üohager Courant
De bewoner van
nummer tien.
VOOR DE KINDEREN,
WAT PIM EN PUK OVERKWAM.
Zaterdag 28 Juli 1928.
71ste Jaargang. No. 8295
Naar het Engelsch van
Garret Smlth.
(Nadruk verboden).
Plotseling stond de heer In avondcostuum stil. Zijn
geheele houding onderging een vreemde verandering.
Een garve van licht, die viel door het dichte gebladerte
van de boomen langs de fraaie laan, had hem even een
goed gekleed figuur doen zien, die wat ronddrentelde,
blijkbaar met volle teugen genietend van den stillen
zomeravond op dezen prieëlachtlgen weg, die ver lag
van het stadsgewoel.
Dit had hem doen stilstaan. De Mallaca-stok, waarmee
hij de maat had geslagen terwijl hij het nieuwste ca
baret-liedje floot, was plotseling ln rust gekomen en half
opgeheven leek hij veranderd ln een verdedigingswapen.
De melodie brak abrupt af. Het was alsof een gestreep
te Perzische kat, die met een kluwe'wol speelde, plot
seling veranderd was ln een glulperlgen panter die ge
reed stond om zijn moordenden sprong te doen.
Ter zijde van hem rees de hooge entree van een huls,
met marmeren stoeptreden. Zooals de aristocratische
senator met liefhebbende zorg dit huls had laten bouwen,
zoo stond het nog heden, behalve dat mos en klimop
de oude steenen verborgen.
De gespannen figuur ln avondtoilet had van de plek
waar de open hof voor het huls het donkerste was, een
zwak geluid gehoord van rinkelend metaal.
Zonder de minste beweging en ademloos luisterde fat]
tevergeefs of hij een herhaling van het geluld hoorde.
Een zachte wind zuchtte boven hem ln het lover, een
krekel tjlrpte even, van ver weg klonk het bellen van
een tram. Daarna was er weer volkomen stilte, diep en
tastbaar.
Maar de schaduw tegen den muur teekende zich één
moment scherper af en toen versmolt het silhouet in
bet begroeide muurwerk. Aalleen de vage vlek van een
raam bleef.
Een nadenkend lachje kwam op het gezicht van den
heer In-rok, zijn strakke houding ontspande zich en hij
scheen weer de zwierige late thuiskomer van een avond
feest, die hij zooeven geyreest was.
Drie deuren verder, waar een oude ahorosboQzn een
huls totaal in het donker zette, stond hij stil en deed
hs«l vreeznd. Was feJ? tn3se«hl«ca dronken? Zm maal
sloeg hij met «fln schoenzolen hard op dt vloersteen en
voor de deur. Toen haalde hij een boe sleutels uit zijn
sak en rammelde er mee. Ten slotte, na een kleine pauze,
stampte hij nogmaals krachtig op de steenen.
Het wes cle vrij goed geslaagde Imitatie van een man
die de stoep van zijn hule opkomt, do deur opendoet,
en die aohtor zich dichtslaat na te sljn binnengegaan.
Maar de man die dit kunetje vertoonde, had daarmee
zijn doel niet uit het oog verloren. Al dien tijd waren
sljn oogen gericht geweest op de marmeren stoep van
no. 10 waar, daaraan twijfelde hij geen oogtnbllk, do
schaduw van een man was verdwenen door een ven
ster.
Langzaam, geluidloos, liep hij terug naar de marme
ren treden». De Perzische kat was weer de panter ge
worden!
Nu stond hij ln den donkeren voorhof. Het was zoo
als hij had gedacht. De ijzeren tralies, die het venster
beschermd hadden, waren van onderen los gewrikt. HIJ
stak behoedzaam zijn hoofd door het traliewerk en luis
terde.
Eerst hoorde hij niets dan het monotone geluid van
het druppen van een waterkraan. Daarna schijnbaar on
verschillige voetstappen die de trap opgingen. De ma
noeuvre van drie-deuren-verder scheen de Indringer ge
rustgesteld te hebben.
De man in avondtoilet stond een oogenbllk besluiteloos.
Opeens liep hij naar het geforceerde venster, alsof hij
den man dien binnengegaan was, wilde volgen. Maar hij
weifelde en keerde zich om.
Wel allemachtig! mompelde hij. Ik weet wat, ik
roep de politie! Dat zal een zomeravondgrap worden!
De losgemaakte tralies zette hij behoedzaam zoo neer,
dat hij bij zijn terugkomst zou kunnen zien of de in
dringer tijdens zijn afwezigheid verwenen was. Nog een
OM HET BEHOUD DER KEUKENMEID.
{Ruy Bias, Parijs.)
Dus u gaat toch eindelijk eens trouwen, heb
ik gehoord. En houd u die keukenmeid,, die altijd
zoo goed voor u kookte?
Ja, ik trouw met haar.
