LJÉ <r iv v_ ONS HOEKJE avontuurlijk verhaal Hoe kleine „Frank" gewroken werd. VOOR ONZE JEUGD De Kettenfamille. set ligt Is een hoekje, 0 deuntje, heel tevrte, belde pceeenkindren itU met moeder mee. 1 nacht had ze gelegen keuken, op den loer, kleine muizenkeutel bauscb waar! op den vloer... ik een lekker hapje", iet, dat ie niet mie, iu maar o( die keutel muls, of muisje Is! rhad vergeefs gekeken, kwam niet voor het Ucht, Vinet knijpt, heel nadenkend, baar oogen dicht.... ia segen!" denkt ze suffrlg, lellend met haar kop, lekkertjes gaan slapen i eet mijn kind'ren op!" TANTE LENNIE door TANTE LENNIU it niet, waar hot vandaan komt", rel Clara, die al drie Jaar -bij ons thuis W verzorgde. Ik reken mij zelf hier niet bij, want lk ben al vijftien. ZIJ bet pakje, dat etevig met oen touwtje iden zat, en wij hielden onzen mond UdeD het ook niet uit zijn handen te want Pim was jarig, op dien merk- I deg Juist dertien jaar geworden." [te bet ingewikkelde gevalletje voor- set, waarom hij zoo angstvallig deed, wij niet goed en voelde er met zijn mem. I natl" zei hij. pu Juli" riep hij er la een figuurtje bed, ziet u welt 't Ia net het plaatje isleuw prentenboek: een zeepaardl En •ttóó van een schip af bezorgd, daar- jtloo nat! En mijn sprookjesboek ver- Ban een reuzenzeeelang, die ko- 1 m de zee, en die op al haar brieven N goteekend heeft O, Owat zou '1 k durf het haast niet open te ma- del zoo kinderachtig PUnl" knorde li hem een schaartje. „Kom. knip vlug (w loe, ik bon zelf ook zóó nieuwsgie- lüemaa] drongen wij om den Jarigen 'Makte het pakje open en kijk n brief uit en eenplaatje! k het anders niet?" zuchtte hij. raapte hij de papiertjes op en las: Jarige Pim, dat Ja soo graag leest in Je nieuw In die vreemde plaatjes staan. Ik dat je de vorige woek avonds, In 1» gaan slapen, het licht hebt opge- >1 kost je moeder een heeie boel geld), hg tal vast nlst meevallen, dus dat i het vervolg maar liever laten. In- i met roode kleuren en open kijkers «P te lezen, deed Je beter Je lessen ren, dan ga Je misschien over en heb r reorelsjo te mogen maken. Dan 'zul ■onlngin van de zee, die Je zoo mooi r Wel zien. Als de zee kalm is en de tat, itnek lk dikwijls mijn hoofd uit wanl Ik vind de rooden zonnegloed ali na een warmen dag de teo pit of er vuur vlooit over het water, lichten die lk aansteek voor mijn 'jh mijn zeepaleis logeerenl" Het Ik Je zend, Ie ook merkwaardig, bo nsai lieol goed. Hot stolt een vlleg- joot ee )i kunt je nu meteen voorstel- fleemde dingen wij boven don W fladderen u,1"" miulr 'n kamer op sn kijk 'i") lag en niet 's nachts hoor! Jjat Ie riapon. ■Wf aen kleine Jongen door de luoht, Sl'^tifl toestel, waarin hij set, •rat hst haast niet galoovao, tan stelletje katten vloog meel Dat vond ik toch wel een beetje gek en ik riep mijn hofdamea om ook te kijken Wij begrepen er niets van, maar Freule Kreeft zei: Ik zal gauw een kiekje maken, en in een oogenblikje was bet gebeurd, on hier stuur lk Je dit merkwaardige plaatje. Aan den achterkant vindt Je het liedje dat die Jongen zong, ik heo het voor Je opgeschreven, Je moogt het uit Je hoofd loeren en bet alle kinderen, die het ver hingen te hooren, voorlezen." Pim draalde het blad om en jawel daar stond het: Alle kinderen, die mij kennen, Breng ik hier een frisschon groet, Want goloof maar, dat hlor boven Je van kon boVriezen moet Ik hield altijd veel van reizen. En zooals Je nu kunt zien. Vloog ik nog het allerliefste Met m'n eigen vllegmachlenl Niemand wou mij vergezellen, Hoel alleen wild' ik niet gaan, En toen haalde ik ons katje Uit zijn warmen mand vandaan. Poee zweeft met mij door het lnohtrulm. Maar