S HOEKJE.
vare geschiedenis.
leheimzinnige huls.
VOOR ONZE JEUGD
OKUS, POKUS.
groot I" Juicht Wlmplo bUJ.
i van mijn hoed
net een echte man,
w reuKngoed I"
kunstje doen V vraagt Piel
Ik Je weg I
alles, wat Je wilt,
t, wat Ik Kg."
ld I" segt Wlm, ,Jk wed met Jou
jep chocola I
ir op Kg, wat Je wilt,
Ik het wel na 1"
l' commandeert vriend Plet,
laar langzaam neer
hurken een-twee-drle,
h - goed nog meer
n
nauwd krimpt Wlm Ineen,
II op zijn mond
^lucr weg la Wlm
ligt op den grond
H. H. DB BRUIN-LEON.
EOOLHEHINNERINO,
Voor de v&Oiintla,
Week voor de vaoantle. Je weet wol,
ln je binnenkamertje uitziet. Go
js het laatste rapport al gekregon,
ederen dag wachtend voor velen
tusflchen hoop en vree zen. Dan ls
borg ataat, zóó hoog en licht voel
dan weer bon Je neet-gesmakt ln
Je Jo zoo klein, dat moedor* oogen
end kUken naar jo gezicht, dat zóó
drie dagen onweer,
dit vroeger: „de uren der boproo-
Lllchtpunt hot vooruitzicht van een
tpjo of het uit logeeren gaan,
idellljk het beeld vastknoopte
en avonturen die Je weer zou
een voorttelling die Je
genleton deed en Je aam* dol
fW Uitgelatenheid.
ïjrikltt t een week voor de vncantio
atend hoog aan den hemel en de
Jpt® van de daken,
enjdaafcff van het schoollokaal vielen
lokfem on verlangend keken onze
'ten, waar wU straks zouden stoelen
Ifuurtjn, waarnaar Je gewoonweg
«1 dat, Jammer genoeg, zoo gauw
tt)d moert eerrt nog oen taal
rstsld worden I oen uur meotkunde,
lag voor do meeaten, dio or, volgen*
F O hoogte van konden krijgen" en
ran hadden. Da 1 eeraar ik zie
»en lange, hoogblonde man, met
naden, on wat spot ln «Un klare,
Ml voor de grootste helft der klos
te» nachtmerrie. „t I* of hU Je uit
lacht alt Jo nlot voort kun**, sudhtto do oen. „Van
hom krijg lk vart m*n twoede onvoldoende op hot
rapport", steunde scn ander. „HIJ ia ongenadig!"
Jammerde .na 8 jm hfj beeft gloeiend het land
aan mo
„Hoo komen we dat laatste tmr door f, kfcmk
het ln mineur.
Jongen* een idee P 1 Wm do hoog® stem
van Lot, do belhamel, die boven de anderen uit
klonk. Lutster gauw hty komt zoo f"
„Zeg op wat doen wo werd er dooreen
geroepen „leve Lot, hoera P
„We doen niet*. Ik zal t wel ktnarspoten", rol
eo. De heb oen fleechje uit de apotheek van va
der ln mijn sak. Hoe 1 goedje heet, weet Ik niet
precies, maar 1 stinkt ellendigDe lucht is niet,
te harden. Ik aal *t leeggoolen houden Jullie
Je zakdoek voor Je neus t is om Je te bedllen
Je zult zien, dat hij geen Ie* kan geven, maar
Je weet nergens van hoor I over 10 minuten
utaan wo buiten P
„Hoera een standheeM voor LotP gierden
we -—en een minuut later wa* het lokaaltje In
derdaad gevuld met een geur, die aan allee eer
der dan aan Boldoot deed denken en vonden wo,
dat het wa* om flauw te vallen. ..Doe de ramen
open, *t la oen het te boeterven", doelden we uit
gelaten,
„Niet doen de hwbt moet er in tlflvanP,
oomman deerde Lot.
„Gezicht ln de plooi, daar heb Je hem P werd
er gefluisterd.
