Walvischvangst voorheen en thans.
Lang wachten.
Hij was geen boertje.
voor
Oud-Hollandsch grafschrift voor een
ongelijk paar.
WETENSWAARDIGHEDEN.
een eind uit dj» nk «tak. HJJ Zaaide bet er behoed
zaam uit en ging er mee naar zijn kamer om het daar
te lezen. Het was een brief van de moeder van den
page, een weduwe, en zij bedankte haar zoon voor het
regelmatig zenden van zijn salaris, dat zij gebruikte
voor de opvoeding van haar twee andere, nog Jonge
kinderen.
Frederik de Groote nam nu een rol goud uit zijn se
cretaire, wikkelde die in den brief en stopte het geheel
weer voorzichtig In den zak van den page, die nog al
tijd sliep.
Daarna ging hij weer naar zijn kamer terug en schel
de opnieuw, ditmaal echter zóó hard, dat de arme
jongen plotseling wakker schrok en met een ontdaan
gezicht bij zijn meester binnenkwam.
Je hebt wel lang op je laten wachten! zei de koning
op een toon, alsof hij heel boos was.
Sire, vergeef het mij! haastte de page zich te zeg
gen. Ik geloof, dat ik een oogenblik ingeslapen was en...
Plotseling hield hij op met spreken, tastte in zijn zak,
die hem op eens ongewoon zwaar voorkwam, haalde
er een rol goud uit en werd zoo wit als een doek.
Wat heb je? vroeg Frederik de Groote, die deed,
alsof hij hoogst verbaasd was.
O slre! antwoordde de page nu op fluisterenden
toon. Iemand heeft mij etelllg in het verderf willen
storten en mij in uw oogen voor een dief laten door
gaan. Ik vind daar in mijn zak iets van waarde, dat
er niet in hoort en mijn eigendom niet is.
Wees gerust, beste Jongen, zei de vorst nu vroolijk.
Weet je dan niet, dat het fortuin altijd in den slaap
tot ons komt? Die rol goud is werkelijk de jouwe. Stuur
haar aan Je moeder, dis lk geluk wensch met het bezit
van zoo'n goeden zoon en zeg haar tevens, dat ik vanaf
dezen dag een pensioen pp haar naam vaststellen eh
voor de toekomst van haar Kwidêren Zorgètl zal.
BAAS BOVEN BAAS.
ÏBmUttiM, SydneyJ
Toen m*n vader burgemeester werd stond ar
drie kolom over hem in de krant
Toen mijn vader failliet ging, stond er wei
i over bem in de krantl
Toen Labouchère nog attaché was aan de Britsche
legatie te Washington kwam op een morgen een be
zoeker en vroeg hem op vierkanten toon den minister
te spreken.
Die is hier niet zei Labouchère.
Dat doet er niet toe, zei de ander, terwijl hij een
stoel nam, dan zal ik wachten tot hij terugkomt
Na meer dan een uur gewacht te hebben, sprong hij
woedend op en den attaché zijn horloge voorhoudend,
riep hij:
Ik kan hier niet altijd wachten. Wanneer komt hij
dan eindelijk terug?
Ik denk binnen een week of zes, luidde het kalme
antwoord, hij is gister naar Canada vertrokken.
In het jaar 1814, toen de legers der verbonden mo
gendheden in Parijs lagen, placht de keizer van Rus
land, die in het palels Talleyrand verblijf hield, lederen
dag in het strengst incognito een wandeling door den
tuin Tullerleën en het Palels Royal te maken.
Op zekeren dag ontmoette Z. M. zijn hooge bond-
genooten, die zich bij hem aansloten. Toen de drie
souverelnen in de Rue St. Florentln kwamen, naderde
hun een man uit de provincie, die, waarschijnlijk in de
wereldstad onbekend, verdwaald was.
Mijne heeren, aldus sprak hij hun aan, kunt ge
mij ook zeggen, waar de Tullerleën zijn?
Ja, antwoordde Alexander, volg ons maar; wij
gaan er heen.
De man dankte en het gesprek werd voortgezet
IWeldra kwamen ze aan het paleis en daar hun we
gen zich scheidden, nam men afscheid van elkander.
Nog Iets, sprak tenslotte de provlnoiaal, het zou
mij zoer aangenaam zijn de namen van de heeren te
mogen vernemen, die zoo vriendelijk voor mij waren.
