RADIO-RUBRIEK. HET SLECHTE PAARD VAN PAT O'CONNELL. GRABBELTON. VOOR DEN TOESTELBOUWER. WETENSWAARDIGHEDEN. Gebrandmerkt tegen kiespijn. Een 84-jarige bergbeklimmer. Wilde dieren in Britsch-Indië. Vrij r.f»ar eon Engel ach gegeven, door Sirolf. (Nadruk verboden. Alle rechten voorbehouden.) In de schemering van den vroeg-lnvallendon na jaar-avond joeg een boerenwagen over de kale heide van het verlaten Ierache land, tusschen O'Flannagan en Turtle. Het paard draafde voort in woesten draf en de wagen bolderde achter hem: aan, zoodat het scheen, alsof de voerman er elk oogenblik zou af slaan. Maar Pat OConnell hield de teugels stevig vast en striemde met zijn zweep het zwarte, magere dier nog tot meer spoed aan. Het zou eigenlijk nog te bezien/ staan, wie er onrustiger was. Het donkere paard, dat wild over de heide voortrende, of zijn meester Pat O'Connell Want de avond viel snel, de najaarsstorm loeide onheilspellend en rukte de donkere wolken aan flarden tot grillige, angstaan jagende monsters, en blies allerlei geheimzinnige, Jankende geluiden in Pat's ooren. En door den bij geloovigen geest van den Ierschen boer, warrelden vaag allerlei angstige verhalen, van andere bijgeloo- vige boeren, die op deze verlaten heide, de ontzet- tendste ontmoetingen hadden gehad-, met akelige verschijningen, Ja, met den duivel zelf. EU daar Pat O'ConneU's geweten niet al te schoon was, kon er immers van alles gebeuren? Kijk, voor den drommel, kijk die knol nu eens woest met zijn achtorpooten slaan, en nu, nu keek hij warempel om! Wat een gemeens blik had dat dier in zijn oogen, het leek wel een menschl Een slecht paard was het. Lui en koppig, en valach. Hij had er twee maanden gele den op de markt in O'Flannagan 9 pond voor be taald. Maar hij zou hem verkoopen, al kreeg hij er maar vijf pond voorl Hij vertrouwde dien knol niet. Daar! Daar! De zweep er over, luie rekel! 'Het paard holde woester nog voort In de verte flikkerde een lichtje. Dat was de herberg van Jim Black. HiiJ zou er even stoppen, besloot Pat O'Con nell Hij wilde zich inwendig met een hartige dronk versterken. Met een hevige ruk bracht hij het paard tot stilstand cn bond het aan eon ijzeren ring aan den muur vast, waarna hij naar binnen ging. Het was schemerdonker in de herberg. Alleen het vuur van den open haard, wierp rossige glanzen door het oude, zwartberookte vertrek. De waard hing slapend in zijn stoeL Aan,de lange houten tafel zaten twee mannen, die Pat opdringerig groetten. Pat knikte op een afstond terug. Wat dachten die armzalige keutelhoertjes wel, dat hij, Pat O'Connell, de groote boer, zich familiaar met hen, zou inlaten? Pat gaf don waard een stomp, zoodat die bijna omviel, en bestelde een glas. Daarop zette hij zich op ©enigen afstand van de armzalige keuterboertjes neer en begon waardig van zijn glas te drinken. Do boertjes, Jack O'Brien en Sal Bunks, fluisterden druk en ke ken telkens steelsgewijze naar Pat, die hoovaardig deed, alsof hij niets merkte. In den donkersten hoek van het vertrek was nog niemand. Eon man lag daar blijkbaar op een bank te snorken. Maar daar keek Pat O'Connell natuurlijk heelemaal niet naar. Eensklaps begon Jack O'Brien luidkeels te lachen en sloeg zich op de knieën en Pat O'Connell, op merkzaam geworden; hoorde duidelijk, dat Sal Bunks vertelde: „Ja, je kunt er om lachen, maar dat komt, omdat het jou niet is gebeurd, maar ik zeg je, de vrouw van Dick Blizzard heeft haar man niet meer