Fjsiïtsjttz'vtysws«s??6»^.
ONS HOEKJE.
geschiedenis van gevaar
en heldenmoed.
Uit het Oude Egypte.
VOOR ONZE JEUGD
De Ezelwagen.
spanden het ezeltje voor de ka*
'lein Wirapie waa de koetsier;
zouden ze rijden naar Oma toe
1 minder dan een kwartier.
[ar hoe ook Klein Wlrapje «vort Grsowtje"
liep
git weitje bleet uw staan.
koe hij bet zweenjra ook knellen bet
Bet eieltje nou aitt gun.
W sprak het kleine Merrouwtje heel booet
„Koeteler, Ik etap dadelijk uit,
[hebt een dom «eitje, dat niet loopt,
Be jj) bent een ren guit".
11jtre" koettjertje klom ring na de bok
Be Net er alle grauwtje staan,
■1 lijn ia op hun roetjea stappenlastap
Ntar hun Oma toegegaan.
Naar het Rngelaoh
door L.
(Vervolg),
je bedienden liepen door de poort
grof terug en ontkwamen, omdat de
i hen niet zagen, doch in volle -draf
luid geschreeuw de vluchtelingen na-
Zoolang de ruiters sich op den ouden
weg bevonden, viel er aan hard rijden
denken, dooh zoodra zij den weg, die
e groote Hindoe-stad Muttra leidt, bereik-
henen zij over den grond te vliegen. Het
sn ware wedren; vervolgden en vervol-
raren slechts een honderd meter vao
tor verwijderd. Die de beste paarden had-
overwinnen. Aan veohten viel niet
Niet alieen stonden zij mot hun
tegenover twintig ruiters, maar Jack en
waren totaal ongewapend, terwijl Jack
zijn zwijnenspeer bij zich had. Gulab
was de eenige gewapende; aan zijn zijde
Bn goed zwaard en in zijn rechterhand
lij zijn lans. Gulab Singh, op Monarch
kolonel en Alick, op zijn prachtlgen
then hengst, die nog volkomen versch
gedurig hunne paarden inhouden
g«\vjke hoogte te blijven met Jack, die
ichts van allen bereden was; want of-
Micky, waarop nu Hosein reed, den ge
morgen reods gejaagd had, waa hij nog
to verkiezen boven dien, welken Jack
had.
werd de afstand tusschen hen on den
hunner vervolgers grooter, dooh drie
vijandon, beter bereden dan de overt-
iten hen dicht op te hielen,
meter hadden zij op de eerste honderd
en ware het niet, dat de Sepoija
wven mijlen hadden afgelegd van het
naar hot graf, dan zou het lot
spoedig zijn beslist geworden.
1 omrijden van den tempel van K&lka
iliek over zijnen schouder naar de ver-
i eo ontwaarde, dat de drie Sa wars, die
BMtraep leicden, eU-ide op hen wonnen*
:d'1 mdoen drie honderd
ichte; hen aankwamen, Jaok moest zijn
geducht aanzetten om de anderen bij te
l en het was waarschijnlijk dat, Indien
snelheid nog een tijdlang moest wor-
rhouden, zijn poney uitgepunt zou zijn
in handen moesten vallen van de ver-
bit alles had Alick in minder dan een
lik ovorwogen en daarop vatte hij het
dfl drie aohter hem aankomende ruiters
vallen. Na haastig eenige woorden aan
Singh, die naast hem reed, gezegd te
l wendde hij zioh tot Jack en maakte
Het zijn voornemen bekend. „Gij en
blijven met dezelfde snelheid door rij-
ulab en ik, die betere paarden hebben,
leren vooruit om den afstand te ver-
i- Dan keeren wij plotseling om en val-
orie Sepoijs aan. Gij en Hosein blijft
n kant van den weg rijden, opdat wij
een hebben". Het was natuurlijk noo-
Alick en Gulab een goed eind vooruit
ivant anders zouden zij na het omkeeren
snelheid kunnen bereiken, die noodig
hunne vervolgers te overwinnen. Alick
een wenk en oogenblikkelijk vlogen
e edele rosson vooruit. De ruiters aohter
ende, dat de twee voorste vluchtelingen,
ees gedreven, hunne kameraden in den
sten. gaven hunne paarden met een luid
opnieuw de sporen.
