wmm
0>$ HOEKJE.
VOOR ONZE JEUGD
•J» Bk
KJ den Zomer. In mijn tuintje,
f Jjc veel plelzier gehad,
tef ook ied'ren dng de planten,
ort» bloemetjes een bad.
neem Ik een enkel potje
den Winter uit den grond,
tuinman zei vanochtend,
hij dit veel beter vond.
it mijn plantje op den zolder,
iroei nu voor den laatsten keer
't Voorjaar, in den regen,
het uit en bloeit dan weer I
H. H. DB BRUIN-LEON
ZOO N RAKKERD
let die katjes in den hoed
k het drietal maar eens goed I
itte poes is Zus Mlnet,
noept te veel en wordt te vet
reede, aan den and'ren kant,
eseloetje by de hand,
et de grijze pootjes kyk
Mimietje Muizenstrijk I
ü-de-hand.ie O, die strop,
t eeret in vader» hooge dop
iate hoed, van' zwarte zij,
mee hij ging naar een party j
urlg lagen zie nu maar,
andschoenen ook by elkaar,
tje schommelt van de pret,
plelzier spint zus Minet
U-de-handje. houdt zich stil,
kt„Jongens, doe maar wat Je wil,
weer slapen op de mat,
- als de baas komt. zwaait er wat I
H. H. DE B.—L.
OS KONittS DEB DtEREIL
Op rokeren dag waren de dtereaa het met elkaar
oneens, wien zy tot Koning zouden kiezen. De
oude leeuw was dood, en een leeuw wilden zy niet
weder, want, zeiden zy, die heeft scherpe tanden
en een bulk als een os, en dan moet men het nog
als een gunst beschouwen, wanneer hy iemand
aan t Ho? kiest om ln zijn ruimen bulk een
onderkomen te vinden. En al eet hy je dan ook
niet onmiddellijk op, dan Jaagt zijn gebrul Je toch
al den neodlgan angst aan: en al wü hy ook nog
zoo zacht en vriendelijk doen, dan streelt hy Je
zóó hard met zijn pooten, dat het bloed voor den
dag komt. zyne macht en kracht, die ze zyne
Majesteit noemen, wat helpen die, wanneer hy
den meesten tyd verslaapt. Dan kunnen zijn op
zichter en landvoogden, edellieden en jagermees-
ters toch doen, wat zy willen, en den armen De
den t vel over de ooren stroopen. Want heeft hy
een paar ossen of een paar dozyn lammeren en
reeën verslonden, dan snorkt de luilak soms drie,
vier dagen achtereen en doet geen oog open, zoo
dat men dan ook wel t oog sluiten moet." Zoo
spraken en meenden de meesten en wilden vol-
trekt den zoon van den leeuw niet kiezen.
ZU streden en kyfden lang met elkaar, wie wel
de meest geschikte zou zyn, om Koning te wezen
en hen met macht eu liefde te regeeren. Het ging
er zonderling toe ln het rijk en er ontstond groo-
tere verwarring *n ellende dan er tyden» de Re
geering van den waatzuchtlgen en luien leeuw
geweest was. Ten slotte, daRr zy ln geen geval
een scherpen en pootiger. hesr verkozen, namen
zy den poedel en zeiden hem: «jy moet onze
Koning zijn!"
Onder elkaar zelden zy: ,,De poedel is zacht
moedig, vreedzaam en vriendelijk Jegens de
menschen, zyn bek is even gul als zyn staart,
waarmee hy iedereen tegen kwispelt, hy doet
geen schepsel kwaad, en is stil, wys en nadenkend
en wanneer hy eens vrooiyk wil zyn, wat voor
mooie kunstjes zal hy dan zyn onderdanen niet
voordoen! Ook eet hy niet veel en heeft een lich
ten slaap; meestal waakt hy des nachts en stu
deert, geiyk de oude wyzen, ln de maan en ln de
sterren. Hy zal een welopgevoed en rechtvaardig
heer zyn, en geen dief of roover zal onder zUn
bestuur gedyen." De goede poedel, die geen hoo-
gen dunk van zich had en werkelijk ln alle
zachtmoedigheid en deemoedigheid zyn gang
ging, schrikte er van, toen ze hem de groote
zaak vertelden en wilde volstrekt geen Koning
worden.
