GEESTELIJK LEVEN.
Ontmaskerd.
De Huwelijksloterij
I
wijze van
fa
MB visch utt dea sak tv werpen volgt, maar de rlaeh
komt niet ln de maag van den pelikaan terecht, doch
ln den bek van de «©«meeuw, die er vlug mee weg
vliegt
Zoo laten de pelikanen sich door de zeemeeuwen be
stelen, en zij echijnen er nooit goed weet van te krijgen,
koe zij eteed» weer bedot worden, Dag in dag uit kan
men dat spelletje Mua de kusten van FJorida aan
schouwen.
EEN GLAS KLAAR WATER XNPLAATS VAN
KIRSCH.
Neen Willem, dat weet ik, maar gtf wilt t ver- graven wae. Doch Van Dijk'» vrouw schudde het hoofd,
haasten, antwoordde zijn vrouw meewarig. Neen, zij ligt nog boven, verklaarde zij. U begrijpt,
En waarom niet? vroeg van Dijk op harden toon..; wij dachten, dat gij eenlge argwaan zou hebben voor...
Betalen wij den dokter niet geregeld. Moeten wij Ja, dat begrijp ik, viel de veehandelaar haar ln de
haar geen versterkende middelen geven en klaar staan i rede op loyalen toon. Zeer secuur van U, werkelijk. Ik
als zij niet wel is; daarom, wat kan 't mij schelen? .apprecieer die gedachte. Maar kan Ik haar niet even
Ja, Willem, dat is wel waar. zien, voor zij begraven wordt. Zal ik even naar binnen
Nu dan, waarom hebt gij dan zulk een medelijden? gaan.
Hij viel weer terug ln zijn stoel als een man die een Natuurlijk, mijnheer De Groot. U moet haar «ion.
«waren dag aohter den rug heeft. Toen stond hij op en g*J hebt ook zooveel voor haar gedaan hé?... Ik geloof,
ging door de deur naar de andere kamer. <j*t «ij misschien wel wat lastig voor U is geweest. Och,
Zijn vrouw stond eveneens op en keek hem verwijtendu was zoo'n beetje aan haar gebonden geworden,
aan. Zij was bijna veertig jaar oud en scheen veel leed zeker, dat is wel waar. Maar hier heeft zij ook
te hebben meegemaakt Toch hield zij,van den ruweneen goede behandeling. Ik wist wel, waar ik haar liet.
man, met wien zij gehuwd was. Dank U, mijnheer De Groot Dezen kant op. Ik zal
Willem van Dijk opende de deur zachtjes. [haar U laten zien.
Hij liep naar 't bed, terwijl de vrouw hem op den voet De vrouw opende de deur en plechtig trad het drie-
volgde. De kamer, waarin zij zich bevonden was nogal
goed gemeubileerd en alles zag er zeer zindelijk uit
Over 't bed lag een wit laken, doch niet minder wit
Toen de bekende Martainville nog jong wee, kwam waii b9t selaat, dat onder de dekena lag. en schijnbaar
levenloos was.
't Was een stil, tevreden gelaat, van een oude vrouw,
wie men kan aanzien, dat de dood zijn vleugels reeds
over haar had uitgespreid.
hij eiken dag in ihet koffiehuis van den schouw
burg de la Gaite, op den Boulevard du Tempte, te
Parijs.
Deze letterkundige was een aardig sommetje aan
den kastelein schuldig, want veel verdiende meneer
toen nog niet Martainville was gezocht om zijn
geestigen omgang, om zijn vroolijken, gezelligen
aard. Niemand die hem kende, kwam in het café,
zonder hem wat aan te bieden. Martainville verzocht
't Is bar, hoe lang zij 't uithoudt, mopperde Willem.
Gelijk dezen dag gaat het altijd. Toen wij dien brief
naar De Groot zonden, leek het dat zij nog maar twee
of drie uren te leven had en nu is het reeds een week
geleden en nog zit er leven in haar.
- 't Is Zijn wil, Willem.