QOganbllk Iu3st*rd'i hij vmmx 4e laaggsm* voetrtappeti ta
bat huls au kaardt sloh daarop naar da straat.
Hat waa aan van dia prachtlga ouda bultanwegan, mat
aan wacrszljdan royale hulzen achter aan dubbele rij
sohaduwrijko boomen. Zoo'n afgelegen avenue mat wei
nig politietoezicht en paziage wm een paradijs voor in
brekers.
Nu, ln het hartje van don zomer waren vele hulzen
onbewoond; de bewonora hadden koelte gezocht in do
bergun of aan zee. Zulk eon hulz waz no. 10. De ama
teur sprurder keok nog even over zijn zchoudzer en liep
daarop vlug naar den hoek. Daar trof hij politieagent
Blancy.
Inbreker op no. 10. Eén man maar geloof ik. Zie
hulp to krljgon, maar ha&zt je wat. Ik loop gauw terug
en zal wacht houden. Je zult me voor het huis vin
den. Ik heb een revolver.
Wel allemachtig, bromde Blaney. Dat ls al de
derde ln mijn wijk deze week. Maar nu zal ik hem
eens!
De agent haastte zich naar de polltle-telefoon en de
burger die snel naar no. 10 was teruggeloopen, bevond
zich enkele minuten later ln gezelschap van den sur-
vellleerenden, agent en twee collega's. Deze laatste wer
den elk aan een zijde van perceel no. 10 geposteerd, ter
wijl twee anderen direct naar de achterzijde van het
huis waren gegaan.
Hij ls niet weggegaan langs den voorkant, fluisterde
de man ln avondtolllet, of hij moet ongeloofeiyk han
dig zijn. Ik heb de tralies zoo gezet, dat ik zien kon of
hij ze aangeraakt heeft en dat is niet gebeurd.
Agent Blaney kroop na een korte Inspectie door de
gebroken tralies, gevolgd door den burger.
Terug! commandeerde de agent barsch.
Ik denk er niet aan, lk moet die vertoonlQg zien,
antwoordde de burger brutaal 't Is misschien een zo
meravondgrap, en lk heb zoo'n kans niet dikwijls.
Het was geen tijd o/ plaats voor krakeel, zoodat de
agent maar toegaf. Vlak achter elkaar tastten ze voor
zichtig hun weg door de donkere hall en langs do eer
ste trap, niet zonder gevaar om blindelings in een val
te loopen en vanuit de duisternis op een. revolverkogel
te worden onthaald.
Toen ze zonder ongelukken op de eerste étage waren
beland, bleven ze verrast sttllstaan. De breede trap die
naar de tweede étage leidde, waa vaag verlicht door het
schijnsel dat door de op een kier staande deur van een
verlichte kamer viel. In die kamer liep iemand blijk
baar ten zeerste op zijn gemak heen en weer en deze
man neuriede met een prettig stemgeluid. De heer ln
avondtoilet trok zenuwachtig aan zijn snorlooze lip.
In zijn verbazing deed de agent een stap achteruit en
viel geluidloos neer in een gamakkelljken stoel die daar
wel voor dit doel door een geheimzinnige hand neerge
zet scheen.
Het neuriën hield op. De deur boven ging nu geheel
open. Een man ln zijn overhemd, die rustig bezig was
zijn boord af te doen, kwam uit de kamer en verscheen
boven aan de trap.
Hij was iemand van middelbare grootte en leeftijd, met
een welvarend voorkomen.
De oogen die naar de donkere trap keken waren on
verschrokken en rustig.
Ben jij daar, Wal ter? riep hij uit. Wat voer je
daar uit? Heb lk je niet gezegd
Terwijl bij deze woorden uitte, had hij een schakelaar
van het electrlsch licht omgedraaid en de man ln het
overhemd zag voor zij nverbaaade blikken op het hel
der verlichte portaal een agent in uniform en een zwie-
Jonge, als haar bruidschat even vet is als zij
zelf, den feliciteer Lk je bij voorbaat.
(Moustique, Charleroi).
rlg burger in avondcostuum.
- Wat voor den duivel beteekent dit? vroeg de man
boven aan de trap. toen hij van zijn verbazing bekomen
waa.
De vroolijke burger ging eenlge treden naar boven,
schroomvallig gevolgd door den minder dapperen agent
Zonder te wachten tot de laatste een plan de champagne
had gemaakt, sprak de burger ln avondtoilet:
- Kwam U misschien binnen door het raam aan de
straat? Sleutel Verloren of zoo Iets?
Neen, wat bedoel je? Ik ben al twee uur thuis.
Dan ls er een Inbreker ln huisl Zag hem binnen
gaan door het benedenraam. Het huls ls omsingeld door
de politie. Moet zich verborgen hebben toen hij U be
merkte.
Goeie hemel, hijgde de half gekleedde man en liep
naar de slaapkamer. Even mijn revolver halen, zei hij.