ET POUR CAUSEI
(Weekly Telegraph, Sheffield.)
GESPANNEN AANDACHT,
(Wakrt lacob, Berlijn.)
Oud-strijderEn zoo heb Ik daar 24 uur lang
bedolven gelegen.
Luisteraar: En leefde u nog, toen ze u vonden?
Gij hebt zeker al eens van mij gehoord, gaf
Alexander ten antwoord, ik ben de keizer van Rus
land.
Die la mooi! riep de Caeoogner uit Ben keizer!
En u, mijnheer?
Ook ik ben u waarschijnlijk niet onbekend; lk ben
de koning van Pruisen.
Al mooier en mooier! En wie Is u? vroeg hij den
derden
Ik ben de keizer van Oostenrijk.
Dan ben lk in hoog gezelschap geweest lachte de
provinciaal, die natuurlijk dacht dat men hem in het
ootje nam. Dooh Alexander voegde hem nu toe:
Gij zult ook ons wel willen zeggen, met wlen we
de eer hebben te spreken?
Met genoegen, antwoordde onze vriend, ln zijn volle
lengte zich oprichtende, lk ben niets minder, lk ben
de keizer van China! Jullie dachten zeker dat Je met
een boertje te doen had!
Wat ilj" jonge mannen loch wispelturig I
Totdat jij kwam, heeft die, daar achter, voortdurend
tegen me geglimlacht.
HIJ had ten afspraak m* mg, om ma hkr ti
ooÉmocten.
IN DEZEN MODERNEN TIJD—
In dezen modernen tijd dient de man op de hoog
te te zijn met diverse huiselijke bezigheden. Daarom
hebben wij ons tot een expert-huisman gewend, die
zoo vriendelijk was, ons de volgende belangwekken
de „nuttige wenken" voor onze mannelijke lezers te
verstrekken:
Sokken stoppen. Maak de sok leeg, door uw voet
er uit te halen, en trek hem óver Uw gesloten vuist.
Indien al uw knokkels door den zool van den sok ko
men, is Ihet gat te groot om te stoppen. Is het een
middelmatig gat, smeer er dan kitlijm omheen, plak
er een reparatie-flapje van uw fietsband op en rol het
glad met een deegrol. Er zal dan geen spoor van het
leelijke gat meer te zien zijn, als U den sok aan
heeft.
Borden wasschen. Leg alle vuile borden in Uw
grasperkje en zet er den tuinslang op. Vooral goed
op de vuile plaatsen van de borden spuiten. Trek
dan overschoenen aan, zoek de schoone borden bij
elkaar en gooi de scherven in den tuin van Uw
buurman.
Bed opmaken. Trek alle lajkens en dekens er af
en beuk de matras flink. Niet bang wezen, hij slaat
toch niet terug. Ook de kussens aldus ranselen, doch
zoo hard, dat de veeren er uit vliegen. Leg de lakens
en dekens één voor één terug en stop ze zorgvuldig
in. Als het dan avond is, ga dan op den divan sla
pen.
Wéé mm V nMf
De oude, rijke dame, bezocht het tehuis voor geee-
teekranken, waaraan «ij een groote «om gelda geschon
ken had. In den tuin vond zij een jongeman, die lui
ln een hangmat lag te slapen.
„Waarom werk je niet, net als de anderen?", vroeg
zij, terwijl zij hem wakker maakte.
„Ik ben gek", was het antwoord.
„Zoo, nu, maar gekke menschen kunnen wel
ken!", «el de dame, terwijl ze op eenige hard werke*
de mannen ln de nabijheid wees.
„Kan wel zijn", was het antwoord," „Maar «66
ben lk niet!"
HOE DB ZEEMONSTERS WORDEN GEVANGEN,
VROEGER EN NU.
Een overzicht van de beteekenis der walvischvangst.
Kapitein, vaar als u blieft den andere» tan
uit; ik ken dien wind in m'n rug niet hebben I
{Qtmüüickt Sachu),
Hier leid een man en vrouw, Om hem draagt leder rouw.
Hij was een reedlljk mensch, hij was een mensch naar
wensch.
Sij een tweevoetig verken, in woorden en ln werken.
Hij was een geest der geesten, zij was een beest der
beesten.
Haar naam zou hier wel nevens gaan, maar die was
niet waard om nevens zijn' te staan.
