ONS HOEKJE. {geschiedenis van gevaar en heldenmoed. VOOR ONZE JEUGD boe het heerlijke zonlicht, lat op weiden en woud." ii dit Ued van Catharina v. Rennes, «q zing het zoo graag, omdat woor- alodle tot een jubel werden tot een toor de verrukelljke lenteion en dl in het voorjaar! oogonbllk zit ik in de Ha&rlemeche l tram, „de gloote, glijze", zooals mijn kleinkind, op zijn manier zoo Ean zeggen en in die groote grijze in t' hoekje, waar de zon op mijn t, waar ook ik mij baad in de stralen die mij warm doordringen en mij a i lk te schrijven en met jullie te rijden we langs bloeiende tulpen en i 1 Doet mij heimwee krijgen naar In Noordwijk, waar ons huls lag te er bloemvelden. Igische schilder zei eens: „U woont et Paradijs!" en lk begreep, dat nij eeld bedoelde de vreugde, de blij- leuren in den gloed van het schitte- nellcht. 0 jullie Is naar de bloemvelden ge* heeft de Betuwe in bloei gezien! Haarlemmer Vaart stippelen in het fokster en dotterbloemen een mengeling van groen, lila, geel. op mijn schrijftafel staan dotterbloe- ten oude, groen Japansche pul zóó ik ze niet wil ruilen voor de mooiste reekto bloemen. sleden zag ik ie staan in een groene - Je weet wel zoo'n gewoon grof - en 't viel me op hoe mooi ze er dere bloem is een wonder 't blanke s 't veldviooltje. O, de veldboemen 1 toch goed staar niet alleen voor ten naar de pracht van orchideeën en om der kasbloemen nóg eens: élke een wonder, een openbaring, maar ten van 't veld zijn de bevoorrechte, r schijnt de zon het meest, voor haar refe regendruppel, langs haar strijkt de A\ zij baden het eerst in den dauw morgen! En meegenomen naar huis Je kamer zonnig en licht; brengen ze do frischheid van het veld en de geu- bosoh I veel hangt er van af, hoe men de rangschikt, of men ze zet een vaas of *rel in een drijfbak, waarin ze dikwijls ooist zullen doen. ook: let vooral op de combinatie en en vaas laat 't zoo zijn, dat overeenstemming zijn ook van is anders de schoonheid geweld doen; dit zóó kan voelen, wie z'n bloemen ingedrukt, achteloos stopt in 't een of aasje, leeft rijker en zal hoe een- lok haar kamer of huis moge zijn tempel op leggen van liefde tot het dat ln lederen schoonheids vorm tot Dmt, tuwel zijn mij nagemaakte, onechte - de papieren of zijden vodjes, de uste rozen ol 't vraagt handigheid teere blaadjes zoo kunstig te vormen Uien dat je haast zoudt gelooven, dat 1% maar zoo in een vaasje gesto- 1 ty 't pronktafeltje gezet, zijn ze ge* V Mn bespotting't Mankeert er nog Jw, dat de odeurflesch er bij te pas ;<®ie toch vooral maar lekker te doen Ijnilie hoe leelijk en onnatuurlijk dit J dan deze dagen van 't buiten zijn in Hjke voorjaarslucht en pluk er de veld-1 om ze thuis te rangschikken en er i mee te vullen a R DB BRUIN—LEON. Naar het Bngelsch door L ((Vervolg). to de oude ruïnen op het intreden van M zaten te wachten, hadden zij de M 0111 Gulab over de oorzaak vam het 'ondervragen. tortelde hen, dat hij bespeurd had, eenigen tijd een geest van ontevre- n verzet heerschte onder de inl&nd- wten en dat deze gevoelens in den tijd oen neiging tot samenzwering Goen ontstaan; maar, daar hij om zijn H bekende genegenheid voor den kolo- Glons familie door zijn kameraden ge- wa werd. had hij geen betrouwbare m- kunnen inwinnen. Jton, die hij den kolonel in het ge- m? ku 16 8even' hadden den arg- Wlubbeld van zijn kameraden, die nim- Ibtak^ 8Pra^en 011 flJlan omgang It '0D ^e' waa een afdeeling uiland- Delhi binnengereden ei. h«d den u, W'SRHkoirlied, dat te Moorut de Q'fa upsuimj wat» opgeitokw '.'onud- dollijk biak hei oproer overal uit; de officier »n werden gegrepen en gedood. Guiab bevond zich onder zijn kam^radsn, toon hij een van hen, die bijzoudore redenen had om op Alick verbiterd te zijn hoorde roe pen: „er zijn nog twee kaffers op het graf van Hamaium!" en de overigen daarop naar de stal len zag ijlen. Terstond voegde hij zich bij hen, greep Monarch, die gezadeld bij den teugel en maakte het touw, waarmee hij vastgebonden was, los. Op dat oogenblik echter werd WJ opgemerkt door zijn kameraden en hij had Juist nog den tijd zich in den zadel te werpen, toen zij hem reeds begonnen aan te vallen. Zonder aarzelen reed hij op hen af en weldra had hij er zich, zonder letsel, doorheen geslagen. Op de hielen gevolgd door ongeveer twintig •epays, joeg hij nu in vliegenden galop naar bet graf van Hamaium. Wetende, dat sijn waaxaohnwingeoa alleen van nut konden zijn, als hij voor zijn vervolgers het graf bereikte, gaf hij Monarch de sporen en was spoedig zijn kameraden ver vooruit; hoewel deze, zijn bedoeling radend, bun paar den eveneens tot de uiterste krachtsinspanning aanzetten. Hij vreesde reeds, dat sijn poging te vergeefs zou zijn, toen hij Alick en Jack aan de poort zag staan, gereed om op te stijgen. Verdere bijzonderheden wist hij niet, maar WJ had genoeg gezien om te weten dat de gehoele stad ln handen was van de sepaya Dat was trourig nieuws! Jack dacht slechts aan zijn vader, van wteo Gulab nletsv wist, maar op wiens redding hij weinig boop had. Ook Mick vreesde het ergste. Alleen Gulab scheen kalm. Indien hij den rebellen in handen viel, was zijn vonnis geteekend. Gulab eohtor was niet voor een kleintje vervaard. Weldra had hij eon plan beraamd. Mïck on Jack moesten ln de ruïne achterblijven, want zij waren nu niet tn oogenbllkkelijk gevaar, omdat zij den heelen omtrek konden overzien; dan zou hij met een zijner vrienden naar het dorp gaan om eenige vermommingen voor zijn makkers te krijgen. Hij beloofde binnen twee uur terug te zijn of zelfs nog eerder. HIJ was nog niet lang weg, toen Mick Jaek*s aandacht vestigde op een troepje ruiters, dat zich op het punt bevond, waar zij 's morgens de nuilah hadden verlaten. Onmiddellijk her konden zij hun vervolgers, en onze vrienden gevoelden zich zeer verlicht, toen zij de rui tere ln de richting van Delhi zagen wegrijden. De sawara, op de poney's sluitende, reden het dorp binnen en hoorden daar, dat een ruiter een inboorling op een groot paard was voorbijgereden. Over neteeen nu te doen stond, ontstond een levendige woordenwisse ling onder de soldaten, maar daar hun paarden bijna uitgeput waren, werd besloten, dat de hoofdtroep een uur zou uitrusten en daarna weer naar de nullah terug gaan, waar ze nu zeker meenden, dat de andere vluchtelingen waren afgestegen. Vier of vijf zouden echter dadelijk terugkee- ren. om te trachten eenlg spoor der Engelschen te ontdekken. Deze ruiters reden nu langzaam terug, en spoedig bemerkten zij de sporen, die een hoek gemaakt hadden en volgden deze tot aan de nullah. waar zit hun kameraden wilden af wachten. Toen de anderen waren aangekomen, sloeg de heele troop den weg In naar Delhi, doch. in een ander dorp gekomen, vernamen zij, dat geen Engelschman daar was voorbij ge trokken, maar dnt eon man, die van een nabu rig plaatsje gekomen was, twee Engelschen en een inboorling had gezien, die uit de nullah kwamen, een paar honderd passen langs den weg liepen en daarna weer ln de nullah afdaal den en verdwenen. Verder had hü geen notitie van hen genomen, want. onbekend met den utthrekenden opstand, had hij ook niet vermoed dat het vluchtelingen waren. De aanvoerder der sawara begreep terstond dat het Gulnb's bedoeling geweest was de En gelschen naar de ruïnen te lelden, waar dezen zich tot den nacht konden verbergen en zond twee man naar Delhi om te berichten, dat Mick en Jack zich ln de ruïnen bevonden. HIJ zelf steeg af en ging te voet naar de nullah, zoodat Mick en Jack hom niet konden zien