Maar de dieren noodzaakten hem, zetten hem
met geweld de kroon op 't hoofd en gaven hem
zwaard en schepter in de klauwen, zoodat hy ze
wel dragen moest. Alle dieren gedroegen zioh als
dwazen, zongen, Joelden en gilden het uit, dat zy
zoo'n wijzen en zachtmoedlgon Koning hadden en
dachten dat zy het tydperk van den eeuwigen
vrode tegemoet gingen. Maar dat was mis! De
poedel was zeer zeker heel braaf, weekhartig en
zachtaardig en kwispelstaartte en blafte al zyn
onderdanen vrlendeiyk toe en liet geen hunner de
tanden zlèn; dat beviel hun wel. Ook was hy
spaarzaam hulsheer; een paar muizen, die de
kater, zyn opperkeukenmeester, hem dageiyks
leveren moest, en een paar happen van halfver
rotte visch of wild waren voldoende voor hem, De
groote hofhouding, die de leeuw gehad had. lui
paarden, panters, tygera, veelvraten, wolven, vos
sen, apen en al de bonte en luchtige muzikanten
de zangvogels die uit alle landen byeengebracht
waren, om den Koning en zyn gevolg aan tafel
een en ander voor te spelen, werden ontslagen, en
een klein hondje, dat van ouderdom krijtwit ge
worden was, werd 'sKonlngs eenige raadsheer.
Hofmeesters en hofmaarschalken, kamerjonkers
en adjudanten alles werd afgeschaft.
Koning poedel had zelfs geen hulp by t nemen
van zyn bad noodig, en sprong heel alleen In *t
water. En dan hadden zijne onderdanen er de
grootste pret ln, steentjes en stukjes hout ln 't
water te werpen, die poedel dan met groote vlug
heid er uithaalde. Er was nu maar één roep over
den vriendelijken witten, huiseiyken en hulp-
vaardigen Koning Poedel, en alle Deden achtten
zich gelukkig, dat de oude leeuw dood en zyne
kinderen van den troon verdrongen waren.
Maar het duurde niet lang, of er kwamen moei
lijkheden. Van alle kanten kwamen de neefjes en
nichtjes van Koning Poedel opdagen om zich aan
het Hof te vertoonen. Alles, wat maar hond
heette of tot het geslacht behoorde en met den
staart kwispelde, kwam aangerend. Daar kwam
de dog- en wolfshond, Jachthond en schoothond,
patrijshond en hazewind, Kees en Fannie, Ja,
zelfs de allerkleinste mops en schippertje Allen
wilden zich een beetje spiegelen tn de Majesteit
van hun hoogen neef en deel hebben aan zijne
heerlijkheid. Ja, en wanneer het nog hiermee ge
daan was geweest! Maar daar kwamen er heel
wat, die anders niet zoo bijzonder vriendschappe
lijk met de honden omgingen, want nu wilde
ledereen hond zyn. Daar kwam de roover en
moordenaar Izegrtm, de wolf, de vos. de dief, de
marder, de beer en de bruin baard; Ja zelfs de ge
streepte tyger kwam aansluipen en liet zich voor
een hond doorgaan, en wilde met Koning Poedel
als neef en familielid in het vertrouwelijke
kringetje zitten. Koning Poedel was nu weliswaar
een nederige, goede heer en wilde niet van voor
namer ouders afstammen, dan werkelijk t geval
was, zoodat hy die schelmen van t Hof verjoeg
en hen bedreigde, als zy t een of ander mochten
uitvoeren wat niet ln den haak was. Maar hy
waa niet streng genoeg. Want toen zy aan t Hof
alles goed bekeken en afgeluisterd hadden, trok
ken zy overal heen en noemden zich hertogen en
prinsen, toonden adelbrieven van Koning Poedel
en persten den Deden geld af. En de arme be
drukte Deden weeklaagden en riepen: „O Koning!