wat schrok ik ondorweg, Kroeg Minst twee lieve kleintjes. Het ls housch waar, wat Ik zeg. 8trakjes hopen wij te landen. Neem een kijkjo hier en daar. Ik volbracht den Oceaantocht En ik dacht niet aan gevaar. Zijn er mogelijk andere Jongens, Dio not wiUsn zooals ik? Je beleeft wat avonturen. En je hebt een reuzenschlk MaarIk heb het goed getroffen, Al kreog ik het eome te kwaad, Want al is het nog zoo prettig. Veiliger is nog de straal O, ik weet nog, hoe de zeeslang, Heerscheres van d'Oceaan, Toen ze boos waa, aan het blazen. Aan het blazen is gegaan. Kijk maar naar het derde plaatje, Toen vloog ailos door elkaar, Maar gelukkig, na den stormdag Was de lucht weer blauw en klaar. Allen, die het Jeugdblad lezen, Krijgen nu van mij zoo'n pront. En de zeeelftng zendt haar groeten Met dit kostelijk present!! Hè, hè, zuchtte Pim en cljn oogen keken door het raam naar de lucht.... Hèzuchtten de anderen.,.. En zuchten Jullie ook, omdat bat verhaaltje uit is?? TANTE LBNNIE (Uit het Verre-Weeten). (Slot.) Zoo groot als bij was. begon de knaap hevig te schreien en snikte het uit. want kleine Frank was zoowel zijn vriend ais zijn trouwe dienaar en het plotselinge treurspel had den armen jongen ontzettend aangegrepen. Nog steeds de teugels vasthoudende, trachtte hij lange het touw den oever te beretken zonder om te koeren, want de plaats waar bij' heen wilde wae dich ter bij dan de hoeve, waar hij vandaan kwam. Toen bij aan de overzijde wae, keek hij even verwonderd, want hij bevond zich voor een wil den wingerd en niet voor de open piek, die hem bekend was. Toen begreep hij de ootzaak van bei ongeluk, dat hem wae overkomen, ie mand had uit kwaadwilligheid de touwen ver plaatst. Na «enige minuien zoeken in de duister nis vond hij de plaats, waar ze vroeger beves tigd waren en bij vroeg zich af of hij eerst ge tuigen zou halen eer hy ze weer bracht waar ze wezen moeeten, of det hij 't werk maar in eens en alleen zou doen, toen hoefgetrappel aan de overzijde hem een enol besluit deed nemen. De troep, die kwam aanrijden beetond uit meer dere personen; hy leidde'dit af uil het gedruiech dat hy waarnam, want onderscheiden kon hy ze nauwelijks, zooeJs ze voorttredsn langs des anderen oever. .Houdt heit I" riep hy, „tracht nog niet den stroom over te eteken". „Wat ie er aan de hond?" vroeg iemand. „Wie is daar „Iemand hoeft de touwen op deze plek ver plaatst I" legde de knaap uil .Jk heb juist mijn pony io het drijfzand verloren" zijn «tem stokte „en ik ben langB het touw gekropen om er uit te komen. Wacht even, dan zai ik ze plaatsen, waar ze wezon moeten". „Wie ben Je", vroeg de stem aan de overzij". „John Edwarde, ik wae op weg naar oom Joe Tupper, om den avond by mijn noef door te brengen, ioen Br, nog geen twintig minuten ge leden, in het drijfzand terecht kwaiu." „De touwen "zijn verplante t," zei iemand, die was afgestegen, op zachten toon. Ze bohooron rtch meer stroom opwaarts te bevinden". „Dat is natuurldjk het werk van Jef Mullens en zijn helpers," zei de eerste spreker, Ze heb ben gehoopt ome Mer te vangen". „Ze kunnen nog niet ver wog zijn," verklaarde do man te voel „want zo zouden zoolete nooit by daglicht gedaan hebben, daardoor zouden ze iemand, die de rivier goed kenl toch niet in do war hebben gebracht", .Houden zo ergens ta de boeschen daar ver schoten rijn? Zeg, Jongen" rijn stem ver heffend „ben Je ar zeker ven, dat Je alleen bent". „Wei zeker," zei Johnnle verwonderd. „Ik heb niemand andere gezien den u". „Do ojngen spreekt de waarheid, sheriff," zet de man, die de politie geleidde. „Hij Is de zoon van Lu» Edwarde, lk ken de familie." Johnnle waa Inmiddels bezig de touwen op hun plaats te brengen, en vast te maken aan de hoo rnen, waarvan men ze had afgenomen. Toen hij hiermede gereed wae, riep hij, dot do touwen nu weer waren, waar zo wezen moesten. Toen sprong do gids in hot zadel, en reed eiieen over, waarna de andoren hem volgden. 