De deurknop draalde. manheer stond tn de
opening. Diep bogen de hoofden en *n gesmoord
lachen klonk van een der voorst» banken. Even
bleef het doodstil. De leeraar maakte een be
weging om terug te treden, maar neen kalm,
afgemeten stapte hij tot vóór de klaa en liet zijn
scherpe oogen even langs de rijen gaan. t Wa*
of b« ons de durf ineen* gezakt was die man
kon kijken o, hit zag Je gewoonweg dóór. Nie
mand durfde zlln mond open doen niemand
waagde te zeggen„het ruikt hier zoo akelig,
mijnheer P
Langzaam legde htl zlln boeken en potlood op
den le**enaar neer, keek even naar hot gesloten
raam omhoog, haalde nog langzamer «dJn hor
loge uit de zak en wel toen met een stom, die al*
IJ* viel ln de benauwde gespannon atmosfeer van
hot lokaal.
„Jullie «chljnt veel van parfum te honden fk
niet. Ik geef Je dit uur om er van te genleton en
bovendien het speelhalfuur er bij. Do ramen dicht
laten hoor l ik zal infcusschcn bulten Je schrif
ten corrlgeoren".
En doodbedaard keerde Ml ziöh om, lachte al
lervriendelijkst en sloot de deur. Tableau I
In mijn herinnering is dit met recht wel een
der aherbenauwdsto uurtjes goweest vóór de
vaoantle i H. H. DE BRUINLÓÓN
Eene AfrDuiansehe volksvertelling.
Een dapper Oostenrijker, do heer Ernst Marno,
die ln 1872 kolonel Gordon naar Soedan vergo-
zelde, heoft op zijn tocht verschillende fabelen
opgeteekend, betrekking hebbende op do ln Mld-
den-Afrlka levende en bij de Inboorlingen goed
bekende dieren, zooals wij bijvoorbeeld hebben de
fabelen van Heintje de Vos, enz. Een van de
voornaamste personen ln die fabelen la de Jak
hals, die daarin voorkomt, onder don naam van
Aboel-Hossein. Door zijn Inhaligheid en listig
heid vervangt hl) den vos ln onze vertellingen.
WU ontloeneu aan die vertellingen van den hoer
Marno het volgende verhaal
Een sterke krokodil had zijne woonplaat* opge
slagen aan den oever van eens rivier, op eens
plaat*, waar menzohen en dieren gewoonlijk kwa
men drinken. Daar logde hij zich ln hinderlaag en
wachtte op zijne prooi. Weldra echter ontdekten
zfj, die hij tot zijne slachtoffers hoopte te maken,
het dreigende gevaar on begaven zich een heoi
eind verdor op. Aboel Hossein wonschte echter
zulk een omweg niet te maken on hij had dan
ook al spoedig een vernuftig middel bodacht om
aan de handen van het wreedo monster te ontko
men on toch zUu dorst te lesschtra. Hl) had name
lijk dicht bU de gevaarlijke plek oen boom ont
dekt, wiens takken ovor hot wator luien bogen. HU
ging op oen der takken zitten, hield oen lang bam
boeriet tussohen zijn pooten en eoog don rustig
het ncodlge water op. Woedend, dat mon hom
zelfs ta ztja eigen gebied durfde te weerstaan,
wendde de krokodil zich tot den mier en verzocht
haar den Jakhals te prikken. De Jnkhota, vet»
boasd ovor dien onverwaohton steek, laat tijii
riet vallen en springt ln bet water om bot op te
soekan. Doch aooals te begrijpen Ja. had de kroko
dil hom onmiddellijk to pakkan. „Zoo, mijn waar-
do vrindr eal hU lot hom, „nu heb Ik )o boot! Je
zult xnU niet meer ontsnappen." „Wat kunt gij
na met mU doen?" vroeg de Jakhal*. Jk bon r/x>
mager en mijn vtoeeoh Is eoo taal al* feder, Kt)
zult hot toch nlot kunnen oten eonder een secr
moeilijke toebereiding." „Best," antwoordde de
grimmige krokodil Jk weet wat mU te doen
staal" Dtt zeggende, bracht hij Abod-Hoeseln
naar zijne bllndo grootmoeder on wlde tot haar.