Wyze en te goede Koning Poedel, wanneer ge
eens wist, hoe 't in uw rijk toegaat, zoudt ge wel
anders handelen. Wat helpt ons uw stUle leven
en uw sterrekyken, wanneer ge niet op al die
schelmen let!" Koning Poedel wist het wel, maar
hy had geen moed of kracht om het te verande
ren en de boozen te straffen. Toen het nu hoe
langer hoe erger werd, en de verscheurende
dieren, die eigenlijk ondieren zyn, elkaar onder
ling verscheurden en met hun bloedgierige muil
aDe dieren, die zoet vleesch hadden, wüden ver
delgen en uitroeien, toen verzette deze zich met
aDe geweld en hielden eene groote samenkomst.
Uit alle oorden des rijks kwamen ze: olifanten
en rhinocerossen, ossen en paarden, herten, reeën,
zwynen en schapen en daarenboven alles wat
zich op vleugelen door de lucht bewoog: Zwanen,
ganzen, eenden, hoenders, duiven, ooievaars, rei
gers, en alles, wat veeren droeg; van den grooten
struisvogel tot het klelno winterkoninkje, op wie
de slimme en listige dieren ook de begeerige tan
den scherpten. De leeuwen kwamen ook en leger
den zich niet ver van hun tot bescherming, wan
neer de vyand zou komen opdagen. En aUerlel
raadslui vertoonden zich: woudbewoners, zooals:
apen, meerkatten en dergeiyk volkje, en loerden,
nf er ln die verwarring en drukte niet wat voor
hen te halen was. En zy sloten onderling een
bond en benoemden "n zeer vluggen aap tot socre-
taris. Deze schreef al de klachten op, die tegen
Koning Poedel Inkwamen: deze was te zachtzin
nig en tastte niet door; hy was ook te wys en te
geleerd voor een Koning en wat versuft door al
dat getuur naar de sterren.
Koning Poedel vernam den opstand en was daar
zeer bedroefd over, Maar zyne neven en achter
neven, die trotsch op hun verwantschap met
hem waren, scholen bij elkaar en schudden be
denkelijk 't hoofd. Toen zy nu vernamen dat de
aanklagers zich verbroederd hadden, en dat aDe
leeuwen in een hinderlaag op de loer lagen, en
dat de listige en gruwzame apen stookten en op
hitsten, werden zy toch bang en maakten zy
zich snel uit de voeten. Do eone Dep naar hier
<>n de andere naar ginds, en leder kroop ln zyn
hok. Een en ander, maar vooral de listigheid der
apen had tengevolgo, dat Koning Poedel afstand
van den troon deed. Toen beraadslaagde men
lang over het kiezen van een nieuwen Koning
en velen kwamen er op de voordracht. Vooreerst
de olifant als de sterkste. Maar zyne vyanden
zeiden, dat hy te onhandig en te plomp was
en de kroon niet behooriyk dragen kon. Daarop
':wam de os ter sprake. Maar de raadslieden be
weerden, dat hy te strijdlustig en te styfkoppig
was, en om die reden koos men hem niet. Ver
volgens de giraf, een zeer trotsch en statig dier,
dat een koningsmantel wel met sier en deftigheid
dragen kon Maar men noemde het een hoog
vaardig en aanmatigend dier, en de meesten
verzetten zich daartegen. Ook stond de giraf ln
een kwaad gerucht vanwege zyn hoogmoed van
vroeger, toen deze onder de heerschappy van
den leeuw, heraut van wapenen geweest was. Dat
echter van allen niemand Koning werd, had men
aDeen aan den aap te wyten, den griffier der
vergadering, die zoo stookte en kwaad sprak, dat
men op *t laatst er niet wys uit werd. Ten slotte
werd er een aap tot Koning uitgeroepen, een van
die apen, die in hun doen en laten zóó den
mensch evenaren, dat men ze menigmaal daar
voor houdt. Nu droeg dus een orang-oetang de
kroon; eigenhjk gunde hem niemand die, en aUen
waren verbaasd en verschrikt, dat hy Koning ge
worden was, en niemand wist, hoe het elgeniyk
toegegaan was. zy waren niet op hun gemak en
zwegen, want zy kenden den boschmensch. Hy
begon al dadelijk heel streng en heel ba*. Toen
gingen allen de oogen open, en heimelijk fluis