- Nimmer zag ik iemand op 't bed, die er zoo ster-
vend uitzag als deze vrouw en toch houdt zij 't vol, ging
dan om een glas kirsch, inaar hij nam deze likeur j Willem maar steeds voort
alleen aan uit de handen van een vertrouwden kelner. oude Bertha was geen bloedverwant van de van Dijks,
Geen mensch vermoedde, dat de schrijver heelemaal l maar zij hadden haar ook niet opgenomen uit een lief-
geen kirech dronk, maar gefiltreerd water met sui- i dAdl& oogpunt Drie Jaren geleden had de oude dame het peinzen over de vraag: wat gaat er toch in al die
«rwwlrrwi-1111 huloje »<swoo1xd Jn laan' welk® ln d« Blijheid menschen om, wat is de bedoeling van hun leven en
ker. De zoogenaamde kirsch werd spoedig opgedron van ht)i dorpje gelegen. Geruchten liepen dat zij wat beseffen zij-daarvan? Buiten, op het land, waar wij
ken, d'0 vriend 'betaalde en de kastelein trok voor zeer rijk was, ondanks haar ellendige verblijfplaats. om ons heen hebben de wijde uitgestrektheden van de
pik glas een bedrag af, gelijk 'aan den prijs van een Geruchten, die later waar bleken te zijn. Want op een- groene weiden en bouwlanden en boven ons de wijde
crlaa echte kirsch. Toen Martainville op die manier morgen werd de oude Bertha hulpeloos uitgestrekt go-1 hemelkoepel, waarlangs de wolkenschepen zeilen, op
B vondsn nn rlan vIoiat- e-fthonden met stevlffe koorden. j
tal de kamer binnen. De Groot .bleef voor 't bed staan
en staarde naar het lijkbleeke gelaat van de oude Bertha.
Zoo is zij dan gestorven, sprak hij onvast. Arme,
oude ziel. 't Spijt mij wel.
Daarna sprak hij eenige onverstaanbare woorden. Hij
nam een lucifersdoosje uit zijn zak en streek een luci
fer aan. Langzaam naderde hij het gelaat der oude
vrouw met den lucifer en men kon zien, dat zijn hoofd
op oen buitengewone manier tuaschea zijn eohoudei»
wegzonk...
Hij dreigde te vallen, dooh steunde op het ledikant,
waarin de oude vrouw lag.
Want de oogen dier vrouw keken strak in de zijne.
Nu zag hij duidelijk den smartelijken trek om
mond, hij zag de kleurlooza lippen, die met moeite eenige
woorden wilden stamelen woorden die er door ge
perst moesten worden woorden van een tong, die
drie jaren lang geen woord gesproken had bij den schelt,
dien zij ontving van die misdaad en diefstal; van dat
emotievol oogenblik en eveneens als een schok klonfc
het:
De Groot... die dief die mij bestal...
Plotseling verdween het licht van de lucifer. De Groot
wankelde met de handen tegen de oogen gedrukt; hij
kwam tegenover Van Dijk te staan. Van Dijk klemde
de tanden op elkander. Een bruut triomfgevoel kwam k
hem op. De Groot gooide blindelings, iets weg en snelde
de trappen af terwijl hij riep:
De f 100.
Toen met een vlugge beweging verdween hij door
openstaande straatdeur.
Dien nacht volgend op den tweeden schok, die zij ont
vangen had, stierf oude Bertha: en de Van Dijks li
pen in het zwart.
Wanneer ik veel menschen bij elkaar zie, dringt zich
altijd dezelfde gedachte aan mij op. Dan raak ik aan
pin.
op
rtiw
[#t
ouw<
ïien
hate
Julel
fe a
en ei
elen«
ia n
ir w
men
Vaar
ÏHeeft
jochel:
«ken!'
Niet«
de n
ereidir
sken
»ls re
ien
i a
opkom'
Het kc
niet di
zich a
yruatht
rij noo
K>k on
teden.
In di
noowat tweehonderd glazen suikerwater had ge
dronken, was zijn schuld met den kastelein geheel
vereffend.
vonden op den vloer gebonden niet stevige koorden, ^et land met zijn sfeer van eenvoud en natuurlijkheid,
gdTRODUCTION A LA VALSE.
