GEESTELIJK LEVEN. De Vlucht. BANNE HOOGWOUD EN AARTSWOUD. Op grooten voet leven. Een tweegevecht Deze uitdrukking ls wel bekenjdl en leder weet, dat hiermede bedoeld wordt, groote uitgaven maken en een duur leven leiden. De her kornet van deze uit- diukkin© is 'letterlijjk: bet leven op een grooten voet: ,Toen n.1. de graaf van, Amjou, Geoffrey Plantagenet, eens 'door een zweer aan den voet geplaagd werd, gaf men hein den raad zicJh echoenen te doen ver- ,vaaidi(gen met zeer lange punten. Alizoo ge&cihiedde en in dezen tlj.d vertegenwoordigde zulk een paar schoeinen een zeer ruim ibeidrag. Deed dus iemand buitensporige uitgaven dan zei men „hij' leeft op gi ooten voet". Iemand te Ver&aiïLes zendt aan „Nature" een le vendig verhaal over een tweegevecht, dat bij, zag tu&achen een egel en een adder. De twee vijanden- wisten op toet eerste getzicht wie en wat hun tegen partij' wm en hielden elkaar in 't oog alsof zij be grepen, dat een oogenblik van onbedachtzaamheid hum doodvonnis kon zijn. De adder was het eerst het loeren moe en begon den terugtocht. Op hetzelfde oogenlblik sprong de egel op. 'den staart van de adder en na dien in een oogwenk tusectoen zijn tanden vastgeklemd te heb ben, rolde toiji zich op. De egel droeg zorg evenwel den ataart plet af te bijten. De adder wrong xicto in allerlei bochten en deed woeden/de aanvallen pp haar vijand, worstelend en buitelend met den op- gerolden egel, wiens stekel» haar bij! Iedere omwen teling in toet lijtf drongen. Ten laatste bezweek de adder, op wel honderd plaateen gewond. Toen begon de egel zijn maal WJi den etaart van aijn slachtoffer, waarvan bijl den kop zorgvuldig liet liggen. Begrooting 19X8. Nadat besloten li de volle omalag te bepalen op f 30 per H.A., zijnde f 2 Koggenlasten, t 8 weglaeten, t 6.00 bemallngelaiten, f 2.00 Hoogheemraadalaaten, en f 1 voor de Banne, wordt met algemeen goedvinden beeloten de begrooting definitief vaet te stellen ln ontvanget op f 49647.20 M, ln uitgaaf op f 44702.88 alzoo sluitende met een voordeellg saldo van f 4894.37 V4. Bij behandeling der begrooting zegt Voorzitter, dat de Wlnkelerbrug over de Langerels belangrijke herstellin gen moet ondergaan, waaromtrent overleg la gepleegd met het gemeentebestuur van Winkel. De heer Koorn heeft ln de begrooting gezien, dat het salaris van den Voorzitter f 00 bedraagt; dit komt hem te laag voor, voor het werk dat er voor verricht wordt. Spr. zou dit willen brengen f 100, Ingaande 1 Januari 1928. Nadat op waardeerende wijze over het werk van den Voorzitter ls gesproken wordt met algemeene stemmen het voorstel van den heer Koorn aangenomen. Voorzitter zegt vriendelijk dank voor de genomen be slissing, waaruit hem blijkt, dat hij het vertrouwen van de vergadering heeft, het la hem een riem onder het hart gestoken. Met het besluit zal gehandeld worden overeenkomstig de bepalingen van de artikels 67 en 58 van het Alge meen reglement van bestuur voor de waterschappen in deze provincie. Bespreking aangerichte schade door het gedeeltelijk afploegen van de bermen langs den Boekeiweg. Nadat besloten le ln deze een ruim standpunt ln te nemen, wordt na eenlge bespreking besloten de navolgende vergoedingen toe te kennen: Aan Jb. Koning, die 2 peroeelen huurt voor t V «en bedrag van f 18; aan N. Niele, die 1 perceel huu: -oor f 21, een bedrag van f 10; aan A Kayer, die 2 percee- len huurt voor f 38, een bedrag van f 13. Totaal f 41, waarvan de gemeente billijkheidshalve 1/8 zal moeten vergoeden. Ben voorstel van het dagelljkeoh heetuur om de keur aloot ook voor de kroosschouw voor rekening van de Banne te laten kreosen. Aangezien de keureloot het geheele jaar behalve voor de kroossohouw voor rekening van de Banne wordt ge- krooed, wordt dit