ONS HOEKJE. haal van de maand DE KOMMA-PUNT. VOOR ONZE JEUGD on beantwoordde «waaien met de taech,k)loef WEJEH RAASOil VAHOAAQI SLIMME MIEN. »f Ik raad het eens aan wiel du eon cadeautje, Dden Jullie mijn portret! an mijn Jarig Grootje. »men heb ik wil gophAt, bijeengebonden, zo bijna allemaal, (late, die er stonden... Ik héél gauw naar haar toe, kijk, jo kunt nooit wetent zoo laat bij Grootje kom, I opgegeten I TANTH LKNNIB. ven. noden hadden zo-al opengemaakt en stond «ij In do deuropening van het kamt „Wat soheelt JouII Je ziet er 100 gek uiL^« hèb je wat! Je doet zoo raarf vroeg Ttne. „Weet ie *t nog niet??* „Wét?? Je maakt me JZ6*5 fraai la het niet, hoor! se juffrouw Veraweggejaagd woreft! ja housoh se moét eruit se hebben haar ge schorst! Hè.geeohoret wèt. Nu ja ie mag tn zóóveel t$3 geen toe geven „Je ben niet wijs! Dank Je maar is tóch soa M'n broer, de oudste le immers vriend met baar broer en die vertelde „Maar Cor wat heeft se dan gedaan tl" stotterde Tlne want van schrik begon se te hakkelen Jk weèt niet dAi heeft haar broer niet verteld „'t Ia eDendigr «nohtte Ttne. „Jabeaamde Ccmt en véél langzamer aan anders gingen de vriendinnen den trap ai en den weg op naar school (Wordt vervolgd). Jongens.hebben Jullie dit eerste deel van het verhaaltje aandachtig gelezen?.... Ik zon dan wat willen vragenja eigenlijk drie verschillende dingen le. Wie ziet kans een vervolgstnkje hier voor te schrijven even lang ak het eerste gedeelte. 2e. Wie toekent een figuurtje dat Juffrouw Vera moot voorstellen? 80. Sturon Jullie de antwoorden hiervoor (dus zonder brieven of raadseloplossingen) - dit hoort niet bij deze afdeeling aam Tante Lennlo, p. tu Boekhandel Klaaaeon, Jansstraat 9, Arnhem. Proboeren jullie hetlt en denk eraan, op achterzijde van teekening of verhaal, je naam en adros te geven. TANTH LENNXBL (door Tante Lonnio). m stond Tineke en kook, mot haar jen de ruiton gedrukt, naar bul- u even hall twee dadelijk reu vriendinnetje komen om haar te lamen hl de vierde klae van de S. on vooldon alch onafeoheldolljk lemen leerden re de leseon, aehre- irton elkaar'd^homa'e na, blokton ommen en welen beldon dól op do uos, die einde eentge maanden oorete oogenbllk dat de jonge on- ïoh aan do klae vertoond had, stemming gewoost Juf- da naam alloon vonden re al precies passend bij het persoontje rond laar on de zachte blauwe mo vriendelijk en ook «00 klaar en! Vera dan, had terstond de harten en telkens als ze les gaf, stond op uaar het teekenbord, een bos foeetdore tuilen bloemen meege- JJ te teek enen maar bedoeld als tuae voor de „dot** zooals de leer- onderling betitelden. kwam Cor den hoek omzetten handwulven van Tineke bleef APRIL. Aprffletje AprtHetjA Jo hebt 100 menig grilletje, Nu lach je met je liefst gericht En schenkt ons soonewanmt' en BdhA. Dan heb J'oen booze mopporiruur Em t ie als in dion winter guur. Je tocht, geloof ik, ons wat uitl - April, je bent een eohte guit i Apiületje, AprüMje, Je hebt zoo menig grilletje, Nu ben feen eohte tontefoe, En stem Je jong en oud torree. Dan werp je hagel uit de lucht En Jaagt ons huhr'rcnd op de vlucht Nu ben Jo goed, den ben je kwaad. April, je bent een rare maat I Aprilletjo, Aprfiletje, Waarom zoo menig grilletje? De winter Is al lang genoeg, En lente komt ons nooit te vroeg. Staak Jij Je booze kuren, vrind, En houd je kouden Noordenwind. Wo snakken naar de zonne. man. April, April, doe wat Je kan Aprilletje, A prille tje, Nu eens een ander grilletje Zend zoele, warme regens neet. Die goed doen aan de plant jee têer, Bestrooi met bloempjes veld en wed, Sier