CUmOUich* Sachs*, Leipzig-)
maar overigens ongewond. Men doorliep de drie arm
zalige gemeubileerde vertrekken, welke haar huisje uit
maakten, maar geen spoor van de daders dezer misdaad,
welke eigenlijk diefstal ten doel had, werd gevonden.
Het scheen dat de oude Bertha, die eens zeer rijk was
geweest, in het werkhuis zou terecht komen. Maar een
onverwachte hulp verscheen in den persoon van Alex
vergeten wij wel eens na te denken over deze vraag.
Het gaat alles zoo rustig en kalm; we zien om zoo te
zeggen lederen mensch op zich zelf, wij kennen hem
meer of minder, zijn innerlijk leven is voor ons geen
volkomen gesloten boek.
Maar als wij in een stad komen, wordt het plotseling
anders. Daar heeft de trage stap van den dorpeling
Mag Ik ook vragen, waar heen gaar, "oef*
ilrouw, want De ga daar óók heen.
de Groot. Deze heer was veehandelaar en woonde in pj&ats gemaakt voor den gejaagden tred van den stede
een der deftigste huizen van het dorp, ongeveer een jjng, dje haast heeft,die zaken moet doen en van de
•halve mijl afstands van de Van Dijks. De Groot was eene koek der stad naar de andere tramt. Daar kennen
altijd nogal gul geweest. In de laatste dagen echter had ze eikaar niet en gaan elkaar zonder .groeten voonbij,
hij tamelijk groote verliezen geleden en de actie om de ieder vervuld met zijn eigen beslommeringen. Daar Ja-
j oude Bertha te helpen, wekte algemeen© verwondering. I gen en jachten zij: daar woelen en krioelen ze dooreen
I Even daarna besloot de veehandelaar zijn fortuin in i een reUsachtige bijenkorf.
i Amerika te gaan zoeken. Voor hij vertrok, regelde hij j waa enkele dagen geleden in Amsterdam en kwam
1 met de Van Dijks, dat zij de oude Bertha zouden ver- j weer sterk onder den indruk van de drukte en toen
zorgen, waarvoor hij hen wekelijks tien gulden zou zen- i gprong opeens die vraag op me af: wat gaat er toch in
1 den- al die menschen om? Leven ze doelbewust? Kennen zij
Uit Amerika kwam later na geregelde zending van hun bestemming en volgen zij deze?
het bedrag een brief, waarin de Groot hen schreef, I
dat het hem te lastig werd elke week de som af te stu- S99™902 die ™cnfhfn ?p 49 J™"
ren, maar dat hij hen maandelijks f 100 sou senten. Dit 98147 Heeft dat sin? En soo ja, wélke ia de sin van hun
was meteen een groote vermeerdering. b9itaaf 8n 18 h8t b988f, daarvan tot hen doorgedrongen?
Van Dijk wes overgelukkig. Hij begon sljn taak licht f" dan gaan mijn blikken over al die krioelende men-
op te vatten en maakte groote achulden. Dit werd soo sohen; 28 "f"'"1 v°°r m«n °°fn en het leven ,^t
erg, dat sljn sohuldeleehers het hem spoedig niet alleen f8 99n ^nderljk spel vsn verborgen krachten, welke
erg lastig maakten, maar reeds begonnen te dreigen 48 f"8n89h89 f' marionetten. Wie rekt aan
T0gen nam hij een kloek besluit. H« schreef aan de Groot U«? Wle^fWe gew-dl* tragl-
dat oude Bertha reeds dood was en due de f 100 reeds u^r teg6,uk6rtud bese( lk wePri dat dle WM(m,
toch tevens iets hebben van eigen persoonlijkheid,
eerder konden worden afgezonden.
Dit schreef hij, terwijl hij wist, dat de f 100 voor deze
«7Wr»rT pn 1,^1. v,H w, romT ,eta waardoor de waarde wordt bepaald van hun leven,
maand al onderweg waren, en de brief die hij hem zond, mA,Pïnri„, vnn h^nnrt. tot
hem misschien bereiken zou, wanneer hij de f 100 ont
ving.
