Schager Courant GRABBELTON. ïl jjji V CaprL 10P*.<3-^10 VOOR DE KINDEREN. «0-^*^=|<0 WAT PIM EN PUK OVERKWAM. R'ij Zaterdag 2 Juni 1928 71ste Jaargang. No. 8263. BET PARADIJSACHTIGE EILAND IN DE TYRHEENSOKE ZEE. Coiprt, een der bekoorlijkste, zoo niet het aller- lekoorlljksto eiland! van de Tyrheensche zee, U ge- egori aan dan. Zuidelijken ingang van de Golï van lapols, tegenover het voorgebergte Punta della lamipanella. Het is een paradij» 'van bloernen, ©en lonte mengeling van kleuren, overgoten door ewn chltterend zonlicht. De zee van azuur, ecbrijtf tde H-eorr. van de „Mik" D zijn Apenijnache intermezzo. Jtaa barre rota, met loecmen opgesmukt. Het blank tn roze van Moor- che huiizen. op steile hellingen. Bootjes, louter ge leurd- dan de bonte natuur. De deinende zee, blank chuim werpend in geheimzinnige grotten. Grotton, lio namen hebben als bevonden ze zich In het pa- adijs. De Grotta Afcurra, de Grotta della Meraviglie, de irotta Ghainpagne, de Grotta Marznora. Meer dan statig] grotten. Waar vroeger de airenen woonden, oen do menachen nog aan sprookjes geloofden, Tri- mfpoorten, ln de rotsen uitgehouwen door weer en And- on wator, (burchten, door jnenedhenharuden ge- ouwdl in do tljdten van rldderronmntiek en imln- treolen-poözle. Bloementuin ln een serene klaarheid: Capri Soms ligt het op woedende golven en dragen de Oppen van de bergen de wolken, die zwa»*e regen» rongen. Dan boogt hei Capri der helle tinten op e eerste nuance» van het Noorder land en gaat de on onder in een vixloon van schoonheid. Op Capri worden de groote menachen kinderen. !o vinden er vreugde ln het zien van een wappe- inde vlag en ln het staren naar de branding lang» e kusten. 's Avonds, wanneer het overal duister is, gaan ze de kinderlieve pia-rza met haar witte kolom men, óm te zien of de lichtjes van Napels glanzen, "heel in de verte «n de lampen van de Cook-baan op dsn Vesuvius nog branden. Indien er nevel» hangen en overal de horizon zonder gezichtseinder is, zijn ze teleuigesteld en zoeken xe uit ar-en moede naar de maan, die toch pas komt, als ze haar tijd gekomen acht. Schittert Napels met z?n bresden stralenkrans en dansen de lantarens van de vieschers in den nacht, dan, zijn ze blij en zitten urenlang bij dien ouden toren, weinig lettend op dien© iedere halve stonde vermanende stem. Zes dagen heerecht op Capri de paradijselijke rust, Qok al stormt het en al stroomt het water bij beek je» door de smalle, kronkelende straatje». 'De rust van het .Oosten.... Mijn buurman laat een tuin aanleggen op een stu-k van zijn rots. De aarde moet van eldere komen. In schuiten onder bolle pellen wordt ze aangevoerd van het vasteland en daarna uitgeladen aan 1de Marina Grande. Hier schoppen vrouwen haar ln groote manden en op hun hoofd dragen zo de kost- bae vracht naar boven, gaande ln een lange rij» onbewogen de bruine gezichten, bij wijlen roepend naar een bekende achter ©en witton muur. 7JÓ6 gaat bet ook 1» het Oosten, wmï de vrouwen wjbs Ie men zegt tegen jou, dat hij naar kantooi moet en in plaats daarvan gaat hij biljarten. Ik weet het. En ik zeg tegen hem, dat Ik vroeg «mar bed ga en ik ga dansen. (Every body's WeeklyLonden) Man, gaan we dit jaar naar de badplaats? Als rn'n faillissement goed afloopt, jal ken en de mannen genieten van de rust, de Ooster- sche rust.... Da rust van het Oosten wordt op Ceptri verstoord, juist op den ruartdag bij uitnemendheid. Des Zon dags is Capri een ónrustig mierennest Een vloot van scheipen stroomt in den vroegen morgen op het eiland toe. Sirenen loeien en roeiers vullen schreeuwend hun deinende booten met ang stige passagier». Over de ander» stille wegen daveren paarden hoeven, klinkt het geratel ven wagenwielen en •chalt de verdwasuide klank van den autoclaxon. In vele huteen raast de baas en mopperen klan ten, omdat het eten niet goed is. Het kabelspoortje, dat door oen ravijn van bloemen, tuaschon gordJJr nen van sinaasappel- en citroenentuinen naar boven zeult, vervoert telkens een luidrucbtlgen laat. De piaaza lijkt een bijenkorf. (DU «tuurt dan Zoo tot een uur of vier. Uit «Be hoeken en gaten van het eiland snollen tegen dien tijd bezoeker» naar omlaag, in tljdolijken angst, dat het schip zondier hen vertrekken zal. Natuurlijk zijn er iimmer, die werkelijk te laat ko men. Meestal vrouwen, oef mannen imet.vrouwen! En die rennen, wanhopig gebarendt over de lange, witte pier. Lang» de schreeuwende Capressen, door wie ze in een roeiboot worden getrokken, om1 voor gioed geld' naar hun schip te worden geroeid. Ze zijn roerend dankbaar tegenover de roeiers, die doen alsof de wereld! vergaat. Maar aan boord zien se spoedig, dat hun overhaasting overbodig was, want