Walvischvangst voorheen en thans. Lang wachten. Hij was geen boertje. voor Oud-Hollandsch grafschrift voor een ongelijk paar. WETENSWAARDIGHEDEN. een eind uit dj» nk «tak. HJJ Zaaide bet er behoed zaam uit en ging er mee naar zijn kamer om het daar te lezen. Het was een brief van de moeder van den page, een weduwe, en zij bedankte haar zoon voor het regelmatig zenden van zijn salaris, dat zij gebruikte voor de opvoeding van haar twee andere, nog Jonge kinderen. Frederik de Groote nam nu een rol goud uit zijn se cretaire, wikkelde die in den brief en stopte het geheel weer voorzichtig In den zak van den page, die nog al tijd sliep. Daarna ging hij weer naar zijn kamer terug en schel de opnieuw, ditmaal echter zóó hard, dat de arme jongen plotseling wakker schrok en met een ontdaan gezicht bij zijn meester binnenkwam. Je hebt wel lang op je laten wachten! zei de koning op een toon, alsof hij heel boos was. Sire, vergeef het mij! haastte de page zich te zeg gen. Ik geloof, dat ik een oogenblik ingeslapen was en... Plotseling hield hij op met spreken, tastte in zijn zak, die hem op eens ongewoon zwaar voorkwam, haalde er een rol goud uit en werd zoo wit als een doek. Wat heb je? vroeg Frederik de Groote, die deed, alsof hij hoogst verbaasd was. O slre! antwoordde de page nu op fluisterenden toon. Iemand heeft mij etelllg in het verderf willen storten en mij in uw oogen voor een dief laten door gaan. Ik vind daar in mijn zak iets van waarde, dat er niet in hoort en mijn eigendom niet is. Wees gerust, beste Jongen, zei de vorst nu vroolijk. Weet je dan niet, dat het fortuin altijd in den slaap tot ons komt? Die rol goud is werkelijk de jouwe. Stuur haar aan Je moeder, dis lk geluk wensch met het bezit van zoo'n goeden zoon en zeg haar tevens, dat ik vanaf dezen dag een pensioen pp haar naam vaststellen eh voor de toekomst van haar Kwidêren Zorgètl zal. BAAS BOVEN BAAS. ÏBmUttiM, SydneyJ Toen m*n vader burgemeester werd stond ar drie kolom over hem in de krant Toen mijn vader failliet ging, stond er wei i over bem in de krantl Toen Labouchère nog attaché was aan de Britsche legatie te Washington kwam op een morgen een be zoeker en vroeg hem op vierkanten toon den minister te spreken. Die is hier niet zei Labouchère. Dat doet er niet toe, zei de ander, terwijl hij een stoel nam, dan zal ik wachten tot hij terugkomt Na meer dan een uur gewacht te hebben, sprong hij woedend op en den attaché zijn horloge voorhoudend, riep hij: Ik kan hier niet altijd wachten. Wanneer komt hij dan eindelijk terug? Ik denk binnen een week of zes, luidde het kalme antwoord, hij is gister naar Canada vertrokken. In het jaar 1814, toen de legers der verbonden mo gendheden in Parijs lagen, placht de keizer van Rus land, die in het palels Talleyrand verblijf hield, lederen dag in het strengst incognito een wandeling door den tuin Tullerleën en het Palels Royal te maken. Op zekeren dag ontmoette Z. M. zijn hooge bond- genooten, die zich bij hem aansloten. Toen de drie souverelnen in de Rue St. Florentln kwamen, naderde hun een man uit de provincie, die, waarschijnlijk in de wereldstad onbekend, verdwaald was. Mijne heeren, aldus sprak hij hun aan, kunt ge mij ook zeggen, waar de Tullerleën zijn? Ja, antwoordde Alexander, volg ons maar; wij gaan er heen. De man dankte en het gesprek werd voortgezet IWeldra kwamen ze aan het paleis en daar hun we gen zich scheidden, nam men afscheid van elkander. Nog Iets, sprak tenslotte de provlnoiaal, het zou mij zoer aangenaam zijn de namen van de heeren te mogen vernemen, die zoo vriendelijk