Aloit» Nitm-
Mnrtiniit- Luünvllii
POOLS
Donderdag 14 Juni 1928.
71s1te Jaargang No. 8270.
Uitgevers: N.V. v.h. TRAPMAN &Co., Schagen.
Eerste Blad.
DE PLUNDERING VAN
MAKIATSAO.
Feuilleton.
peur
fi laat uw man
X (9 GERUIT ROOKTEN
HAAR GEEF HEM
r TABLETTEN
RAAD VAN HELDER.
L 65 C&rvé p€&na£fp<ynd
SCHAKER
COURANT.
blad verschijnt viermaal per week: Dinsdag, Woensdag, Donder
en Zaterdag. Bij inzending tot 's morgens 8 uur, worden Adver-
tiën nog zooveel mogelijk in het eerstuitkomend nummer geplaatst.
POSTREKENING No. 23330. INT. TELEF. No.. 20.
Prijs per 3 maanden fl.05. Losse nummers 0 cent. ADVERTEN-
TIöN van 1 tot 5 regels 11.10, iedere regel meer EO cent (bewijsno.
inbegrepen). Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
UT NUMMER BESTAAT UIT TWEE BLADEN.
HET BANDITISME DT CHINA.
Pater Vercruise vertelt
ater Vercruise deelt ln de laatst verschenen afleve-
van de Annalen van Scheut het volgende mede:
edert den aftocht der Sjansi-troepen Is de streek
ir kleine groepjes deserteurs onveilig; gemaakt, 't
alle mannen van de streek, die van de gelegenheid
ruik maken om met hun wapens den menschen
rik aan te jagen en dollars af te persen,
lende, dat ze ongehinderd hun rooftochtjes konden
rtzetten, sloten ze zich samen en lijfden menig vrij-
llger bij zich in.
lens een dertig man sterk de spionnen er niet hlj-
ekend begonnen ze op groote schaal; 't is de jacht
rijken. Mannen en vrouwdn en meisjes worden
egenomen om ze door hunne familie te laten vrij-
jpen.
ledert veertien dagen waren ze nu volop in de om
eken van Makiatsao aan 't manoeuvreeren. (Deze
ilunderde missiepost behoort tot de Opost. Prefeo-
tr van Ta'-t'ung-Fu, waarvan mgr. Hoogera uit Nij
gen Apost. prefect is.)
k Was wel niet al te veel op mijn gemak, maar lk
ef in de illusie, dat ze de kertk wel met rust zouden
en. Einde Februari sloten zich nog 80 Fungkiuns bij
bende aan.
Mnsdagmlddag (0 Maart) om half twee hoorde ik
lieten in 't dorpje: ja, ze zijn daar... Ze gingen recht
ar de Jamen, waar ze de wapens en munitles in be-
g namen. Drie kwartier later werd er bij de resi-
ïtie geschoten en aan de poort geklopt, 'k Wachtte
op de koer af en ging aanstonds opendoen. Nooit
d ik bandieten gezien: dit waren echts...
rauwelijks de poort open vlogen ze met vieren op
„wapens, geld", riepen ze: ze echoten een schot
ïgs mijn linkeroor (trommelvlies ie er van geepron-
n) en sloegen mij op 't lijf met een ouderwetsche sa-
terwijl de anderen met 't geweer stootten en dreig-
n. Mijn boy, die niet ver van mij stond, kreeg ook
B schot, maar werd gelukkig niet geraakt Aanstonds
i ik hun twee jachtgeweren, 120 patronen en 70 dol-
rs, die ik bij de hand had (100 dollars die ik verbor-
n had, alsook een zakrevolvertje, hebben anderen la-
gevonden).
Dan moest ik mee naar den hoofdman der bende. De-
Li-te-tsjeng genaamd, is van 't dorp Laikalatchoang
11 ten westen van Makiatsao. Het Is een struische
rel van 35 40 Jaar, die vroeger bandieten aanvoerde
Mongolië en dat winstgevend baantje nu in zijn
gen streek voortzet.