naderen. De zon ging reeds ond^r, toen Gulab tn de schuilplaats terugkeerde. Hij was langer weg gebleven dan zijn plan was geweest, maar hij was er daardoor in geslaagd twee shawls te krijgen, zooals de Inlandsche vrouwen over het I hoofd dragen, verder twee vrouwenrokken en twee paar schoenen. Hij stelde voor, dat Alick en Jack deze kleedingstukken zouden aantrek ken en als inlandsche viouwen vermomd, Delhi zouden binnentreden, terwijl hij hen zou vergezellen in een „dhoti" (een stuk goed, dat om heupen en beenen wordt gewonden.) Het was echter niet noodig de vermommfng aan te doen; zit konden wachten tot de duisternis In viel. 0ndertu8schen zette hij hun eenige „chi- pattees (ongezuurd brood! en melk voor, die hij fn een aarden kruik had meegebracht. De melk werd mot graagte gebruikt, en hoewel de „e.hipattees' hsn niet deden watertanden, be grepen zti er van te moeten eten om bun krach ten bijeen te houden. Juist hadden zij hun maal genuttigd, toen Oulah rien- „Zij doorzoeken de rnïnenl Volg mij, vlnglir (Wondt vervolgd). LOTTI'S PINKSTERFEEST. door WOLLY RESOORT. (Oud-Rubriekertje.) Elsje en Lotti Bergman waren tweelingzusjes van tien jaar, ongeveer even groot, hadden bei den blonde krulletjes met blauwe oogen en wa ren beiden kleine wildebrassen. Ja, soms wa ren ze wel eens heel groote wildebrassen en konden m zoo wild spelen, d&t er wel eens on gelukjes van kwamen. Zoo was Elsje van een sohutting afgevallen, en daarbij had ze haar been en arm ernstig bezeerd, waarop Moeder den dokter had laten komen, die tenslotte zeide, dat Elsje vooral niet mocht loopen, maar stil moest blijven liggen. Nu lag Elsje al ruim twee weken dag in dag nit op den divan voor het opgeschoven raam, terwijl Lotti haar speelmakkertje erg miste. Eerst bod Lotti medelijden gehad met Elsje, die geen verstoppertje of krijgertje meer kon spelen, moor nu raakte ze er langzamerhand aan gewoon Elsje eiken dag op den divan te zien liggen. En tenslotte hield ze haar ook maar heel weinig gezelschap, en vroolijkte ze haar niet meer op door haar gebabbel en spel letjes, doch was ze zichzelf gaan beklagen, omdat ze sioh alleen moest vermaken, en daar ze dat niet gewoon was, verveelde ze zich dik wijls. Ook had zo geen lust om binnen te blij ven om Moedor te helpen. Ze begon zichzelf een heel beklagenswaardig persoontje te vin den; ongemerkt groeide het plantje van zelf zucht, dat zoo heel stil tn haar hartje was ge slopen, aan en daardoor was Lotti lang zoo lief niet meer als een paar weken geleden. *t Liep nn al tegen Pinksteren. Toen tante Lies voor t laatste bij hen was geweest, bad ze Elsje en Lotti beloofd, dat ze met Pinksteren mochten komen logeeron, tot hun groote vreug de natuurlijk! Maar wat zou er nu van dat plannetje ko men T Elsje moest wel thuis blijven, dat was zeker, en die had zich daar ook geheel bij neer gelegd, zonder ook maar een oogenblikje te mopperen. Lotti eohter vond, dat zij nu toch wel alleen kon gaanze meende, dat ze 't juist noodig had, omdat se t den laatsteu tijd zoo saai had gehad. Moeder scheen het afspraakje geheel verge ten te zijn, want ze sprak er nooit over, en Lotti durfde er toch eigenlijk niet goed over te beginnen. 1 Was, alsof se voelde, dat ze toch niet aardig was. Ze vermoedde ta 1 geheel niet, dat Moeder wel heel goed zag, wat er in haar hoofd en hartje omging. Eens op een middag vond Lotti, van school thuiskomend, een brief ln de gang liggen, dat aan Elsje en haar geadresseerd was. Eventjes later was Lotti met den brief bij Elsje. „0, maak toch eens gauw open Lot Ik ben zoo nieuwsgierig", zei Elisje. „Ik ook", en Lotti scheurde de enveloppe stuk; een klein velletje poetpapier viel op haar schoot Lotti vouwde het open en samen lazen ze „Lieve Elsje en Lotti, Elsje's