Alick echter zag. dat de afstand groot
geworden was, gaf hij Gulab een tee
hielden de teugels in, keerden om
In tegenovergestelde richting voort.
N dien zij hadden af te leggen, was
jort en de paarden konden daarom niet
vaart krijgen, zoodat de drie ruiters
*don dan lij Hoewel dit volgens de
het ruiter gevecht ontegenzeggelijk
Weel wns voor de vervolgers, was de
loo meesterlijk uitgevoerd en zdó
JM. dat deze onmiddellijk hunne paar
pion en ulzoo hun voordeel verloren
Huolwljap vva» noodlottig voor hen Vóór
Paarden van het onverwachte tnhou
Ven beamen, znten Alick en Gulab
bit lUf
4,r ruiters wendde don teugol en vlucht
Mjdi underon werden onder don voet
Doch de Hpeer van een der luatston
dien» \»ft| het paard van Alick In hot
"giurongoa en Alick en zijn paard rol
c' ilkandor tegto» den grond
biagh kou zou «yuedtg uiot sqi. puuid
inhouden en WJ wee dan ook al dfafcl WJ den
Monarch kon doen koeren.
hoofd
Poch ook'i
uitslag van dun aanval te xlei
hadden gestopt om den
e alen. daardoor
rij Qulab een oogenbllk tijd. Uese reed oamld-
t gaven
dellfjk terug naar Allek die duizelend van den
val en aan gesloht en handen bloedend midden
op den weg stond.
.Vlug, vlug, 8ahibr, riep Qulab, hem grif.
pende. Het een kraohtlge sprong ui Aliok ach
ter hem. Br waa geen orgenbfik meer te ver-
Ueeen; reeds waren de lansen dloht achter hen.
Zon Monarch do beide rottere binnen dra
gen I Het was een groot Engolaoho paard, ste
vig gebouwd en In de volle kracht van lijn lo
ven, en bovendien gewoon om een iware
vracht te torsen, want de kolonel was neer dik.
Het dier scheen het veroohil niet eens te be
speuren, want met even groote snelheid als
tevoren rende het van sijn vervolgen weg.
„Maar hij kan het niet lang volhouden', dacht
Alick, en hij had gelijk. Hat gewicht sou #4oh
op den langen weg doen gevoelen.
(Woedt vereotgd)
WAT BR NA HET STERVEN MET OC OUDE
■OYPTENAREN OEBBURDE.
Zoodra een Egyptenaar overleden was, begon
voor de bloedverwanten en huisgonootu do
rouwtijd. Ten toeken daarvan Uet men baard
en hooidhaar groeien en droeg men witte klee
deren. Onmiddellijk na het overlijden werd met
hel weeklagen om den doode In huls een aan
vang gemaakt en daarna door de bloedverwan
ten tot aan de bolsemerl] voortgezet De vrou
wen bestrooiden, tooals ln bet Oosten ook nog
heden de bestaande klaagvrouwen doen, hoofd
en kleederen met stoi en longen, begeleid door
tambouretn, treurliederen, terwijl slj als rinne-
beeld der opstanding groene takken ln de hand
dragen. Bij het daarop volgende balsemen ver
wijderde men de hersenen en Ingewanden uit
het lijk, reinigde dit met palmwijn en vulde het
daarop met myrrho, dooh vooral met gekrulde
en sterk riekende stollen es san sokore soort
gom.