niet billijk gevonden, de belendenden tooh hebben het geheele jaar last van de opgehaalde krooz en zijn thans verplicht voor de kroozaohouw zelf te laten kroozen. Algemeen vindt de vergadering dit onbillijk en wordt algemeen goedgevonden het krooswerk voor de kroos- schouw voor rekening van de Banne te doen verrichten. Omtrent de afvoer van het water van het Noordend naar de Gouwe zou de heer Donker het gewenaoht vin den, dat het water niet alleen langs de keuraloot wordt afgevoerd, maar dat ln de slooten die ln de richting loopen van Noordend naar Gouwe ln enkele dammen voor rekening van de Banne pompen worden aange bracht Het zijn vermoedelijk een paar pompen, die ver- elscht worden. Algemeen wordt voor het denkbeeld gevoeld, zoodat Voorzitter op xloh neemt na te gaan hoeveel pompen er gelegd moeten worden. Rondvraag. De heer Rood bespreekt de dammen in het land van Joh. Bijman, waarin pompen gelegd moeten worden. In' een dam zijn potjes gelegd; dit betreft eigen water, waarvan niemand last kan krijgen als Bijman zelf. Mits door ham hiervoor var gunning wordt gevraagd, bestaat hiertegen geen bezwaar. Wat de tweede dam betreft deze 1» doorgegraven en heeft hij een overgang gemaakt met biels. Na bespreking zal Bijman aangeschreven worden bin nen acht dagen een pomp aan te brengen of anders de wijdte onder den dam te doen voldoen aau de wijdte van de polderslooten. De heer Rood deelt mede, dat een zinkput in de Weere verstopt is. Wordt goedgevonden, dat de heer Rood deze laat ruimmaken. De heer Donker zegt, dat bij het leggen van de duf in de Noorderpade het paardenpad tor plaatse her» llng behoeft Wordt goedgevonden dat de heer Don dit laat maken door metselaar Joh, de Boer. Met dank voor de aangename besprekingen, Voorzitter de vergadering, til! Het Is al ver tusschen Henrl en mijgisteren lachte hij tegen me. Tusschen mij en Bernard is het'al veel verder gisteren ipopperde hij tegen me. {Bulletin, Sydney). Vergadering van het college van dagelijksch bestuur en van Hoofdingelanden van de Banne Hoogwoud en Aartswoud, gehouden ten Raadhulze aldaar op Woens dag, den 30 Mei 1928, voormiddags 10.30 uur. Togenwoordlg waren de heeren K. Slagter, Voorzitter; C. Ursem en B. Donker Jz., leden van dagelijksch be stuur; A. Zijp Cz., A. Rood Kz., D. Koorn en Jb. Helder, hoofdingelanden; J. Breebaart Dz., Seoretarls. Afwezig mot kennisgeving de heer L. Glas, penningmeester. De Voorzitter heet de heeren wolkom «n opent de vergadering. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd met dank aan den samensteller. Naar aanleiding der notulen wordt medegedeeld a. Door den heer Donker dat de duiker door do Noor derpade ls gelegd; b. Door Voorzitter, dat de keuraloot aan den oostkant van de Gouwe van het Wabbea ia opgeknapt; dat door hem order la gegeven de gaten ln de Tropweere te doen herstellen, waarvoor hij zand en halve steenen heeft la ten halen; dat de huurder van het land van de Ned. Herv. Kerk alhier het niet goed begrepen had, wat slootwerk langs het kerkeland verricht moest worden, het gedeelte bij den dam la er uitgespoten, terwijl een duiker opder den dam ia gelegd; dat langs den Boekei weg van de zijkanten een grooter gedeelte la afgeploegd, dan aanvankelijk ln de bedoeling lag. Het grootzte ge deelte van de afgeploegde grond la gebruikt voor ver betering van. den Westerberm aan de Langerela. Verder deelt Voorzitter mede: dat «en gedeelte van het land van de Ned. Herv. Kerk li verhuurd aan K. Braak, G. Glaa en J. Glas. Door Braak o.z. ia een dam verlegd, waaronder een pomp ls aangebracht. Do nieu we pomp ia 20 o.M. te hoog gelegd, waarop Voorzitter den president-kerkmeester opmerkzaam heeft gemaakt, die order heeft gegeven tot verlaging. Thans ia de pomp