voor mij waren. ET POUR CAUSEI (Weekly Telegraph, Sheffield.) GESPANNEN AANDACHT, (Wakrt lacob, Berlijn.) Oud-strijderEn zoo heb Ik daar 24 uur lang bedolven gelegen. Luisteraar: En leefde u nog, toen ze u vonden? Gij hebt zeker al eens van mij gehoord, gaf Alexander ten antwoord, ik ben de keizer van Rus land. Die la mooi! riep de Caeoogner uit Ben keizer! En u, mijnheer? Ook ik ben u waarschijnlijk niet onbekend; lk ben de koning van Pruisen. Al mooier en mooier! En wie Is u? vroeg hij den derden Ik ben de keizer van Oostenrijk. Dan ben lk in hoog gezelschap geweest lachte de provinciaal, die natuurlijk dacht dat men hem in het ootje nam. Dooh Alexander voegde hem nu toe: Gij zult ook ons wel willen zeggen, met wlen we de eer hebben te spreken? Met genoegen, antwoordde onze vriend, ln zijn volle lengte zich oprichtende, lk ben niets minder, lk ben de keizer van China! Jullie dachten zeker dat Je met een boertje te doen had! Wat ilj" jonge mannen loch wispelturig I Totdat jij kwam, heeft die, daar achter, voortdurend tegen me geglimlacht. HIJ had ten afspraak m* mg, om ma hkr ti ooÉmocten. IN DEZEN MODERNEN TIJD— In dezen modernen tijd dient de man op de hoog te te zijn met diverse huiselijke bezigheden. Daarom hebben wij ons tot een expert-huisman gewend, die zoo vriendelijk was, ons de volgende belangwekken de „nuttige wenken" voor onze mannelijke lezers te verstrekken: Sokken stoppen. Maak de sok leeg, door uw voet er uit te halen, en trek hem óver Uw gesloten vuist. Indien al uw knokkels door den zool van den sok ko men, is Ihet gat te groot om te stoppen. Is het een middelmatig gat, smeer er dan kitlijm omheen, plak er een reparatie-flapje van uw fietsband op en rol het glad met een deegrol. Er zal dan geen spoor van het leelijke gat meer te zien zijn, als U den sok aan heeft. Borden wasschen. Leg alle vuile borden in Uw grasperkje en zet er den tuinslang op. Vooral goed op de vuile plaatsen van de borden spuiten. Trek dan overschoenen aan, zoek de schoone borden bij elkaar en gooi de scherven in den tuin van Uw buurman. Bed opmaken. Trek alle lajkens en dekens er af en beuk de matras flink. Niet bang wezen, hij slaat toch niet terug. Ook de kussens aldus ranselen, doch zoo hard, dat de veeren er uit vliegen. Leg de lakens en dekens één voor één terug en stop ze zorgvuldig in. Als het dan avond is, ga dan op den divan sla pen. Wéé mm V nMf De oude, rijke dame, bezocht het tehuis voor geee- teekranken, waaraan «ij een groote «om gelda geschon ken had. In den tuin vond zij een jongeman, die lui ln een hangmat lag te slapen. „Waarom werk je niet, net als de anderen?", vroeg zij, terwijl zij hem wakker maakte. „Ik ben gek", was het antwoord. „Zoo, nu, maar gekke menschen kunnen wel ken!", «el de dame, terwijl ze op eenige hard werke* de mannen ln de nabijheid wees. „Kan wel zijn", was het antwoord," „Maar «66 ben lk niet!" HOE DB ZEEMONSTERS WORDEN GEVANGEN, VROEGER EN NU. Een overzicht van de beteekenis der walvischvangst. Kapitein, vaar als u blieft den andere» tan uit; ik ken dien wind in m'n rug niet hebben I {Qtmüüickt Sachu), Hier leid een man en vrouw, Om hem draagt leder rouw. Hij was een reedlljk mensch, hij was een mensch naar wensch. Sij een tweevoetig verken, in woorden en ln werken. Hij was een geest der geesten, zij was een beest der beesten. Haar naam zou hier wel nevens gaan, maar die was niet waard om nevens zijn' te staan. Is het bekend: dat een stemvork, die men in een luchtledige ruimte laat trillen, geen geluid zal geven? dat dit zoo is, omdat geluid niets anders