VAN DIT EN VAN DAT
EN VAN ALLES WAT
Seestes-Sport en Hersen-Gymnastiek
m
m m
m
m
m
m
m
m m
m
m
u
m
m
m
m
m
EVENTJES DENKEN.
VOOR ONZE SCHAKERS.
VOOR ONZE DAMMERS.
18
Él
H 1Ü
11
n
DE
0UDERWETSCHE
ZOMER.
Bijvoegsel der Schager Courant van Zaterdag 28 Juli 1928. No. 8295
Vraagstuk No. 169.
Vraagstuk No. 170.
Vraagstuk No. 171.
Vraagstuk No. 172.
M
HÉ
ui
IS
Él
ÉS
ii
Ui
H
IS
Zonnewarmte.
WETENSWAARDIGHEDEN
onder leiding van GEO VAN DAM.
Zes en Twintig.
Dit is een tooverruit, waarin de vier boeken zijn
■weggelaten. Men moet de getallen 1 tot en met 12 in
kruis plaatsen, zooals in onderstaand figuur wordt
aangetoond en dan op zeven verschillende manie
ren 26 zien te krijgen, door de getallen in de twee
horizontale en die in de twee verticale rijen op te
tellen, door verder de getallen in de vakken aaaa,
die in de vakken bbbb en in de ruitjes cccc op te
tellen; in al deze gevallen moet men du® 26 tot slot
som krijgen.
De Gratiën van de Mazen.
De drie Gratiën, die elk evenveel rozen droegen,
ontmoetten op een dag de negen muzen. Elk der Gra
tiën gaf aan elk der muzen acht tiende gedeelte van
haar voorraad, en nu bleek dat de Muzen leder twaalf
rozen minder hadden dan elk der drie Gratiën.
Hoeveel rozen hadden de Gratiën elk oorspronke
lijk?
OPLOSSINGEN DER FUZZLES.
uit ons vorig nummer.
No. 185. Da weerbarstige kurk.
Blij de eerste proeven komt de kurk eerder alt de
flesch dan er in en hoe harder men blaast, hoe vlug
ger de kurk terug komt. Dit komt doordat men, door
het blazen, lucht om de kurk heen In de flesch
drijft, 't Gevolg is, dat de lucht in de flesch samen
geperst wordt; de kurk gaat een klein eindje naar
binnen, maar 't oogenblik dat de samenpersing op
houdt, zet de lucht zich uit en «drijft de kurk naar
ïiuiton toe.
Noom dus een veeren penhouder of anders dun
buisje en drijf daardoor gestadig lucht togen 't mid
den der kurk aan. De hoeveelheid lucht In de flesch
neemt nu niet toe en de kurk is niet langer weer
barstig.
No. 188. Nog een Karkenprobleem*
Voor elke kurk afzonderlijk is het onmogelijk,
maar pakt men ze tueschen beide handen (alle te zo
men) en houdt men ze een tijdje onder water, zoo
dat ze goed nat zijn, waarna men ze heel langzaam
weer ln het water laat stijgen, dan zullen rechtstan
dig naast en tegen elkander blijven drijven door do
loogenaamdo capillaire kracht
▼aa J. M5LLER.
Zwart: 5.
c d e f g h
Wit: 4.
De diagramstand in cijfers moet zijn: Wit Khl,
81, Pc8 en een pion op a7. Zwart Ka8, Lh4, en
J> onnen °P c5» d7, en e6. Wit speelt en geeft mat
ta drie zetten!
OPLOSSING PROBLEEM No. 167,
van H M. HUSE.
De diagramstand ln cijfers was: Wit Kh.0, Dal,
Tf3, TM, Pd3 en twee pionnen op b3 en e4. Zwart
Kd4, Tg2, Ld7 en vijf pionnen op c3, c7, dö, e7; en
g3. Wit speelt als sleutelzet: Dal&8I, op zwart cö
volgt dan Da4 met mat Op Lcö, wit Da7 mat Op
e6, wit e5 met mat! Op Le6, wit Dh8 mat!