Onderweg werd mijn bril afgenomen, want, zelden ze
het was onbeleefd in hunne tegenwoordigheid een
11 op te hebben. De hoofdman was bij den mandarijn
ioetsjang thuis. Hij zat op den k'ang ln gezelschap
n den mandarijn en zijn vrouw en nog een ander
Ipstuk en een kopje thee te drinken, 't Moest ook
ritten en ik dronk maar dadelijk een slok, want mijn
keel was zoo droog als kurk; gevolg der eerste indruk
ken.
Drie, viermaal zeide hij mij, me als gijzelaar mee te
nemen en eenige tienduizenden dollars als losgeld te
eischen. „Me meenemen kunt ge vrij; waar ge gaat zal
ik U volgen, maar de tienduizend dollars, dat is wat
anders: tegenwoordig is de weg niet open, zoodat ik
aan geen geld kan komen." De mandarijn bevestigde
ook mijn gezegde en na een half uurtje kon lk terug
naar de residentie.
Gedurende mijn afwezigheid was de algemeene plun
dering begonnen. Onderweg ontmoette ik tal van Cate
chumenen, die, begeleid van bandieten, al mijn kleeren,
dekens en al wat hun aanstond, moesten wegdragen.
Toen lk ln de residentie kwam waren de bandieten
nog overal alles aan 't doorsnuffelen; wat hun niet die
nen kon, lag over den grond rond gestrooid.
In de kerk hadden ze het tabernakel opengebroken.
Gelukkig had ik juist voor ze binnen kwamen het H.
Sacrament genuttigd. De ciborie hadden ze ook meege
nomen, doch op 't zeggen der schooljongens, dat ze
maar van koper was, wierpen zij ze op den koer.
In de school hebben de kinderen en catechumenen
ook schrik beleefd: ze werden met 't geweer bedreigd
en een roover loste zelfs een schot naast 't hoofd van
den meester.
In 't vrouwen-catechumenaat, waar groot en klein,
meer dan zeventig vrouwen binnen zaten, zijn ze ook
binnengedrongen. Ze sloegen de ruiten stuk en van bul
ten schoten ze ln de kamer, waar de twee meesteressen
zaten. Haar kleerkast werd ook leeggeplunderd. De
vrouwen en meisjes werden afgetast en eenige nogal
mishandeld.
't Eene groepje bandieten volgde op 't ander, 't was
altijd hetzelfde liedje: geld, wapens, bedreigen en stam
pen en slaan; met kaakslagen waren ze ook mild.
„Slaat maar Jongens, stampt maar, of schiet me dood,
ik kan onmogelijk aan uw verlangen voldoen, de an
deren zijn reeds met alles weg."
Men voelt zich zoo onmachtig voor die brutale ke
rels, die om niets een mensch doodschieten, gelijk een
hond; men voelt geen lust zich kwaad te maken. Paard
en muilezel namen ze ook mee en sloegen schrijfma
chine en electrisch geneeskundig apparaat aan stuk
ken.
Rond den avond kwam de hoofdman een toertje ma
ken en hij moest bekennen, dat zijn mannen hun ver-
woestingslust meesterlijk bot gevierd hadden. Hij ge-
waardlgde zich niet, een half woordje te spreken, bezag
me zelfs niet...
Toen het donker geworden was, zond de hoofdman
een zijner mannen om medicijnen voor de gewonden.
Terwijl ik bezig was, kwamen er weer 6 bandieten bin
nen. Toen de kerels vertrokken waren, ging ik overleg
gen met de boys en catechumenen, en vond het raad
zaam te vluchten, eenige oudjes achterlatende om alles
door
Ethel M. Dell
Noel viel in een stoel neer en strekte behagelijk
Wn lange boenen uit.
..Ik ben zelfs iBadgers een bezoek gaan brengen",
ervolgde hij. „Hij zat nog in zijn bad en wilde me
rst niet toelaten. Ik kreeg evenwel zooals gewoon-
ïk toch mijn zin".
i.Wie is Badgers?" informeerde Nick.
«De bevelvoerende officier natuurlijk. Hij verkeer-
i ln een allesbehalve prettige Kerstmisstemming,
ich voordat ik wegging, was het me gelukt hem een
*tje op te kikkeren. Dit is de eerste Kerstmis, wel-
Uk niet in Engeland doorbreng, en iedereen mag
'81 heel hartelijk voor ine wezen, wil ik me niet a
^ongelukkig voelen".