Maar de oude vrouw bleef leven.
Het moerendeel van die menschen behoort tot de een
of andere kerk, is lid van verschillende genootschappen,
behoort tot een der eindeloos vele secten van het pro-
V,w teatantisme of belijdt het geloof van de groote roomsche
ZU nog alsmaar leeft' "erk. ZIJ hebben allen een seker geestel«k besit. Ze ge-
- Och, sal 't nog een beetje langer duren, antwoordde l00v8n God' 19 e^n hiernamaals. Of se ontkennen God
«n beschouwen het sterven als de finale van een spel,
Willem van Dijk haastte zich van zijn dagelijksch zij vr 1 dat zij gedwongen zijn geweest te spelen. Ze hebben
werk naar huis. Hij was timmerman, en gewoonlijk zijn M®*r lk k*n «J1rw eeni^e begrippen over goed en kwaad en laten zich daar
deze lieden niet zoo gehaast als zij huiswaarts koeren, arsr onmiddëllHk door lekien een zoheren grens, dien zij zelf bepalen
't Verwonderde de knechten dan ook, dat hij zoo gejaagd Men hoorde een zwaren tred op de trap en onmiddellijk wonr.hH ™wAnnmir Bi,n -hun ei^on Kaïon.
hierna trad een breedgeschouderd persoon binnen. Zijn
Tuid klonk zijn zware stap op den trap en op den gelaat was door de zon verbrulnd en htj droeg zijn eigen
gang die naar de keuken leidde, waar zijn vrouw aan dommen in een grooten sak op den rug.
•t raam bezig was met eenig verstelwerk. Veelzeggend Op 't gezicht van dezen bezoeker, dein,
Dijk aohteruit.
en waarbij zij gewoonlijk als maatstaf hun eigen belan
gen gebruiken.
Ik zie al die menschen aan en ik lees op hun gelaat
deinsde Willem van iets van onbevredigdheid. Of vergis ik me? Zijn ze ge
lukkig? Verheugen zij zich in het leven? Weten zij waar-
't raam bezig was met eenig verstelwerk. Veelzeggen
k - NoVni™d«:nin antwoord op s«n onuitgespro- echter stapte naar voren en schudde hem voor ^.even^etrev.m zii.^lt^etende, doelbewust
k Een^mbere wolk overtrok het S^tvandenüm- y-^oe Jk jullie schrikken? vroeg de teruggekeerde heb
meim^ HU zuchtte ^aar, 8P Van Dyk her8teide zich vlug en eottudde De Groot de met vele menschen te hebben gesproken. In den loop
en net zion m een leunseou hand iemand, die van zijn vrienden afscheid neemt, van mijn bestaan ben lk met duizenden ln aanraking
- En wij hebben gezegd van wel, mompelde hij ln t schayot be3tygt geweest. En lk ben tot de overtuiging gekomen, dat zéér
Onderwijl vertelde De Groot hem, dat hij hem de f 100 velen leven zonder zich bewust te zijn van den zin van
ln eigen persoon kwam brengen. dit leven.
Daarna vroeg De Groot of de oude vrouw reeds be- In hoofdzaak kunnen wij de menschen te dezen op-
vuur starend, terwijl hij de wenkbrauwen samentrok.
Arme Bertha, zei zijn vrouw.
Haar man werd op dit gezegde toornig.
't Kan me voor haar niet schelen, zsi hij.
zichte in twee groepen verdeelen. De eene groep ver»
keert in de meening, dat de zin van het aardsche leven
is de voorbereiding voor het hiernamaals. Deze meening
treffen wij aan bij de roomschen, bij de orthodox-pro-
testanten, bij spiritisten en theosofen en ook bij sommige
vrijzinnig-protestanten.
De tweede groep staat twijfelend tegenover de on-
sterfelijkheid, opgevat als een bewust, persoonlijk
voortbestaan.