„Neem dit dier bU zijn poot en braad hem op het
vuur, dan moogt gij dien poot voor u nemao. De
reet i* voor mU. Ik sol lntuseohen wat gaan halen
om het vuur a&n te maken."
In dezen wanhopigen toestand bemerkte de Jak
hal* een stuk hout, dat op het water dreef; WJ
grijpt het met een zijner andore pooten «n hot
naar de blinde tocetootende, zegt hij: „Hier, neem
mij bij mijn hoofd; dat I* vaal zekerder voor u en
gemakkelijker voor mij." De eerlijke grootmoeder
laat zioh misleiden: bU laat den poot los, grijpt
het stuk hout on de Jakhals verdwijnt Op het
zelfde oogenbllk keert de krokodil terug met eeno
lading takkenbossen, blijft echter verschrikt staan
en schreeuwt zijne grootmoeder toe: „Hoe komt
het u ln het hoofd, dat stuk hout vast te houden?
Waar hebt gij Aboel-Hossoln gelaten?"
De oude maakte zich boos, meenende dat haar
slechte kleinzoon dit verwijt slechts tot haar
richt om haar h8t beloofde stuk vleesch to ont
houden. De krokodil antwoordt met beleedlglngen
en vertrekt daarna om den vluchteling achterna
te rotten.
Door wraakzucht gedreven, verlaat hfl «iJn ele
ment, het wator, loopt den oever op en blijft ein
delijk, uitgeput van vermoeienis en bijna stervend
van honger tm dorst, liggen; hij kan niet verder.
Hij ziet oen kameeldrijver aankomen en roopt
hem mot klagende stem toe: „Heb medelijden met
mij, breng mij weer naar het water terug en lk
zweer u, dat Jk voortaan alle monsohon mot rua%
zal laton."
Do modeindende kameeldrijver logt hora op zijn
kameel, bindt hom met oen sterk koord vast en
begeeft zich op weg. Aan den riviwr-oevcr geko
men, vraagt hfj den krokodil: „Moet lk o hior
neorleggön?"
„Neon, neen, nog verder, midden In 1 water?"
De man voldoet aan zijn verlangen, maar zoo-
dra de krokodil vrij Ja, werpt hJJ zich op zijn red
der en zegt: „Ik laat u niut ioe, vóór gij mU uw
kameel hebt gegeven!"
JLoo? gU hobt gezegd, dat gfl gaan mensobeljjk
'wezen meer kwaad zou doont"
„Ja, maar Ik heb honger, Ik moot u of uw ko-
moel verslinden." Nog zijn zl) aan hot spreken,
toen er een hyena lang* hot wator komt, zi)
wordt aangeroepen om do zaak te beslechten.
Daar deze belden to vrlond wil houden, zegt hll
tot den krokodil: „Ik geloof, dat gi) onvoorzichtig
zoudt handelen met dezen man ln hot water te
vorallndon. GU zoudt hom moeilijk kunnon ver
teeren." Deze opmerking beleodlgt den krokodil
niet en geeft den man eenlgo hoop. Do woorden
twist duurt echter nog voort. Doch daar kom»
Juist Aboel-Hossein aan en onmiddellijk verzoekt
men hem de kwestie op te lossen. De kameeldrU-
vor on de krokodil vorklaren zelfs, dat tU zlon
aan ziJno uitspraak zullen onderworpen.
„Ja maar," zegt de geslopen Jakhals, „lk bon te
ver van u verwijderd om u to kunnon verstaan.
Komt hier op don oever om mij de nood 1 ge )n-
llohtlngen to kunnon geven, opdat ik mat volle
kennis van zaken kunne oordeelen."