Eensklaps wendde hij zich tot Olga en zei op quasi-
Jroefden toon: „Waarom is deze bekoorlijke jonk-
rouwe zoo zwijgend? Ik heb het gevoel, alsof ik door
J ijzige kilte omringd word".
Olga was heel blij dat ze niet bloosde en ze ant-
wrdde kalm: „Ik ben erg boos op je, Noel".
Groote goedheid!" riep Noel uit. „Wat heb ik in
Hemelsnaam gedaan om je te mishagen?"
n'7aat me alsjeblieft eerst mijn ontbijt voltooien",
rotesteerde Nick. „Al mijn eetlust verdwijnt, wan-
e,r een viJandi&e stemming om me heen heerscht".
keek he mgLimlachend aan. „Kun je dan niet
--•l tuin gaan zitten, oude jongen? Ik wil graag
X ™eten> wat ik misdaan kan hebben. Je nichtje
ïdert" natuur^k uistekend, wanneer jij je ver-
Bij deze woorden stond Olga evenwel zelf op. „Wat
J Je er van zeggen, als we allemaal eens in den
gingen zitten?"
Woei sprong onmiddellijk overeind. „Dat is een
*chtig idee."
fik ha1 6lk geval €en hoed op' 018a'\ waarschuwde
wierp hem een vriendelijken glimlach toe en
l het huis binnen.
gade te slaan. De kinderen en vrouwen volgden ook.
Met een categlst en mijn kok ging lk 12 li van 't dorp
bij christenen een schuilplaats zoeken. Ik bleef er tot
's anderendaags, totdat de christenen mij kwamen ver
wittigen, dat de bandieten vertrokken waren.
Woensdagmorgen zijn er nog verscheidene groepjes
gekomen om alles nog eens te doorsnuffelen; 't misge
waad, dat ze tot dan vergeten hadden, werd ook mee
genomen; de altaarsteen werd gebroken. De heilige olie
en kleine pateen verdwenen.
Het laatste bezoek was van een der kopstukken (deze
die mij 't schot gaf). Hij kwam met de complimenten
van den baas me mijn jachtgeweer terugschenken met
de verzekering al de veroorzaakte schade te zullen ver
goeden; 't speet hem, dat de priester en al de boys der
kerk weg waren, zoo zag hij zich genoodzaakt het ge
weer weer mee te nemen. Nu, geloof maar zulk volkje;
waarschijnlijk speet het hun, dat ze mij hadden laten
ontsnappen, en dachten met een schijn van inschikke
lijkheid den priester te lokken en mee te nemen.
De muilezel, niet gewoon zulk goedje te dienen, duldde
den ruiter niet, wierp hem op den grond en ging op
de vlucht. De bandiet kon het niet verkroppen en schoot
tot hij het dier trof in zijn vlucht. Volk van een nabu
rig dorp, door den bandiet verwittigd, kwam met mes
en bijl den ezel verdeelen, om op de kosten der kerk
een lekker stukje vleesch te verorberen.
Zoolang de bandieten in de streek opereeren, is er
geen hoop het catechumenaat voort te zetten. Wie, man
of vrouw, zou zich nog wagen naar de kerk te komen?
Daar de bandieten maar op 8 li waren en misschien
met den avond zouden terugkeeren, rieden de christe
nen mij aan, maar spoedig te vertrekken.
Ik regelde eerst het vertrek der meesteressen, die den
volgenden dag per ossenkarretje naar Ta'toeng zouden
afreizen om daar betere dagen af te wachten.
Ik vertrok dan naar mijn schuilplaats en den volgen
den morgen ging ik te voet naar Tong-Joeling. Vrij-
dagsmorgena reed lk op een ezeltje naar Si-tsje-t'ien,
waar ik pater Ackere thuis vond. Ik bleef er tot Dins
dags; zoodra de rivier gansch open is zullen de bandie
ten ook oversteken en men is daar dan ook niet meer
in veiligheid. Ik vertrok dusnaar Hoen Joean om bU
Pater Provinciaal eenige dagen rustig door te brengen.