alles op, ten blijden- Mei, Dan prijzen wij ze hoog en luid Eb noemen jou een lieve guit I T. L EItjee, groen en blauw en rood I ken doen allen, klein en het graa en in de Zijn de Paaecheitjee gekomen. Ze strooiden een schat van eieren rood Nu kijken ze wie er de meeste vond Naar bet Fnnuoh. Sohönheim, eene oude, gothisoho stad ha Fran kenland. was in do XVTIIo eeuw de hoofdstad van een klein vorstendom, zooals er destijds ook in puitsoh land waren. Prins Karei Albort de vierde bestuurde het. Bemind, geëerbiedigd door al zijne onderdanen, in vriendschappelijke betrekking met «lino naburen, sou hij de gelukkigste der men- Benen geweest zijn, wanneor hij niet zooveel ver driet had gehad over zijn zoon Otto. een knaap van elf jaar, die aan een ziekelijke droefgeestig heid leed, die onmogelijk te genezen was. De vorst was er soms wanhopig door. Op een zekeren Novembermorgen was hfl nog meer ongerust dan gewoonlijk. HU zat in zyn werkkamer voor een stapel brieven en las een voor een de verzoekschriften, die den vorlgen avond binnen gekomen waren. Moeetal haalde nii er mot oen ongeduldig gebaar een streep door en legde ze ter zijde. Plotseling hield hU op en streek mot do hand over zijn oog en, vervolgens greep hij een schel, die op tafel te middon der papieren stond, on bolde. Eon dienaar trad binnen. „Verzoek Prins Otto hier te komen. Ik wensoh hem te spreken". De dienaar boog en verliet het vertrek. Benige oogenblikken later stond de knaap voor Karei-Ai- bert. Klein voor zijn leeftijd, gekleed volgons de Fran- I pohe mode, drie ordetookens op de borst, op het hoofd de gepoederde pruik en den drlenoekigen gepoot 1 stoek ln de hand, stond hij bU de tafel on voatigde zijn groote, treurige, blauwe oogen op zijn vador. „Otto", zei do vorst, hem een kus gevende, ,.ovor drie dagen ben le twaalf jaar oud. Als gewoonlijk WIK KAN HET VINDEN? zal lk eon feeet geven om Jo geboortedag te vieren, maar lk wonsob dit Jaar het programma te veran- doron Altoos wapenschouwingen, dat wordt eon- toonig. Welke vermakelijkheid kunnen wy er voor ln do plaats stellen?" J[k weet het nlot, Vader, wat u 't beste vindt". ,.Hoo", vol de vorst, terwijl hy verstrooid in de voor hem uitgespreide papieren tastto, „heb je veen idee, geen wensoh? Op Jou leeftijd «yn er toch vele dingen, waarin men belang stelt? Nu?" „Vader", zei hy met zaohte stem, alsof hij ln zichzelf sprak, „waartoe dienen al die geschrif ten?" „Och. mijn beve jongen, dat zuh ge al te gauw weten! Het zijn meestal beroepen op mijn goeder- I tierenheid, verzoekschriften om genade voor ver oordeelden. Ongelukkigerwijze kan ik de meestem dezer ongelukkigen niet begenadigen; een vorst moet vóór alles reohtvaardlg zyn. Kyk". vervolgde hy, het diohtstbyzynde stuk vertoonenae, „hier is er een, waarin men my van velerlei zyaen aan roept. Maar om op myne vraag terug te komen Otto, omdat jij niets kunt bedenken, zal ik het voor je doen. Ik zal hier een bal geven, een ge maskerd bol, waarop alle kinderen van Sohönheim genoodlgd zullen worden. Dat is dus afgesproken. Kom, omhels mij en tracht in afwachting van het feest wat vroolyker te zyn". Otto verliet zwygend het vertrek. De vorst keek hem na. Toen de deur gesloten was, zette hy zioh opnieuw voor zyn werktafel en hervatte den ar beid. Twee groote tranen rolde op de papieren. trtt en leg ze ziV» tegen tukaui, m een aardig plaatje ontstaat ^6* stelt een Paaschmorgen in de middeleeuwen voor. Tn de groote zaal van het paleis, bij de vrooiyke tonen van een orohest. onder het licht der talrijke lampen, dat door de spiegels weerkaatst