Vervolgens werd hst lijk gedurende 70 dagen
In natron gelegd. Ns afloop daarvan werd het
gewasschen en met strooken linnen, gedrenkt
In een gomoplosstng, gewikkeld. Dese wijze van
balsemen was aohter aeer kostbaar. Voor het
lijk van een rijke gebruikte men somtijds onge
veer 5000 meter stoi. Eerst werden de vingers
afzonderlijk, daarna de geheels hand en soo
alle ledematen en eindelijk het sensohe
lichaam omwikkeld. Tuaeohec de versonillende
strooken, plaoht men allerlei voorwerpen ia
loggen, voornamelijk werktuigen die de over
ledene bij hei loven gebruikt had: b.v. een
kloermaker zijn eohaar, bij een koopman zijn
maatstok, bij kinderen een stuk speelgoed,
bovenal echter afbeeldingen van den soarabeus
(de heilige kever was het symbool van de
eeuwigheid, de scheppende kraoht en het lloht).
Nu volgde de laatste behandeling Men legde
ten wteke massa op hst omwonden lichaam,
die een ultdragendon Invloed had. langzamer
hand verhardde en zoodoende een nauwslui
tend omhulsel vormde Vervolgens werd de
mummie mol symbolische ilguren overdekt, hei
gelaat beschilderd en werden kostbare ver
sierselen, dikwijls van goud, daarop aange
bracht Nog ziet men op de mummtln «torren
beelden, om aan te duiden, dat de ziel het
luchtruim moest doorkruisen. Daarom werd
het lijk vaak met opgeheven armen neergezet
(Hot museum in Bulag bevat mummiën, die
buitengewoon kostbaar versierd zijn). Zoo alt
gedost legde men het lijk ln den eigenlijken
sarkophaag (doodkist) die uit hout o( steen
vervaardigd was. Daarin werd den doode mee
gegeven: een exemplaar van het Egyptisohe
doodenboek; verder een paar schoenen, een
staf, geëmailleerde ringen, arm- en halsbanden,
kleinoodien, symbolen en amuletten, afgods
beelden, zoogenaamde Utahvaren, scarabeèn
en eindelijk een menigte beeldjes uit steen of
hout, zoogenaamde Üscheptes, die den ziel
diensten bewijzen en hier namaals voor hun
nen heer werken en spreken moesten. De
steensarkophagen te Bulag vertoonen gedeel
telijk nog buitengewoon fijne en praohtlge uit
snijdingen, inwendig en uitwendig, wat des te
bewonderenswaardiger Is, daar het materiaal
uit graniet of het nog harder dionet oi bazalt
bestaal. Natuurlijk handelde men bij de lijken
van armen veel eenvoudiger en goedkooper.
Het gereinigde en gedroogde lijk werd met
goedkoope specerijen gevuld, daarna In natran
gelegd, na 70 dagen in met gom gedrenkt lin
nen gewikkeld en eindelijk op de openbare be
graafplaatsen bijgezet oi ook eenvoudig ln het
zand der woestijn begraven.
Bij rijken en voornamen had de overbren
ging van het lijk naar het graf met groote
plechtigheid plaats De uit dien tijd dagtoeko-
nenda afbeeldingen doen ons zien, dal as sar
kophaag 61 met op sleden slaande wapens, 61
op barken over den Nijl derwaarts werd ge
voerd. Voorop droeg men lotus bloemen, terwijl
er zich In den stoet ook oilervruohten en die
ren, voorwerpen, die den dcode hadden toehe
hoord. zelfs zijn hularaad, zijn wagen, verder
•ijn boellenls met een eearabeue van onge
hoorde grootte, gouden vazen, wapen», hal»
keien», enz, bevonden. Daarop volgden algode-
beelden, gedragen door prlMlert, met het Ülah-
oog voorop, verder komen mei groen loot, de
kluugviouwen en de prleetere, omhangen mot
hei vel van oon luipaard, Ion taeken hunner
wuardtgheld. Nu kwam da sarkophaag, In eun
boot, die op een door oasen gelrokken slede
aloud: de duodkiet wze versierd met lotus
bloemen en de beettentsaen ven 8b en Neph-
tys, de symbolen ven het begin en het elnda.