meer dan een kwartier blijft de kapitein nog tal men. Hij heeft een goed hart en wacht op andere laatkomers, waaraan de Cap~ezen nog wat verdie nen kunnen. Zóó gaat het lederen Zondag en telkens zitten de Capretzen rumoerig in de war, dat de vreemdelin gen de boot .niet sullen holen.... Boven op de weer rustieke piaosza met de b^nke kolommen lacht Spadaro, de beroemde zeeman van Capri, wij» in z'n witten baard, oolijk krabbend on der z'n rooden muts. Hij- ziet de comedie reed» zooveel jaren. M.lk on.... melk. Luitje t. voor 't e«r.t buiten geloijeerd. HIJ il»t non kon melken, en de boerin preo.nto.rt hom een gift. verocho molk. „HkerUJkl" <«0 .Tentje. „Ik wou (Ut on» melkboer In de etui ook «en koo hi/L" t K.n raki Toeschouwer, tot heer, die wanhopige pogingen In het werk stelt, den motor re.n een geer klein autotje aan te draaien: Hé, baas, maak het Je mak kelijk, hou jij den allnger vut, dan tal ik dat autotje ronddraaien! BI) ragrawrar. Heer bij een volle omnibus: „Is de Ark van Noé al vol?" „Op den etel na, kom maar binnen!" Wal een boll Waarom is een glralfe soo gelukkig? Omtdat hot vrouwtje van den giraffe een tong heeft van een halVe meter, maar geen steml Bet kantteken. HuUknecht: „Ik heb vijf vliegen doodgeslagen, twee mannetjes en drie vrouwtjes. Mevrouw: „Hoe kan JIJ dat roo precies weten?" Hulsknecht: „Wel, dat ie nog al duidelijk. Do twee eersten gaten natuurlijk op het buffet en de drie an deren op den spiegel". 457. - Laten we maar weer verder gaan, anders komen we nooit thuis, stelde vrouw Haas na een oogenhQik voor. Maar laten we heel voorzichtig zijn, kinderen, want het is jachttijd voor de menschen en dat is voor ons de verschrikkelijkste tijd van 't heele jaar. Toen gingen ze met hun vijven weer op weg. Vooral voor vrouw Haas, die zoo veel grooter was dan de konijntje® was de tocht gevaarlijk. Ze maakte zich zoo klein mogelijk. 468. Wij zijn allemaal veel. te groot, zuchtte Pim. Die vervelende mensch zal ons vast en zeker zienl O, 0,0,0, huilde Puk en Gladijs huil de maar gauw met haar mee. Te gnoot, veel te groot djn we, bromde John. Ach waa ons vriendje Wldewiki toch maar hier, zuchtte Pim! En opeena.. daar 6tond! Widewik voor henl Hij groette vroolijk. Hier ben ik, hier ben ik, riep hij luid! 45®. Hoera, riepen de vier konijnenki'n- deren tegelijk, maar angstig waarschu wend keek vrouw Haas hen aan. Stel je voor, dat die vreeselijke mensch het hoordqf Wees maar niet bang lachte Wide wik. Ik breng jullie waar je wezen wilt. Tegen mij is geen mensch opgewassen, En hij raakte ze beurt om beurt even met zijn tooverstaf aan en ze werden weer klein, klein, heel klein.weer net zoo klein als ze waren in Widewik's huisje. Een kool' was nu gewoon een reuzen- plant bij hen vergeleken. 460. Nu waren ze veilig. Zóó klein als ze nu waren zou niemand hen kunnen zien. De mensch kon kijken waar hij wou Snel liepen ze voort over de akkers en weiden en eindelijk, eindelijk kwamen ze aan hun huis. Ze dachten er niet eens aaoi, dat ze niet de gewone konijnen wa ren tot Wildewik zei: Moeten jullie nou eerst niet weer grooter gemaakt worden? Nee, ne, riepen ze alle vier, vader en moeder moeten ons zóó zien as we nu sijn. Toen sloeg Wildewik met zijn staf op da deur. 461. Even nog raakte Wildewik hen al len met zijn tooverstaf aan, zoodat ze nóg kleiner werden dan ze al waren. Toen ging de deur open en kwam moeder kij ken, wie er geklopt had. Ze keek en keek, maar zag niets. Wat is dat toch? vroeg ze. 'k Heb toch vast en zeker gehoord, dat er op de deur werd getlktl Vlak voor haar voeten «tonden ze alle zes, maar ze waren zoo klein, zóó klein... 463. Vader, riep moeder in de gang, kan je even hier komen? Ik begrijp er niets van. Wat is er dan toch? vroeg vader. Hij keek net als mpeder naar buiten, maar hij zag evenmin iets. En vlak naast de deurpost, heel beneden ston den de vier konijntje», vrouw Haas en Wildewik. En ze hadden een pretl Je hebt zeker weer verkeerd, ge hoord, meende vader. 163. Terwijl vader en moeder nog in de deur stonden, wareA Pim en Puk, John en Gladys naar binnen geloopon, gevolgd door vrouw Haas en Wildewik. Zoo snel ze konden, liepen ze naar de kamer, klom men langs de stoelpooten omhoog en kropen zoo op de tafel. De jongens hiel pen de meisjes, want 't was een heele klimpartij! 464. Vader en moeder gingen tenslotte maar weer naar binnen. Waar die kinders toch blijven, zei moeder bezorgd' en toeni.... Hè, ze begrepen heelemaal niet, wat ze daar wel zagen! Vier heele kleine dier tjes, zóó klein as ze nog nooit met klee- ren aan gezien hadden, zaten op den rand van de tafel. Wat is dat? riepen ze tegelijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 21