Het aantal interferentie-m.ogelijikh.eden in een twee-
zet ia buitengewoon groot en het aantal namen dat
men daarvoor beeft eveneen®. In dit geval hebben
we te doen met wat genoemd wordt een „Picka-
bish" en wel een dubbele, n.L wederkeerige interfe
rentie van Looper en pion.
van Mr. BLANKENAAR, Rotterdam.
Zwart: 2.
Wit: 3
De diagram-stand in cijfers behoort te luiden: Zwart
1 schijf op 4, en een dam op 15 Wit twee dammen
op 5 en 47, voorts een1 schijf op 23 Wit 'speelt en for
ceert op interessante en leerzame wijze de winst.
OPLOSSING PROBLEEM No. 168.
van W. VERKROOST te St Paacrns.
De diagramstand in cijfers was: Zwart 12 schijven
cp 3, 9, 10, 11, 13, 14, 18, 19, 23, 24, 26 en 2a Wit 12
schijven op 25, 27, 28, 32, 30-39, 42, 43, 47 én 43. Wit
speelt en wint door achtereenvolgens te spelen
27-22, 32X21, 21—17, 42-37, 38X20, 30-31, 43-42,
39—34 en 25X5 wint! Een leerzame slagzet, zooals
alle dagen ln de partij kan voorkomen. Men bestu-
deare hem dus grondig!
DIRECTE ZONNESTRALING EN DIFFUSE
HEMEL8TRALING.
Wanneer men hot woord zonnewarmte hoort,
denkt men onwillekeurig aan de warmte, die de zon
ons schenkt, gedurende haar zichtbaarheid. En toch
beteekent het woord zon en daarmede ook zonne
warmte, voor ons, aardebewoners, o.lles, want zon
der haar bestonden wij niet.. Immers, in welken
vorm wij ook voor onze behoeften energie noodig
hebben, zij is telken® weer zonne-energio. De kolen
en alle producten, die er aan verwant zijn, zijn ver
zamelde hoeveelheden zonnewarmte uit vroegere
eeuwen. De electrische energie, die wij gebruiken,
is alleen mogelijk tengevolge van zonnewarmte, die
het water te land en ter zee doet verdampen; ten
gevolge van temperatuurverschillen waaien de win
den en brengen den waterdamp op de hoogste ber
gen, waar hij als sneeuw neervalt. De gletschers en
sneeuwvelden smelten weer tengevolge van de zon
newarmte en het stroomende water levert de kracht
voor velerlei fabrieken.
Nu zou men kunnen opmerken, dat de aarde zelf
in haar binnenste een e normen voorraad warmte
bezit. Want de temperatuur in de aarde stijgt,
naarmate men er dieper in doordringt, voor zoover
men tot dusver heeft kunnen nagaan met ongeveer
een graad per dertig meter diepte; wij weten bo
vendien stellig, dat de kern van de aarde zich in
heeten vloeibaren toestand bevindt. Bewijzen voor de
stelling, dat de aarde uit een dunne vaste korst
met een vloeibaren kern bestaat, leveren de aard
bevingen op, die zoo menig vulkaan-achtig gebied
den laatsten tijd hebben geteisterd. Tengevolge van
het tehperatuurverschil tusschen de aardoppervlakte
en aardkern vloeit voortdurend een stroom warmte
naar buiten. Maar de hoeveelheid warmte, die aldus
de oppervlakte van de aarde -bereikt, is zoo gering,
dat zij slechts in staat is, in den loop van een jaar
een ijslaag van 7 m.M. dikte te doen smelten. Daar-
Dfc rLAP-UIT.
(TaNt Talk,
Het Is al Iaat, man. De moest nu maar «kef
meer zingen, met het oog op de buren.
Dat geeft niets, lieveze laten hun hond ook
den halven nacht huilen l
entegen ontvangt de aarde dooi de zonnestralen
per uur een hoeveelheid warmte, die voldoende is
een ijslaag van 10 hlM. dikte te doen smelten. Men
ziet dus, dat de eigen warmte van de aarde uiterst
gering is in vergelijking met de vreemde energie,
die zij ontvangt. Daar deze zonne-energie niet ge
lijkmatig tot ons komt, zoowel wat de hoeveelheid
als wat -de samenstelling betreft, houdt de weten-
schap zich reeds lang met het onderzoeken van deze
verschijnselen bezig.