De stoet werd goeloten door de bloedver-
wanton en de overige treurenden met halske
tens. eigenaardige kogelvormige hoofddeksels
en lange witte kleedoren: alles teekenon van
rouw. Aan het graf werden na de bijzetting de
gebeden uitgesproken en de doodeöoffars ge
bracht, de laatste werden ook nog na de begra-
tenia dikwijls hertaald en moestee atgodiik
steeds voortgezet worden.
De bovengenoemde symbolen lotusbloem ou.
soarabeus en groen loof, stelden de onsterfe
lijkheid en de cpstsnding; het Hora»- of Utah-
oog, de goddelijke onsterfelijkheid en alwetend
heid voor. Deae wijze van balsemen bleei zelfs
tot tn den Christelijken tijd voortbestaan.
In bet museum te Bulag aan den Ntjl be
vindt zioh een mommie, waarop niet sleehta
Egyptische, Qrleksche en Romelnsche figuren,
maar ook christelijke heiligen en engelen zijn
afgebeeld; dit b een merkwaardig bewtja, hoe
het Christendom bij zijn intrede In heidensohe
tanden de ende gewoonten trachtte te eerWo-
^u... Zei P-ri-r1-)
Om SCHEMERUURTJE.
Pi Amstiedemmm. rtto fa <te a&mtit atad»
gedsslton wonen, spreken, winnnr m boodschap»
pan mootao doen of viritea bobben af Ie taggm
fa 1 oude aUdafedeelta. tan jarm dt stad In
gaan". Dat komt, omdat bet daar tn den omtrek
van den Dam, waarop da maast bewandeld# win*
kdatraUn uitkomen, waar 1 tramverkeer soo
druk en 1 gedraaf en gevlieg op *Uu ergit ia, boel
andara la, dan in onae kalme, rustige straten
achter t Concertgebouw. Daar styn ook wel win»
k«ls genoeg, maar t ia ar nooit druk ea bedrij
vig en wanneer men fa de namiddaguren door
die straten gaat, kan 1 er doodaob en stil ityn als
fa een groot dorp,
Menschen, dia» sooals ik, teel to doen hebben
en moeten woekeren met bun ttid, maken, wan» Hebt achting en liefde voor hen, die u op-
dw se naar stad gaan, natuurlijk bijna altoos rtedta, voor uwe ouders en onderwljsers; hebt
Amst
opvallend gegiegei Want 1
t baar, voelde heel goed, dat dia twee
meisjes baar uitlachten, ik sag t aan de uit
drukking op baar arm, afgetobd gezicht
Neen, dan de aardige jongen, die onlangs
«cl op een tochtje naar stad opmerkte.
1 Was een flinke knaap met eer paar vriende
lijke oogen, een jongen van een jaar of 10, die,
met een zware boekentasch onder den arm, een
plaatsje vond fa de voile tram, want 4 weer was
beel slecht 1 Was soo vol binnen, dat er geen
danken aan waa nog "n zitplaats te veroveren, en
«sa oude grijze beer, die kuchend was opgestapt
cn vergeefs naar een boekje uitkeek, bleef te
leur gesteld buitan staan. Onze jonge vriend, die
aan '4 andere eind van den wagen zat, merkte 't
op, HU stond op, stapte den wagen door, tikt*
den oude beer op den schouder.
«Gaat u naar binnen, mijnbeer".
De grijsaard keek op. 'n Vriendelijke glimlach
kwam op zijn verweerd gezicht. Hij klopte den
knaap oo den schouder. „Dana je, dank je, beste
jongen. Dat 's heel aurdig van je, boorl" i
ifaae knaap kleurde ook. Hij vond 1 niet noo*'
«tte. dat men hem om zoo Iets gewoons prees.
«U deed 1 piel zier. Zie je, tegenwoordig ztya
de jongen* sn meisjes, dank si] de veie geleerd-
beid, die se op school opdoen, al heel jong som*
verbasend knap.