wel verlaagd, maar deze ligt slechts ongeveer 4 o.M. onder water, zoodat spoedig verrotten van de pomp te verwachten ls. Aangezien de pomp onder water moet liggen, zal de president-kerkmeester hiervoor order ge ven. Een der heeren merkt lachend op, dat het niet pit tig ls van Braak. c. Door den Secretaris, dat de gemeente gaarne met de Banne wil samenwerken voor het verbreeden van ver schillende straatgedeelten ln de gemeente. Bovenstaande mededeelingen worden voor kennisge ving aangenomen. Daarna stelt Voorzitter aan de orde: Verslag «take len- en wilde karwijschouw. Geen der heeren heeft eenlge bemerking. Voorzitter vindt het aangenaam, dat de huurde» hunne verplichtingen zoo goed zijn nagekomen. Maken van een betonnen keerschut tusschen het land van R. Kuiper en Ned. Herv. Kerk aan de Gouwe. Voorzitter deelt mede, dat het aanwezige keerschut zoo' goed als af ls en begon te lekken. Voorlooplg heeft Voorzitter het laten dichtmaken. Het dagelijksch be stuur gevoelt er voor een schut van gewapend beton te maken. Een dergelijk schut lang 7 meter, diep 1.50 meter, breed aan den voet 22 c.M. en van boven 15 o.M., zal volgens metselaar Joh. de Boer alhier moeten koeten f 157.50 Na eenlge bespreking kan de vergadering algemeen goedvinden een schut van gewapend beton te laten ma ken door metselaar Joh. do Boer voornoemd. Als iemand, die belang stelt in wat er omgaat op geestelijk terrein, ben ik een getrouw lezer van de bekende rubriek in de Nieuwe Rotterdameohe cou rant, waarin op uitnemende wijze alles wordt bespro ken, wat gezegd en geschreven wordt in het bijzon der over het godsdienstig en kerkelijk leven ln ons land. De schrijver van deze rubriek legt een opmer kelijke onpartijdigheid aan den dag en is vrij van allo eenzijdigheid. Geen enkel verschijnsel op het ter rein, waar hij rondapeurt, ontgaat aan zijn aandacht. Dit is een niet geringe verdienste van iemand, die anderen ten gids wil zijn. Eenlge dagen geleden heeft hij een kort verslag gegeven van een bijeenkomst, welke in de Oude Kerk te Amsterdam is gehouden. En haar aanleiding daar van voel ik mo godrongen het oen en ander te zeg gen. De kerk was geheel gevuld. Prins Hendrik en bur gemeester De Vlugt woonden de samenkomst bij. En het woord werd gevoerd door den predikant dr. Oort huijs. Deze dr. Oorthuijs ls de man, diu verleden jaar als lid der synode zooveel van zich heeft doen spreken en die op de synodale vergadering van 1927 zijn stem pel heeft gedrukt. Het verslag van zijn preek ls nog al kort, maar de geest van wat hij heeft gezegd is er duidelijk uit te proeven. En het is die geeBt, welke mij ln toooge mate heeft geprikkeld. De preek van dr. Oorthuijs handelde over Psalm 120:1 en eindigde aldus: „Maar even erg als te zitten onder het juk van Spanje en Rome, is het om te zit ten in het diensthuis des duivels en daar zijn de tal loos velen, die onder de leuze van vrijheid en vrij zinnigheid zich van God hebben afgewend". Daarna sprak dr. Oorthuis een vurig gebed uit om verlossing en bekeering van de velen, die den geest der wereld volgen en ae prediking v&n Gods woord niet willen hooren. Toen ik deze woorden las, heb Ik mijzelf een oogen- blik de vraag gesteld of we nu werkelijk leven in het jaar 1928. En ik heb teruggedacht aan het artikel, hetwelk ik de vorige maal schreef, toen ik het had over de nivel- leerin» van het laven en wees op 't verschijnsel, dat het geestelijke, innerlijke leven ln dit opzicht zoo ton achter bleef bij het uiterlijke leven. Gelijk er nog zijn, die tegen den stroom in blijven vasthouden aan ouderwetscne kleedij, in toarlnekkige weerspannigheid tegen den geest des tijds, zoo zijn er ook, die zion blijven vastklemmen aan oen oude le vensbeschouwing, aan een leer, waarvan