been is zeker nog niet genezen 7 Nu kan je ook niet bij me komen Elsje, maar zoo gauw je beter bent mag je komen, hoor I En Jij Lotti Zou je het heel erg vinden wanneer je thuis moest blijven met Pinksteren I Als je erg graag alleen zou willen uitgaan, mag je wel alleen komen Dan verwacht ik Je Zaterdag avond aL Schrijf Je me gauw, wat je doet Jullie krijgen beiden heel veel groeten van TANTE LIES". „0, Els, ik mag tóch komen. Vind Je 't niet fijn, zeg riep Lotti opgewonden, terwijl ze uit pure blijdschap Elsje in haar arm kneep. „Ik ga 't dadelijk aan Moeder vragen", ver volgde Lotti en meteen sprong ze van den divan af, snelde ze de kamer uit, de trap op, met den brief wapperend in haar hand.Een hoog blosje van plezier kleurde haar wangen, en haar oogen schitterden, toen ze opgewonden de kamer binnentrad, waar Moeder was. „Moeder, van tante Lies mag ik komen, mag ik van uook Moeder nam het briefje in haar handen, en las het langzaam door, en haar stem klonk heel ernstig, toen ze ten laatste zei „Ik zeg uet als tante Lies, wanneer Je zoo heel graag alleen zou willen gaan, dus, zonder Elsje, die toch al zoo lang heeft moeten lig gen, dan mag Je gaan, Lotti". Verwonderd keek Lotti op. Haar vreugde be koelde opeons. Bedremmeld bleef ze staan, niet begrijpend, wat Moeder bedoelde. H Leek net of Moeder *t niet goed vond, zoo ernstig was haar stem, en toch zei ze, dat ze mocht „Moeder", zei ze verlegen, „ik mag toch?" „Als je graag wilt, en Elsje stil alleen laat als je zoo erg alleen om je eigen genoegen denkt dan laat ik je gaan. Je moet het zelf weten, meisje I" Lotti kon niet vatten, wat Moeder toch be doelde; onbevredigd ging ze weer naar bene den; veel langzamer dan zoo pas liep ze de trap af. In de kamer gekomen, legde ze het bierfje stil op den schoorsteenmantel neer, ter wijl ze volstrekt geen opheldering aan Elsje gaf, die haar zwijgend en verwonderd aan keek. Stil ging ze naar buiten. *t Had geregend; het gras, en hot groen zag zoo frisch, terwijl van de boom en nog lang zaam droppels neervielen; de lucht was ook zoo heerlijk frisch, zoo'n heerlijke lentelucht hing er en Lotti haalde ")ens diep adem, terwijl ze op het hek klom, dat hun tuin van een wei land scheidde, en langzamerhand werd se zach ter gestemd door het mooie om baar heen. Ze sprong van het hek in het weiland en liep het door, terwijl ze telkens een bloem afplukte, om se tot een mooien ruiker te schikken. In ge* tobte wdittf Utg Lotti Twkt Gfc«u tx» innerde ze zich, hoe ze vroeger, toen ze nog niet op school ging, ook eens de weide was ingegaan, ook om bloemen te plukken, maar hoe ze steeds verder had geloopen, totdat ze plotseling bemerkte, dat ze op een heel vreemd weiland liep, waar ze nog nooit was gewee-it, en waar vanaf ze hun huis niet meer kon zien. wat haar zoo bedroefd had gemaakt, dat ze languit in het gras was gaan liggen schreien, omdat ze zich zoo verlaten en alleen gevoelde, maar eindelijk was ze weer opgestaan om den weg naar huls te gaan zoeken, en hoe dolblij ze was geweest, toen ze plotseling tegenover boor Harmsen stond, een welbekende voor haar. Hij had baar meegenomen naar de boer derij, om haar wat drinken te geven en had haar toen thuis gebracht. En toen ze daaraan dacht, moest ze ook weer aan Elsje denken, en aan tante Lies. Wat had Moeder ook alweer gezegd! 0, ja, ala ze zoo heel graag alleen wou gaan, dat ze dan mocht En wanneer ze zou gaan, moest Elsje alleen thuis blijven. Zou Elsje dan misschien net zoo bedroefd zijn, als zij was, toen ze ver dwaalde! Of nog erger? 