Is het bekend:
dat een stemvork, die men in een luchtledige
ruimte laat trillen, geen geluid zal geven?
dat dit zoo is, omdat geluid niets anders is df n de
Indruk van luchttrillingen op het oor?
dat er begin van dit Jaar over de heele wereld
verspreid: 1.944.303 motorfietsen waren?
det men beweert, dat insecten al 50.000.000 Jaren
op da wereld zijn en menschel ij ke wezens pee 500.000
Jaar? I
In de „Maasbode" treffen we de volgende interessante
beschrijving aan over de walvischvangst voorheen en
thans van de hand van Dr. Felix Rutten.
In deze beschrijving wordt een overzicht gegeven
van de beteekenis der walvischvangst en de wijze
waarop de zeemonsters vroeger werden gevangen en
hoe ze nu door de walviachvaarder» worden buitge
maakt
Overal ln de verschillende grootere en kleinere zoö-
loglaohe musea, aldus dr. Rutten, vindt men walvisch-
skeletten of beduidende onderdeelen daarvan, om be
langhebbenden een inzicht te geven ln het leven en
wezen dezer groote zeemonsters, die onze verbeelding
stof gaven, toen we kinderen waren, en die inderdaad
tot het meest vreemdsoortige behooren, dat een duis
tere wijkplaats vindt ln de onmetelijke zee.
Noorwegen heeft in de kleinere musea der stadjes
Töndsberg en Sandefjord getracht ook tevens iets in
beeld te brengen van de wijze, waarop deze gedrochten
gevangen worden. Want zooals alles heeft ook de wal
vischvangst haar gesohiedenls.
Het meeat volledige is wel het Natuurhistorisch Rijks
museum te Stockholm. Geen ander in Europa bezit
zulk een uitgebreide verzameling; geen ander ook heeft
de zóóveel verschillende skeletten zoo overzichtelijk en
zorgvol opgesteld. Niet alleen dat er de belde groote
groepen vertegenwoordigd zijn, waarin de walvlsch
wordt ingedeeld; maar van die verschillende soorten
zijn er vertegenwoordigers zoowel uit de noordelijke als
uit de zuidelijke zeeën. En dan is er als merkwaardig
heid nog een exemplaar aan toegevoegd van de z.g.
Kalifornische grauw-walvisch, die van de kusten van
Korea hierheen werd gevoerd.
Een der mannen, die zich voor het Zweedsch museum
al bijzonder verdienstelijk gemaakt hebben, is kapitein
C. A. Larsen, een Noor; het was dan ook niet te ver
wonderen dat juist een der laatste nummers van het
Noorsche vakblad der walvischvangers, Juli 1928, er
de landgenooten opmerkzaam op maakte, dat het in hun
macht ligt, de Noorsche verzamelingen beduidend aan
te vullen.
De walvischvangst is vooral voor Noorwegen van
groote beteekenis, en wel sinds 1888, toen Svend Foyn,
van Tönsberg, na vier jaar van vergeefsch zoeken,
eindelijk de verrassende ontdekking deed van den gra
naatharpoen waardoor er een volslagen verandering
kwam In de vangst-methode.
Want tot dan toe had men den walvlsch, gevangen
met lans of handharpoen en van de oudste tijden is
er Jacht op gemaakt: zelfs de Edda gewaagt hiervan.
De Eskimo's op de Noordkust van Amerika gaan nog
op dezelfde primitieve wijze to werk. Maar de oude
Vikingen trokken er niet op uit om walvlsch op te
sporen: zij doodden de dieren alleen bij gelegenheid,
wanneer ze toevallig aan land spoelden.
Eigenlijke walvischvangst werd echter waarschijnlijk
al voor de tiende eeuw uitgeoefend op do kusten van
den Atlantlschen Oceaan. Van Normandië en van
Vlaanderen uit trokken ze in de elfde eeuw erop los;
in de twaalfde eeuw was de walvischvangst voor de
Blskayers een winstvol bedrijf. De koene jagers na
derden het geweldige zeemonster met kleine bootjes,
waaruit zij hun harpoenen wierpen met de hand; en
met lansen werden de dieren afgemaak.
In de zestiende eeuw werd er jacht gemaakt op
walvlsch in een groot gedeelte van den Atlantlschen
Oceaan, op de kusten van IJsland, Groenland en New-
foundland. De IJslanders waren nu zelf ook walvisch
vangers geworden.
