RADIO-RUBRIEK. DE NEDERLAAG VAN MELIS BORREKOR. ZWEEFSTAND. ij r* GRABBELTON. VOOR DEN TOESTELBOUWER. Het Baltic l.f. bloc. V WARE WOORDEN. gebroken. Korten tijd daarna waren een half mil- lioen inboorlingen in openlijken strijd gewikkeld. Tegen de vereenigde legers van Spanje én Portu gal vochten de Indianen 1 geleid door den „gene raal" pater Gribouville, den „cavaleriecommandant" pater Charles d'Arière en den „verschrikkelijken broeder" pater Von Glatz langen tijd hardnekkig voordat zij hun nederlaag moesten erkennen. De rebellie der Indianen was het einde van de theocratie in Paraguay niet alleen, maar van de geheele Jezuiten orde in Amerika Op 27 Februari 1757 werden de Jezuiten bij Koninklijk besluit uit alle Spaansche bezittingen verdreven. En op 1 Mei V8n hetzelfde jaar kwam het fregat Prince te Bue nos Aires aan met orders aan den onderkoning Bu- carelli om „de Jezuiten in al hun sterkten op te vangen en ze onmiddellijk naar Europa te transpor teeren". „De coup d'etat" werd uitgevoerd door mo biele cavallerie en 22 Jani, te middernacht, werden 500 paters naar Buenos Aires opgebracht, Toen voor het eerst bleek iets van hun .groote rijkdommen. De inventaris, die aan den Spaanschen Koning werd verzonden wees uit dat er 724.000 stuks run deren, 46986 ossen, 35.725 paarden, 54.353 merries, 230.304 schapen en 50C geiten tot hunne bezittingen behoorden. En dan nog de edelmetalen voorwerpen in de kerken. Daar was b.v. de Madonna van Santa Rosa, waar men bedevaarten naar deed en goud en juweelen in overvloed voor offerde om een verkor ting te verkrijgen van het verblijf der ziel in het vagevuur. Het bleek dat al deze offeranden een waarde van drie en een half millioen gulden vertegenwoor digden. Wat ook de bedoeling van de officieels actie ge weest moge zijn, de verdrijving der orde heeft zeer stellig niet tot het geluk en de voorspoed van Para guay bijgedragen. Wat men ook van de Jezuiten moge zeggen, hun juk woog licht op de schouders der Indianen, wat van dat der Spaansche autoritei ten, die ze opvolgden, bezwaarlijk gezegd kan wor den. In den korten tijd van 50 jaren waren de Mis sies bedekt met oerwoud. „En dit is alzoo gebleven tot op dezen dag". (Uit: The Graphic). DE EERSTE EN DE LAATST*. (Burn HumorMadridJ Mary, ft' bent urtt - En Anny dan? - O, dat was ra'n Vrij naar een Engel sch gegeven, door SIROLF. (Nadruk vebroden). Het was Maandagmorgen stil op ons bankje In het plantsoen, waar we altijd met zijn drieën zitten, ouwe Jan Kwant, Melis Borrekor en ikke. We zijn alle drie de vijf en zestig gepasseerd en als het mooi weer ia, zit ten we op onze bank in o n a plantsoen en bespreken de politiek en ergeren ons met zijn drieën aan de stom miteiten van minister Kwispelstaart en de diplomatieke ■treken van het kamerlid Stekeblind. Ik zeg dan, het was stil op ons bankje en er was nog niemand, die één woord had gezegd over de verkiezingsredevoering van minister Geldmottik. Dat kwam, omdat Melis Borre kor, die altijd het hoogste woord van ons drieën heeft, «r nog niet was. De ouwe Jan Kwant keek mij aan, en schudde zijn hoofd, en ik keek de ouwe Jan kwant aan en schudde mijn hoofd. En toen kwam in de verte een gebogen figuur aangestrompeld. Toen hij dichterbij kwam, zagen we, dat het Melis Borrekor was. Maar niet, de oproerige, altijd zegevierende Melis Borrekor, die wij kenden.. Neen, het was een gebroken, terneer geslagen, overwonnen Melis Borrekor, die daar aan kwam, met een diepe zucht tusschen ons in ging zitten drie keer het hoofd schudde alsof hij den ondergang van de wereld voorspellen ging, zijn miniatuur-toren klok uit zijn vestzak opdiepte, flink schudde, zooals de jongens een flesch met dropwater, en aan zijn oor hield. „Kwart over zes!" zei hij treurig, hoewel