ONS HOEKJE. )E BOODSCHAP. Marieke's studie-uurtje. Hoe kleine „FrankT gewroken werd. NOOIT TE LAAT iaat lx net? Moet fk naar schoolt4* Marius aan Antje, klimt haastig op een stoei wt er met haar handje |zers hup! wat achteruit, o!" zegt ze tevreden, leb je nog een poosje tijd!" utert naar beneden TANTE LBNNJB. (Vrij naar het Engelsch). door TANTE LENNIE. Vervolg en slot. jkaden was een forschgebouwde In- dat zekér merkwaardig was, om- isgoiiooton gewoonlijk vrij tenger ar handig was hij in elk gevall Eerst zijn helpers oen mand te willen bren- veel strijkages maakte hij het dek- len geweldige slang kronkelde zich De gasten, schoon gewend aan het iie kruipende dieren, weken toch eeu iruit, maar op een teeken van zijn innen de overige goochelaars hun in- te bespelen heel zacht-en kla- elijkertijd wendde de slang zijn kop en links en bewoog zoo mee, op de tonen der muziek. Maar toen de melo- ilijk zweeg, maakte de goochelaar ndbeweglngen en de slang kroop in terug, die weer vlug gesloten werd. wonderlijker was het „vuur eten", ier werden aan reepen gescheurd, die zijn mond verdwenen. De overige ra" hieven een soort krijgsgeschreeuw Dsten als dwaas om hem heen. Jonge dames gilden, want het was bijna war, dat de man zich niet zou bran- toch ging hij voort en stak het vlara- in zijn mond. Eigenlijk was hot ling, toen hij ophield en met ge- i® dankte hij voor het handgeklap, «en jong8 vrouw naar voren even huid als de man haar armen en [waron bruin evenals de voeten, die in itestoken waren. Ze had een masker llaat en toen men verwonderd vroeg, [te vrouw tegen de gewoonte in, het lekt had, volgde het antwoord: Zij is dat niemand haar. gelaat mag aan- Ze droeg oen los, fladderend kleed en ze met langzame passen en voor tgingen te dansen, of liever vóór waarts te buigen Ineens bleef zij lohtte haar oogen op één punt den jrtegen de kolonel geleund was en ij het vreemde schouwspel gadesloeg, w eenige minuten stil, en maakto ken met haar hand. "ja wil iets vragen", riep de hoofd- antwoordde met een paar vreemde 'de tolk sprak: &Ja verlangt te weten of de kolonel rijn hart klopt onrustig". 'ad de heer des huizes naar voren, leze vrouw 600, als zij in staat is J te doen betreffende het ver- WJ. da zal haar best doenP verzekerde gebeurde er Iets wonderlijks. De be- der vrouw, zooeven nog langzaam JWJg, werden steeds sneller en B ?6 418 een wervelwind rond- rbij het losse kleed om haar heen J jen grond neerviel «lachten, dat zij zich bezeerd had "aar helpen, maar zij beduidde, dat van haar af moest gaan staan. nnrf». j arm0D bogen zich om haar 711m1ooze 8t,Ite klonk een lach. dn uif0 «m?.ar °°k als zóó'n bekende kolonel bleek werd h «tam el de hij het gezicht echter het muiter verborgen, weer strak en wéér vertaalde de tolk: -„Mimoeshja zegt, dat de kolonel ln zijn eigen lakken moet zoeken". Ongeduldig haalde deze de sohouderz op. Wat dwaasheid!" mopperde hij diit zijn de tooverkunsten well" en onwillig draaide hij zich om. „Mimoeehja zegt: Zoek ln uw zakken!" her haalde de tolk. Boos etak de officier de handen In zijn Jam-... .Natuurlijk niets!" zei hij verstoord. „De binnenzak!" beduidde AbduL Met een gebaar van: ik ben niet van plan mfi voor den gek te laten houden" gehoorzaamde hij toch aan het verzoek. Hemel wat wae dat?? Werkelijk voelde hij Iets hard» het leek wel gekreukt papierMaar het zat tueschen I de stol en de voering en het was onmogelijk er iM bij te komen. „Wie heeft een zakmes of schsarT- riep hf) an toen eindelijk het gezochte te voorschijn kwam, bleek het Inderdaad de verloren enve loppe te