Van 1608 tot 1620 werd er levendig Jacht gemaakt op
deze dieren bij Spitsbergen, door Engelschen, Hollan
ders en Vlamingen, Denen en Biskayers; later daag
den ook Duitschera op. De Biskayers hadden hierbij de
leiding. Een herinnering aan deze walvischtochten
vormt het plaatsje Smeerenberg op Spitsbergen, waar
groote faktorijen werden opgezet door onze langenoo-
ten, tot er zich een heusch stadje omheen groepeerde.
Namen als de Smeerenberg-fjord, Barentsburg, Amster-
dam-oya wijzen op dezelfde verre herinneringen.
In Holland was in 1614 de Nordiske Kompagni op
gericht; in 1620 kwam er eveneens een Deensche „de
Groenlandsche", tot stand. Deze werden door den Staat
gesteund, hadden privilegies, enz. Want het ging bij
deze vangsttochten lang niet vreedzaam toe. Het kwam
er tot geweldige ruzies over het mijn en dijn, zoodat
de regeeringen der betreffende landen daar óók bij be
trokken werden. In 1617 kwamen er oorlogsschepen bij
te pas. Men vond een vreedzame oplossing door het
verdeelen der zeeën en een Juiste omschrijving van
het vangstrecht voor de verschillende landen. Dat het
intusschen een belangrijk bedrijf geworden was, blijkt
uit het feit dat er in 1697 in een der fjorden van Spits
bergen op één dag een vloot lag van 198 booten die
een ongeveer 2000 walvisschen gevangen hadden.
Deze oude walvlsohvangst bereikte haar hoogtepunt
ln het laatBte deel der 17de en de eerste helft der 18de
eeuw. De Hollanders sleepten er den grootsten buit weg.
Van 1669 tot 1778 werden er 14167 Hollandsche expe
dities uitgezonden, die 57590 walvisschen harpoenden.
Dat vertegenwoordigde een waarde van 186 mlllloen
florijnen aan olie. Hamburg zond een 2800 schepen uit
tusschen de Jaren 1670 en 1710, die een 1000 walvis
schen doodden.
Later werden nieuwe walvlschvelden gevonden ten
Westen van Spitsbergen, ln de Davisstraat en de Baf-
finsbocht Ook daarheen togen de Hollanders der 18de
eeuw met 8161 expedities van 1719 tot 1778, die een
bult maakten van bij ,de 7000 dieren.
De Napoleontische tijd maakte ëen einde aan deze
tochten voor de Hollanders en Duitschera.
Had men tot nog toe meestal beproefd, den walvlsch
in een bocht te drijven, om hem bij de kust, waar hij
dan gewoonlijk strandde, verder onschadelijk te maken
ln het begin der 18de eeuw ging men de dieren ook
opzoeken ln volle zee. Zij wei-den dan naar de zijde
van het moederschip gesleept, waarin de waardevolle
deelen van den bult geborgen werden en opbewaard
tot nadere bewerking thuis. In 1730 werd er een soort
kanon uitgevonden, waarmee de harpoen geslingerd
werd; maar dit schiettuig was vóór 1772 toch niet al
gemeen gebruikelijk.
De vangstmethode bleef ln groote trekken dezelfde
als voorheen; alleen werden telkens weer nieuwe zeeën
bevaren, de Stille Zee, de Indische Zee. Van de 800
walvischbooten, waaruit in 1840 de wereldvloot bestond,
waren er 600 Amerikaanache.
Er zijn heel wat soorten van walvisschen, groote en
kleine eoorten. Tot nog toe had men er twee vooral
met rust gelaten, n.1. de blauwwalviBch en de vinwal-
vlach, die tot de grootste en gevaarlijkste behooren.
Het was een onmogelijkheid om deze te naderen met
de gebruikelijke kleine bootjes. Maar nu vond Sveyd
Foyn in 1863 zijn „kanon" uit, en daarmede begon ook
de jaoht op deze zoolang geschuwd* monsters. Dit ka
non, met een loop van T.0 tot 8 centimeter middellijn en
en#eveaz UI e.. lang, zendt een harpoen ren 115 cU.
lengte uit, voorzien van een granaat gevuld met sprlu
stof. Aan den harpoen is een lijn bevestigd, die bij!
schot vóór het kanon ligt opgerold dit zelf ls n
alle kanten beweegbaar en wordt gericht volgens
aanwijzingen van den hoofdman bij de vangst, d(.
speurder, die In een ton verscholen, zijn plaats heeül
boven in den mast van het schip. Dit vaartuig zelf kaal
j nu een lengte hebben van over de honderd voet, met
machines van 350 tot 600 paardekrachten, en een bs
manning van 200 koppen.
