizenden eeuwen geleden, toen de fauna van de
wereld- nog geheel andere vormen kende, dan de
tegenwoordige, v-eruefde het in de warme zeeën
gedurende een tijdperk, dat wij hét devoon noemen,
van een vreemd soort dieren, tie ammonieten- of
ammonshorens, -die tot den ook thans nog bloeien-
den stam' dor weekdieren behoorden, duis verwanten
waren van mossels, rfakken en inktvisschcn. Uit het
groote aantal versteeningen, welke wij van de am
monieten hebben gevonden, kunnen wij afleiden,
dat overstelpend vele individuen de praehistorische
wateren moeten- hebben bevolkt. Vaak worden er
zóóveel ln fossielen toestand aangetroffen, dat zij
het hoofdbestanddeel uitmaken van machtige -kalk
rotsen.
Het best kunnen wij; den lichaamsbouw van deze
dieren- uit een ver verleden bestudeeren aan de
weinige soorten, die zich nog tot in den tegenwoor-
dlgen tijd hebben kunnen handhaven, nJ. de echeeps-
booten, die ook -Nautilus worden genoemd en- in ge
weldig groote massa's in de zeeën rondom den Oost-
ïndischen Archipel en de Philippijnen voorkomen.
Het zijm inktvisdhachitige dieren, wier lichaam ge
borgen is in een gowonden schaal, die door tusschen-
schotten ln een aantal' kamer® is verdeeld. In de
voorste en grootste kamer woont het dier, dat door
middel van een buis, die door alle tusschemschotten
heenloopt, in verbinding staat met de onbewoonde
kaime!r9 van zijn huis. Deze laatste ruimten zijn met
lucht gevuil'd en- stellen zoodoende den bewoner in
staat, zich aan het zeeoppervlak drijvend te houden.
De Nautilusschelpen worden bij duizenden en dui
zenden aan de stranden geivonden en met scheeps
ladingen naar China eri andere landen vervoerd om
te worden verwerkt tot de imeest verschillende voor
werpen Na te zijn gepolijist, vertoonen deze schefl-
pen namelijk een oppervlakte van zeldzaam mooi
parelmoer.
Er zijn van het- geslacht Nautilus een zestal soor
ten bekend, aTIes wat er over is van de eens zoo
bloeiende diergroep. Het aantal der fossiele wonnen
is ten minste belangrijk grooter: niet minder dan 4000
zijn er tot duisver gevonden! En de grootte der uit
gestorven dieren- overtrof die van de tegenwoordige
aanmerkelijk: terwijl Nautilus ten hoogste 18 c.M,
meet, zijn er ware reuzenaimmonieten opgedolven.
Zoo werd- er in Februari 1805 in een steengroeve dn
Westfalen o-p zeven- meter diepte een- ammonieten-
schaal ontdekt, die 3500 K.G. woog, een doorsnede
had van 2.55 Mu en een omtrek van 6.67 Ml
Evenals <d« tegenwoordigs Nautilus kropen de am
monieten langs den bodem der zee en woedden «ieh
waarschijnlijk met visschen, kreeften en andere
dieren.
Hoe het komt, dat zulk een bloeiende en vorm
rijke diergroep zoo bijna totaal -ten onder is gegaan*
zal wel altijd een- raadsel blijven, Het geval staat
echter niet alleen: het ia meermalen voorgekomen,
dat de wereld een ongekond'on opbloei beleefde van
een bepaalde diersoort, die zich dan vaak honderd
duizenden jaren handhaafde, om langzaam, doch
dikwijl® oók vrij plotseling, van het aabdtooneel te
verdwijnen en -plaats te maken voor andere, meest
hooger georganiseerde vormen, die beter dan zijt,
den istrijd kondien voeren om het 'bestaan. Een tretf<-
fond voorbeeld de dat van de reptielen, die al» ge
weldige drakon van meer dan 25 M. lengte bij mas
sa's de zeeën en landen tijden® bet Juratijdperk bo-
volk ten, doch zoo goed al® plotseling verdwenen
zijn, om nog slecht® voort te leven als een- treurig
overschot: do tegenwoordige krokodillen, slangen,
hagedissen en schildpadden.