het pas half elf was. „Nou heb Ik die klok toch zes en veertig jaren gehad, altijd secuur geloopen, sloeg halve en heele uren, en nou ls Ie naar de haaien. De veer kapot en drie kamraderen stuk. Komt ervan, as je "m gebruikt om er de kachel moe aan te maken en een ruit mee in te slaan, en as ze 'm opwarmen ln de heete rijste pap. Ik heb er al van alles aan gedaan, het stof er uit geblazen, en geschud, tot alles van binnen rammel de. Maar het heeft niks gegeven. Het blijft kwart over zes! „Om jullie de waarheid te zeggen, ik snap het dood gewoon niet Want as Je goed nagaat heb ie toch al heel-wat meegemaakt Ik heb die klok mee gehad naar de kermis, en we hebben 'm in een Sloot gestopt om dat Bram Kippernikkel met me wou wedden, dat ie aiet dreef, en lk zei van wel. Maar hfj zonk. En hij ia van de trappen afgevallen en ik heb er ln donker op getrapt omdat lk dacht dat het een knagende rat was, en ik heb er Barend Blikkerbibbei een blauw eof mee „MAAK HET ZELF". (Eftrybod/s Wutdy, Londen.) Ja, man, me japon heb Ik nou zélf gemaakt en ze kost me nog geen f20 méér dan wanneer ik ze had gekocht in 'n winkel! geslagen, maar hij heeft altijd zijn plicht gedaan. Geen minuut achter of voor, en alle halve en heele uren ge slagen. En nou ls ie stuk. Dank zij een jongeman, Stof- kop genaamd, die 'm gemoerd heeft in minder dan vijf minuten, tot groote bewondering van zijn ouders en peetemoelen. Dat komt zoo: mijn neef Stof kop en zijn vrouw had den een tijdje geleden een zoon gekregen. Maar als je de verhalen hoorde, dan was het geen gewoon kind, maar een super-wonder-schepsel, die op tien-maandsche leeftijd een verstand had als Edison op zijn 83ste jaar. Elk woord verstond ie en zijn moeder vertelde me ln diep vertrouwen, dat hij het wonderbaarlijkste kind was, dat zij ooit gezien had. Toen lk er op visite kwam, merkte ik er niet veel van. Want toen zijn moeder hem vroeg, hoe het „zoete koetje" deed, beweerde hij van „grrgrrgrr' en blies haar een bel in haar oog. Toen ze met „poesjes" en „hondjes" en „paardjes" probeerde, beweerde hij maar steeds „grrgrr". Dat kon ik toch niet onder me laten zitten, en om het kind op te voeden, zei ik, dat dit toch niet in den haak was. Dat ik nog nooit van een koe of een paard gehoord had, die „grrgrr" zeiden, om hun gevoelens uit te drukken. Toen viel het heele gezelschap me aan. Of ik soms wat beters had kunnen zeggen, op zijn leeftijd, en waar mijn verstand zat, en wat ik kwam doen, als ik niets anders dee dan het onschuldige kind treiteren en zijn ouders beleedigen met mijn hatelijke opmerkingen. Waarna ze met zijn allen om den jongen Stofkop gin gen heen staan en „dadarlekkere-jonne" tegen hem zeiden, en 'm in zijn beenen knepen, en ln zijn maag kriebelden, en zeiden, dat die leelijke ouwe kerel alle maal leelijke dingen tegen 'm gezegd had, dia miezerige ouwe baardaap! Nou, om 't een beetje goed te maken, liet Ik 'm naar mijn klokkie luisteren, en toen zegt die jonge vandaal dadelijk „grrgrr" en smijt het ding in de haard! Er go- beurde niet veel, alleen inwendig een hevig gesnor en gerommel, en het was meteen kwart over zes. Maar zijn oudera stonden stomverbaasd en sloegen hun han den in elkaar, over zóóveel verstand. Waarna de jonge Stofkop het klokkie weer nam en er zijn rijstepap mee roerde, waarna hij er een ruit mee ingooide. Tot ver rukking van zijn ouders, die mij alleen de ruit lieten betalen, omdat het toch met m ij n horloge was gebeurd, en ik toch oud en wijs genoeg was of ten minste zeker oud genoeg om te zorgen, dat ik mijn horloge niet liet slingeren. Het kind had het wol kunnen in slikken! Het kind had zoo'n. onderzoekende geest, zei zijn va der, omdat hij kranten opat en stukken uit boeken scheurde. Nou, toen ie een kop thee over