Wat de eerste groep betreft, zij leeft derhalve in hoofd*
zaak met het oog gericht op de toekomst, op het vol
gend leven. Tenminste in theorie. In de praktijk is er bij
velen niet veel van te bespeuren. Zij praten bij sommige
gelegenheden wel over dat eeuwige leven, hetwelk aan
breekt als het aardsche leven is voleindigd en ze zeg
gen ook wel te gelooven in het Oordeel, dat zal komen
en in verdoemenis en vagevuur en hel en ze beweren
eveneens overtuigd te zijn van de werkelijkheid van een
hemel voor de uitverkorenen, voor de trouwe kinderen
eener kerk, welke beschikt over wonderbare genademid
delen.
Maar hunne levenshouding wordt door dit geloof niet
beheerscht. Want uit die levenshouding blijkt maar al
te duidelijk hoe sterk zij gehecht zijn aan het aardsche
en vergankelijke. Zij grissen en graaien, zij grijpen en
gappen zooveel zij maar kunnen van al die dingen, welke
zij. toch moeten achterlaten, wanneer het groote oogen
blik is genaderd van den overgang. Alles moeten zij dan
loslaten: hun geld en goed, hun geëerde positie, hun
groote en kleine Jjdelheden. Dan staan zij voor den
Euwigen Rechter met alléén hun ziel en 't is de vraag
of die ziel zuiver en rein is, of in die ziel leeft het ólover-
heersohend streven naar éénheid met dien God, die pure,
loutere liefde is.
Omij dunkt als lk dit geloofde, waarachtig ge
loofde, dan zou lk geen waarde kunnen hechten aan het
wereldsche, dan zou lk zijn aïa een Franciscus van Asaisl
en de armoede kiezen tot mijn bruid. Dan zou ik alles
kunnen prijsgeven: mijn trots, mijn ijdelheld, mijn haat,
mijn zelfzucht, door het zekere weten dat, na dit aard
sche leven, voor mij zou aanbreken de onuitsprekelijke
zaligheid van den hemel, de heerlijkheid die eeuwig,
eeuwig is! Het verlangen naar die heerlijkheid zou alle oluti
andere gevoelens terugdringen.
Welnu, dit bespeur lk niet bij de moesten van ho&<
die zeggen, dat het doel van het leven slechts ia d«
voorbereiding voor het toekomstige. Daarom is dit ge#chffl
loof mij gewoonlijk niet sympathiek en meer een nage u%
praat geloof dan een diep-doorleefde innerlijke overflQP
tuiging.
Ik bedoel hiermede niet de bestrijding der onsterfelijk-
heidsidee. Ik kom slechts op tegen de voorstellin
gen, welke men zich vormt van een mogelijk voortleven
néé den dood, voorstellingen die misschien wel eens
angst in de gemoederen kunnen doen opkomen, maar
uiterst zelden tot echte levensloutering voeren.
Trouwens ik ben van meening, dat wij ons niet al te
veel moeten bezig houden met het mysterie van den
dood. Eens komt hij voor ons allen. Laten we rustig
en gelaten zijn uur verbeiden. D&n zal het mysterie oiu
worden ontsluierd. Dén zullen wij weten of een nieuw
leven voor ons aanbreekt.
Maar één ding staat thans reeds voor ons vast: wij
leven, wij zijn op de wereld en... wij moeten trachten
te doorgronden wat wij met ons leven hebben aan te
FEUILLETON
Uit het Engelsoh
van
CHARLOTTE O'CONNOR ECCLES.
a.
Ik geloof van niet, zei de graaf droefgeestig. Te
oordeelen naar het weinige dat ik van haar gezien heb,
scheen ze me een vrouw, vastbesloten om te trouwen.
Misschien is ze anders dan ze lijkt Laten we af
wachten wat zezelf te zeggen heeft, en dan kunnen
we, als je nog bij je besluit blijft, probeeren in ieder
geval het geld te fourneeren.
Ik heb niet veel hoop dat 't slaagt, zei de graaf.