terug gezien. En nu vertellen ze wel, dat Dick Blizzard zijn vrouw en zijn huisje aan den driesprong bij Turtle in den steek heeft gelaten, en naar Amerika is ge gaan, maar iedereen weet wel beter". Sal Bunks liet zijn stem dalen tot een1 graftoon en fluisterde klaarblijkelijk vreeselijk beangst, doch toch zoo luid, dat Pat O'Connell het goed kon ver staan: „Ik zeg je, Jack O'Brien, nieinand heeft Dick Blazzard meer gezien.en toch is hij- niet uit Turtle weg! Dick Blazzard was een slechte vent en viel in den macht van den duivel, die hem in een ezel veranderde..-».". Bij het woord „duivel" had Pat O'Connell zich half omgedraaid en met groote angstoogen den spre ker aangekekon. Maar die deed, alsof Pat O'Connell niet bestond. „Hahat'„ lachte Jack O'Briea „Alsof die Blizzard al niet altijd een ezel was!" „Geloof het dan maar niet", zei Sal Bunks drei gend. En dan, zich opeens tot Pat O'Connell wen dend, zei hij: „En jij, Pat, geloof jij- het?" „Hm", bromde Pat O'Connell, huiverend. „Wat zal ik niet gelooven, de -duivel, die ken van alles En met één teug dronk hij zijn glas leeg. Het was net, of Jack O'Brien een knipoogje met Sal Bunks wisselde. Pat O'Connell stond op, en beval den «laperigen waard wat haver te geven, voor zijn paard. Hij ging zelf met den waard mee, om toe te zien, dat hij zijn maat wel kreeg. Anders zou die schelm hem heslist DE BRAVE ZIEL. Passing Show, Londen) Juffrouw Melanie, zoudt u plet 'n Uefdeebriel voor me kunnen schrijven? Maar daar moet men inspiratie voor hebben Mina? Waar hm je dat koopen, juörouwv DC JUJSTE APDEEUNa Ipmytodf* WmU* Loodt^J ff zwarte paard. Diep bewogen ging hij naar het dier toe en fluisterde -het in het oor: „Arme kerel, ben je weer slecht geweest?" Het dier keek om, met dien zelfden valschen, men- schelijken blik, dien Pat O'Connell zoo goed kende en gaf hem een trap tegen de schenen. Huilend van woede en pijn greep Pat O'Connell naar zijn gewonde been en beulde: „Schurk! Daar voor zal je Je heele leven lang een paard blijven!". Ik won bet boek hebben JDe i der wereld." - hi de afdeeling „Ftetasfecbe ratos»", r aan den overkant de helft gehakt stroo erdoor gedaan hebben. De waard nam een olielampje mee en samen verdwenen de beide mannen op den donkeren zólder, waar ze eonigen tijd rondstommelden. Toen Pat O'Connell na een tijdje achter den waard aan naar beneden klauterde met zijn zak haver, was de snorkende man in den hoek van het vertrek ver dwenen. Maar dat merkte hij -niet eens. Jack O'Brien en Sal Bunks zaten nog luidruchtig te praten en te drinken en schudden af en toe van het lachen. Pat O'Connell mompelde een groet en ging naar buiten, om zijn paard nog wat te voeren, voor hij: weg zou rijden. Doch toen hij bij zijn wagen kwam en den zak om den hals van zijn paard wilde binden- bleef hij san den grond genageld staan. Hij verstijfde van schrik en werd aschgrauw in zijn gelaat. Want daar, tusschen de hoornen van zijn wagen, hangend in het tuig...... stond een nian, in plaats van zijn zwarte knol De halster hing hem om den nek en in zijn mond had hij het bit van het paard! „Laat me los", kreunde de man met een akelige stem. „Laat me nu maar los, de betoovering van den duivel Ie nu verbroken.mijn straf is uil—, ik heb nu genoeg gehad.-..-, laat me los!" „Mhamaarstotterde Pat O'Connell. „Laat me los..