1 John u lo werd hartelijk bedankt en warm gc- prezen, omdat hy hen voor een groot gevaar had gewaarschuwd, want daar ze wel met hun twaalven waren, zouden er zeker eenigen van hen verzwolgen rijn. De gids nam den knaap op rijn paard en terwijl ze voorttreden, ver telde de man van den diefstal en de vervolging der boeven, die bijna gepakt zouden zijn ge weest, aJs de paarden 't maar langer hadden kunnen uithouden. Ze hadden nu weer nieuwe paarden en se waren vast besloten als het moest den geheelen nacht door te rijden, ten einde de bende gevangen te nemen. Toen ze Tupper'e hoeve bereikten was deze te volslagen duisternis gehuld en men moest hard eohreeuwen eer iemand te vooreohljn kwam. Inmiddels was Johnnle van het paard Segloden en' liep den hoek om van het lage uis, naar het venster van de kamer, waar zyn neef sliep, omdat hy meende, dat hy daar ge- makkeiyker binnen zou komen dan ergens an dere. „Hallo, Wim, laat me bi noen I" riep hy op de ruiten trommelend. Het raam werd opengemaakt on het hoofd van een Jongen kwam te voorschijn „Sst.," fluisterde Wim, die geheel gekleed wae. ofschoon 't echeen, dat het gezin zien reeds ter ruste had begeven, „ben jy hel Johooie „Ja. Maak de menschen wakker I" „We zijn wakker, ls de Sheriff van Graat Ooumty daar .Ja. Ik kwam met hem mee. Iemand beeft ds louwen over de rivier verplaatst en kleine FYank la verdronken. De Sheriff dsnkl dat Jef Mullens het gedaan hooft". „Set praat niet zoo luid en noom geon na- men „Is hy blsrl" vroeg Johnnle, met glinsteren de oogen. .Neen maar hy wae hier." „Dat wfl de eheriff juist weten". „Wel. vader zal 't hem wel vertellen, hoor Je ze niet praton „Waar ie Mullens nu „Dat zal vader wel niet vertellen. De man, die Jef verraadt, le verloren, en ws willen geen last om dien kerel hebben". „Je, maar wur «ouden se beenr/wvn 7" „Naar de Buffelbron, waar se blijven io4 morgenochtend om te roeten, He. weef ge )e been f Johnnte verdween In de duleternle. HIJ lfo] weer den boek yin bat huis om, oan den wat het hom ook koeten mooet, te vertellen, wat hdj wist, want kleine Franke dood riep om wraak; maar toen hij de voorzijde der rancho bereikte, zag hij niemand moer en hoorde alleen de zich verwijderende hoefslagen in de verte. De poliitie reed naar het oosten, terwijü de mannen, die zij zochten, veilig ver scholen waren in een ravijn, minder dan' een mijl noordelijk. De jongen hield nog steeds de teugels in de hand. hi de kraai, honderd meter verder, waren versche paarden. Hij besloot er een te bemachti gen en den sheriff te achterhalen. „Johnnie! Johnnie!" Wim riep hem, maar hij antwoordde niet en snelde naar de omheining. Binnen eenige miuten had hij een mustang de teugele aangedaan en sprong op het weeretrê- i vende dieT, toen zijn neef verscheen. 1 „Ga naar je bed terug," beval Johonle. „Zeg niemand, wat je mij verteld hebt, noch, dat je me gezien hebt. en lk zal ex nooit over «preken „Maar" begon Wim.... „Ga terug naar Je bed, of Je vader bemerkt het", zei zijn neef en reed weg. Toen de hoeve achter hem lag, drukte hij zijn hielen in de zijden van den mustang en wendde, zich links af, want hij wist een korteren weg dan dien, welken do mannen der wet volgden. Drie mijlen roed hij voort, toen zag hij de rui ters. Hij schrocuwdo luid om hunne opmerk zaamheid te trekken en reed recht op hen toe. „Mullens