zij zeggen, dat zij is de éénig ware. En zoo qls een Marker viascher met zijn malle wijde broek loopt tusschen de modern gekleedo menschen zoo bewegen deze menschen met hun antieke begrip pen zich ln een wereld, die van nieuwe denkbeelden is vervuld en die hen beachouwt als rariteiten uit een voorbijen tijd. Eigenlijk is er toch wel veel belachelijks ln wat dr. O, heeft gezegd, al zal het bij hem wel als heel ernstig bedoeld zijn. Bijzonder vleiend voor de roomschen ia het ook niet, wanneer het „zitten onder het Juk van Rome" even erg wordt genoemd als toet zitten in het diensthuis des duivels. Nu is het mij niet volkomen duidelijk wat deze predikant met het diensthuis des duivels precies be doelt. Ik vermoed, dat hij daarmede- aanduidt, wat ook wel eens „wereldsch" wordt genoemd, en waaron der dan gewoonlijk word verstaan het deelnemen aan de vele vermaken, welke de maatschappij aanbiedt, het dragen van korte rokiken en lichte kousen, het be zoeken van bioscoop ien danszaal, kortom: het genie ten van het leven. Maar wat heeft de duivel daarmee te maken? En wie ls dat toch die duivel? Ik ken hem niet, maar het schijnt een machtig heer te zijn, want als ik de menschen gadesla, krijg Ik heel sterk den indruk, dat ze over het algemeen de wereldieche dingen niet versmaden. Ja, ik geloof xolfi heel zeker, dat onder de honderden, die geluisterd hebben naar dr. O. in de Ouke Kerk meenigeen heeft geseten, die lang niet afkeerig le van de door hem verfoeide wereldsche ge noegens. wat zullen Prins Hendrik en buigemeester de Vlugt wel gedacht hebben. Deze beide hoeren treden op bij de Olympische spelen als officieels personen en deze spelen behooren toch zeker ook in het diensthuis des duivels thuis. Heeft niet enkele weken geleden een ander orthodox predikant, n.1. da. Wisse, eveneens in Amsterdam, een daverende rede gehouden tegen de Olympiade als een uiting van een verderfelijken, toei- denschen geest? Maar ondanks de heeren Oorthuijs en Wisse, zal de duivel zijn triomfen vieren in de gemeente van Am sterdam en ik vrees dat het vurig gebed van eerstge noemde heel weinig uitwerking zal hebben. En de duivel zal voor de zooveelste maal bemerken, dat hij meer vrienden en vereerders heeft dan de God van dr. Oorthuijs. Ik bedoel, als ik dit zeg, niet te profaneeren. Het was me evenwel niet mogelijk om géén uiting te ge ven aan miln meening en als dwaasheid voor te stel len de eigengerechtigheid van hen, die zich-zelf zoo hoog plaatsen en anderen zoo diep omlaag duwen. IWtia in den Ö'uitaeJ als den grooten tegenstander van God gelooven wil, hij doe het, wanneer hij dit voor zijn denken kan rechtvaardigen. Maar toii ma tige zich niet aan het recht om op anderen neer te zien met die eigenaardige deernis, welke zooveel over eenkomst heeft met verachting. Merkwaardig ls ook het oordeel van dr. O. over de vrijzinnigheid. Met leede oogen ziet hijihet aan dat doze richting in de kerk bestaat. Volgens hem heb ben de vrijzinnigen zich van God afgewend. Welk een arrogantie «preekt uit dit oordeel. Alsof niet andere Godsopvattingen mogelijk zouden zijn, dan die van dr. O.I Vormt niet ieder denkend mensch zich zijn eigen voorstelling? Ja, maar, zal hij zeggen, dat ls Juist de onvergeef lijke dwaling der vrijzinnigen, dat zij meenen hun eigen Godsvoorstelling te mogen vormen. Daarmede hebben zij zioh onttrokken aan hot gezag van do eenlge, waarachtige autoriteit n.1. het Woord Gods of de Heilige Schrift. Do mensch heeft immers niet het recht subjectief voor zich vast te stellen wat hij heeft te gelooven en hoe hij zich heeft te plaatsen tegenover het groote levensmysterie. Er ls een objectieve waarheid. Daar aan moet hij zich onderwerpen. In dit opzicht staat dr. O. op het