zijn. fikt was een vreugde! en de gasten, die wel merkten, dat er iets heel bizonders aan de hand was, klapten van plezier ln de handen, terwijl de Inlanders allerlei klanken uitstootten en een rondedans deden. Maar Mimoeshja wae plotseling verdwenen niemand had er erg ln gehad allen waren te zeer bezig geweeet den kolonel te helpen „Waar 1b de vrouw?" riep hij. Zij zal de be- looning ontvangen". Maar vreemd genoeg de gezoohte kwam niet opdagen en ook de toovonaars maakten aanstalten om te vertrekken nu het grootste Jiunetetuk" volbracht was. De kolonel was lntusschan naar de slaap kamer gegaan om zijn vrouw te roepen. Haar hoofdpijn zou nd wol overgaan, dacht hij de goode tijding zou haar zeker doen opknappen en hij wilde haar in de allereerste plaats het heorlijke nieuws vertellen. Maar hoe schrok hijToen hij zich over haar heen boog en het laken terugsloeg, dat hoar gezioht bedekte lag daarMi moeshjaneen toch.... wèl was de huid bruin, maar het maskertje lag naast haar en vroolijk keken een paar blauwe oogen ln de zijne Mimoeshjajijstottordo de kolonel. Ja man 1 ik lachte ze. „Hoe in hemelsnaam kwam je aan den brief en waarom heb jij je verkleedlk geloof dat ik droom I" en do man beefde van schrik. „Ik liep naar den lessenaar, toon Jij zoo haas tig de deur uitging om Ellsa te helpen", ant- woeft-dde ze. Door ]e haast, heb je zeker niet gemerkt, dat het slot niet pekte. Ik vond de enveloppe, weggeschoven tegen don wand. Toen lieve man wordt nu niet boos, wilde ik Je een lesje gevenJe zei zoo„doe mij het genoegen ie buiten de zaak te houden, ik zal het zelf wel opknappen", en toen vond Ik, dat je eens moeet weten, dat Je vrouwtje niet te dom ls, om jou, knappe man te helpen I" Ik nain de enveloppe, Het Abdul bil me ko men, hij beloofde mij te helpen de brief naaide Ellsa tusschen je jas en de voering en met wat bruine verf en oen maskertje voor mijn gezicht, was ik in Mimoeshja veranderd, die nu zeker wel de vijfhonderd gulden ver diend heeft I" „Je hebt nog veel meer verdiend," lachte de kolonel, en hij gaf haar een zoen, die klapte. Maar nu de verf van Je gezicht en toen de gewone kleur weer tevoorschijn was go- tooverd, gingen zij gearmd naar beneden, waar de gasten in den tuin het wonderlijk geval be praatten. „Gelukkig, mevrouw ls weer beter 1", werd er geroepen „daar zijn we blij om I" „Maar lk ben nog blijder", zei de kolonel „want zij ls mijn rechterhand en die kan lk niet missen I" De £oa scheen hel en vroolijk Up 't groene grastapijt, De vogels tureluurdeu Ku zongen van jolijt,, De bioemkens bloeiden fleurig En geurden wonderzoet, De bijkens zoemden lustig En peurden overvloed „O, o" zuchtte Marieke, Klein kleutertje aan 't klavier, Jüoe heerlijk is het buiten. Wat treurig ia het hier. Van Maatje moet 'k studeeren Eer ik mag spelen gaan, lk haat die nare noten, Was ik maar hier vandaan!" Daar vloog een bonte vlinder Op eens de kamer in, Hij hoorde 't kindje klagen En sprak: „Wat booze zin, Op zulk een mooien' morgen 1 Zeg, meiske, speel eens wat, Laat eens een wijsje hooren, Toe, doe 't maar lieve schat!" „Voor jou een wijsje spelen 1 Och dier, Je lijkt wel dolf' En klein Marieke schudde Echt boos haar krullebol. „Ga Jij maar vroolijk vliegen Ginds in de blauwe lucht, Of, neen, leen mij Je vleugels, Dan neem ik gauw de vluchtl" „Marieke, dom Marieke, Wat zet je een zuur geacht, Doe als wij allen, meisje, Veel liever eerst je plicht Volbreng mot lust en ijver De taak, die je is gesteld, Zoo doen toch ook de vogels, De bioemkens ln het veldf*.. met vlijt studeeren, uurtje is vlug