Je moet zelf maar eens met haar praten. Misschien
wil ze jou aanhooren. Je hebt veel te veel vleiends
in die krant van je van mij medegedeeld, Darracott En
die lof heeft mij totaal geruïneerd. Ze wil geen kwaad
van me hooren, heb ik al gemerkt Ze is stapel op me;
wat een pech!
Bedoelt u dat u werkelijk met haar afgesproken
hebt en zij uw identiteit kent? vroeg'Otto.
Ik heb jammer genoeg, met haar gesproken, maar
heb me er wel voor gewacht, mijn identiteit bekend
te maken, toen ik zag wat vdor soort het was. Neen,
ik heb haar juist op een vriendelijke, manier en alsof
ik er geen belang by had, den raad gegeven, niets met
mij te beginnen. Ik heb, geloof ik, genoeg gezegd, om
iedere vrouw er van af te brengen, maar, voor den
drommel, ze stond pal in haar geloof in mijn goede
hoedanigheden, dank zij jullie welsprekendheid.
Misschien zal het je advies meer kracht bijzetten,
als ze weet wie je bent, zei Jack.
Het is verduiveld beroerd, zei Hazlitt Ik ver
zeker u dat ik geen flauw idee heb van wat er gebeuren
moet, behalve dan een aanbod om haar schadeloos te
stellen.
Laat haar al het geld nemen, dan krijgt zij van
mij den zegen, zei de graaf.
Ik weet zeker, dat ik liever arm en gelukkig ben.
Liever dood dan slaaf.
Het zou jammer zijn, als zij de soort vrouw is, die
u beschrijft, zei Hazzlit, overigens twijfel ik er niet
aan, of ze zou met veel minder tevreden zijn.
- Dat zeg lk ook, merkte Jack op. Als zij zich
met een paar honderd pond zou laten afschepen, kan
ik dat gemakkelijk voor elkaar krijgen en McCarthy
verdient dat we alles voor hem doen wat we kunnen,
maar als zij is, zooals hij haar afschildert, zal ze wel
denken, dat zij kans heeft op iet» enorme es een bedrag
▼zegen, dat ertj aiet kussen uetales.
Ik merk, dat jullie allebei praten van: als ze zoo
slecht is, als ik zeg, mopperde de graaf. Waarom
twijfelen jelui eraan dat ze zoo slecht is als ik zeg?
Ik twijfel er niet aan, zei Jack kalmeerend,
toch ben je op het oogenblik niet normaal en ongeschikt
om een oordeel te vellen; haar karakter zou beter kun
nen zijn dan haar uiterlijk.
Uitgesloten, zei de graaf gedecideerd, het is een
duivelin.
Luister naar mijn advies, zei Otto, en accepteer
de situatie. We krijgen meestal niet in ons leven dat
we wenschen. Mijn raad is, je zoo goed mogelijk in de
omstandigheden te schikken en met de dame te trou
wen. Zij kan niet zoo akelig zijn of veertig duizend
pond zullen de pil wel vergulden.
Als jij zoo op haar gesteld bent, dan trouw jij haar
maar zelf, want ik doe het niet
Helaas, ze zou mij, nadat zij u gezien heeft, niet
meer willen hebben.
In ieder geval, zei Jack, is het het beste, om kalm
te blijven en haar den eersten stap te laten doen.
Op dit oogenblik verscheen Boyle met een vrèeselijk
opgewonden gezicht
Pardon, meneer, zei hij, er is een dame beneden
die den naam van den prijs van onzen huwelijkswed
strijd wil weten. Ik zei, dat ik het niet wist, maar zij
zeide, dat zij op staanden voet meneer wilde spreken. Ik
vertelde haar dat die niet hi'er was, en toen vroeg ze
naar den redacteur, en ze nam een stoel en zei dat zij
niet weg zou gaan voor ze allebei gesproken had.
De drie mannen keken elkaar versteld aan. i
Zij is het, zei de graaf met .een zucht Ik weet
het. Ik voelde dat ze komen zou. Darracott, help me,
jongen. Het ls jouw belang dat lk mij opoffer. Ik ben
bang voor die vrouw.
Bang! Onzin! zei Jaok, die zichzelf ook niet erg
op zijn gemak voelde.