standpunt dor roomsche kerk. Hij durft, evenmin als indertijd Luther.de volle consequentie van het protestantisme aan, dat de consciëntie als hoogste autoriteit pro- klameert. Evenals Luttoer neemt hij voor den paus van vleesch een paus van papier in de plaats. En dit is voor mij Juist het wezenlijke van het protestan tisme «n het komt mij voor, dat de vrijzinnigheid de lijn. door Luither en de zijnen begonnen, verder door trekt en verder móet doortrekken op straffe van on dergang. Daarom heeft zij noodwendig moeten breken met het oude schriftgezag en de bijbel is voor haar niet langer Gods Woord. ZIJ kan den bijbel waardeeren als oen boek van groote waarde, feiMbaar, in vele opzichten verouderd, maar toch vol schatten van wijsheid en vroomheid; een historisch monument, dat ons sproekt van wat er heeft geleefd aan diepe verlangens in de ziel van voorbijgegane geslachten maar zij beschouwt dezen bijbel tevens als werk van menschen. En zij plaatst zich daartegenover op dezelfde wijze, als zij het doet tegenover al die geschriften, die door de verschillende godsdienstleerarcn aio hoi 11 go schriften zijn geproclameerd, gelijk b.v. de boeken der oude Chineezon, der Indiërs, der Mohammedanen. Heeft dr. O. en allen die zijn standpunt innemen, nu het recht om deze verwerping van den bijbel alB Gods Woord te qualificeeren als een zich afwenden van God? Zie, dit ls voor mij toet ergerlijke bij menschen van zijn slag: zij schijnen zich niet te kunnen voorstellen, dat zeer grooto ernst en diepe waarheidsliefde kun nen leiden tot een gansch andere opvatting dan de hunne. Hierin openbaart zich een geestelijke hoog moed, welke doet denken het farizeïsme dat zegt: Ik dank u Heer, dat ik niet ben als de anderen. Daar kan getwist worden over da vraag wat eigen lijk met dat woord „God" wordt aangeduid. Voor mij wil „God1" zeggen: de Eeuwige Geeat, waaruit alles voortkomt en waardoor alles gedreven wordt. En dezen Geest kunnen NvU loeren kennen door de toe studeerimw van den grooten gang der evolutie,van de historie der menschheid en óók door ons te verdiepen ln ons zelf en ln uren van rustige ovorpelnzing zich de vraag te stellen: wie ben ik en waartoe ben ik ge roepen?, dan zullen wij ervaren dat die Eeuwige Geest ons drijft naar waarheid en liefde, naar volko menheid. 'De conclusie ligt voor de hand. „Zich afwenden van God" krijgt voor ons de toeteekenis van: verloochenen der waarheid «n der liefde. En de waarachtige vroomheid wordt ons niet het buigen voor een oud boek, maar het streven om één te worden met den Geest. Neen, het woord Gods ls voor ons de bijbel niet meer, al zullen wij op menige plaats daarin kunnen aanvoelen dat de schrijver van den Geest is vervuld. Ook lk kan spreken van het woord, Gods. Maar voor mij is hst ds Stem, die spreekt ln mijn ziel «n die mij vr&agt om te streven naar volkomenheid; die mij oproept om te strijden tegen onrecht «n liefdeloosheid. Men «al begrijpen, dat dus, wat dr. O. noemt het „zich afwenden van God" voor mij nooit kan betee- kenen het prijsgeven van de absolute autoriteit des bijbels. Uk aarzel zelfs niet om neer te schrijven, dat toet bijbelgeloof in sommige opzichten m.1. geheel verwer pelijk is. Met bijbelteksten wordt heel veel leelijks, ja, heel veel verderfelijks goedgepraat. Met bijbelteksten wordt 't bestaande onrecht goed gepraat en daarmede worden mllltalrisme en oorlog verdedigd. En ik zou wel eens aan dr. O. willen vragen: als ergens sprake is van het „diensthuis des duivels" (om zijn term te gebruiken) zou het dan niet zijn op het slagveld? En toch zijn zij, die luisteren naar de prediking van „Gods Woond" tegelijkertijd! de meest bereldwilügpn om naar dit slagveld op te trekken. En toch zijn ae predikers van „Gods