De belde tegenstanders gehoorzamen.
Abool-Hooaoin verzoekt nu den kameeldrijver
hem woordelijk te vertellen, wat er gebeurd 1* Als
do man een nauwkeurig vorhaal van de gebeur
tenis gedaan heeft, zegt Aboel-Hosaoin op plecht: -
gen toon: „Misschien hobt gij den zloken krokodil
to stevig op uw kameel vastgebonden; dat zal «Un
toorn tegen u hebben opgewekt. „Ja, Ja,"
schreeuwt de krokodil, „htJ heoft mij zoo sterk
gebonden, dat Ik nauwelijks kon ademhalen en
al mijn ledematen mU nog pijn doen."
„Dal la ongelukkig," herneemt de jakhals,
„maar om ton rechtvaardig oordeel te kunnen
vellen, mort lk zien, hoe de taak gelxmrd la."
„Wilt gU n opnieuw laten vastbinden?"
„Aangenomen." De man neemt zijn koord en
bindt den krokodil weder vart op zijn kameel
JêXocA faQ n adó 1
aoto.
JCeesx" esifcpuutta de krokodil vesl i
JMnd dan etoriu* mmv* as* drtl l
ter tot dan drijver."
„Oenoe* houdt opT roept rottffctape de tart»-
dU, 4k stik!" Toon rotte Abooi-Hcewln, «ah toe
dn man h rotndu
Jf u Allah v dlc
en lifl geen enkoio
om zoudt gtJ hem dan weder in vrijheid stellen f*
„Genade, genadef" gilt de krokodil. Maat ditmaa*
zUn zljna klaagtonnen en sroeeklngen vruchteloos.
Niet* kan hem redden m van «tin vleeech aal (te
kameeldrijver een gaatmaal aanrichten,
Aboet-Hnmsta niet aal gemist worden.
ALLE8LEL
der wflde duiven tn Amerika.
Het trekken der wilde duiven in hot Kulden
van N.-Amerik* i« een waar luohtvorschijnsol
Do groote vogelkenners Audubon en Wllaon heb
ben het herhaaldelijk nauwkeurig waargenomen
en men staat verbaasd over hetgeen zU er van
verhalen.
Wllscm heeft ln Kentucky oen district bezocht,
waar een geheel bosch van veertig mijl lengte
overdekt wa* met duivennesten, zoodat zelf» de
dikste takken onder hun gewicht bogen of braken.
De duiven waren daar aangekomen den tienden
April en bloven cr tot einde Mei. De duiven ver
hulzen niet, evenals onze trekvogels, op regel
matige tijden; ook vertrekken zij niet om een kou
dor of warmer klimaat maar alleen om uitgo
strekte grasvelden op te zoeken. ZIJ vliegen in
zulke talrijke troepon, dat ei) het zonltoht ver
duisteren on het geklap hunner vleugels aan een
stormwind doet donken. Mon hoeft getracht hun
aantal te borekenen on wel op de volgende wijzo.