en zijn mannen hebben zich ver scholen bij de Buffelbron, eon mijl voorbij de Scoutwater", riep hij, toon zij binnen zijn bereik waren. „Is dat weer die Jongen van Edwards?" vroeg de sheriff verwonderd. .Ik dacht dat hij In Tup- per's rancho was achtergebleven" „Ik nam een paard en volgde." „Hoe weet je, dat Mullens bij die bron Is?" „Ik weet, dat hij er ls. Een man zei 't mij." „Wie?" „Ik beloofde niet te vertellen, wio 't me zei. maar do dieven, zijn er vast en zeker." „Ik dacht wol, dat Joe Tupper Iets achter hield." zei de gids, „ofschoon ik er niet zeker van was. Iedereen vreest Jef Mullens. Bon jij niet bang voor hom, Johnnle?" „Zeker," zei de knaap eenvoudig. „Ik zou lle ver niets mot hern te doen hebben, maar hij hooft kleine Frank vermoord. I Illj roed aan het hoofd van den troep, totdat zij het ravijn bereikten, waar zich de -Buffelbron bevond. „Als u noordwaarts om gaat, mijnheer", zet Johnnle, den sheriff nndorond. en uw paarden achterlaat, kunt u hen overrompelen eer zo we ten, wat er eigenlijk gobourt. Zo rèkonen er niet op een aanval van dien kant." I „Jo geeft daar oen. goodon raad, mijn zoon," zol de sheriff Instemmend. Een half uur later, Juist toen de maan har* bleeke stralen in de diepte van H ravijn wierp, overvielen de mannen de vior bandieten en namen hen gevangen, zonder dat non druppel bloeds werd vergoten. Zelfs de schildwacht was van vermoeldhold In slaap gevallen. „Ik zal dezen pony terugbrongon in oom Joe* kraal en met u torugkeeren naar huls," zei Johnnie; „u kunt bij ons nisten en overnachten, onze rancho bevindt zich een halve mijl van uwen weg af. Ik wil Neef Wim nu liever niet bezoeken." ,De bank krijgt al haar geld terug," zei do sheriff, „en Jij hebt meer gedaan om dat tot stand te brengen dan iemand anders. Ik durf je een pony beloven, minstens zoo goed als de Jouw8 waa." Do knaap liet zijn hoofd hangen, want hij was moe en verdriotlg, ondanks mjnu opgewondenheid. „Tk zou natuurlijk geen goed paard weigeren," antwoordde hij, „en Ik bon u zeer dankbaar. Mijnheer; maar gecu enkele pony kan ooit de plaats van kleine Frank ver vullen." Vervolgverhaaltje. (Vervolg). Eerst hadden re dien middag les van Juffrouw) Faber, de Fransche. En toen een half uur teekexv les. Dat half uur was er een gedrukte stemming in het anders zoo gezellige klasje. Ze wisten hel nu allen, de „dot" ging voor langen tijd weg. Waarom? Ja, dat wisten ze nu juist niet. En dat zouden ze misschien ook wel nooit te weten komen. Dat was een zaak tusschen de directrice en juffr. Vera. Het was de laatste middag, voordat Jnffr. Ver* we8l?ing' Op het tafeltje stond een menigte van bloemen. Die hadden de meisjes gegeven als af scheidscadeau. Ze vond het .heel lief van hun. Maar, waar ze nog blijder mee was, was het groote schoofortret, waar al de meisjes op stonden. Ze hoefden niet te teekenen dien mia- dag. maar juffr. Vera zou vertellen, 't Was een prachtig verhaal. Haar zachte stem ruisebta uoor de klasse. Het was er muisstil. Toen 't verhaal uit was, kreeg leder meisje een aeteekende bloem, van haar. Die konden ce in hun kamertje op us ngen. ..Meisjes", zei Juffr. Vera „nu «uilen we nog een vorsje zingon". En zacht klonken de heldere meisjesstemmen door het lokaal. „Hoe zachtkens glijdt ons bootje". Dit was het laatste vorsje, dal ze met haar zongen. Wat klonk haar lieve stem zenuwachtig. Nu kwam het afscheid. Dag Juffr., <JAAg, en han den werden haar toegestoken, als of ze Jarig was. Dftg meisje», zei ze. Ik hoop (hier siokte haar wat,) dat Ik jullie gnuw weer zal zien, Dftg. Stil en bedrukt gingen do meisjes heen. Juffr. Vera hl.cf alleen achter tn de