't Was toch eigenlijk leelijk van haar om zoo alleen aan zich zelf te denken, en wunneer ze nog maar een weekje wachtte, konden Elsje en zij samen gaan met Moeder, wat tooh veel prettiger was. Lotti had plotseling haar besluit genomen, en toen kreeg ze zoo'n heerlijk, blij gevoel, dat ze door haar vroolijkheld begon te zingen, terwijl ze huiswaarts keerde. Moeder had de tafel reeds gedekt, m onder 't eten zei Lotti plotseling „Moeder ik blijf met Pinksteren thuis, dat is veel prettiger" Even keek Moeder verwonderd op, maar toen ze Lotti aan zag, begreep Moeder, dat ze het ernstig meende en zei ze: „Daar ben ik heel blij om Lotti, en Lotti leg de verlegen haar handje in Moeders hand. „En", vervolgde Moeder, voordat Elsje nog iets kon zeggen, nu heb lk nog een verrassing voor Jullie En raden jullie nu eens, wat dat is?" Lachend keek Moeder haar beiden meisjes aan. „Nog meer verrassingen!" vroeg Elsje, „Tt ben al zoo blij, dat Lotti thuis blijft, dat ik toch niet blijder kan worden". „Toch eens raden", zei Moeder. Jk weet bet", riep Elsje echter eventjes la ter, Jk weet het Tante Lies komt hier! Goed?" „Geraden", lachte Moeder. „Fijnl", riep Lotti, terwijl ze een dansje door de kamer begon, om eindelijk bij Elsje neer te vallen. Wat duurde het toen nog lang, voordat die feestdag aangebroken was. „U had het maar nooit moeten vertellen", zuehtte Lotti wel eens. „Wat een klein meiske toch nogl", plaagde Moeder dan. Eindelijk was het Pinksteren. Den heelen ochtend heerschte er een prettige, vroolijke stemming in de kamer. Moeder zette koffie, ter wijl ze zei: „Nog een ruim uurtje, jongens, en dan is tante Lies er". „Mis hoor. Heelemaal mis", antwoordde plot seling een vroolijke stem. De deur ging openen tante Lies trad de kamer binnen. Dat was een vreugde I En het duurde een heol poosje, voordat allen kalm gezeten waren. „Ik verlangde zoo naar jullie", vertelde tante Lies. „dat ik niet langer wachten kon, en een trein vroeger ging. Maar ik vergeet nog wat" En tante wipte van haar stoel, en ging naar de gang. Even later kwam ze terug in elke hand een pakje. „Dat is voor mijn nichtjes", zei ze vroolijk. Lotti en Elsje opende de pakjes vlug. tante wat een mooie boeken U bent een schat I", juichte Elsje. „De liefste tante van de wereld", vulde Lotti aan, terwijl ze tante een dikke pakkerd gai. Zoo vierden ze met elkaar een heerlijk Pink sterfeest Elsje en Lotti bladerden in hun boe ken. Moeder zorgde voor wat extra lekkers bij de koffie en thee, en de gezellige tante Lies maakten hen allen aan het lachen door haar grappen en spelletjes. „Ik heb nog nooit zoo heerlijk Pinksterfeest gohad", zei Lotti later tegen Moeder. MIJN TUINTJE. Houdt je óók zooveel van bloemen,? Bn van planten net als ik! Ik heb van mijn eigen zaaisel In mijin tuin een reuzen-schik Ik geef trouw mijn bloemen watey, lederen morgen lederen dag, "k Vind, dat wie dit mocht vergeten. Ook 9mb totaji hebben n HET VLASMEISJE. Ben sprookje. In een klein dorp woonde lang, lang geleden een zeer arme man, die twee dochters had. Het jongste meisje werkte van 's morgens vroeg tot 't avonds laat en veraangenaamde het zware leven haar» vaders, doordat ze altoos vroolijk en arbeid zaam wat De oudste doohter was ij del zelfzuch tig, ontevreden en lui. Een groot gedeelte van den dag breoht se door voor haar kleinen, araoedlgen spiegel en stelde sloh voor hoe mooi ze er zou uitzien, als ze als een prinses gekleed mocht zijn. „Kom, kom t" zei haar vader. „Waarom spin je niet zooals je zuster en tracht je niet in je onderhoud te voorzien „Als 't moet, zal ik t wel doen", antwoordde se boos. Maar zoodra i» draad verward raakte, wierp z« de spoel neer en verklaarde» dat ze er nooit iets ven terecht zou brengen. Toen zei ze„ik zal borduren leeren, want dat li dameswerk. Maar toen ze zich ln den vinger prikte, riep sa uit„dit werk haat ik ook" en se wierp het meteen neer. Zoo beproefde ze meerdere bezig heden, maar overal had ze dadelijk genoeg