— de duivel had me voor mijn straf in oen paard- veranderd— nu is mijn stra^voorbij. laat me los!" hield de man aan en rolde met zijn oogen. Precies die 'blik uit de oogen van zijn zwarte knol, flitste het door de gedachten van Pat O'Con nell. Hij. had het altijd wel geweten. Met sidderende handen maakte hij het tuig los. Hij1 huiverde bij de gedachte, dat hij al dien tijd dat paard zoo geranseld had, een ménsch, een arme kerel! Hij kreeg nei ging om op zijn knieën aan het arme slachtoffer om vergiffenis te vragen. Toen de -man uitgespannen wa3, schudde hij zijn hoofd, net als een paard, en mompelde een woord van dank. Dan verdween hij in de duisternis van de verlaten heide. Met een paar sprongen was Pat O'Connell weer in de herberg. Hij wilde Jack O'Brien en Sal Bunks zijn vreeselijk avontuur vertellen. Maar ze waren verdwenen. Zeker door de achterdeur. Opgewonden deed hij nu het verhaal aan den slaperigen waard, van wien hij ten slotte een paard leende, om thuis te kunnen komen, vóórdat het heelemael nacht zou zijn. Een week later ging hij naar de markt, om een ander paard te koopen. Tot zijn stomme verbazing vond hij daar tusschen de andere knollen inzijn Vleien dl Ik voel me ellendig! Waarom -dan? vroeg haar vriendin. Ik begin te begrijpen, dat Herman mij om mijn geld trouwde. - Nou, dan heb je ten minste de troost, dat hij nog zoo stom niet is, als hij er uit ziet! Komt precies alt „Wat 'n engel van 'n meisje is dat!" „Engel! Heb je dan niet gezien, hoe geschilderd zij is?" „En heb jij ooit een engel gezien, die niet geschil derd was?" Zoo*n doordraaier. Wat zei U, jufrouw Krent, hoeft Uw man U be drogen.? Ja, de doordraaier! Hij heeft geregeld eiken mor gen naar kantoor geloopen en het dubbeltje voor de tram verbrast, dat ik hem eiken morgen gaf! Een voortreffelijk huwelijk. „Hoe gaat t je in je huwelijk?" „O, best. We hebben 'n buitengewoon goed ac- coord gesloten. Vóór den middag doet zij( wat zij wil, en na dén- middag doe ik, wat zij wiL" Zou Te wel wiQenl Gevangenisdirecteur: Elke gevangene hier moet een vak leerem. Wat wil jij worden? Gevangene: Handelsreiziger, asjeblief. Hij kon dat. Moeder: Marietje, ga eens naar de keuken en kijk of de cake al gaar is. Steek er een mes in en als het er schoon uit komt Vader (met ondervinding): Steek er alle andere messen in! HET QEVOLO. (Kasper, Stockholm^ Hoe ontstond die vechtpartij? D >ordat de stoei opn -rtunistische anti-mflit* r!sten den stoet rauieaie .len ontmoeue. Er zijn heden ten dage eenige onderwerpen, die den radio-amateur in het bijzonder interes9eeren. Wij mochten reeds wijzen op de „afscherming". Af scherming van toestelonderdeelen of «poelen wordt steeds meer toegepast, zooals bekend mag worden verondersteld, temeer omdat men tevens kan onder vangen de plaatselijke storingen. Met dit „plaatse lijk" bedoelen wij. de storingen die voortkomen uit de onmiddellijke omgeving, zooals losse contacten in de electrische lichtinstallatie, vonkende schake laars, e.d. Hierop hadden wij de aandacht nog niet gevestigd. Dan hebben wij1 in de tweede plaats de bestrijding van de tramstoringen, vooral in de groote steden van belang. Men zoekt en vindt ook wel middelen om dit bij de storingsbron zelf te ondervangen. Voor al de beugel van de tram wordt onderhanden geno men, speciale rijstukken zijn reeds ontworpen. He laas, toepassing van de vele, volgens de ontwerpers doeltreffende middelen, heeft nog niet op groote schaal plaats gevonden, Het was veelal te kostbaas- en bovendien waren er nog wel andere motieven. Tot slot mogen wij dan het vrijwel iedereen