Denken wij on» *one colonne, eon mijl brood, dto
zonder ophouden gedurende drie uur voorbij
trekt en - oone mijl per. minuut aflegt; die troep
zal dan een oppervlakte beslaan van ongeveer
140 vierkante mljlmi. Als wij voor twee duiven één
meter stellen, dan komen wil tot hst niet geringe
aantal van lllfl mlliloen duiven, Nomen wU nu
aan, dat clko duif per dag ongeveer een halve
kop voedsel gobrulkt, dan verorbert bovengenoem
de troep por dag 5871i milltoon kop grnan. Hoe
wol dozo vogels zoor hoog en zeer Bnol vliegen,
kunnon zit toch goed den aard. van het land on
derscheiden, dat zil overtrekken. I» de grond on
vruchtbaar, dan vliegen zij door, doch komen zij
aan bloeiende volden, dan dalen zij neer, en rich
ten eeno verschrikkelijke verwoesting aan. Maar
do wraak laat zioh ook nlot wachten, zij worden
bij groote hoeveelheden vermoord! „Op zekeren
avond, kort voor het ondergaan der zon," schrl'ft
de hoer Audubon. „bevond lk mil aan oen hunner
nachtelijke rustplaatsen. Er waren nog slechts een
paar duiven aangekomen als voorlooper* der
anderen; do groote troep was echter op weg; hli
werd opgewacht door eene groote monVte men-
schen met paarden, wagon* en verschillende !n-
strumoflïcn. Sommigen waren bozig do duiven te
plukken en te zouten, die zi1 den vorigen dag ge
dood hadden; andoren voerden honderdon var
kens aan, welke zil de overblijfselen ven .hunne
vreesoliiko Jacht toewierpen, Plotseling hoort men
een geschreouw Daar zijn zijl Reed* van verre
hoort men hot, slaan hunner vleugels, en alle
moordenaars zijn op hun post, dezen mot geweren
die met lange stokken, andoren weer met groote
bakken met zwavel, pijnappels en toortsen. Onaf
gebroken naderen de duiven ln dtobto massa's
dalen neer ln de hoornen, wier tfl'dcen onder hun
gewicht breken, en vollen getroffen door het looa
dor Jagers, lam geslagen door do stokken der
boeren, gestikt en verbrand door den zwavel- en
harsdamp neer.
Den volgonden morgen vertrekken alle duivnp
dio nnn het bloedbad zijn ontkomen, naar andere
velden. Men raapt do slRohtoffers van den n«cn-
tclijkon moord blleen; leder noemt er zlln doei
van, de vnrkens krijgen de rest. Hoog ln de luoht
verrohUnen do adelaar* on de gloren, uit het
dichte bosch komen wolven on vossen te voor
schijn. allo aangetrokken door de luoht van het
bloed.
Dit duiven nu» te echter eóó vruchtbaar, dat
*©Ifa dio moorden hot nlot kunnen uitroeien.
Nooit van jou vommoht,
Ba jo deedt het «oker nfc*
Hadt je nngedacüA
«I Oortje, dM je daar bespot,
Wo* eens jong als JU,
Krachtig en vol levensbak
Opgeruimd en büj.
1 Leven bracht baar roro vnft acmfk
Leed trof haar «n smart,
Wat ze lief had werd ontrukt
Aon hoer toedor hart.
Eens wordt je oud en strem a*
t Leven vliedt eoo snel
Zie nooit zoo let* leelljks weer
Van mlln Keesje.... wel?
Meer dan een* hoeft men geheel* lodingen
prachtige duiven te New-York zien aanvoeren,
die voor 2H oent per stuk werden verkocht
KUNSTSTUKJE.
Hoe kan mon vragen, namen en getallen,
enz., die ln een dletit gevouwen briefjo staan,
lez«n, zonder het papter te openen
De kunstenaar noemt een aantal stukje*
papier, ongeveer 8 c.M. lang en 5 c.M. breed.
Dozo zijn onbeschreven. HIJ verdeelt ze on
der de toeschouwers on verzoekt hen op
leder stukje oone vraag, naam of getal to
schrijven en hot stukje papier dicht te vou
wen Dnorna neemt de kunstenaar nlle
briefjes weer terug en werpt ze ln een hoed.
Vervolgens neemt hij or een, legt hot tegon
zijn voorhoofd on zppt, zonder het te hebben
geopend, wnt er op geschreven staat. Is het
"ono vraag, zoo beantwoordt hij dl* 'r-
HU legt het, papiertje naast zich op tafel en
oaat, met do andere voort, af en toe vragen
de, door wien het geschreven is
Verklaring Hat kunststukje kan op ver
schillende mcn'oron en «onder helper wor
den uit ge voord. Do kunstenaar heeft te vo
ren op een dergelijk papiertje eene vraag
geschreven het toegevouwen en in den hoed
verstopt. Hier blijft het tot het laatste zit
ten 711 n alte stukles onthaald, dan neemt
hll er een uit, houdt het voor het voorhoofd,
noemt, zllne eigen vraag en geeft daarop een
antwoord. Vervolgens opent hll het brie'ie
schijnbaar om te «Jen of hij goed gerad <n
heeft. Daarbij leest hll dit briefje en maa^t
van den Inhoud gebruik voor het volgende,
enz., nnn het slot heeft hij voor de laatst,
vraag zijn deren br'efie, dat hij echter weer
in den hoed laat vallen.