is df n de Indruk van luchttrillingen op het oor? dat er begin van dit Jaar over de heele wereld verspreid: 1.944.303 motorfietsen waren? det men beweert, dat insecten al 50.000.000 Jaren op da wereld zijn en menschel ij ke wezens pee 500.000 Jaar? I In de „Maasbode" treffen we de volgende interessante beschrijving aan over de walvischvangst voorheen en thans van de hand van Dr. Felix Rutten. In deze beschrijving wordt een overzicht gegeven van de beteekenis der walvischvangst en de wijze waarop de zeemonsters vroeger werden gevangen en hoe ze nu door de walviachvaarder» worden buitge maakt Overal ln de verschillende grootere en kleinere zoö- loglaohe musea, aldus dr. Rutten, vindt men walvisch- skeletten of beduidende onderdeelen daarvan, om be langhebbenden een inzicht te geven ln het leven en wezen dezer groote zeemonsters, die onze verbeelding stof gaven, toen we kinderen waren, en die inderdaad tot het meest vreemdsoortige behooren, dat een duis tere wijkplaats vindt ln de onmetelijke zee. Noorwegen heeft in de kleinere musea der stadjes Töndsberg en Sandefjord getracht ook tevens iets in beeld te brengen van de wijze, waarop deze gedrochten gevangen worden. Want zooals alles heeft ook de wal vischvangst haar gesohiedenls. Het meeat volledige is wel het Natuurhistorisch Rijks museum te Stockholm. Geen ander in Europa bezit zulk een uitgebreide verzameling; geen ander ook heeft de zóóveel verschillende skeletten zoo overzichtelijk en zorgvol opgesteld. Niet alleen dat er de belde groote groepen vertegenwoordigd zijn, waarin de walvlsch wordt ingedeeld; maar van die verschillende soorten zijn er vertegenwoordigers zoowel uit de noordelijke als uit de zuidelijke zeeën. En dan is er als merkwaardig heid nog een exemplaar aan toegevoegd van de z.g. Kalifornische grauw-walvisch, die van de kusten van Korea hierheen werd gevoerd. Een der mannen, die zich voor het Zweedsch museum al bijzonder verdienstelijk gemaakt hebben, is kapitein C. A. Larsen, een Noor; het was dan ook niet te ver wonderen dat juist een der laatste nummers van het Noorsche vakblad der walvischvangers, Juli 1928, er de landgenooten opmerkzaam op maakte, dat het in hun macht ligt, de Noorsche verzamelingen beduidend aan te vullen. De walvischvangst is vooral voor Noorwegen van groote beteekenis, en wel sinds 1888, toen Svend Foyn, van Tönsberg, na vier jaar van vergeefsch zoeken, eindelijk de verrassende ontdekking deed van den gra naatharpoen waardoor er een volslagen verandering kwam In de vangst-methode. Want tot dan toe had men den walvlsch, gevangen met lans of handharpoen en van de oudste tijden is er Jacht op gemaakt: zelfs de Edda gewaagt hiervan. De Eskimo's op de Noordkust van Amerika gaan nog op dezelfde primitieve wijze to werk. Maar de oude Vikingen trokken er niet op uit om walvlsch op te sporen: zij doodden de dieren alleen bij gelegenheid, wanneer ze toevallig aan land spoelden. Eigenlijke walvischvangst werd echter waarschijnlijk al voor de tiende eeuw uitgeoefend op do kusten van den Atlantlschen Oceaan. Van Normandië en van Vlaanderen uit trokken ze in de elfde eeuw erop los; in de twaalfde eeuw was de walvischvangst voor de Blskayers een winstvol bedrijf. De koene jagers na derden het geweldige zeemonster met kleine bootjes, waaruit zij hun harpoenen wierpen met de hand; en met lansen werden de dieren afgemaak. In de zestiende eeuw werd er jacht gemaakt op walvlsch in een groot gedeelte van den Atlantlschen Oceaan, op de kusten van IJsland, Groenland en New- foundland. De IJslanders waren nu zelf ook