mijn beste broek gooide, onderzocht hij zeken de wetten van da zwaartekracht Maar z$a ouders staarden la extase Baar hem, in plaats van een dweil te halen, en vonden dat het niks hinderde. Wat was nou een ouwe, goedkoops broek, vergeleken bij het plezier en het geluk van een kind! Toen ben ik naar huis gegaan, met mijn ouwe trouwe klok, die maar aldoor kwart over zes bleef wijzen. Er moet toch wel het een en ander veranderd zijn, wat zeg jij Jan Kwant?" vroeg Melis Borrekor. „Ja, die jeugd van tegeswoordig", zei ouwe Jan Kwant diepzinnig. Daarna schudden we alle drie cmze hoofden, op onze bank, ln ons plantsoen. Dit was de nederlaag van Melis Borrekor. Klein Nederland is niet bijster groot, Dat heeft zoo z'n gevaar, We zijn om zoo te zeggen haast Familie van elkaar! Maar in dat kmisse huisgezin Zit vaak een los verband, Want ieder mensch, van rijk tot arm, Heeft zoo z'n eigen stand! We doen in 't dagelijksch bestaan Behoorlijk onzen plicht, Maar elke functie eischt toch ook Weer een bepaald gezicht Niet familj&ar met iedereen, Niet iedereen een hand, Dat doe je nietl Dat hoort zoo nietl Dat past niet bij je stand li Wanneer de melkboer met een lach Beleefd ontvangen wordt, Ontdoet mevrouw zich vóór 't gesprek Eerst even van haar schort! Verbeeld je, aan de deur te staan Als doodgewone klant, Dat gaat toch niet! Dat hoort zoo niet! Dat past niet bij je stand! Je geeft een avondje aan huis, Voor een bepaalden (kring, En wie daar bij past, och nietwaar, Bepaal je onderling! Stel voor je vroeg eens Die of Die, Dan krijgen ze het land, Je vraagt ze niet! Dat hoort zoo nietl Dat past niet bij je stand! Je gaat behoorlijk ieder jaar Naar zee of „en pension", En paalt de conversatie at In je gehuurd rayon! Komt er een simpel dagjesmensch, Je kijkt naar d' and'ren kant, Die ken je niet! Dat hoort zoo nietl Dat past niet bij je standl O standjes-houders, wordt toch wijs, Trekt niet zoo scherp de grens, Je -maakt er nog een standje van, De mensch blijft toch maar menschl Brengt tusschen standen onderling Een meer rovaal verband, Je leeft toch van en door elkaar, Zóó dien je 't best de stand! I (Nadruk verboden.) September 1928. KROES. „Baltic", een fabriek die vroeger bouwdoozen in den handel bracht, voor elck wat wils heeft dit blijkbaar niet verder doorgevoerd, -maar maakt thans toesteleenheden, die, samengevoegd (of ingelascht) tot een compleet toestel (in een oud toestel), de mon tage buitengewoon vereenvoudigen. Het „Baltic l.f. bloc", is een dezer toestel eenheden, of, als men dat duidelijker vindt, is een dergelijk „half' toestel, en wel het l.f. gedeelte, zooals de naam reeds aanduidt In dit bloc zijn transformatorkoppeling en weer standskoppeling zoodanig gecombineerd, dat een hooge graad van versterking verkregen is, zonder ■merkbare vervorming. In het geheel geen vervorming, zal wel nooit te bereiken zijn, doordat de te zwakke versterking van de diepe tonen door den transforma tor gecompenseerd wordt door de weerstandverster king. De uitvoering van dit bloc is praktisch, daar zich op den bovenkant behalve de 3 lampen (detector, le l.f. lamp en eind-lamp) een aantal contacten bevin den, waardoor het bloc met de batterijen en de af- stemkring verbonden kan worden. Binnen in het bloc bevinden zich, behalve de koppel-eenheden, een po- tentio-meter met behulp waarvan de roosterspanning nauwkeurig ingesteld kan worden, en een vaste gloeidraadweerstand. In het bloc is nog een h.f. smoorspoel ingebouwd, die alle, den l.f. versterker ongunstig beinvloedende h.f. trillingen tegenhoudt. En om -met den tijd mee te gaan, is het bloc nog voorzien van een aansluiting voor den „Piek up", een instrumentje dat steeds meer -in zwang komt -fc Hier geven wij het „aansluit-schema" van deze merkwaardige