Zijn er weinig toeschouwers, dan neemt
men een hnlpnr. Die schrijft op zlln brief la
oene afgesproken vraag en vouwt het zoo
samen, dat de kunstenaar het dadelljk^er-
kent. Nu gebruikt men deze vraag ala eerste
voor eon vreemd brtefje on hot stukje papier
van don helper is het laatste, dot men alt
den hoed neemt.
Maar bot Rrnolwobt
Varvule.
•to na hem to Teiruli-a Wenra,
Jw (fcUwmn, n J» mootf hem wel
Hor h|J." Dit leggende, overhnn-
pepler en BUlr nam het aan en laa,
Madge, ongenoodlgd, alk orar aan
n heen, rueelewn.
•oo «Vmd or .81r.de n me k» <m-
«ntelegen heb», heb Ik geen werk
raden. Daarom wenaoh lk, dat u
Jtrat. Ale u het niet doet, neemt
t «ent den eal 't u duur te ftaan
n er eene eigenaardige manier ran
gerechtigheid op na. «n daarmede
hekend. SchrUt nlot terug, maar
—rtentle foor een nieuwen roor-
Wnt, dan weat lk. dat het ln ordo
e niet doet ondervindt u de gevol-
■rechuwd. De uwe. J, Oaahman'".
1 Priel mot .tijgende verwondering
«tdaan uit, toen hU dim geheelen
«H hl), hol gesohrlft nedtrleggen-
vent wlllan! Hl) „1 u toob geen
het entwoord, „lk dank, dat hl) ar
mee bedoelt. H(j is ,eei to bang
«Olden, 't U een eiuw. kerel. Hl]
tmdat Ut hot niet ten tweedo malo
«do. Noen, hll «al wol lote andorj
wanneer hl) tenminste meent,
I maar Ik voor mll, denk, dat het
hnigmalterll i«,"
tridei 1» vroeg Noel, die „ede vl-
25 V«UUe, geveohten en enden
«rtwiisaon.
«•Ie afwachten en rl. n ol hll n.,g
kat hooren," «el de heer Holland,
a houdt de oogen open, eooal. hU
«mooht je hem alen, nntwUkt hem
don en part op Jo Busters".
„Vadertje, hl) «al on* toch geen kwaad doen?"
vroeg Helene beangst.
„Neon, dat denk tk nlrt, maar Js kunt nooit
weten," antwoordde hU «1 Xi beter voorzichtig
te *Un".
„t In wat mooter rol Kool verontwaardigd. „Ik
sou «iln manier vaa vorgalding wel een* willen
,^u, t rol wsl nlrt veel Maks wesen," solde de
heer Holland lachend, want mevrouw keek soer
besorgd. ,Jk geloof nlrt, dat we ons ongerust be
hoeven te maken*.
Een poosje later wm de „familie" Oashmaa en
sUne bedreigingen vergeten en verdiept ln een
levondige woordenwisseling over de mogelijkheid,
dat het de goheele verdere vacantie sou bUJven
regenen, want hot sag er bulten allesbehalve op
wekkend uit en hot grasveld voor het huls geleek
veel op een vUver.
VIJFDE HOOFDSTUK,
De deur in het gehelmsliinlge hute.
Ongeveer een half uur na de thee werd er op
nieuw gebeld. Bllly was op de galerU met Donnls
aan 't schUfeohioten en over do leuning heen
konden eo bonoden ln do hal sten. HU was zoor
verwonderd, toen hJJ bemerkte, dat de besoekster
niemand anders dan Anna was. (Eerst had hU
aan Oashman gedacht).