voorbij, Je Maatje is dan tevreden En ons Marieke blij." Marieke keek den vlinder, Die ijlings wegvloog na.... Toen klonk het flink en deppen Do, re, mi, fa, sol lal (UN hei Vem-WeateoJ. Vier ruitere tranen tegen zonsondergang xdt het stoffige Oosten aanrijden en zetten mee zweep sporen hunne doodvermoeide paarden tot den grootsten spoed een. Meer dan negentig mijten hadden rij sinds het aanbrekenten den dag afgelegd en de paarden hadden ln twee ven vijftig mijlen at- gegaloppeerd. Mensohen en dieren waren dood op, maar de diiereo hieven thans eoulveod hunne hangende koppen amboca omdat ze be merkten, dat er water kt de nabijheid wen Achter hen bevonden zich bruine vlokten, die zioh uitstrekten tot den donkeren gezichte- einder, en geen boom of hut wes te onder- eebeMon zoover de blik reikte, namelijk: tot aan de grene ven het verder gelegen hoogland. Voor hen bevond zdeh lange den zoom vnn de Sweetwator een boeoh van katoenboomeo met wilden wingerd doorvlochten. „We zulten even na donker bfj Joe Hipper aankomen," zei het hoofd vnn do troeft „ten minste ets onze paarden bet uithouden. Het mdjne ls doodop." „Hoe vet ie het nog tot Joe T* vroeg de man, die links naast hom reed. „Hij woont ongeveer oen mij voorbij de ri vier. Misschien heeft hij eenige frisache paar den, die wtj kunnen nomen en in ieder gevel ml hij one moeten vertollen, waar we one tot kunoon verschuilen de politie oog ver aohter ons zijn T" de Jongste, zenuwachtig achterom kJJ- end. „Wist ik dat maar," zet de leider schouder ophalend. „We zijn het lot dusverre vrij ge makkelijk ontkomon, maar ze zullen nu wol nieuwe paarden hebben" Ze trokken met. moeite verder door hert lege struikgewas en hielden eindelijk halt aan den oeveri van den stroom, waarin do paarden, ln hun IJver om te drinken, tot aan do oogen huo kop dompelden, terwijl do mannen alstegen en op hunne beurt bun dorst leachten „Hier js de doorwaadbare plaats," zei de man, die vooruit reed. „Ziet goed naar die touwen ge moet er midden tusschen door rijden De oude Johnson heeft zo hier geplaatst, nadat Abe Passen en zijn gezin zijn verdronken" „Wat Is er eigenlijk voor gevaarlijks naast die touwon," 'woog dogeno, dte nog niet gespro ken had. Zijn hoofd wae omwonden met een van bloed doorweekten zakdoek en zijn oogen glinsteren koortsig. „Drijfzand", zei de aanvoerder. „De Sweot- water is er hier en daar vol van, maar dit ie de gevaarlijkste plek, behalve het aangeduide pad, waar iedereen overtrekt, omdat de bodem bier van steen is. Vooruit, jongens, we moeten ver der." Ze plonsteo door het stroomende water, dot in bet midden tot boven hunne stijgbeugels kwam en ze beklommen reeds voorzichtig den weste lijken oever toen de jongste zei: „Wat denkt ge er van, ale we deze touwen eens los maakten! Op die manier houden we ons den sheriff een poos ven het lijf." „Een prachtidee r riep de aanvoerder, terwijl hij van zijn paard sprong. „Ik west nog iets betere," zei de man met het verbonden hoofd. ^Plaats de touwen een eind verder." „$J bent de matador!" grinnikte de aanvoer der; en binnen drie minuten, hadden ze de tou wen zoo verzet, dot ze onmiddellijk lelden over de gevaarlijkste zandbank ven de geheels itvier. „Dat zai ben stellig minstens Mén minuten bezig houden," zei de man van den zakdoek. ,,Ik 'hoop dat ze er evenveel hoofdpijn door krij gen als ik heb." ,Ze zullen hst wei erger te kwaad krijgen" zei de leider, en hij sprong weer In het zadel. Niet vermoedende, dat ze,door heigeon ze gedaan hadden, juist hun ondergang bewerkten reed het kwartet verder en verdween in