Dinsdag a.s. ga ik naar Tat-oeng als de weg open is;
misschien zit pater Van Ackere daar reeds op mij te
wachten... Troebele tijden... Da nobis pacem Domine.
Noel bleef op haar wachten en praatte intusschen
aan één stuk door met Nick. Hij scheen zich van
niets kwaads bewust te zijn.
Even later liep hij naast Olga den tuin ln. Het Jonge
meisje zag eenigszins bleek en er lag een vastbera
den uitdrukking om haar mond.
„Ik hoef je zeker niet te zeggen, waarover ik met
je wilde praten, la het wel?" begon ze.
4 „Je hebt me nog geen gelukkig Kerstfeest toege-
wenscht," merkte Noel ondeugend glimlachend op.
„Is ddt het soms, wat je bedoelt?"
De ernstige blik verdween evenwel niet uit Olga's
oogen. ,,Dat kan wel", zei ze, „maar ik ben ook totaal
niet in de stemming om dat te doen."
Ze stond stil en keek hem aan. Eensklaps drong
het tot hem door, dat ze buitengewoon zenuwachtig
was. Ze hield hem een in vloeipapier gewikkeld
doosje voor en zei langzaam:
„Mijnheer Dyndham, U kon toch moeilijk verwach
ten, dat ik een dergelijk cadeau zou accepteeren....
onverschillig om welk motief u het mij ook gezonden
heeft. Neemt u den ring alsjeblieft direct terug en ik
hoop zoo gauw mogelijk dit onaangename voorval te
vergeten".
Terwijl Noel het pakje van haar overnam, hield
hij gelijk haar handje omvat. „(Mijn beste Olga", zei
hij zonder eenige notitie te nemen van de conven-
tioneele wijze, waarop zij hem had aangesproken.
„Maak je toch niet zoo van streek... want er is hier
inderdaad en vergissing in het spel".
Ze hief haar oogen naar hem op en voor een kort
oogenblik geraakte ze in twijfel. „Toe Noel, maak het
niet moeilijker, dan het al is", zei ze op smeekenden
toon. „Je weet heel goed, dat je het recht niet hebt
me een dergelijk cadeau te zenden. Ze zult moeten
toegeven, dat ik je hiertoe nimmer eenige aanleiding
heb gegeven".
Noel glimlachte nog steeds, doch allerminst op een
onbeschaamde wijze.
„Hoe kon je weten, waar dit pakje vandaan kwam?"
vroeg hij kalm.
Tot haar groote ergernis bloosde ze tot achter haar
ooren. „Natuurlijk... natuurlijk begreep ik het onmid
dellijk (Bovendien was er iets bij geschreven."
„Mag ik dat papiertje even zien?" vroeg Noel.
Ze staarde hem aan en ze werd hoe langer hoe ver-
legener. Welk recht had hij op een dergelijke manier
op te treden?
„Ik heb het verscheurd", moest ze bekennen.
„Waarom deed je dat?"
Er kwam een woedende uitdrukking in haar oogen.
„Omdat ik zoo verontwaardigd was", antwoordde ze.
„Was je boos op mij?" informeerde hij.
„Ja".
Vergadering van 155 Jnnl 1823.
In deze vergadering ontbraken de heeren Grun-
wakl en van Breda met kennisgeving, terwijl ook
de heer Smits niet op het appèl verscheen.
Eenige ingekomen stukken worden voor kennis
geving aangenomen en enkele andere zaken wor
den gesteld in handen van B. en W. om prae-advies,
waarna aan de orde kwam het voorstel van B. en W.
om het vermenigvuldigingscijfer te handhaven1 op
6.3, waartegenover door de Commissie tot bijstand
v. d. Financiën een voorstel was gedaan dit te bren
gen op 6.met welk laatste voorstel of advies B.
en W. zich niet konden vereenigen, en derhalve het
oorspronkelijk cijfer handhaafden.
Waar dit voorstel (van 6.-—) afkomstig was van een
commissie waarin de voormannen van de vier groot
ste raadsfracties gezeten zijn, kwam het ons voor,
dat het van het College van B. en W. een vechten
tegen de bierkaai was, om nog hun cijfer 6.3 -
te willen handhaven. Discussie over deze zaak, die
KWALIT EITSTABAR
in de Finantieele Commissie terdege onder de loupe
was genomen, leek ons ten ©enenmale overbodig.