De totale door straling tot ons komende energie
bestaat uit de directe zonnestraling en uit de dif
fuse hemelstraling. Hier zij terstond' opgemerkt, dat
de hemelstraling niet uit het oneindig uitgestrekte
heelal komt, maar slechts uit de-luchtlagen, die de
aarde omringen en in den grond der zaak slecht3
een deel van de zonnestraling is. De directe zonne
straling blijft niet beperkt tot het voor het men-
schenoog direct zichtbare licht, maar omvat ook de
zoogenaamde ultraviolette (kortgolvige) en de ultra-
roode (langgolvige) gedeelten. Want ook deze stra
len zijn energie; de ultraviolette zijn de chemische
en biologisch actieve en de ultraroode de door ons
als warmte gevoelde stralen. Om de afhankelijkheid
van d8 totale -intensiteit van deze straling van het
jaargetijde, den tijld van den dag en in het bijlzon
der ook van de hoogte boven den waterspiegel te
onderzoeken, heeft men de laatste Jaren op plaatsen
die op verschillende hoogte liggon omvangrijke In-
tensiteitsmetingen gedaan. Zoo heeft men gevonden,
dat het maximum van de totale-straling op 200 me
ter hoogte slechts 80 van het maximum, op 1800
M. bedraagt. Dit maximum wordt op beide plaatsen
bereikt -ten tijde van den hoogsten zonnestand. De
totaio straling per dag is echter op de lage plek
nog minder dan 80 van de straling op het hooge
niveau, want de intensiteitsvermindering na den
hoogsten zonnestand gaat tengovolge van het be
trekken van do lucht in -de laagte veel sneller dan in
do hoogte. De jaarUJksche energieverdeeling wijst
op 1800 M. hoogte een maximum aan in Maart en
in September, waarbij de grootste waarde in Maart
wordt bereikt. Minima doen zich voor in Juli en De
cember; de geringste waarde heeft deze laatstge
noemde maand. In het laagland daarentegen doen
zich drie tijdperken voor met versterkte straling,
namelijk Maart, Mei en 8eptomber, daartusschen
liggen ln de maanden April, Augustus en December
de tijdperken van de zwakste straling. Vanzelfspre
kend is het daarbij, dat steeds op onbewolkte dagen
de waarnemingen geschicdon.
Door deze schommelingen dn de straling wordt het
rcodo deel er van slechts in geringe mate getroffen,
want hier zijn de verschillen1 in de verschillende
Juurgotijden zeer goring. Daarentegen bezit het vio
lette deel een geprononceerd maximum m de herfst
maanden.
Daar de ultraviolette straling in het bijzonder
wordt geabsorbeerd door het ozon, dat zich in de
lucht bevindt ligt dus het vermoeden voor de hand,
dat het zongehalte van de lucht in den herfst het
minimum bereikt.
Uit verschillende waarnemingen, die men in Zwit
serland hoeft gedaan, volgt naar de N.Z.Z. mede
deelt, dat de bijzonder ozonrijke laag ligt op een
hoogte van 45 K.M. en dat de luchtdrukfluctuaties
JN HET LAND DER DISCIPLINE.
(Meggendorfer BlütterMünchen.)
Waarom is het hier verboden te rooketi?
Vanwege de buskruitfabriek.
En die is heelemaal in de lucht gevlogen I
Ja behalve dit bord.
in nauw verband staan met de kracht van deze
ozonlaag.