Ze weten v*d meer dan wty, die eenige tien
tallen jaren vroeger jong waren, 't Hoogerc on
derwas was vroeger lang niet bet deel van de
meerderheid, vooral de meisjes genoten er wei
nig of niet van. Maar wat we wel wisten, was,
dal we sehtfag behoorden te hebben voor hen,
die ouder en wijier waren dan wti, en dat we
hen, die zooveel meer levenswijsheid hadden op-
sédaan dan wU kinderen, ter wille daarvan be
hoorden te eerbiedigen. Die eerbied zien we
tegenwoordig slechts lelden onder ons jong ge-
slacht en toch staan ridderlijkheid en hoffelijk
heid onze knapen zoo goed, en is 't zoo heerlijk
een Uef, echt vrouwelijk meisje te zien.
Jongens en meisjes geftiet volop van de goede
gaven, die onze tijd de jeugd biedt op 't gebied
van onderwijs, ontwikkelt u naar lichaam en
ge«st zooveel ge kunt, maar houdt ook de deug
den hoog, die onzen voorouders sierden.
DU heb je nog niet gezien T
1 Ie tooh ook een vllegmaohlwi I
se Het bè Moeder f gtns u
heeleklei
gel ruik van do tram, die van dén
schen weg den deftigen Willemsparkweg af, <ie
Leldsche straten doorrijdt en achter den Dam om,
ons brengt naar t Ceatraal-stAtlon.
Heet vaak neem ik een boek of tijdschrift mw
om die minuten nog even te kannen besteden aan
iets, wat ik soo dolgraag doe, maar waartoe ik
1 soo telden brengen kan. Maar lezen in een
tramwagen, waar telkens reizigers uit- en instap
pen ia ten slotte niet soo prettig. Het geseede;
fa een hoekske met een boekske, Is maar al te
waar. Om goed en mot vrucht te kunr."* lezen
moet men fa een rustige omgeving sü&.
Daarom breng ik dan ook meeabu 't lv»?k maar
w«g en breng den tijd door mot T>mS buiten
kijken en onwillekeurig neemt men rijd mede
reizigers wel eens op, die, de een moe* de ander
minder, de aandacht trekken. In aoo'a tram kan
ie soms allerlei dingen opmerken t» van menig
tooneelfcje „fetuige sijn.
Zoo ging lk laatst op oan znnnigea, maar guren
winterdag even uit om mijn Moedor, die fa de
oude stad woont, te bcsoeken, en maakte als
gewoon!^ gebruik ma algemogst vervoer-
middel Was het uur, waarop vooral vele
dames uitgaan om to wandelen en boodschappen
te doen en er waren dan ook, op een enkele uit»
tderting na, meeabd leden van t vrouwelijk
lacht fa om
vteden, voor uwe ouders en onderwijzers;
eerbied voor zilveren haren en lacht nimmer
tm de gehreken van anderen.
Dan zult ge met de kennis, die ge hebt opge
daan, dubbel aantrekkelijk zijn en de liefde wib»
waa van allen, met wie ge omgaat
HET LENTEFEEST VAN BOBBIE EN
BOBIENTJE
door tante RORBIE.
Wat sijn
«an adem door. «Ziet u wel dat ho
rnet dat zwarte neusje t Als we dat eens
naar huls mochten nemen 1 Maar dat kan i
hó Mama «Kind**, lachte Moeder, «wat
de lente ln je bolletjes Wil je etraki ook
;etje mee naar huls nemen f
et was een heerlijke wandeling dooi
bloeiende velden en toen sa Gjjaje'e erf, v
al een tafeltje met drie glazen venche, so
mende melk op hen te vrachten stond,
reikten, was het net of se naar een twe
verjaarspartijije gingen. Het eerste hadden
bij de lam met jee en tussohen de bloemen
vlerd. Tenminste soo daobt Bobi.entji
over.