walvisch vangers geworden. Van 1608 tot 1620 werd er levendig Jacht gemaakt op deze dieren bij Spitsbergen, door Engelschen, Hollan ders en Vlamingen, Denen en Biskayers; later daag den ook Duitschera op. De Biskayers hadden hierbij de leiding. Een herinnering aan deze walvischtochten vormt het plaatsje Smeerenberg op Spitsbergen, waar groote faktorijen werden opgezet door onze langenoo- ten, tot er zich een heusch stadje omheen groepeerde. Namen als de Smeerenberg-fjord, Barentsburg, Amster- dam-oya wijzen op dezelfde verre herinneringen. In Holland was in 1614 de Nordiske Kompagni op gericht; in 1620 kwam er eveneens een Deensche „de Groenlandsche", tot stand. Deze werden door den Staat gesteund, hadden privilegies, enz. Want het ging bij deze vangsttochten lang niet vreedzaam toe. Het kwam er tot geweldige ruzies over het mijn en dijn, zoodat de regeeringen der betreffende landen daar óók bij be trokken werden. In 1617 kwamen er oorlogsschepen bij te pas. Men vond een vreedzame oplossing door het verdeelen der zeeën en een Juiste omschrijving van het vangstrecht voor de verschillende landen. Dat het intusschen een belangrijk bedrijf geworden was, blijkt uit het feit dat er in 1697 in een der fjorden van Spits bergen op één dag een vloot lag van 198 booten die een ongeveer 2000 walvisschen gevangen hadden. Deze oude walvlsohvangst bereikte haar hoogtepunt ln het laatBte deel der 17de en de eerste helft der 18de eeuw. De Hollanders sleepten er den grootsten buit weg. Van 1669 tot 1778 werden er 14167 Hollandsche expe dities uitgezonden, die 57590 walvisschen harpoenden. Dat vertegenwoordigde een waarde van 186 mlllloen florijnen aan olie. Hamburg zond een 2800 schepen uit tusschen de Jaren 1670 en 1710, die een 1000 walvis schen doodden. Later werden nieuwe walvlschvelden gevonden ten Westen van Spitsbergen, ln de Davisstraat en de Baf- finsbocht Ook daarheen togen de Hollanders der 18de eeuw met 8161 expedities van 1719 tot 1778, die een bult maakten van bij ,de 7000 dieren. De Napoleontische tijd maakte ëen einde aan deze tochten voor de Hollanders en Duitschera. Had men tot nog toe meestal beproefd, den walvlsch in een bocht te drijven, om hem bij de kust, waar hij dan gewoonlijk strandde, verder onschadelijk te maken ln het begin der 18de eeuw ging men de dieren ook opzoeken ln volle zee. Zij wei-den dan naar de zijde van het moederschip gesleept, waarin de waardevolle deelen van den bult geborgen werden en opbewaard tot nadere bewerking thuis. In 1730 werd er een soort kanon uitgevonden, waarmee de harpoen geslingerd werd; maar dit schiettuig was vóór 1772 toch niet al gemeen gebruikelijk. De vangstmethode bleef ln groote trekken dezelfde als voorheen; alleen werden telkens weer nieuwe zeeën bevaren, de Stille Zee, de Indische Zee. Van de 800 walvischbooten, waaruit in 1840 de wereldvloot bestond, waren er 600 Amerikaanache. Er zijn heel wat soorten van walvisschen, groote en kleine eoorten. Tot nog toe had men er twee vooral met rust gelaten, n.1. de blauwwalviBch en de vinwal- vlach, die tot de grootste en gevaarlijkste behooren. Het was een onmogelijkheid om deze te naderen met de gebruikelijke kleine bootjes. Maar nu vond Sveyd Foyn in 1863 zijn „kanon" uit, en daarmede begon ook de jaoht op deze zoolang geschuwd* monsters. Dit ka non, met een loop van T.0 tot 8 centimeter middellijn en en#eveaz UI e.. lang, zendt een harpoen ren 115 cU. lengte uit, voorzien van een granaat gevuld met sprlu stof. Aan den harpoen is een lijn bevestigd, die bij! schot vóór het kanon ligt opgerold dit