Misschien is ze het niet Boyle vraag den naam
van de dame.
Boyle schoot weg als een pijl en kwam bijna weer
oogenblikkelijk terug.
Ze heeft haar naam op een stuk papier geschreven,
meneer, en het in een enveloppe gedaan en ze zegt, dat
het privé is en alleen door den Prijs geopend mag wor
den.
't Is goed, zie Jack. Geef hier, Boyle. We zullen
het wel in orde maken. Je kunt gaan.
De graaf greep de enveloppe met bevende vingers.
Deze bevatte een stuk papier met de woordn: Bosoh-
viooltje, 31858.
Dat ls ze, zei de graaf. Ik wil haar niet zien.
Maar ze wacht, Mac. Wat moeten we tegen haar
zeggen? God man, je staat te beven als een riet Ik heb
nooit gedacht dat je zoo zenuwachtig was. Neem een
glas whlskey en houd reden moed in.
Nerveus, trilde de graai. Verdikkeme, lk wist
nooit dat ik zenuwen had, totdat «ij er vat op kreeg;
maar ik «ou op hot «ogenblik voor haar ia hot hol van
een rat willen kruipen.
Je zoudt werkelijk beter doen haar te woord te
staan, zei Jack. Ik zal weggaan, dan kan zij binnen
komen.
Dan blijf ik niet, antwoordde de graaf, terwijl hij
Jack bij den arm greep.
Het is min van je om dit voor te stellen. Ik wil
haar in geen geval zien. Ontvang jij haar en verklaar
mijn afwezigheid zoo goed als je kan.
Ik vrees, dat je er toch aan zal moeten gelooven,
zei Jack.
O Hemel, zei de graaf, waarom is het geen ge
vecht!
Dat zal het wel worden* troostte Darracott.
Hazlitt, zei de graaf, vertel haar dat ik niet hier
ben.
Dat wij geen van beiden hier zijn, verbeterde Jack.
Zeg, dat we haar schrijven zullen, dat wij het erg
druk hebben, dat onze advocaat bij haar zal komen, zeg
wat je wil, maar probeer haar het huis uit te krijgen,
riep de graaf. Dan zal ik een grendel op de deur laten
maken voor de veiligheid.
Wel, zei Otto, ik ben niet erg op dit karweitje
gesteld, maar daar u er allebei zoo verlegen mee bent,
zal ik mijn best doen.
Wees vriendelijk, zei Jack.
Wees flink, zei de graaf.
Geef me nu ook maar geen advies mper, zei Otto
kribbig. Ik zal wel zien wat ik doe.
Twee minuten gingen voorbij, drie minuten, vijf, tien,
De graaf en Jack, met gezichten ala veroordeelde mis
dadigers, wachtten Otto's terugkomst eindelijk af. Ein
delijk verscheen hij.
He he, riep hij met een verlicht gemoed. Ze is
weg. Ik dacht dat ik nooit van haar af zou komen.
Hij liet zich in een stoel neervallen.
Is ze heusch weg? informeerde de graaf benauwd.
Ja, tenminste voorloopig, maar ze zegt dat ze te
rugkomt
Wat heb je haar verteld?
Wat er in mijn hoofd opkwam. Ik heb excuus ge
vraagd voor uw afwezigheid,die u niet hebt kunnen
vermijden; ik vertelde haar dat u haar zoudt schrijven,
ik was beleefd, complimenteus, maar ik kon zien dat
zij me in alle opzichten wantrouwde. Ze ging weg ln
een aanval van woede met de vaste overtuiging, dat we
een bontgenootschap hebben gesloten om haar te be
zwendelen en haar buiten het bereik van den prijs te
houden.
En nu, eerlijk opgebiecht, zei de graaf heftig, de
waarheid! denk je dat ze zoo slecht is als ik haar heb
afgeschilderd!
Absoluut, -zei Otto met overtuiging.
En als je in mijn plaats was, zou je haar dan
trouwen voor veertig duizend pond?
Voor geen millioen, Sir. Ik «ou den ctrjjd uitvech
ten tot het bittere einde.