werd, dansten, lachten, stoeiden en genoten een menigte verkleede kinderen. Walsen en andere dansen volg den elkander op. Hier geleidde een sterren-wiche- laar met puntige muts-een Alpenherderinnetje met een kort, rood rokje aan en 'n wit schortje voor. twee waternimfen dansten met een Polichinel met een verbazend grooten, roodon neus, weer verder galoppeerden bloemenmeisje», soldaten, boerin ne tje», ridders, kabouters en feetjes door elkaar. In een hoek der zaal, byna geheel verborgen door de estrade, waarop de muzikanten gezeten waren, zat sohreiend een klein meisje. Ze was niet verkleed, maar had een Jurkje aan, zooals de kin deren van het volk droegen, een donkerblauw rokje met een keursje van dezelfde kleur on op het hoofd een wit mutsje, dat met linten onder de kin was vastgeetrikt. Ofschoon ze zioh daar reeds v.in af het begin van het bal bevond, had niemund haar nog opgemerkt, op de plaats, waar ze zich versoholen had. Op oens legde zioh een hand op haar schouder. Zy hief het hoofd op en zag een gemaskerde Jon- jekleed als page uit den tyd aer Renaissance. oarom huil je, kleine?" vroeg hy. „Wie heoft Je vordriet gedaan?" Ze gaf hem te kennen, dat ze hem door het I» ven ln de zoal niet goed kon verstaan. „Je hebt geiyk", zet de knaap, „hier kan men niet spreken. Ga mee ln de vesflbulo". Om dsar te komen moesten ze de gehoele zaai door gaan. Hot meisje volgde haren gezel, die haar by do hand hield om haar niet ln de drukte w verliezen. Ze liep met gebogen hoofd, terwyi zo met haar zakdoek haar gezwollen, roodo oogen af veegde. Toen ze alleen waren verdubbelden zich haro tranen. De longe page, die begreep, dat het kind zeker reden had om zoo bedroefd te weten, wachtte onbewegelijk en ontroerd en durfde niets moor vragen. „Luister", zei het kind eindeiyk, zioh gewald doende om niet meer le snikken, Jk zal Je allca vertellen. Ik ben hier niet gekomen om to aanson, maar omdatomdat Ik den vorst wilde spre ken". „Den vorst spreken? Waarom?" vroeg de kn.iap, dit haar vol belangstelling naderde. „Ja, ik kan je njet allee verklaren, omdat ik 1 zelf niet weet. Er is een man, die al lang ous woon'.. Als je hem alloen maar ziet, wordt Je i al bang voor hem, roet «yn grooten zwarten baard 1 en gluiperige oogen. Hy U heel ryk en bezit veel huizen, maar hot onze staat hem jn den weg. Mijn vader heeft het hem, ondanks zyn herhaald aan dringen. niet willen verkoopen, «mdat er zooveel herinneringen aan verbonden zyn, waarom hy het j niet kan missen. Na een laatste poging, ging de boeze man. mopperend ons huis uit. Benige dagen I later, kwam een chef van de politie, vergezeld van l verscheidene agenten, mijn vader gevangen ne- dat de vorst bevel had gege- Ben dienaar versoheeo. Ja myn vader daar „Neon, Monselgnouri ieengegaan, maar hti komt Als Mongsoigneur wil wachten.. temt wellicht apooc ven hem te arresteeren. Myn vader betuigde zyn onschulcL maar de mannen voerden hem mede en 1 wilden niet naar hem luisteren. Je begrypt, dat ik I schreide. Ik begreep, dat onze buurman een rol ln deze zaak speelde. Omdat ik geen moeder meer heb, bleef ik alleen en begaf me naar mijn tante, die achter de brug woont en wie lk alles vertelde. spoedig terug, het vertrek to ls goed. Ik zal er hoen geen". de kindoren liepen do gang door, torw$ de dienaar hen verwonderd nok ook. Er was Inderdaad niemand tn de werkkomofc Alleen lagen op do tafel eonlge doou menton, die pas besoh reven waren en waaraan men kon zien. dat do vorst sleohts kort geleden daar geweest was. Toon de Prins do geschriften zag, herl hy zich, wat zyn vader drio dagen