Bij de blggetji
«En nu gaan we naar de biggetjes klj!
Wie gaat er mee V riep Moeder vroolljk, l
de lekkere, koude melk verdwenen was
Gijsje, die een praatje was komen mal
weer aan het werk ging.
„Ik, ik I" Joelden Bobbie en Boblentle
het hardst. „Hoeveel zijn Moeder
dat weet ik niet, boor. We sullen se t
gauw gaan tellen."
Maar toen se even later bij het groote
ken stonden en daar al dat kleine goed
de grappige krulstaartjes en roze flapoor
om zich heon zagon wroeten, vergaten
hoolemaal te tellen. Het was ook zoo'n h
ÜJk gezicht, zoo iets om nooit te vergeten,
Moeder, Bobs en Bobientje alleen maar kij
konden kijken en genieten. Met zachte k
en piepgeluidjes verdrongen de kleine, bla
beestjes eikaar en tuimelden over elk&r
heen. Het was een lust om ze te zien veel
en buitelen en brutaal, dat die zwarte glins
oogjes al de wereld inkekenNee maar, d
stond jo versteld van het wai^n wel erg
dohande ba bies, hoor.
Het duurde pchtei niet lang of daar kwaï
do tongetjes van de kinderen loe.
«Dag vagkentjes", riep Bobbie. ,»Aa1o, a
la P
«aio f
gailacht fa onaan wagen. BU «au halte, waar i
gawoot varwiszeten van passagiert plaats vond,
traden roet vwsi gedrufach oen paar alleraardigste
bakvtschjo» de tram binnen en zetten zich onder
*u paar jonge vogel» en, omdat lk ototo beters
te doen had, nam ik ze eens op.
•nuitjea dat moet Ik beketuu^.
*a Paar iteve
Do
rrochtig, «reofaerig donker haar, waarop ooquet
't Uhorty hoedje gedrukt waa, had paar hel-
Oere, zwarte kijkers, Ünïekmd van overmoed en
levensblijheid, waarop menig minder goed be
deeld meisje jaloersch zou wezen. De andere, een
rozige blondine, met *n paar zonnige, blauwe kU»
kor* en 'n bonten muts op de blonde vlechten,
was, ofschoon niet zoo opvallend, 't aankijken
ook overwaard. Het tweetal deed alsof de tram
alleen van hun beiden waa. Ze lachten Jolig om
wat ze elkaar vertelden en eindelijk haalde de
een briefje te voorschijn, waarin ze de
andere iets aanwees, en waren de beide meisjes
gezichten even ernstig. Tot....
Weer waren we aan een halte en binnen komt
een oude, burger-juffrouw met een mandje aan
den arm. 't Menschje, dat zeker betere dagen
heeft gehad, ziet er zindelijk, maar eenigszins
eigenaardig gekleed uit Ze is wat verschrom
peld, en een beetje gebrekkig, de eene schouder
is hooger dan deandere, de rug iets gebogen.
Wie weet in welke zorgelijke levensomstandig
heden ze verkeerd heeft wat de oorzaak is, dat
haar lichaam, dat eenmaal ook jong is geweest
misschien wel mooi, soo veranderd is. De
Toon Bobientje vijf jaar waa, werd Bobbie
geboren, een leuk kereltje met groote, blauwe
oogen on zwarte krulletjes. Hij grooide als
kool en toen hij op z*d dikke beentjes de eer-
i »te stappen had gedaan, recht in Moeders ar»
men, duurde het niet lang of hij en Bobientje kunnen we niet aaien, Bob.