klnssc. Ze keek naar de bl« emen en het portrel. En eon traan drupte er c-p, toen ze er nan dncht, dat ze in zoo'n longen tijd al die aardige meisjes niet zien kon. Dag, tante Lennie. mtjn adres is: Groningen. HILLIE ROZINGA. Nasseulaan 18 a. 1 oen zo op school kwamen, was Juffrouw jij Vera or niet. De hoofdonderwijzer kwam en vertelde dat Juffrouw Vern niet weer kwnm dnnr ze te Jong was als onderwijzeres voor do H.Ii.S. Het speet allen cn ze smeekten of ze blij ven mocht. De hoofdonderwijzer zei, dat hy nog eens zou zien. De middag ging trnng voorbij tot dat het eln. deiljk vier uur was en nllcn gingen naar huls. Om hnlf-ncgen stnpten Tineke en Cor naar school en wnren net op tijd. De hoofdonderwijzer was er weer en verteld® dnt Juffrouw Vern terug kwam; de morgen ging vroolljk voorbij. Den volgenden dag kwnm Juffrouw Vera terug. Ze bedankte allen cn vond het heorlljk dat zo govrnagd hadden' of zo blijven mochten. Do dilgen gingen verder vroolijk voorbij totdat hot examen wris en Tineke en Cor geslaagd waren j voor de vijfde klns en zij Juffrouw Vera woor hadden. PINKSTERVERMAKEN. Wi© kent niet het liedje: Luilak, labbezak? 't Versje, dat in nauw verband staat met de Pinkstervreugd? De Zaterdag vóór Pinksteren is 't Luilakkefeest en nu noemde men hem of haar die dien Zaterdag 't langst sliep: „luilak". De straatjongens trokken reeds voor dag en dauw ln troepen rond bonden alle deuren, die zo gesloten vonden, vast, bonsden er dan met de vuisten op, zoodat langslapers van schrik opvlogen. Vooral ln de tfle en t7e eeuw kon 't op Luilake- dagen wel eens heel ruw toegaan en zoo gebeurde 't ook ln Amsterdam, dat de mensohen met „stoo- ken en vendels" optrokken om op bruggen en pleinen slag te leveren. Een der meest bekende liedjes luidde: Luilak, Slaapzak, Bedaejak, Kermispop, Staat om negen ure opl Het volksbegrip, waaruit het feest ls ontstaan, ls, dat 't sohando was, op Pinksteren lang ln bed te blijven luieren. Vroeger noomdo men het. kind, dat op Pinkster- Maandag het corst de koelen van de stal ln de weide dreef: „Vroegrijp", het 2e: „Dauwworm" en het derde: „midden tn do lan". Hy, die 't laatst kwam, boette. Nustkoek. Ze worden allen met bloemen en groen opge sierd en door 't dorp geleld. Een Jongen trok voorop, lustig op een hoorn biasend en de achter hem aanloopenden zongen dan. „Nustkoek, nustkoek, Lllat dan zoo diep in de vaerren? Konst bet geroup niet heurren. Hart dan geen oog les van klcierdeklek? Komst )a te laat mei de koen op den dlekf* Zoo trokken ie door H dorp en kregen giften, dis iy dan onderling verdeelden. Wie van Pinkstervreugd hoort, denkt ook aan de Pinksterbloem. En den niet slecht* aan aochA lila-bloemetje. Gei tekent door Dirfcja Sohsnk, ROEIEN. i gaat Ons bootje ligt dicht aan den kant WIJ hebben een paar flinke roeiers. Een stuurman o soo by de bandf Hst bootje, waar' wfl mee gaan Is mopi getuigd en o zoo wU O eenlg Ls ons fijne bootje Waarin ons vrooiyk troepje jtU t Is slank en daarbij o soo I De bankjes makk'iyk niet te nairtft Do riemen *|Jn volmaakt in orde De vlag ls rood en wU en hlenvd WIJ varen lange de groene wefdns En hooren 't rul ach on van het riefc En boven ons do mugjes dansen En vogels ln het blatra varaohki wy dansen oo de kistna golf]« Die glinstren goud ln sooneUcht En drij*« I Waar Afzender TRIENTJE ZIGTERMAN, Oude Ebbingeitraat 81, Groningen. Deze inzendingen kwamen nog met latere post Ook de teekenlng vani Dirkje Schenk wordt overgenomen. Wie net er met ons mee xA tued Ons bootje Hgf dicht aan den kant Wy hebben eon paar flinke Ban Muurman, knap «i hg dl

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 23