onderdeelen-comhinatie, daar wij ver moeden, dat onze lezers hiervoor wel belangstelling kunnen hebben. De importeur geeft als de voor dit bloc meest geschikte lamptypon do volgende aan: Detector. le l.f. Eindlamp. Philips A 415 A 425 B 405 Telefunken R.E. 084 R.E. 054 R.E. 134 waarmede wel rekening gehouden dient te worden^ daar de keuze der onderdeelen mede verband houdt ca«t de lunptypea. Hetzelfde geldt voor de aan te leggen spanningen, die wij daarom eveneens hieronder laten volgen: -f B2 100: 150 Volt, B—1 =fc 50 Volt; A 4 Volt -fC A B 0 Volt; C 5: 13 Volt Bij gebruik van' het apparaat als gramofoonverster- ker vervallen eenige getrokken verbindingen, "aar- voor de gestippelde dan in de plaats komen, wat overigens van zelf «preekt Hét betaamt den mensch verdraagzaam te wex«n omdat hij feilbaar is. o Een zachte vermaning vooral door het kind tt overtuigen, dat dit of dat verkeerd is heeft bijig zonder uitzondering het gewenschte gevolg. o Het gebed eischt meer innigheid dan wel sprekend beid. o De natuur ontwaakt telken jare uit 'haar winta slaap tot een nieuwe saprijke levenskracht Mogi wij na elke nachtrust eveneens tot een nuttige, he zame levenstaak ontwaken 1 o De arbeider ontvangt te heerlijker loon, naannal hij minder loondienaar is. o De meeste promoties worden bemachtigd buil den achturig en werkdag. o Wie iets lief heeft, vraagt niet meer of het lev< een doel heeft ONVOLDOENDE INSTRUCTIE. Travaso, Rorna) Mevrouw zegt me altijd, dat ik gas moet spa- ftn, maar waar moet ik dat bespaarde gas dan laten 9W IfcU m s_ 81 Hoor 4nt j Je w sch Al wi Wd le Ga v is ell Heel en ti Zijn Bij de familie Dikdoen. Er was een kamer vol visites bij meneer van Dik doen. „Pa, krijg ik een dubbeltjeT", vroeg de klehw| Keessie van Dikdoen. Pa gaf het glimlachend, met groot gebaar. „Zeg Pa!", zei Keessie zoo luid, dat iedereen hetl hoorde, „hoef ik het dieze keer niet terug te geven,! als de visite weg is paTI" Een, die alles slikf.L De leeraar, die dierkunde aan de jonge dames vanfo^j de kostschool onderwees, doceerde: De struisvogel ziet niet veel van wat er om heof gebeurt, maar hij slikt alles. Toen hoorde hij een meisje tot haar vriendin zefrj^ gen: Dat zou later 'n goede man voor ons zijn. Niet de mijne „Heeft u last van koude voetent", vroeg de dok-lUor ter. P81 „Ja, zei het jonge vrouwtje blozend. I De dokter beloofde haar iets voor te schrijven. fo fc, „O! Maar...", stamelde het/blozende vrouwtje, „het p mi zijn de mijne niet.." P"* Hoe vriendelijk. De man uit het dorp vertelde zijn ervaringen, bij zijn bezoek aan de groote stad opgedaan. „Niets", zei- de hij, „'heeft zoo'n indruk op me gemaakt, als de vriendelijkheid van den tramconducteur. Ik stap in en leg .mijn beenen op de bank, en de conducteur die dat ziet, snapt natuurlijk dat ik erg moe ben. Waar om neem je niet een tram voor jou alleen? vroeg hij zoo vriendelijk als wat! Op zijn plaats gezet De jonge heer Vlegels had een reputatie op te 'hou den. Onder zijn mede-studenten werd 'hij als buiten gewoon gevat en geestig beschouwd. Toen dus op een 'goeden morgen een onpopulaire leeraar de klaaj opgaf, een opstel te maken over „manieren", sprong: de jonge heer Vlegels op en vroeg: „Mogen we over slechte manieren schrijven?" Waarop de klas natuur lijk -grinnikte. „Zeker", antwoordde de leeraar vriendelijk, „schrijl maar over die dingen, die je het beste weet". PRACHTIO TERREIN. (Wa/ire Jacob, Berlü»» De Patroon, lot den reiziger in stofzuigen: Je brengt geen orders meer aan. Ik geef ic n0K kansreis drie maanden onder de stammen in ae Sahara! roir [op h fthoc [«Urn k* Uotet De k Jac ten all verv 8] Rattg dan •fee itüi 1 da Wits, *01

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Schager Courant | 1928 | | pagina 20