Het tweede deel van de straling, de z.g. hemelstra
ling komt tot stand doordat ieder door een licht
straal getroffen lichaam zelf weer als lichtbron
werkt. Door deze herhaalde distributie van het zon
licht over de verschillende luchtmoleculen, de wa
terdruppels en de stofdeeltjes komt een -diffuse stra
ling tot stand. Deze diffuse hemelstraling is tame
lijk constant, daar echter de directe zonnestraling
toeneemt met de toenemende hoogte van de zon is
het deel van de diffuse straling aan de totale stra
ling bij toenemende hoogte van -de zon voortdurend
kleiner, In zeer laag gelegen landstreken is de he
melstraling gelijk aan de helft tot het vijfde deel,
in hooger gelegen gebieden (Davos) het vierde tot
het twaalfde deel van de directe zonnestraling. Deze
hemelstraling is zeer rijk aan ultraviolette stralen,
zij levert ons tot een hoogte van ongeveer 3000 M.
meer aan zulke stralen dan het directe zonlicht.
Eerst op grootere hoogten (men heeft dit geconstaf-
teerd -door metingen op het Jungfraujoch) is de di
recte zonnestraling rijker aan ultraviolet licht dan
de hemelstraling.
We klagen vaak, dat d'ouderwetsche zomer,
Zooals het schijnt voor goed verdwenen -is,
We doen alleen nog maar aan „hittegolven",
En voor -de rest is 't jarenlang al mis!
Alleen de hoofdzaak wordt hierbij vergeten,
Bij alles, wat mistroostig wordt beweerd,
We voelen 't wel, maar willen het niet weten,
We zijn de oude zomers afgeleerd!
Waar is de Zondagmiddagtijd gebleven,
Dat vader door de velden stappen ging,
Met op zijn breede schouderB hoog verheven
De uitgelaten jongste lieveling!
Dat moeder thee schonk dn het oud1 prieeltje,
Terwijl 't gezin wat luierde of las,
En vaders pantalon ,,'t kanarie-geeltje",
Ons duid'lijk zei, dat 't volop zomer was!
Waar zijn de stoelen op de knusse stoepen,
De strooien hoedjes van een vorig Jaar,
Waar klinkt het vroolijk wel-te-rusten roepen
Van blijde avond-buurtjes tot elkaar?
Laat in het donker klappen vele deuren,
En door de kamers klinkt een luid gedraisch,
We weten allen, wat er gaat gebeurenl,
De moe gejaagde buurtjes komen thuis! I
Moderne tijd eischt meer moderne zomers,
Wat baat hét of het zonnetje al schijnt,
En met een vaart van honderd kilometers
De mensch genoeg'lijk in het stof verdwijnt?
Er is geen tijd meer om opzij te kijken,
't Is steeds vooruit, een Jacht van uur tot uur
Om maar opnieuw een doelwit te bereiken,
Benzine won het ruim van de natuur!
JIJ wordt verdoezeld, ouderwetsche zomer,
WIJ weten 't wel, je hebt Je tijd gehad,
Je bent te veel, men heeft je niet meer noodig,
Haast niemand gaat met Jou ln 't hart op pad!
Wij menschen raakten in de contramine,
En hier komt alles toch per slot op neer,
Wo ruilden Jou voor onrust en benzine,
Je bent er wel, maar niemand kent jo meer!!
Juli 1928.
KROES.
(Nadruk verboden.)
De kinderen moeten het ouderlijk huis voelen als
een warm nestje, waarin ze worden gekoesterd1, waar
hun geluk ligt, waar huiselijke en maatschappelijke
deugden worden gekweekt en aangeleerd; vanwaar
uit ze als jonge vogels de wereld invliegen op eigen
wieken, gestaald en gehard door moederliefde en va
derzorg; waar ze steeds opnieuw naar worden toe
gedreven, als het leven zoo bitter tegenvalt.
Hij, die zich de toekomst rooskleurig voorstelt,
trekt elementen van kracht en voorspoed tot zich.
Zielenadel gaat niet met trots gepaard, maar
wordt geboren uit nederigheid.
't Zwaarste leed geeft ons de val van onze lucht-
kasteelen.
Op de vrouwen van onze moderne, moeilijke tij
den rust de dure, maar .heerlijke plicht, het familie
leven in stand te houden; waar het uiteengevallen
is, in eere te herstellen. De vrouw moet blijven de
spil, waaromheen- 't huiselijk leven draait, ze moet
God rekenschap geven van de jonge levens, haar
i gegeven, maar waarop HfiJ- Zijn rechten blijftbe-
i houden.