Niet alzoo echter den heer De Zwart, die de bespre
kingen opende en daarmede uitlokte een debat, het
welk vrijwel den geheelen avond in beslag nam en
naar onze meening, absoluut overbodig, daar ieder
een precies wist wat men wilde.
De heer De Zwart dan, die in de Commissie zich
ten slotte neergelegd had bij het vermenigvuldi
gingscijfer 6.—, had blijkbaar van zijn vriend Ver
stegen een kleine berisping gekregen en verklaarde
niet geheel mee te kunnen gaan met die 6.-—, om
dat een bedrag van f 10.000.—zou moeten worden
gedekt (volgens dat voorstel) uit overwinsten van
bedrijven. Hiij wilde daarom den gulden middenweg
bewandelen en het vermenigvuldigingscijler vaststel
len op 6.1.
Volgende spreker was de heer Biersteker, lid van
de Commissie, die de aanneming van het cijfer 6.—
sterk bepleitte, omdat men z.i. de burgerij' niet meer
mocht belasten dan strikt noodig was. Spr. voor
spelde dat de personeele belasting nog f 8000.— meer
zal opbrengen dan thans bekend Is, en thans zijn
we al f30.000.— boven het geraamde bedrag. HU
vond het standpunt van het College schriel, en vond,
dat men ook wel eens mocht rekening houden met
de meevallertjes. Vorige week heeft men nog f2400
gewetensgeld ontvangen, die moeten toch ook wor
den verantwoord. Ook namens de heeren De Boer
en Van Dam handhaaft spr. het «advies van de
Commissie om het vermenigvuldigingscijfer vast te
stellen op 0.
De heer Eijlders vond de zaak glashelder, na de
uiteenzetting dezer (beide sprekers, en was zeer be
nieuwd naar een bestrijding van het College. Spr.
was wat geplqueerd over een zinnetje in de bijlage,
waarbij de Raadsleden worden gekwalificeerd als
„buitenstaanders". Het College van B. en W. acht
ons blijkbaar niet tot oordeelen bevoegd en wij moe
ten dus niet anders dan „slikken of stikken". Spr.
gaat volkomen mee met het advies van de Commis
sie. Ook de heer Schoeffelenberger verklaarde mee
te gaan, zelfs wanneer m)en het cijfer op 5.5 zou wil
len brengen.
„Is het werkelijk noodig om kwaad te worden, wan
neer je bemerkt, dat een man iets om je geeft, Olga?"
'Ze sloeg haar oogen neer. „Toe, zeg nu niets meer..."
bracht ze ademloos uit.
„Je moest medelijden met me hebben, maar niet
boos op me zijn", fluisterde hij teeder.
Ze wendde haar hoofdje een weinig af. „Natuurlijk...
ben ik1 daar niet boos om.Mlaar.je had niet het
recht me zulk een kostbaar cadeau te sturen".
„En als ik dit nu ook werkelijk niet gedaan heb"
vroeg Noel.
Ze zag hem vol verbazing aan. (Hij had nog steeds
haar hand met het pakje m de zijne geklemd.
„Wat zou je er van zeggen, in'dien het bleek, dat
ik volstrekt niet de schuldige was?" vroeg hij.
„Wat bedoel Je daarmee?" Ze hield haar oogen
thans strak op hem gevestigd.
„Ik herhaal: wat zou je er van zeggen, wanneer ik
je verzeker, dat dit pakje, onverschillig wat het ook
moge inhouden, niet van mij afkomstig is?"
„Is dat werkelijk waar?" bracht ze hamerend uit
„Maar het kan toch van niemand anders zijn..."
„Ik heb je dit geschenk niet toegezonden", verzeker
de hij haar nogmaals. „Kijk me toch alsjeblieft niet
zoo verontwaardigd aan. Er is werkelijk een vergis
sing in het spel. Hoewel ik erg verliefd op je ben...
heel veel van je houd... is dit cadeau toch niet van
mij afkomstig."
„Jouw initialen stonden toch op het briefje", zei
Olga nog steeds ongeloovig.