J werden dikke vrienden. Samen speelden'ze in, blijven liever bij hun moeder, zie je wol
de zandbak en bakten daar de lekkerste taart-Mum» zouden we er niet eentje
jee voor ieder, die ze maar lustte; waar Je tnogen tillen t" smookte Bobientje. „Misset
Bobientje zag gaan, daar was ook zeker kleine vindt Gijsje het wel goed, mag ik het e
Bob te vinden. Het werden wat je noemt, ge- i K*un vragen
zworen kameraden. I Nee kind, val Qijsje nu niet lastig; hij fa
Eens waren ze samen een heel dagje naar beusch al druk genoeg" Of echter Gi
de boerderij van ouden Gijsje, den melkboer. Moeders woorden wilde tegenspreken of dal
geweesrt; dat was een gloriedag in hun leven! andere reden was, maarplotse!
dat waa nu alweer lung geleden en hel htj in levende lijve op den drempel
de aohuur en even later o heerlijkheid
«Als bet lente is", had Moea gezegd, „dan Weid Bobientje een schreeuwend biggetje
zijn er Weine varkentjes. Daar tuilen we op hftar wwen. „Wat Ie het zwaar, Moeder,
wachten." Maar o, wat duurde die winter
holde bakviechjcs merken de nieuwaangekomene
op Ze kijken hai
uil, «i drukken
lar aan en belden prooiten te t
t kantan «akdoekj,
tegen de lippen om een tchaterlaob ta «norm
lk keek eren enullg de twee roaeknopje, aan
enze begrap«L Want belden ktaurdtn «n tot
de plaat», waar te uititaptao, waren a* baal
ornttig.
Beste jongen» en meisje», jullie begrijpt, dat
11 een bedoeling heb met dit ta eerteuen. lk
wilde Jullie er op wljrrn,
ta Wpollet
o, wat
lang; er kwam gewoon geen eind aan. Jlet
cal wel nooit meer lente worden", zuchtte
Bobientje en Bobbie liet er dan ernstig„Nooit
meeg" op volgen.
Je moet niet meog zeggen, Bobbie; het tz
meer", zei Bobientje dan, maar het gaf alle
maal niets. „Ja, meeg" herhaalde de kleuter
met een stralend lachje en dan moest Bo
bientje hem knuffelen, „la het geen eohat,
Moeder 7" vroeg ze dan.
Maar eindelijk eindelijk was de koude
wind gaan Hggen en kwam een dag van heer
lijke, warme zonneschijn.
„Trek je blauwe bloemetjesjurk maar aan,
Bobientjeriep Moeder 'b morgens al bij het
opstaan. „We gaan vandaag naar Qijsje; het
wordt een feestdag, kinderen."
„Naag Gijaje" juichte Bobbie, die al ln z"n
badje zat en van blijdschap met belde handjee
ln het water sloeg, zoodat de druppel, tn het
rond kletsten.
„Niet doen. Bob", riep Moeder verschrikt
„Kijk eens, we zijn heelemaal nat".
„Qapplg" schaterde de ondeugd, maar toen
werd hij gauw tot de orde gebraoht en na tien
minuten was hij ta een keurig, wtt-woUen
voorzli
koreltje veranderd, dat met
Jet de trap afklauterda
jichtige stap-
is, snd,rw
(•pollui of uil ta lachen.
En nn liepen w In den lekker-frisaohen Met-
morgon door de wel, Bobientje voorop en Moe
der met Boba aobteraan. Do zon straalde, ,r
dreven gohapenwolkjea ln de blauw* lent*-
beid., knappe bakvischju. die naar hun kleeding lucht an da welde wu hier tn daar een groot
ta oerdselsa, behoorden tot des deftigen «tand. bloemenveld. Daar atonden madeliefje* «n
groote
kmden de woorden armoede, ontbering ea gebrek
bocgatwsarechljnlljk alleen uit de boekesi. dta
ia misschien wel een» getasen hadden. Voer hen
wat 't leven vol xonneschljn so gsluh. Ze waren
jeng en mooi en konden krijgen, wel se verlang-
tltn en ln 'I heill van de kostbare geven: gesond-
t.etd. schoonheid, geest en weelde, leohtan se
im de arme. misdeelde, oude lobstar, die mis
schien even mooi en rijk wat geweest els «IJ sn
die does de ellenden vu t leven alken, soo ge-
worden was.