zelf ls n alle kanten beweegbaar en wordt gericht volgens aanwijzingen van den hoofdman bij de vangst, d(. speurder, die In een ton verscholen, zijn plaats heeül boven in den mast van het schip. Dit vaartuig zelf kaal j nu een lengte hebben van over de honderd voet, met machines van 350 tot 600 paardekrachten, en een bs manning van 200 koppen. Genoemde diersoorten die vooral tegenwoordig g* vangen worden, bieden nog deze moeilijkheid, dat h gewoonlijk zinken, wanneer ze gedood rijn. Dan moetsn ze volgepompt worden met lucht, om ze weer boven te halen en te doen drijven. En zoo werden ze dan naar land gesleept, waar de bereiding geschiedde ia vaete „kokerijen" langs de kust. Dit was de methode tot den laatsten tijd; maar zoo ls het nu op 't oogen blik ook al niet meer. Sinds Foyn's uitvinding leefde de walvischvangst in Noorwegen geweldig op. In 1888 waren er negentien genootschappen, die 85 booten ter vangst hadden op de kust van het Noordelijke Noorwegen. Maar nu kwam er hevig verzet van de zijde der vlsaeherabevolking, dia beweerde, dat de walvlsch uitgeroeid zou worden j door den walvisoh wordt de visoh nu Juist ln groót« I aoholen naar de kust gejaagd en ln de fjorden gedrevon. En zoo werd er ln 1904 voor 't laatst op de Noorsch» kust op walvlsch gejaagd. Een wet van 1903 had hieraan een einde gemaakt. Van 1868 tot 1904 waren er hier 17745 dieren bult ge maakt, de meeste ln 't Jaar 1885, toen er 1287 walvis schen door de Noren waren gevangen. Intusschen wa- j ren zij ook de vangst begonnen op IJsland en bij de Faroer-eilanden en hadden zij zelfs den weg gevonden naar de kusfc van Japan en New-Foundland. Maar hier 'begon nu weldra het eigen volk ook aan die ultgestoo- j ten werden: waardoor de Noren weer uitgestoten wer- den: Maar nog geschiedt er het bedrijf hoofdzakelijk met Noorsche schepen en met Noorsch materiaal. Toen de wet van 1903 de Noorsche walvlschvongeri naar elders verdreef, vonden deze de kusten weerom van Spitsbergen, maar niet voor lang. Een heel nieuw walvisohveld werd het zeegebied om de Zuidpool heen. F#n hier ging men voor goed de methode toepassen van de drijvende „kokerij". Want toen Engeland concessie'* eisebte voor de op te richten faktorijen op zijn bezittin- gen, kwam vanzelf de gedachte op bij de vaarders, om deze heffingen te ontgaan 'door de olie niet meer te be reiden op het kunstland, maar ze op zee zelf, op het eigen schip. En hiervoor werd nu een heel nieuw model j schip gebouwd, met een groot vierkant gat in den ach- I tersteven, bereikbaar langs een glijdend, hellend vlak: en daarlangs wordt de gevangen walvlsch op het schip gesleept, dat op zijn aohterdek ruimte genoeg biedt voor de bereiding. Het heele dier wordt ln bruikbare sub stantie omgezet, voornamelijk In guano en olie, en deze laatste wordt gekookt uit de enorme speklagen, dl© den rug van den walvlsch bedekken. De wereld-opbrengst van den walvlsch steeg van 1906 tot 1913 van 75.000 vat tot 775.000. De oorlogsjaren drukten daarna de opbrengst zeer naar beneden, maar na den vrede steeg deze dan ook weer geweldig tn bereikte in 1925 een totaal van 1070.700 vat. Bij Zuld-Georgia en Zuid-Shetland bleek al ras een ontzaglijk aantal walvisschen aanwezig. De vangst over trof hier a) £et tot nog toe bereikte, en overtrof alle verwachtingen tevens. De vijftien Noorsche booten, die tusschen 1915 en 1916 bij Zuid-Shetland de zee afzochten, brachten elk een gemiddelde som van 155 dieren thulx Dit zou dus over het totaal aantal schepen, die jaoht maakten, 29 in het geheel, een buit vertegenwoor digen van 