van en ze braoht het nergens ver in. lederen morgen, bij zonsopgang, ging de jong ste zuster naar de velden om vlas te verzamelen en als ze langs de wegon ging en vroolijk zong, groette het landvolk haar met oen hartelijk i „goeden morgen, lief Vlasmeisje", en zij had voor ieder, dien ze tegenkwam, een goed woord en een glimlach. Als ze vlas genoeg bijeen had, bracht ze het naar huis. zorgde voor 't ontbot en zette zich vervolgens aan heur spinnewiel. „Wat een dom schepsel ben Je tooh", zei het oudste meisje smalend. „*k Zou je danken om me zoo ln te spannen voor een paar oenten. „Het spijt me, dat ik niet veel kan verdienen" antwoordde het Vlasmeisje met tranen in de oogen „maar spinnen is 't eenigste, wat ik kan en meer dan mijn best kan lk niet doen." En ze werkte zoo ijverig, dat er spoedig nie mand in 't land was, die zoo kon spinnen als zij, en ze werd beroemd om het mooie sterke weef sel, dat zij maakte. Zij legde zich nu ook toe op naaien en op een keer verzamelde ze een aantal prachtige hemden uit fijn zelf gesponnen linnen vervaardigd en maakte toebereidselen om naar een groote stad te gaan, die ongeveer een dag- reizens van haar dorp verwijderd was en waar ze hoopte haar werk te verkoopen. Ze deed wat voedsel in een mandje, vulde een 'lesch met wa- hield het Vlasmeisje hem haar brood voor. ter, stak eenige stuivers in haar zak om den tol baas aan de poort te betalen en nadat ze haar vader en zuster vaarwel had gezegd, ging ze op weg met de hemden, die ze zorgvuldig had In gepakt. Ze liep geruimen tijd door en toen de zon hoog aau den hemel stond, begon ze hongerig te wor den en zette zich aan den weg om een stukje te eten. Juist toen ze in haar brood wilde hapuen kwam een arme hond naar haar toe en kroop voor hare voeten. Hij was zoo mager, dat ze zijn ribben door den huid kon zien en hy jankte klagend. Zonder aarzelen hield het Vlasmeisje hem haar brood voor en de hond viel er op aan en verslond het dadelijk, „Dank Je wel, lief meisje", zei de hond, toen alles op was. „Ik zal je goedheid niet vergeten". Daarna liep hij den weg op en was spoedig uit haar gezicht verdwenen. Het Vlasmeisje stond op, blij, dat ze den uit- gehongerden hond had kunnen helpen, maar ze was erg hongerig. Spoedig kwam ze bij een klei ne hut, die ze vroeger nooit had opgemerkt. „Misschien krijg ik daar een hapje eten," zei ze in zichzelf, en klopte aan de deur, Een oude, leelijke heks kwam te voorschijn. Ze was zoo leelijk, dat hst Vlasmeisje van schrik bijna niet spreken kon. „Wat wil Je 7" snauwde de oude vrouw. „Goed Moedertje", stamelde 't meisje, „lk zou zoo gaarne een stukje brood hebben, lk bon hongerig." „Dacht Je, dat ik zoo rijk ben, dat ik lederen bedelaar brood kan geven antwoordde 't oudje. „Och, stuur me niet weg," riep het Vlasmeisje. „Ik wil het brood gaarne verdienen, 'k zal er voor werken." „0, zei de heks. „Wat kan je alzoo 7" „Ik kan spinnen." „Wat -nog meer 7" „Helaas, niet veel anders. Moeder. Maar spin nen kan ik heel goed „Kom dan binnen en laat me zien, wat je kunt Je moet fijn garen voor me spinnen, waarmede ik deze zakdoeken, die voor een koningin be stemd zijn, kan zoomen, maar de draad moet fijn, sterk en zacht zijn, anders kan ik hem niet ge bruiken." Het Vlasmeisje zette zich aan het spinnewiel en spon en uit hare nyvere handjes kwam het mooiste garen, dat men zich denken kan, zoo fijn als de schaduw van een spinneweb en toen de oude vrouw dit zag. glimlachte ze en sprak „Het weinige, wat je kunt. di*' 'je heel goed en dat is veel wasrd. De helft van dit garen zal ik bewaren, de helft geef ik jou mee, Je zult er onderweg pleizier van hebben Fn nu hen ie w*ï- kom cu zal ik js U sten geven (Vvuitll Yölvuiwd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 19