Woord" nooit afkeerig geweest om den zegen van hun God af te smeeken op het „duivelsche" moordwepk. Ik gun dr. O. gaarne zijn meening. Maar als ilk be denk waarvoor „Gods woord" wordt gebruikt, dan verheug ik er mij grootelijks over, dat de mensch heid steeds meer zich aan diens autoriteit onttrekt om vrij te worden van een eeuwenoud gezag, dat be lemmerend is geweest voor de ontwikkeling van die zuivere menschelijkheid, welke streeft naar de heer schappij van waarheid en liefde. ASTOR. Oorspronkelijke novelle door O AR LA SIMONS, (Nadruk verboden.) Als, om twaalf uur precies, de sirenen loeiden de naburige fabriek, legden, in do timmormanswe plaatsen de knechten den arbeid neer. Het waren drie opgeschoten, flinke kerels en krullejongen, een schraal, nietig bleek ventje van <1 tien jaar. Omdat hij er zoo weinig tierend uitzag, i kind-klein in zijn slobberpak, gaven de kerelds h plagend de meisjesnamen, noemden hem „'t zussle" „jongejuffrouw", lieten hem pruimen van hun bitt tabak en vertelden grove aardigheden, waar hij hul loos om 'kleurde en probeerde te lachen. Hij sprak weinig, hij deed stil en netjes wat hem vraagd werd, „er zat niks bij", zei de baas, maar dat toij hem wist uit een groot, vaderloos gezin en jongen eerlijk was en willig, liet hij hem zijn baan II •Niemand wist wat er omging in dit bleeke kind. zagen hem wel in het schaftuur, weggedoken in hoekje, lezen, altijd lezen, hij verslond de boeken een na 't ander, udt zijn iza'kken kwamen, krake en verkreukeld, opgevouwen kranten met een kelijksche aflevering van een spannende geschiede; Als de kameraden hem ook hier mee plaagd lachte hij stil-eigenwijs, liet geen woord los van hem zoo ln toeslag scheen te nemen. En onder werk door, het aandragen van planken, het vei van de krullen, herdacht hij, na-genietend, wat allemaal gebeurde ln die fijne boeken, waar je in lezen dat het draalde voor Je oogen, dat je alles gebeuren of Je er zelf bij was geweest, i Het liefst werd hij uitgestuurd om een boodsoh In de drukte van de stad, door de rumoerige 1. nen-straten, stapte hij voort, de handen in de zaki'ftl Er was genoeg te zien, als jo Je oogen maar de k kon geven; er gebeurde zooveel, dat het kijken wa n was, en bovendien, in de open lucht liep je lek als een wandeling-op-Zondag; had Je niets te ma] met die laffe, groote lummels, met den baas, dii zoo vinnig nijdlghoden zei. Een buitenkansje was een boodschap in de bu van het station. Tegen de balustrade van do brug 1 leund, het gezicht geheven, keek hij naar do zwalr' treinen, die als reusachtig speelgoed, do koepel het station inschoven, links en rochts ovor don roden ze uit, met gillende locomotieven, mot witn grijze-rookpluimon, met verlichte raampjes, waarark ter-je de menschen zitten zag. Hij had óók in deh tróln gozoton, dikwijls zelfs, school, met zijn klasgenooten, twéé koer een dag n Zandvoort en met zijn grooten broer, toon ze zijn gi# 1 vader bezochten. Maar dat was geen reizen, liet d van deze treinen was niet zoo dichtbij; Jo hoofde leen maar naar die dampende locomotief te zien, ijzer-zware, zwarte reus, die dat rijtje wagens t alsof het nietB was, die 's avonds lichton droeg om 1 den weg te wijzen; ©en weg naar verre landen, n mooie landen, waarvan Je in de boekon las, waai aankwam zonder een cent op zak, net als hij, als poover timmermans-maatje, en waarvan Je terugk de met je zakken vol geld, en met auto's en zelf» vliegmachine, als je dat zoudt willen. En, na het kijken naar die lokkende treinen ver n gebeurde het, dat hij een vrije middag, twee p! halve stuivers deed verdwijnen in de automaat. toet paarse perronkaartie kwam hij tot vlak bij moois; de seinpalen vol wonderlijke lichten, de lat P rechte rails, de stoom-slssonde