de schemering. Ze hadden dien nacht de bank te Weeton bestolen en voerden vijftig duizend dol lars op hunne zadels mede. Hoe snel ze ook ge reden bedden ze wieten alle vier, dat ze nog lang niet bulten gevaar warén. Een half uur, waarin de duisternis steeds meer toe nam, verliep. De stilte werd alleen du en dan verbroken door het geschreeuw ven een nachtvogel of de sprong van een viech In het water. Toen '•ernam mén het gestamp van hoe ven in de verte en een knaap van ongeveer vijftien jaar, gezeten op een kleinen mustang pony, kwam eveneens uit het Oosten aanrij den. Het paard hield ook balt aan den oever I en dronk evenale de anderen gedaan hadden, maar niet zoo gulzig. „Kalm aan, kleine Frank" zei de knaap, toen ze opnieuw voortgingen. „Ik ken de touwen niet goed zien. maar Jij wel. en Je moet pre cies tn het midden blijven". Hij sprak, alsof de pony volkomen leder woord, dat hij zei. ver stond. Ongeveer vijftig voet legde het dier af, terwij! ■het voorzichtig on rustig voortstapte, ofschoon zijn hoeven vrij diep in net zand groeven. Toen aarzelde het eensklaps, sprong voorwaarts, struikelde, en worstelde wanhopig om zijn voor- pooten vrij te maken, terwijl juist door die po gingen zijn achterpooten dieper tn de aarde zak ten. Toen het huipelooze schepsel, dieper en dieper zonk, sprong de ruiter uit het zadel en steeds de teugels vasthoudende greep hij plot seling één der touwen, dat zich slechts eenige voeten boven hem bevond. Juist, (oen hdj dll reddingsmiddel gegrepen bed, ronk een zijner beenen tot san aen knie in het drijfzand; maar hij trok het er nit en werkte zich boven op het touwv dot door zijn zwaarte bijna tn het water werd getrokken. Toen hdj zich eenigsztns veilig voelde, trok hij zoo hard aan de teugels als hdj kon, terwijl hij zijn pcuy tot nieuwe kraebtlnspauulng aan zette. Maar bet amme dier was reddeloos verloren, en al de pogingen van den knaap werkten niets nit. Het zonk steeds dieper, totdat alleen zijn kop nog zichtbaar was. Toen brak de teugel en gleed over zijn ooron. Met een bijna menechelij- ken schreeuw, ging de pony geheel onder en kwain niet weer boven, ofschoon het water nog oen paos b hevigs beroering was. (Wordt arvoIffdJ jroon VLIJTIGE VINGERTJES" Met kaden, naakt en draden Kun je »oo heel veel doen, llo kunt een ketting rijgen En gespen op Je schoen.... Ceintuurs ln alle kleuren. Gok wel een mooien ring Of leuke bi aceiet ten Bn nog soo menig ding. Bier geef Ut Je een werkje Probeer hot eene een keer En leg het, ads het klaar te» AJb tafeknatje neer. KJjk met Je belde oogen, Je niet dan hoe het moet, En ale je heel goed oplet, Dan wordt het zeker goed. Het tweede is een taschje,- Met hengaeltjee eraan, Het ljjkt niet zoo gemakklljk. Maar toch zal het wel gaan... Koop nu maar heoi gauw kralen, En doet eens flink Je best, Als je maar een begdn maakt, Dan volgt vanzelf de reet! TANTE LENNIE. VERVOLGVERHAALTJE. Het deed mij pleizder van Greetje Verhoog hei «lot van ons vervolgverhaaltje te krijgen. En aller aardigst heeft zjj het eind bedacht Goed zoc Geertje, lik hoop, dat Je de ansicht uit Arabon die ik je zond, ook aardig zult vinden. Weer geef ik een stukje ook nu weer kui nen Jullie dit aan mijn adres: -Jansstraat 9, Are hem, zenden. Ik hoop dat er véle Geertjes of Gei ritten willen volgen! Onderweg praatten ze er druk over. t Zon toe' ook wat wezen! Juffrouw Vera weg. *t Was juli zoo gezellig op school, nu z(J er was. En zou d pret nu al uit wezen? Zoo pratende bereikten ze de school. Daar kw« men de andere meisjes al op hen toeloopen. „Wat kijken Jullie