geleden D__ had. Heol voorzichtig nam hy de papieren op en liekoek *e en over do tafel gebogen, zag het kleine meisje toe. JPrledrioh Naumanui" riep ze eoua- klaps, „vaders naam!" Hot was een groot dossier on ze bevatte wol tig stukken. De kindoren docrllopen ze haastig, bo- viepsd om overvallen te worden. Getuigenverkla ringen. allerlei aanwijzingen, verscheidene brieven, verzoeksohriften om genade kregen 7.0 achteren- volgens in handen, onderaan op ae laatste bladzij de nnd de vorst geschreven: Genade onmogelijk; ln de Toon »e <5h las, begon 1 schreien. „Mijn vader zaj ons niet meer wfflso hooretA 'rak Otto in ziohaetf. „Hoe zullen sprak Naum umann redden". Hy stond eenl| Hen we den armen terneergeslagen» die achter de brug woont en wie lk alles vertelde. Sedert is ze dikwijls naar de stad gegaan; te zegt, da-t myn vader valsohelyk beschuldigd wordt van politioke kuiperijen en dat ze don vorst wilde spre ken, omdat aeze recht zou laten gesohleden. Vbwr ik sag wol, dat ze hei maar zei om my gerost te stellen en dat ze zelf niet geloofde aan hetgeen zo zei want zo verborg zioh dlkwyis voor my om te huilen. Dit duurt nu al een half jaar. Vader is nog altijd in de gevangenis, ons huls zal spoedig ver- kocht worden en dan zal onze slechte buurman het koopen." Drie dagen geleden hoorde lk tromgeroffel in de j straat en men kondigde aan, dat een kinderbal in het palels zou worden gegeven. Ik dacht, dat ik I ook daarheen zou kunnen gaan, dat ik den vorst zou zien en dat ik hem kon verzoeken my myn vader terug te geven. Zonder mijn tante te waar schuwen, ben ik hier-heengegaan in mijn gewone kloeren, maar toen ik deze mooie zalen en al die prachtig gekleede kinderen zag, schaamde ik me zeer. Ik voelde, dat ik nooit den moed zou hebben den vorst aan' te spreken en ik heb een stil hoekjo opgezocht, waar ik ongestoord zou kunnen schreien. Daar hebt ge me zoo straks opgemerkt. Maar 0, zeg me nu, alstjeblieft, wat ik doen moet. Wat moet ik doen om den vorst te spreken j te krijgen en hem mijn vader terug te vragen? jy hebt je vader nog, niet waar? Je zou wel erg be- 1 droefd zijn, als ze hem in de gevangenis zetten en jou alleen lieten En weer begon het meisje te snikken. 1 „Huil niet, kleine", zei de knaap, „ik zal het mijn vader vertellen, want ik ben de zoon van den vorst. Kom mede". „U, de zoon van den Vorst? Is dat waar?" „Ja, kom spoedig. Vader is misschien niet meer in zijn kabinet, ik ben bang, dat we te laat ko- men" Ze liepen de groote trap af, staken de plaats over, klommen eenige trappen af, en kwamen ein delijk ln een gang, waar verschillende portretten hingen. De kleine prins had zyn masker afgedaan, het meisje haar tranen god roogd, ze liepen heol i hard en zonder tot elkander te spreken. 1 Toen, door een pïoteellhgen inval getroffen, greep een radeermesje, en zijne aandoening beneeiw radeerde hö de komma-punt, die hy daar na met twee haastige pene ontrekken achter hel eerste woord plaatste. „Genade; onmogelijk tn de gevangenis laten"» aoo luidde nu bd antwoord op de venoeksohri* ten. Nadat hij deze verandering had aangebracht, legde hy het dossier op zyn plaats en de kinderen haastten zich om uit het kabinet te komen en naar de balzaal terug te keeren. Prins Karei Albert heeft nooit begrepen, waarom de droefheid van zjjn zoon na (fit feeet voor altijd verdwenen waa. jr «TVPM M'PT ALS .KAT FN HOND" Uit een sohoiei Utt één nap Nemen Poee en Caro Om beort een hap 1 Zoo zie je dam, t Ie ongegrond. Dat niét verdragen Zioh kal en bood! A i jjjlü I I

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 23