Hij was in een oogenbllk met een automatisch pistool
van groot kaliber.
Zoo, daarom is mijn knecht zoo laat. De vent moet
hem naar buiten gelokt hebben. Ik heb zitten lezen ln
de bibliotheek sinds Ik thuis ben. Hij moet binnengeko
men zijn, Juist toen ik naar bed wilde gaan. Waar kan
hij ln 'a hemelsnaam zitten!
Intusschen had agent Blaney zijn tegenwoordigheid
van geest teruggekregen en was de overleggende nuch
terheid In persoon. Hij waa gereed voor een spannende
vervolging en onverwachten strijd, maar hij voelde zich
toch angstig bekend bij de gedachte naar beneden te
moeten en misschien in de armen van den inbreker te
loopen, die wist dat sohleten zijn eenige kans was om
te ontsnappen. De tegenpartij was sterk in het voordeel.
Blaney knipte het licht uit als eerste voorzorg om niet
als schietschijf te dienen.
U heeren blijft hier staan, commandeerde hij barsch,
met een stem die weinig ln overeenstemming waa met
zijn Innerlijke gevoelens. Als we allemaal gaan rond-
loopen, schieten we op elkaar. Ik zal mijn onderzoek
boven beginnen en zoo doorgaan tot onder toe. Als hij
probeeren wil te ontsnappen, laat hem zijn gang gaan.
De jongens buiten krijgen hem dan wel.
521. Uit de keukenkast pakte moeder
een heel klein kopje en zette dat voor Wi-
dewik neer.
Zoo, ineneer Widewik, «ei ze. Dat ls
Je bedje.
De heele familie schaterde van pret.
Zoo'n klein kopje, daar kon zelfs Widewik
niet in. Lachend keek de dwerg moeder
aan.
Nou denk Je, dat je me gefopt hebt,
nietwaar vrouw Konijn? vroeg hij.
522. Widewik nam zijn staf, die voor
hem op den grond lag op'en tikte zichzelf
even op den schouder en weer wa9 het een
verrassing wat er gebeurde: Widewik
werd zoo klein, dat ie gemakkelijk in het
kopje kon. In korten tijd was toen zijn
bedje gespreid: Moeders speldekussen-
tje diende als hoofdkussep, een opgevou
wen zakdoekje-als deken.
523. Dat was een avontuur, dat heel ge
vaarlijk had kunnen afloopen! Vader ont
waakte den anderen morgen. Hij had
slecht geslapen, erg gedroomd en was nog
wat doezelig in zijn hoofd. Slaperig zette
hij water op voor de thee en toen 't kook
te goot hij het in den theepot
-— Ba, ba, wat heb ik slecht geslapen,
bromde hij.
524. Vader stommelde wat rond en
kleedde eich verder aan.
Nu, maar eerst een kopje thee, «ei
hij in zichzelf. Daar kikkeren we weer
van op.
Nog slaapdronken, nam hij het eerste
kopje, dat hij zag, van de taftfl. Dat kopje
stond er zóó, dat hij 't wel moest pakken.
Hij greep de theepot en wilde inschen
ken, toen
525. Als een veer schoot Widewik uit het
kopje omhoog! Juist dét kopje had vader
gepakt. Met beide armen in de hoogte,
riep het dwergje zoo hard hij kon: „Halt,
vaderl Niet Inschenken alsjeblieft! Haltl
Je hebt mijn heele bod te pakken, zie je
dat niet?"
526. Dat vader toen opeens heelemaal
wakker was, begrijp jel Hij schrok zóó erg
van den kleinen Widewik, dat hij de thee
pot en het kopje op de tafel liet vallen.
Hot dwergje kon er nog net precies uit
springen en dat was maar goed ook, want
de kokende thee spatte overall
527. Het ongeval was gelukkig nog goed
afgeloopen, maar een heel klein spatje
van de thee was toch nog op Widewik's
voet terecht gekomen. Moeder, die op al
het lawaai afgekomen was, haalde vlug
verbandlinnen en een oogenblik later
stapte de dwerg met een verbonden voet
op de tafeL
Wat zonde van mijn mooie theepot,
zuchtte vrouw Konijn.
'tKomt in orde, moeder, lachte
Widewik en voorzichtig tikte hij met zijn
staf tegen de stukken en.... klaar was 'etl
Of moeder ook blij was!
528. De dag verliep rustig. Vader en moe
der waren aan 't werk en de kinderen
naar school. Widewik kuierde wat in zijü
eentje door het konijnendorp. Gezellig
aten ze 's avonds met elkaar en toen dat
afgeloopen was en vader een versche pijp
gestopt had, zei hij:
En wou je ons nu verder vertellen,
Widewik?
Natuurlijk, lachte de dwerg. Als ik
maar even mijn stoel terug krijg.
Moeder zette het lucifersdoosje weer op
tafel en de kleine man ging er op zitten-