Genoemde diersoorten die vooral tegenwoordig g*
vangen worden, bieden nog deze moeilijkheid, dat h
gewoonlijk zinken, wanneer ze gedood rijn. Dan moetsn
ze volgepompt worden met lucht, om ze weer boven
te halen en te doen drijven. En zoo werden ze dan
naar land gesleept, waar de bereiding geschiedde ia
vaete „kokerijen" langs de kust. Dit was de methode
tot den laatsten tijd; maar zoo ls het nu op 't oogen
blik ook al niet meer.
Sinds Foyn's uitvinding leefde de walvischvangst in
Noorwegen geweldig op. In 1888 waren er negentien
genootschappen, die 85 booten ter vangst hadden op
de kust van het Noordelijke Noorwegen. Maar nu kwam
er hevig verzet van de zijde der vlsaeherabevolking, dia
beweerde, dat de walvlsch uitgeroeid zou worden
j door den walvisoh wordt de visoh nu Juist ln groót«
I aoholen naar de kust gejaagd en ln de fjorden gedrevon.
En zoo werd er ln 1904 voor 't laatst op de Noorsch»
kust op walvlsch gejaagd. Een wet van 1903 had
hieraan een einde gemaakt.
Van 1868 tot 1904 waren er hier 17745 dieren bult ge
maakt, de meeste ln 't Jaar 1885, toen er 1287 walvis
schen door de Noren waren gevangen. Intusschen wa-
j ren zij ook de vangst begonnen op IJsland en bij de
Faroer-eilanden en hadden zij zelfs den weg gevonden
naar de kusfc van Japan en New-Foundland. Maar hier
'begon nu weldra het eigen volk ook aan die ultgestoo-
j ten werden: waardoor de Noren weer uitgestoten wer-
den: Maar nog geschiedt er het bedrijf hoofdzakelijk
met Noorsche schepen en met Noorsch materiaal.
Toen de wet van 1903 de Noorsche walvlschvongeri
naar elders verdreef, vonden deze de kusten weerom
van Spitsbergen, maar niet voor lang. Een heel nieuw
walvisohveld werd het zeegebied om de Zuidpool heen.
F#n hier ging men voor goed de methode toepassen van
de drijvende „kokerij". Want toen Engeland concessie'*
eisebte voor de op te richten faktorijen op zijn bezittin-
gen, kwam vanzelf de gedachte op bij de vaarders, om
deze heffingen te ontgaan 'door de olie niet meer te be
reiden op het kunstland, maar ze op zee zelf, op het
eigen schip. En hiervoor werd nu een heel nieuw model
j schip gebouwd, met een groot vierkant gat in den ach-
I tersteven, bereikbaar langs een glijdend, hellend vlak:
en daarlangs wordt de gevangen walvlsch op het schip
gesleept, dat op zijn aohterdek ruimte genoeg biedt voor
de bereiding. Het heele dier wordt ln bruikbare sub
stantie omgezet, voornamelijk In guano en olie, en deze
laatste wordt gekookt uit de enorme speklagen, dl© den
rug van den walvlsch bedekken.
De wereld-opbrengst van den walvlsch steeg van
1906 tot 1913 van 75.000 vat tot 775.000. De oorlogsjaren
drukten daarna de opbrengst zeer naar beneden, maar
na den vrede steeg deze dan ook weer geweldig tn
bereikte in 1925 een totaal van 1070.700 vat.
Bij Zuld-Georgia en Zuid-Shetland bleek al ras een
ontzaglijk aantal walvisschen aanwezig. De vangst over
trof hier a) £et tot nog toe bereikte, en overtrof alle
verwachtingen tevens. De vijftien Noorsche booten, die
tusschen 1915 en 1916 bij Zuid-Shetland de zee afzochten,
brachten elk een gemiddelde som van 155 dieren thulx
Dit zou dus over het totaal aantal schepen, die
jaoht maakten, 29 in het geheel, een buit vertegenwoor
digen van 45000 walvisschen. Bij Zuld-Georgia kwamen
de acht Noorsche booten elk met ongeveer 344 stuks
terug, wat voor de 25, die er in het geheel waren, een
som maakt van 8000 ln totaal.