,/Dan moet het zeker de een of andere aardigheid
beduiden. Anders begrijp ik het werkelijk niet".
,£)h nee, dat is niet mogelijk. Het is.... het is een
buitengewoon kostbare ring", vertelde ze hem..
„Dat heeft er totaal niets mee te maken", zei hij. „Ik
denk, dat een andere jonge man die onbeschaamd
heid begaan heeft., nee, ik weet het zeker. Wanneer
ik er de kans voor krijg, dan zal ik hem hiervoor een
afstraffing geven; dat verzeker ik je. Weet. je beslist,
dat het mij n initialen waren?"
Olga knikte bevestigend.
„En wat stond er nog meer op dat bewuste stukje
papier?"
Ze trok haar wenkbrauwen tezamen. „Een Latijn-
sche spreuk".
„Vertel het me nu precies',, drong hij aan.
„Er stond op geschreven: „Dum spiro spero".
„Lieve hemel, en dacht je werkelijk, dat ik zoo bru
taal had durven zijn? Wanneer ik inderdaad dat
cadeau gezonden had, had ik er hoogstens mijn naam
bij geschreven, meer niet, en ik weet zeker, dat je
het dan niet over je hart had kunnen verkrijgen het
niet te accepteeren".
„Ik begrijp er totaal niets van", zei Olga peinzend.
„Ik wel", antwoordde de Jonge man beslist „Ik heb
altijd intuitief gevoeld, dat er een andere man in je
leven was. Maar ik heb door alles heen gehoopt, dat
hij van geenerlei belang voor Je was. Is dat juist of
heb ik me vergist, Olga?"
Het jonge meisje keerde zich met een ruk om en
zei heftig: „Hij beteekent niets voor mij."
Toen kwam hij dichter bij haar staan. „Olga... ver
geef me, als ik wellicht onbescheiden ben... maar is
dit de waarheid?"
Ze beheerschte zich en keek hem weer aan. „Er is
geen sterveling in heel Indië, die me dit cadeau kan
hebben toegezonden", bleef ze volhouden. „Ik snap
het niet.... het is mij een raadsel. Neem me aljeblieft
niet kwalijk, dat ik je verkeerd beschuldigd heb. En...
en..."
Ze hield eensklaps op, want hij had thans haar
beide handen omvat. „Olga, kindje, ik ben blij, dat
je me eindelijk gelooft. De een of ander heeft een
misplaatste aardigheid uitgehaald en ik geef je de
plechtige verzekering, dat iki minstens even woedend
ben) als jij. Je weet Iheel goed, dat ik dolveel van
je houd." -
„Dat moet Je niet doen, Noel." zei ze klagend. Zo
liet haar handen nog in de zijne, doch de uitdruk
king van haar oogen was vermoeid1 en verdrietig.
„Het is afschuwelijk1 van me, dat ik dit alles eigen
lijk onbewust heb uitgelokt.... Je had het niet
moeten zeggen, Noel. Je bent zoo aardig en vrien
delijk en wij zijn juist zulke goede kameraden.
Miaar je bent niet.... niet.."
„Niet gewenscht als echtgenoot,' 'vulde Noel aan.
„Toe, zeg het niet op die manier. Het klinkt zoo
hard," stamelde ze.
Plotseling liet hiji zijn ouden, jongensachtigen
lach hooren. „H:et is heusch niet jouw schuld, kindje.
Ik bekende je mijn lielfde, eenvoudig omdat ik het
nu eenmaal niet langer voor me kon houden. Boven
dien is het volstrekt niet noodig, dat je me vol
komen „au! serieux" neemt, is het wel? Je hebt me
een blauwtje laten loopen en vindt je het niet be-
Jter, als we nu over een ènder onderwerp praten?
„Alsals het je werkelijk niet zooveel schelen
kan, Noel."
„Natuurlijk kan het me wèl schelen.maar dat
heeft er niets mee te maken. Tusschen twee haak
jes: heeft je oom soms wel eens de gewoonte grap
jes uit te holen?"
„NiokJ? Ohi, nee," riepi ze verbaasd uit. .Nick ifl
altijd even ernstig"
Wordt vervolgd.