45000 walvisschen. Bij Zuld-Georgia kwamen de acht Noorsche booten elk met ongeveer 344 stuks terug, wat voor de 25, die er in het geheel waren, een som maakt van 8000 ln totaal. Maar ln 1905 begonnen eveneens Noorsche maatschap pijen de vangst op de kusten van Zuid-Amerika, van Afrika, Australië, Mexico, Aiaska en andere streken, ofschoon niet al deze ondernemingen met gelijk succes bekroond werden. In 1912, den ,6den Maart werd de „Vereen! ging der Noorsche Walvischvangers" gesticht, met het doel om door onderlinge samenwerking het afzetgebied te ver- grooten en de markt te verbeteren, terwijl toen ook het maandblad Norsk Hvalfangst-Tldende" werd opgericht Vooral sinds 1906, het jaar, dat de Noren ook voor het eerst naar de zuidelijke Poolzeeën stevenden, is de walvlsohvangst en de opbrengst zijner producten van groote en steeds stijgende beteekenis geworden voor dit land. Wat de walvischvangst voor Noorwegen beteekent, zal men pas dan geheel begrijpen, wanneer men de op brengsten van olie, door de Noren geproduceerd, verge lijkt met de cijfers der wereldproductie. In 1919 b.v. was de wereldproductie 360.000, de Noor sche productie 163.750 vaten; in 1920 waren de cijfers resp. 480.000 en 212.000 in 1921 500.000 en 281.400 1925 bracht verhouding: 1.70.700 en 581.000. Maar ook nog in een ander opzicht ls de walvisch vangst voor Noorwegen van groote economische betee kenis. Voor het jaar 1927 werd het totaal der groots vangstbooten van de heele wereld geschat op 271. Van dit aantal, schepen wae 78.5 pet. gebouwd op Noorscho werven. Van de booten, die vóór 1920 gebouwd waren, was 81 pet van Noorsche afkomst, en van de nieuwere, na 1920 gebouwd, waa 74 pot door Noorwegen afgele verd. Intusschen gaat met de ontwikkeling van de walvisch vangst als zoodanig het wetenschappelijk onderzoek van den aard der geweldige zeebewoners hand aan hand, en wacht men met spanning op de resultaten die ver vacht worden van de door Engeland uitgezonden „Dis- covery"-expeditie. Er is nog een heele rij van vragen, die op beantwoording wachten, en Engeland heeft het verlangen uitgedrukt om by het onderzoek nzar allerlei belangwekkends wat den walvlsch betreft, met Noor wegen saam te werken. Daar Is o.a. het vraagstuk van het verschil in lengte bij de dieren, al naar ze ln de Zuidelijke of I foordelljke wateren voorkomen. In de Zuidelijke Poolzeu werden duizenden van dieren gemeten; in de Noordelijke wa teren werd daarvan minder werk gemaakt tot nog toe. Maar uit de beschikbare gegevens kwam men tot het volgonde inzicht voor wat den vinwalvisoh betreft, dat, deze in het Noorden altijd kleiner is dan ln de wate ren van de Zuidpool. Het gemiddelde der lengte van een mannetjes dier ls in het Noorden 54.75 voet, van een wijfje 81.45 voet, zoodat men besluiten mag tot een alge meen getal van 60 voet. In de Zuidzeeën bereiken de mannetjes een gemiddelde van 64.97, de wijfjes een ge middelde van 66.82. Hieruit heeft men gemeend, te mo gen besluiten tot dé opvatting, dat het verschillends stammen zijn, die de beide streken bevolken. Ook ia het opmerkelijk, dat in belde deelen der aarde veel meer mannetjesdieren dan wijfjes gevangen worden. Maar dan heeft men zich al met angst do vraag ge steld, en zij gaf aanleiding tot de samenkomst to Parijs in 1927, opgeroepen door het „Comité international pour la proteotion de la Balelne": of de walvlsch eerlang niet gaheal uitgeroeid cal worden? Gelukkig de wetenschap, wanneer dj weet aan te toonen, dat dit niet het geval ad «ön.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 18