,Jk ben benieuwd, wat «U komt doen," fluis
terde hU Donnls ln. „Loop, en vertel de anderen,
dat se hier ls. Ik sal hier blijven en haar be
spieden gelUk oen Indiaan".
Dennis ging. maar eer hU terug wm, riep me
vrouw Holland Bllly, die hartelijk door do huis
houdster begroet word, toen hU beueden kwam.
Het schoon, dat ze hem nogmaals kwam be
danken voor hare redding en namens hare mees
teres, mevrouw Georgos, bracht se eeno andere
ulfcnoodlging om do volgende weok, al» de ver
koudheid beter was, te komen theedrinken,
„Ik zou hen gaarne laten gaan," sol mp-'rom»
Holland, Bllly onseker aanziende, „maar laatst
werden se verontrust door twee vreemden, die.—
„Vreemden", onderbrak Anna haar lachend, „u
bedoelt wker de twee landlooper»? 25e hadden
geen kwaad in den sin, mevrouw, daar ben lk
sekor van, want lk heb hen nlrt meer graten.
Ze mogen komen, nietwaar? Mevrouw houdt eoo
voel van dien fllnken knaap". Bllly, dio blooado,
en bU aich self docht, dut mevrouw hare moo-
nlng maar voor sioh self moest houden, aan-
slendo.
Mevrouw Holland glimlachte.
„Nu, goed dan," antwoordde siJ. Jk weet, dat
ro gaarne sullen komen ,se hebben mU gisteren
alles verteld. Ik donk wel, dat mijnheer hot ook
goed «al vindon. Bodank mevrouw Oeorges en
wees soo goed haar dit medo to declen".
Dit wm dus afgesproken en Anna vertrok
laohond, terwUl Bllly do anderen opzocht om
hen do ultnoodiglng ovor te brengen.
„Waarom sou se ons gaarne willen hebben?"
vroeg Noel dio bezig wa* een paar kastanje* te
braden.
„Noel, Je moest Jo schamen," riep Madgo uit.
„NatuurlUk vraagt se ons, omdat ze ons wol 1U-
den mag. En bovendien, zoo praat men ook nlot
over eone ultnoodiglng als dezo".
„Wol, we kennon haar nlot," mopperde Noel,
oen zwart ding, dat eenmaal non kastanjo geweest
was uit do asch to voorschijn halende. „Maar 't
zal wol ln orde wezen, lk ben benieuwd hoo *n
soort theovlsite het zal zUn."
„Lekkerbek I" riep Madge verontwaardigd. „Je
gaat niet op theevisite om to smullen!"
„Waarvoor ga JU er dan hoen?"
De vraag word niet beantwoord.
De week ging voorbU en tot aller vreugde
hlold hot op met rogenen. Nool en Donnls waren
nlot moor verkouden on zoo kondon allen gebruik
maken van de ultnoodiglng van mevrouw Geor
gos, die Anna nogmaals mot een briefje gezon
den had. Ze trokken, zooals Èe gowoon waren,
vroollJk uit, de spoorbaan overstekond on don-
zelfden weg volgend als den vorigen koor. Hot
•net gr*,» IwpTpp'do pnd, wost «m d*n handschoen
gevonden hadden, wm Weer «ven verlaten als
toen en or waren gocn nieuwe voetsporen in den
modder te ontdekken,
„loof niet, dut hier ooit lomand komt",
eel Noel toen de poort In 1 gericht kresen.
,en toch aal gtndiwhe weg wel ergent heenleiden.
Maar men elct hier nooit meniehen-.
HU haalde uit aUn uk een plattegrond van het
dlitrtot te voonohUn om te kijken, weer d. weg.
waarover hU «prak, heenliep, toen Helen# hem
lachend aanstiet.