Andere vormen van versteenlngen, die zeer veel in
hot krijt worden- aangetroffen, zijn bekend onder don
naam Belemnieten of donderkeilen. Ook in ons land
worden zij opgedolven: de kalksteen van den St
Pietersberg bij Maastricht herbergt ze bij duizenden.
Het zijn ongeveer ,15 c.M. lange steenen punten, die
sinds 1830 herkend zijn al® overblijfselen van uitga
storven weekdieren, die evenals de Ammonieten tot
de koppootigen of -inktvi9chachtige dieren behoores
Iiii de tegenwoordige zeeën, ook ln de Noordzee,
léven nog nakomelingen tvan deze Belemnieten.
Het zijn de Inktvisschon. Sepia officinalls, dieren,
die in hun li-chaaim een- blaas bezitten-, met eon
bruine vlooistof, sepia geheeten, die een izeor ge
zochte verfstof levert.
Het lichaam van de Sepia is zakvormig en heeft
een aantal vangarmen, die aan de binnenzijde van
zuignappen zijn voorzien. Het is geheel week en bo-
vat als eenigen steun een >vrij' brosse kalkplaat, het
zeeschuim, dat gebruikt wordit omi imetaal te polijs
ten. Aan het eene uiteinde van deze 'kalkplaat be
vindt zich een zeer klein steenen puntje, dat ge-
makkelijk afbreekt en dan ook bijna nooit aan -de
op ons strand' aangespoelde eepia-skeletten wordt
aangetroffen.
De Belemnieten of donderkeilen nu, die in het
krijt Ln fossielen toestand worden gevonden, zijn
niets -ander® dan de. steenen punten van de kalksko-
lotten, die het geraamte uitmaakten kn uitgestor
ven inktvlacbsoorten.
In Duitschland worden donderkeilen opgedolven,
die veel grooter zijn dan die uit den St, Pietersberg.
Er zijn exemplaren bekend van meer dan een meter
lengte, waaruit te con-cludeeren valt, dat 1-n de
voor-historische zeeën Belemnieten hebben geleefd
van vijf tot zes meter.
Eerst in 1830 heeft von Volte den waren aard der
wonderlijke verateeningen aangetoond. Vóór hem
werden ze gehouden voor steenen wapenen van den
dondergod, die met ontzaglijke 'kracht diep in den
«grond- waren geslingerd. Ook -beschouwde men ze
ale „duivelsvingers", ja zelfs werden ize door geleer
den Lyncurium genoemd, omdat men- ze verklaarde
voor versteende urine van een katachtig roofdier,
den lynx!
Doordat de donderkeilen in zulke groote massa's
gevonden worden, zijn zij-voor liefhebbers gemakke
lijk en goedkoop te krijgen. Veel zelzamer zijn de
versteeningen van geheele dieren, die dan ook in de
natuurhistorische musea tot de bijzonderheden be-
hooren.
Wat, u ligt hier in bed, zonder een zwemgordel terwijl
groot gevaar U. dat het ichip zal vergaan
Wel ia, ik lees dat immers morgen wel «n de krant
Lieden, die altoos maar denken
aan de stoffelijke dingen des le
vens, die voor weinig of niets «n*
ders oog hebben, zullen er zelden in
slagen hun denken werkelijk (H-
stoute vlucht te doen nemen, .dl»
hoog boven het peil van de ma#*"
uitgaat en de bewondering afdwing
van allen, die het kunnon waaro
men.
Zoo men denkt, zoo is men!
Een samengaan van geest en nv" j
terle, evenwichtig, elk in zijn JuW' j
verhouding, ziedaar de onontlW"
lijk© voorwaarde voor do ontwik'
kelinf van een dieper eis rijker
dachten loven.