Maar ln 1905 begonnen eveneens Noorsche maatschap
pijen de vangst op de kusten van Zuid-Amerika, van
Afrika, Australië, Mexico, Aiaska en andere streken,
ofschoon niet al deze ondernemingen met gelijk succes
bekroond werden.
In 1912, den ,6den Maart werd de „Vereen! ging der
Noorsche Walvischvangers" gesticht, met het doel om
door onderlinge samenwerking het afzetgebied te ver-
grooten en de markt te verbeteren, terwijl toen ook het
maandblad Norsk Hvalfangst-Tldende" werd opgericht
Vooral sinds 1906, het jaar, dat de Noren ook voor
het eerst naar de zuidelijke Poolzeeën stevenden, is de
walvlsohvangst en de opbrengst zijner producten van
groote en steeds stijgende beteekenis geworden voor dit
land.
Wat de walvischvangst voor Noorwegen beteekent,
zal men pas dan geheel begrijpen, wanneer men de op
brengsten van olie, door de Noren geproduceerd, verge
lijkt met de cijfers der wereldproductie.
In 1919 b.v. was de wereldproductie 360.000, de Noor
sche productie 163.750 vaten; in 1920 waren de cijfers
resp. 480.000 en 212.000 in 1921 500.000 en 281.400 1925
bracht verhouding: 1.70.700 en 581.000.
Maar ook nog in een ander opzicht ls de walvisch
vangst voor Noorwegen van groote economische betee
kenis. Voor het jaar 1927 werd het totaal der groots
vangstbooten van de heele wereld geschat op 271. Van
dit aantal, schepen wae 78.5 pet. gebouwd op Noorscho
werven. Van de booten, die vóór 1920 gebouwd waren,
was 81 pet van Noorsche afkomst, en van de nieuwere,
na 1920 gebouwd, waa 74 pot door Noorwegen afgele
verd.
Intusschen gaat met de ontwikkeling van de walvisch
vangst als zoodanig het wetenschappelijk onderzoek
van den aard der geweldige zeebewoners hand aan hand,
en wacht men met spanning op de resultaten die ver
vacht worden van de door Engeland uitgezonden „Dis-
covery"-expeditie. Er is nog een heele rij van vragen,
die op beantwoording wachten, en Engeland heeft het
verlangen uitgedrukt om by het onderzoek nzar allerlei
belangwekkends wat den walvlsch betreft, met Noor
wegen saam te werken.
Daar Is o.a. het vraagstuk van het verschil in lengte
bij de dieren, al naar ze ln de Zuidelijke of I foordelljke
wateren voorkomen. In de Zuidelijke Poolzeu werden
duizenden van dieren gemeten; in de Noordelijke wa
teren werd daarvan minder werk gemaakt tot nog toe.
Maar uit de beschikbare gegevens kwam men tot het
volgonde inzicht voor wat den vinwalvisoh betreft, dat,
deze in het Noorden altijd kleiner is dan ln de wate
ren van de Zuidpool. Het gemiddelde der lengte van
een mannetjes dier ls in het Noorden 54.75 voet, van een
wijfje 81.45 voet, zoodat men besluiten mag tot een alge
meen getal van 60 voet. In de Zuidzeeën bereiken de
mannetjes een gemiddelde van 64.97, de wijfjes een ge
middelde van 66.82. Hieruit heeft men gemeend, te mo
gen besluiten tot dé opvatting, dat het verschillends
stammen zijn, die de beide streken bevolken. Ook ia het
opmerkelijk, dat in belde deelen der aarde veel meer
mannetjesdieren dan wijfjes gevangen worden.
Maar dan heeft men zich al met angst do vraag ge
steld, en zij gaf aanleiding tot de samenkomst to Parijs
in 1927, opgeroepen door het „Comité international pour
la proteotion de la Balelne": of de walvlsch eerlang niet
gaheal uitgeroeid cal worden? Gelukkig de wetenschap,
wanneer dj weet aan te toonen, dat dit niet het geval
ad «ön.