HOOFDSTUK XXIII
MISS JENKINS WINT ADVIES IN.
orul
torgi
he
poot
g
u v
s
erd
:h n
en o
roedi
inige
Miss Jenkins was tot half acht op de derde bank links
van de Braod Walk in Kenslngtons Gardens op haar
post gebleven, zonder dat een jonge man met een anje
lier in zijn knoopsgat en een witte zakdoek in zijn hand
zich vertoonde en ze begon ten slotte te gelooven dat
zij wel naar huls kon gaan.
Waarom was de prijs niet gekomen? Zou hij d'e plaats
der ontmoeting misschien niet hebben kunnen vinden?
Wachtte hij ergens anders op haar?
Onmogelijk. Daarvoor had zij het te duidelijk uitge
legd. Wat had hem dan weerhouden? Was zijn afwezig
heid toeval of opzet? Misschien was hij niet bekend
Londen en was hij verdwaald. Misschien was hij plok
seling ziek geworden. Het kon zijn dat een brief of te
legram den volgenden morgen in de Athene Club dt
noodige opheldering zou brengen.
Er woei een koude wind; ze voelde weer een aanval
van rheumatiek en wenschte, dat zij maar een warme |aakl
japon aanhad. In haar teleurstelling sohoten haar de
woorden van den corpulenten heer weer te binnen. Mis-
schien komt hij niet, had hij gezegd. Ik heb een voorge- Ui
voel dat hij niet komen zal. U komt misschien nog goedj ht__.
van hem af. Afschuwelijk. Waarom zei hij dat? Had trekt
hij met deze opmerking een of andere bedoeling gehad!
Kon hij door iemand gezonden zijn "door den uitgevsi
bijvoorbeeld? Bij deze gedachte voelde zij zioh toornlf
en onthutst tegelijk.
Ze bracht een geagiteerden nacht door. De Atheiil
Club ging eerst om half elf open, maar op dat uur stoni
ze dan ook voor de deur. Ze keek het brlevenrek na lt
angstige spanning. Er was geen brief of telegram vooi
haar.
Miss Jenkins zat er erg over in wat zij doen moest
jen 1
wil
)ok
»ben
ineir
t te
dat
eel t
k ge
per
HJkr
te 01
ede 1
«lijk!
nde
mei
Uk v
een-I
In dl
•nlng
ensch
teeke
faap 2
be]
dese
het
oven
vu sl
mg.
Ir zl
ena
laari
,r oi
bon
vei
to'
»1. E
Soo
rkt
anscï
n H<
En c
faood
n aa
[de
enge
F 6
mc
Udln
aast
net d
aak,
viller
lelijk'
3 enk
Ze wilde geen onbehoorlijke overijling toonen en optrs
den met. de zedigheid en de kiesche terughoudendhel
van een jong meisje, en tooh moest er gehandeld wordei
Als er de een of andere slinksche intrigue ln het spt-
was, zou ze die verijdelen. Als de loterij bedrog W8i
zou ze de Komeet ontmaskeren. Ten slotte besloot
naar het kantoor te gaan om den uitgever en den prij
.beiden te spreken. Ze zou ze toonen, dat er met hatf
niet te spotten viel.
Het nietszeggend onderhoud met Otto Hazlitt droej
er niet toe bij om haar indruk, dat men iets in strijd
met haar belangen beraamde, te verzwakken en toefl
ze eindelijk week, was het alleen, zooals de Franschm&B
zegt: „pour mieux sauter".
Bij wien zou miss Jenkins eerder toevlucht en heil
gezocht hebben dan bij haar bewonderenden vriend Mr.
Archibald Durham? The BeJmoral had, zooals de l*
zers weten, niet aan de hooge verwachtingen van rU11
uitgever-redacteur beantwoord en «ou, zoo er geen huty
van buiten 'kwam opdagen, een epoeddgen en wiw*»
dood sterven. Gelukkig vu de huw vsw bet keet»*
lijk.
kna]
KI
haar
Mr.
D,
«ln j
«aar
011,1
>P h
firha
re
gen:
op
-i
dB