be langstelling inboezemende radio-vraagstuk „de al- geheele wisselstroomvoeding" wel noemen. Verdrij ving van de „lastige" accu roept ieder radio-ama teur in het geweer! Vele fabrikanten ontwierpen reeds een toestel voor aansluiting op het lichtnet {(wisselstroom) en brach ten het ook in den handel. Niet zelden met werke lijk verbluffende resultaten. Hierbij hebben' de lam pen met indirect verhitte kathode ((bij normale Ra dio-lampen de gloeidraad) een krachtige stoot in de goede richting gegeven. Deze „indirecte" lampen zijn ontworpen als detectorlamp, zijn betrekkelijk kostbaar en zouden bovendien: bij de fabricatie nog moeilijkheden opleveren. Toch wil het ons voorkomen, dat de wisselstroom voeding nog niet alle gereserveerdheid bij' de toestel eigenaars overwonnen heeft. Dit zal zijn oorzaak wel hebben in de nog steeds aanwezige lichte brom- toon, de wisselstroomtoon. Een „fijnproever" van muziek zal dit onmiddellijk hooren, al is dit in onze „ooron" niet het geval, is het althans niet 'hinderlijk. Het kan daarom van belang zijn, een nieuwe Te- ;lefunkenserie voor wisselstroomontvangst aan te kondigen. Van deze serie is dé lamp, die geschikt is voor h.f.-lamp, detector en de le Lf. lamp, de R.E.N. 511, met een volgons nieuw patent uitge voerd rooster uitgerust, waardoor deze een ontvangst geeft Zonder, althans met een nauw merkbaar wis- 8elstroomgeluid (wisselstroomtoon, zooals men het noemt). Vooral deze lamp zou, volgens daarover ver schenen neutrale rapporten, goede resultaten geven en dus een aanwinst zijn. Hetzelfde kan trouwens ook gezegd worden van de R.E.N. 501, een lamp voor weerstandversterking, en van de R.E.N. 601, de eind- lamp voor kamergeluid.' Deze laatste lamp kan reeds bij zeer lage anode-spanningen werken (anode-span ning tusschen 40 en 150 Volt). De gloeispanning van deze R.E-N.-serie is 1 volt en de gloeistroom van 0.5 Amp. ((Dé R.E.N. 601 echter 0.6 Amp.) Nu zijn er helaas geen geschikte transformatoren voor deze se rie in den handel maar hieraan wordt binnenkort door Telefunken tegemoet gekomen; die ze zelf aan de markt zal brengen. Men stelt zich voor, dat met het in den handel brengen van deze serie, een ruim arbeidsveld voor de radio-amateurs te hebben ge opend. Met geen of zeer geringe wijzigingen zou met behulp van deze serie ieder bestaand toestel in een wisselstroomontvanger omgebouwd kunnen worden. Men moet dan echter zorg dragen, dat de - pool van de anode-spanning en de pool van de roos- terspanning aan het draaipunt van een potentio- meter wordt verbonden. N.B. Volgende keer een zeer belangwekkend ar tikel: Sohsrmxoostsrlampeii. Sfaosnaicviteit. Jong getrouwd vrouwtje tot de eierenboer: „Maar baas, je eieren zijn zoo klein. Neem je ze niet wat te vroeg onder de kippen weg?" Waar of niet!? Sam mocht met z'n oom Bram naar bet Circus Er was een reuze sensatienummer: „de Dooden- eprong van mr, Webster'.' „Let op", zei oom Bram bedachtzaam, „die zal hij wel niet maken." „Natuurlijk zal hij: 'm maken", zei Sam. „Wedden?" En Bram en Sam wedden. Toen sprong mr. Webster. Ademlooze stilte. Don derende bijval. „Is hij gesprongen, of is ie niet gespronge?" juichte Sam.. „Maar hij is toch niet dood?" zei oom Bram. Is het U bekend: dat onlangs een man een Londensch tatoeëerings- instituut binnenstapte en zijn testament, 200 woor den groot, op zijn rug liet tatoeëeren? dat het neerleggen van vergif om een dier van een ander te dooden (behalve ratten en