Ze daden 'I onbewust. Za waren «reed. niet osa
hel te willen weten, maar In har* onnadenkend-
Md cn overmoed. Wut IssgAH
maar afkeurend hanr
bloosden. (Islukkh
ar mleieMsn aan
X aldus san gebrekkige X talldsstos
'U? W (Uit tvvlt |m frWI, nvaH ff-fl
hsar aensitg, bes rep «o se en...,
klg. Ken volgende keer sullen se
I uenken. wanneer se ln de truu
glanzende boterbloemen
zuring u langs de slootkanten sa, het Uit
en geel van pinksterbloemen en dotters,
„0 Mam. wat fijn te het bier I" jubelde Bo-
btenUe, terwijl u uitgelaten om Moeder en
Bobbie beendanito. Haar verrukking kwd*
eohler gun grenzen, toen at achter een wal-
W paar lammetje# ontdekten, teen
beestje» met fijne snoetje» tn zachte krat-
vaobUta.
„0", zei Bobbie en niets ander* du „0",
Zoo Ists moois bad b*t klulne baaajo nog nooit
gtzien, maar Boblsntjs kon g*w woorden ge
noeg vtudan om haar bewondering ta uiten.
„Dag snoezen; mag Ik Jullie aalau 1 rk aal
bul voorzichtig i|* bul.' TcluL,
eena. En wat Iskker dik; „hè. ik wou dat
het mee konden nemoo." Maar het biggt
zolf protesteorde daar wel het hevigst te,
zoodat Qijaje het maar weer gauw bli
broertjes en zusjes zotte.
„We krijgen een heelen dierentuin, Qljs;
vertelde Moeder lachend. „Vader zal wel
kijken, als we met een lammetje en een kl
varken aankomen wandelen."
Het kostte heel Wat moeite het woel
troepje vaarwel te zeggen, maar bet voor
richt op de lammetjes, die nog in de wet z
den zijn, deed wonderen.
Toen 'savonda Bobientje lekker door M
der werd ingestopt, Bobbie lag allang van
het moois te droomen, sloeg ze allebei bi
armen opeens stijf om Moeders hals en z
„Dank u wel voor dien fijnen dag. Mama. i
waa nn eobt lento, hè?"
NEQERFABELS. Een haas bespotte
aarde over haar onbowegelljkheld. Zij was
tijd ln rust, terwijl de haas vlug waa. De aar
•prak dit tegen en bond een wedloop aan, h
•nel de haai ook loopon kon. zoo zou hij to
altijd maar da aard* voor rich zien Hlerov
lachte d« haai en nam den wedloop as
Morgens stond htj op «n Uep 1 uur lang a
•nel hij kon, hield stil en aag voor rioh uit.,
aarde.
Weer nam hij den loop op, liep nog lat
zèèr lang en zag voor rioh.... aarde. "L
bleef hij voortloopen, tot htj eindelijk vu s
matting ztlerf. De aarde eobter bleef aard*.
GHOPIN. Choptn. de groot* oompooii
was eens d* gast van seo rijken schoenmak:
Na du maaltijd vtraoohi hem d« onbwohaah
gaatheer rioh voor het klavier te soden. Cbop
aocht uitvluchten, dooh de vrager Het rioh nl
efsohrlkken. „Speel wat om t* laten slon, h
bol iKvrtl", aai hij. Ohopin gaf to* Bui
dagen lalsr verzocht d* (root* kunstenaar d(
•ohoentnaksr tu ztjuent Mlddu In het gsepr' I
en au het dlnw Het de componist tu soho*
makerslafol in d* salon brengen ra varaoo
den mrastar tu aooi osulw «u ubou tn a
Verbluft keek 4* rijk* eohoeamaktr op. dor
d* musicus bleef vriendelijk aanhouden: „IV
t»*u xm gasd tojj to touua hos hX haxtT