locomotieven en gelukkige menschen, die haastig de coupó's instap ijl Er waren treinen waar je in kon slapen, waar je e ie kon; de tafels ston&en fijn gedokt, met een vaier 'bloemen en ©en floschje wijn vooruit al naast m brandend schemer-lampje. Bijna elke sliert cou i eindigende mot den bagage-wagon: eon hollo, zwfsi ruimte waarin do koffers werden noorgesmakt. Eiken vrijen middag zwierf hij rond langs de bei og vtge perrons, loerde binnen ln de wachtkamers, si k te droomen bij de treinen, klaar voor het vertrok, kt lederen keer dat de chef het sein gaf en de trein i traag bewoog, groeide het verlangen méé te gaan, reis te maken naar een land vor af, waar Je avontuk» kon beleven <en veel geld verdienen om Je alles i te koopon, om van huis te gaan, van de worlcpla die hij haatte, van de 'knechten die hom plaagi kr van den baas, die Judas, die op alles vitten moesik En dit plan rijpto in zijn droomorlgen kop; m hot donker was en or stond ©en trein klaar f/rahil vertrekken, kroop hij voorzichtig in zoo'n laatste t gen, sohool Je weg achter de koffers en kisten vanzelf reed Jo dan mee, ver over de grenzen; ltl knappe Jongen die je terug naar huis kroeg. Zóó ibeolde hij zidn alles in hoe hot zou gebeuron, hot plan op bet laatst uitvoerbaar leek en gemal lijk; en hij bepaalde stilletjes den dag en toet uui maakte zich gereed voor de vlucht. Hi De datum brak aan. Het was een Zatordagmld November, dat om vier uur overal het licht al v brandde. Tegen zessen vertrok de trein, zoo een, t- de lampen brandden op de gedökte tafeltjes. Ei plaats van het station was gunstig: ©en beetje I den buitenkant, met de bagage-wagens rakend! een stuk, dat niet te best verlicht was. Met het perronkaartje, zooals altijd, kwam hijl nen. De kaartjes-knipper had hem raar bekeken,! of hij hem herkende en begreep, wat hij van «plans maar hij etapte door, zijn kop rechtop, onverso'J' doende, hoewel zijn hart bonsde. In een wip was hij de beide trappen op. Daar sic een trein, de zijne. Van den laateten wagon wal ijzeren deur half opengeschoven: het was oen lei M trein, hij zag geen locomotief, maar hij durfde fl - als anders vrij de wagens langs loopen. Zijn knli beefden. Zijn handen, klam, knelde hij tot vuisten, g Nou, als er niemand keek, adhter deze kist. oen rti jf( een apronw, hl) wiae er. In de holle ruimte keek h om zich heen. Een paar groote manden stonden np elkaar, en, klein, nietig kereltje, kroop hij er acW »ii Nu wachten tot de trein zich in beweging zette. N ir0 denken aan huis, aan de werkplaats, aan de gd et mige stationschef. m Weggekropen in een hoekje, wachtte hij. Een ki p, kwam naar binnen, smakte een kist neer op i grond, stapte terug op het perron. Hij hield zijn at ia in, nog maar een paar minuten en het was gebei n Als hij terugkwam in Amsterdam, zou je eons )t zienl Geld zou hij hebben als water en sjieke klee lg en een motorfiets en voor iedereen bracht hij mee! Zoo, terwijl toij zich zat in-te-spinnen, vielen I oogen toe en «waar van slaap, rolde hij weg tegefl p, kisten. (t 'Oü het perron naast hem floot, precies om zes, (g( sneltrein naar Parijs. Hij meikte hot niet. Hij b' *e dutten, tot hij schrikte door een schok en gekni H van wielen. Rechtop zat hij, wreef zijn oogen uit. H raj lang had toij geslapen? Hij wist toet niet. Hij vot lte dat hij reed, de trein kwam in beweging. Het P j was gelukt! Hij was gevluchtl Nu zou oen leventje j ginnen waar de boeken niets bij waren l Teruggekropen in zijn hoekje, vielen opnieuw j oogen too. Hij dacht nog: als ik wakker wordt,1 weet waar ik dan ben en hij wérd wakker w Nl) na gerangeerd te hebben, de goederentrein onder 1» J geknars het station terug-binnenreed. u

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 22