muizen) een strafbaar feit i's? dat er nog nooit een onderzeeër is geweest, die met zijn bemanning dieper onder water ia gedoken dan 110 meter, en daarna weer omhoog kwam? d a t in Marokko het gelaat van een bruid wit ge schilderd wordt en haar handen en voeten geel? dat schildpad, als het aan de markt komt, ruw, vuil en dof is? dat het voornamelijk uit West-Indië komt? d a t er in 1878 in Engeland 20.000 menschen in ge vangenissen zaten en thans slechts 10.000? dat wat wij uit den tuit van een waterketel zien komen, of uit een stoompijp, eigenlijk geen stoom is? dat deze witte wolkjes niets anders zijn dan kleine druppeltjes vloeibaar water? dat in werkelijke stoom alle water nog in gas vorm is en onzichtbaar? dat rnon met deze onzichtbare stoom oen luci fer aan kan steken? EEN OUD MIDDELTJE UIT DE 18DE EEUW. Er mogen heel wat middeltjes tegen kiespijn be kend zijn, waarvan het eene gewoonlijk al even wei nig baat geeft als 't andere, weinige lezers zullen ge hoord hebben, dat ooit brandmerken tegen kiespijn is toegepast. En toch schijnt dat het geval geweest te zijn, mogen we een aanteekening in het jaarboek ,van den Amsterdammer Jakob Bleker Raye gelooven. Den 14en Januari 1756 kreeg de justitie te Amster dam een kerel in handen, op wiens rug twee brand merken aangetroffen werden. Erg duidelijk te her kennen waren de brandmerken niet meer. Daarom vroeg de schout hem, waar en waarvoor hij gebrand merkt was. En het antwoord luidde: „Het eene in het leger, omdat ik tegen order jenever had verkocht en het andere heb ik mij zelf op den rug laten zetten voor de kiespijn. EEN WEDLOOP MET 9 JONGE STUDENTEN. Eenigen tijd geleden zat er een veteraan onder de Alpengidsen de 84-jarige Hans Reiff, met eenige stu denten in een café. Het gesprek liep over bergsport en terwijl de oude man beweerde, dat de vroegere berg beklimmers meer uithoudingsvermogen en durf be zaten dan de tegenwoordige, streden de jongelui na tuurlijk voor de prestaties van de jonge generatie. Nu stelde de gids een wedloop voor. Hij zou, evenals de jongelui, den top van een berg bestijgen en weer af dalen. Eindpunt zou het café zijn en de eerstaangeko- mene zou op een lekker diner onthaald worden. Do kamp begon en de negen jonge Alpinisten wa ren iets eerder dan de oude man op den bergtop. Maar bij het afdalen werden zij door Reiff ingehaald en deze kwam een goed half uur eerder dn hot café dan zijn jonge tegenstandera (Het diner werd hem aangeboden en door hem dank baar aanvaard. 'Bovendien kreeg de kranige gids een paar dagen later, als blijk van bewondering van zijn negen concurrenten, een mooi gouden horloge cadeau. HOEVEEL MENSCHEN DAAR JAARLIJKS AAN WILDE DIEREN TEN OFFER VALLEN. In het afgeloopen jaar zijn in Britsch-Indlë 2285 men schen door wilde dieren gedood, tegen 1955 in 1926. Telt men echter het menschen erbij dat door slange* beeten zijn omgekomen, dan komt men tot een totaal van ruim 22.000. Tijgers doodden 1038 menschen, luipaarden 218, wol ven 465, beren 78, olifanten 56, hyena's 12, krokodillen 136, wilde varkens 85 en jakhalzen 41 menschen. Door slangen kwamen 19.724 menschen om, ieta minder dan in 1926. Daartegenover werden 25.612 dieren afgemaakt, o.s. 1368 tijgers, 4390 luipaarden, 2TS8 beren, 24S9 wolven, Voorts werden 57.116 slangen gedood. Aan belooningen voor het dooden van gevaarlijke die ren werd een som van 140.000 ropijen betaald.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 18