„Bome elet men toch wel Iemand." «prak ie
wUwnd. Da hekken waren recht togenover hen
aan het eind van het pad. dat ran linke naar
rechte dooreneden werd door een weg. die elch
due tueachon hen en het Hule bevond. Helene
keek naar linke en BUlr, die haar aanduiding
volgde, ug een eenlgazlns slordig gekleed, man,
die met neergwlagen blik In hun richting voort-
elenterdo. HU lachte, omdat Noel'e beweren eoo
onmlddeUUk werd tegengeeproken. Maar op dit
oogenbllk hief de vreemde het hoofd op en de
glimlach bestierf op BUiy, Uppen. ZUn b-oQ op
Helene'e arm loggend, «el hu haastig:
„Hier, «eg lk, wacht en klik uit Sta totdat
hU voorbU la."
Noel keek hem verbaasd aan.
„Wat la or een da hand." vroeg h|).
Bllly antwoordde niet. Ken oogenbllk stond hU
daar met gerimpeld voorhoofd en bespiedde den
man.
Desa onkundig van het daanUn der klndenm
liep nu lange het elntle van het pad, en wendde
het hoofd naar het Hule; ongeveer vUftlen eecon-
den etend hU atU en tuurde door het hek Toen
ging hU verder.
ZUne voetstappen stierven weg. en Bllly slaak
te oen mieht van verlichting waarna hu elch tot
do verbeende Familie" wendde.
„Nu kunnen we verder gean," eet NJ. Jk wilde
niet graag eerder daarlangs loopen, omdat
Weet ja wla dat was»"
„Neen."
„Noen."
„Het wae Oaahman," antwoordde hUi Jtk her
vind» hem dadelUk. In Ik ben benieuwd, wat hU
bier uitvoert en waarom bj| aoo lang ->.fT bet
Hule koek."
Noel floot, en de melajM „gen er senuwaohtlB
uit. Meer ee waren den weg over en door het hek.
en Ouhman wm uit het geslcht. «opdoende
waren weer rroolUk en se hadden julatt afge
sproken hun rader hunne ontmoeting mede te
deelen, toen Dennle. die een wolnlg voor hen uit
liep. trotech vooruit weat en aal! lk denk, dM
daar een motor la geweest".
„Een motor t" riep BlUy uit. „Waar V
„O, lk ale het al," want Dennle weea naar eeo
breed spoor, dat voor ben door da oprijlaan liep.
Tot hun verwondering eindigde het bi.) het deit-
nenboschja, vóórdat w In het geelcht van het
Huls waren.
.Hier hield het op," aal NoaL „Jo kunt elan hoe
het afbreekt. Br sou wel een willen weten, waar
voor het hier In de laan la."
Madge wees naar een stecnen fontein, dte
droog wae en met moe begroeid en die hl een
verwaarloosd bassin ln het midden van het gras
veld stond. „De auto reed daaromheen", iel se
„Je kunt de sporen elen" en ging weer terug.
„In leder geval reed at niet tot het huls. Ze
was nker niet terecht hier," „1 Bllly. Toen
geeuwde hu en brak bet onderwerp, waarin hll
geen belang etelde, af. ,Jk bon bonleuwd, wat wa
bU de thee krilgen',, vervolgde hu.
„Je bent gulzig. Bllly" riep Holene lachende utt
„Neen, Ik heb trek. Ik hoop. dat mevrouw
Oeorges aan theevisite» gewoon Is, omdat....
„8tUI" onderbrak Madge hem. terwUl ee hem
aanstootte, terwUl M de trap opliepen. „Hier li
eU."
Op dat oogenbllk werd de deur rlug en wtjn
geopend, heel andtra dan den eersten keer, en
mevrouw Doorgei vereoheen «elf met een vrlen»
delUken glimlach op het gelaat. O
„Welkom. Uevon, tel «U, terwUl ben dg
hand toestak. „Welkom, lk ben blU Jullie te rian.
Hoe Is 't met de verkoudheid»"
Ze aoheen verheugd, dat ee t allen goed maai»,
tan en kuste Dennle en de meisjes hartelUk.
(Wordt vervolgd)»