beteuterd! Wat is er?" „Weten Jullie het dan nog niet?" *;Wat? Wij weten nog van niets!" „O" zei Tineke. „Oor haar oudste broer ls toe vriend met Julfroaw Vera haar oudste broer?" „Ja, dat is al oud nieuws. Vertel ons maar gau verder". „Nu", vertelde Tineke verder, „en die heeft t gen Oor gezegd, dat de Jiïffrouw ona voor een tij geen les meer mag geven!" Algemeene ontsteltenis onder de meisjes. „Waarom? Wat heeft ze dan gedaan?" Deze en dergelijke vragen werden gesteld, ma« Tineke noch Oor konden er antwoord op geven, di bleef er niets over, dan maar te wachten op verd< nieuws. Daar klonk de bel. Gauw hun mantels uitgetrol ken, om dan gauw te kijken, of zij er nog wel wa Nieuwsgierig gingen ze binnen. Zou ze er no wel wezen? En wat zagen ze? Juffrouw Vera stond voor d klas als altijd! „Hé, Juffrouw, wjj dachten, dat u er niet' met was. Tine en Oor zeiden, dat u geschorst was". „Gelukkig niet, hoor. Ik biyf hier". „O, maar hoe kan dat nu?" „Vraag dat zelf maar eens, hoor!" Nu, dat zou Oor doen, direct om 18 uur. „Willem!" (zoo heette Cor's broer), „de Juffrotr ls niet geschorst!" Willem laohte fijntjes. „En jij zei, dat ze niet meer mocht komenI ging Oor verder. Plotseling ging moeder, (die er alles van wisl lachen. En Willem lachte mee. „O, o," zei moeder, „wat hebben Jullie Je lekkt beet laten nemen! Zijn jullie dan heelemaal dot den schrik vergeten, dat. het vandaag 1 April is DMrom hebben ze dat gedaan. Willem en juffrou- Vera haar broer wisten wel, hoeveel Jullie van haa houden en daarom hebben «e dat gezegd. En we hebben Jullie je lekker beet laten nemen!" Nu laohte Oor ook, en ze ging gauw naar Tim om haar de mooie Aprilgrap te vertellen. Ingezonden door Geertje Verhoog, Wiilebrorc straat 28, IJmuiden-Oost. Oud 12 jaar. De kraal. WIE SPEELT DOMINO T Wie kent dit kunstje? Schud ee^ domino spel en zeg tegen de huls- genooten„Ik ga weg, zetten jullie nu de stee non aan elkaar, zooals altijd en als je klaar bent, zal lk uit de gang roepen met welke In eeti boom zat een kraai en zeek, hoe op he grasveld twee Jongens aan het spelen waren. Z liepen achter een hoepel aam en draafden ln he rond, tot ze oyer elkaar rolden en een der hoepel terecht kwam bij een oud heertje, dat rustig o] een bank de krant zat te lezen. Verstoord keek hij op, en zóó dicht waren zijl wenkbrauwen gefronst, dat de Jongens niet nna hem toe durfden te gaan om het speelgoed teruj te halen. O hemel, de man zwaaide dreigend met zijn stol en riep. „Durf eens hier te komen, moet je eei ouden man plagen? Zie maar Jat je den hoepo krijgt!" Beteuterd stonden de Jongens, niet wetend wa te doen. Die mooie hoepelging die nare, bocz) man maar wegl dachten ze. Veel kans schden niet te bestaan het nljdigi oude heertje keek nog eens nijdig naar de kindo ren en nain toen weer de oourant op. De kraaj keek.... „Kras, kras!" riep de vogel en de vleugels uit slaand, vloog hij naar den tegenovergestelde: boom, vlak bij den bank, waar de hoepel op d« grond lag zoo héél dicht bij de jongens, maai toch zoo goed bewaakt, dat het onmogelijk wiu erbij te komen.,.. Door wie??? (Wordt vervolgd.) oogen de~uiteinden van het spel eindigen." Hoe kan dit Terwijl je de steenen schudt, houd je een tn de hand achter. Als je bulten staat, kijk Je, welke oogen er op staan. Als het toevallig een dubbele is, lukt het niet. Maar heb je D.v.b. 2-1, achter gehouden, dan eindigt het spel vast met 2 en 1 oog. Heb je een dubbele, dan vraag je maar heel gewoon: willen Jullie nog eens schudden VAM vu, LCUFLAAT,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 21