terden zy tegen elkaar: Dat hebben we wel ver
diend aan onzen goeden Koning Poedel, die het
ons zoo makkelijk maakte. Dat was me nog een
vorst, die ledereen zonder vrees onder de oogen
dorst komen! ,,Wat lachten wy om zyn poedel
kunsten en wat spotten we met zyn gevolg!" Zoo
klaagden deze arme bedrukten; maar Koning
Oerang-Oetang stoorde zich daar ln 't geheel niet
aan. Hy wilde het Rijk eens terdege voor den
dag doen komen en zich in zyn volle pracht too-
nen. zyn Hof had hy met grooten praal en weel
de ingericht, en alle sierlijke en blanke dieren,
en die, welke een mooie huid en bonte veeren
hadden, moesten altyd by hem zyn, om hem
springen en dansen, spelen en zingen, hem met
allerlei grappen en kunstjes vermaken en wat
voorgoochelen. Want daar houden de apen veel
van. Hy had dus een groote menigte van hans
worsten en koorddansers, muzikanten, kunsten
makers, komedianten en dergelijk volk, en speel
de zelfs mee in den schouwburg, zong en danste
ook. dat velen er schande over spraken, dat een
Koning zich zoo mal aanstelde. Van lieverlede
kwamen aDe apensoorten meer en meer ln aan
zien en moest men het aanzien, dat de leeuwen
kamerdienaars en boodschaploopers zyn moesten,
en dat zy den aap, die hun de voeten op den
nek zette, bevend en kruipend de klauwen likten,
en dat de machtige olifanten hout en water droe
gen, en de tyger als bediende aan de deur moest
staan.
Zoo sluw en listig was Koning Oerang-Oetang
ln zyne kunsten. En daar t gansche volk zeer
geplaagd en eDendig was, en het land de vreese-
iyke verkwisting, weelde en aanmatiging der apen
niet langer verdragen kon, zoo spande het her-
haaldeiyk samen en stond op tegen den Koning;
maar hy was hun te slim af. Tal van opstande
lingen werden gepakt en opgehangen, Ja de arme
honden werden byna uitgeroeid. Doch het spreek
woord zegt: „de kruik gaat zoolang te water, tot
dat zy breekt", en dat zou Koning Oerang-Oetang
ook ondervinden. Ten slotte gelukte het een beer
t was de opperhofmeester den Koning op
zyn leger te overvaUen en te vermoorden. Uit aDe
oorden en hoeken stroomden nu de onderdanen
naar de hoofdstad en sloegen aDe apen dood, die
ze maar te pakken "konden krijgen. Nu moest
er weer een nieuwe Koning zyn, en men polnsdo
er over na, wie het wezen zou. Men wilde nu het
aDerbefst een Koning kiezen uit de diersoorten
die gras eten; want men verbeeldde zioh, dat
men dan goede dagen zou kunnen beleven. Aldus
gebeurde het dan ook. De bok werd tot Koning
gekozen, en men zong, en Juichte 4at het door de
heele wereld weerklonk.
Maar, lieve hemeltje, aan die Bokkenregeertng
zouden ze denken, zoolang de wereld bestond. Wat
werd er hulsgehouden! De bok had den ezel
tot zyn eersten Minister, het schaap tot zyn ad
judant benoemd, en aan t Hof ging het als ln
Constantlnopel toe; Ja, nog veel erger dan ginds.
Het waa verschrlkkeiyk, zooals er te werk gegaan
werd. Boomen met appelen en peren zag men
niet meer, groene welden evenmin, en ook ner
gens koren- en roggevelden. Velen haalden alles af
en weg, en er werd geregeerd, alsof niemand op
permachtig waa. In het gansche rijk van Koning
Bok waa niets meer te zien als dlstelen en door
nen; want de ezel wilde zich dageUJks aan distels
to goed doen, en den Koning smaakten de bittere
blaren van het struikgewas t aDerlekkerot. Toen
nu deze Koning Bok op hoogen leeftyd gestorven
was, meende het dlerenvolk. dat men het nu met
die koningsverwisseling voldoende beproefd had,
en zyn ze maar weer tot den leeuw teruggekeerd.
Van de weinige leeuwen die er nog overgebleven
waren, heeft men toen een Jongen Leeuwenprins
gekozen. Deze heeft streng en flink geregeerd,
geDJk zyne voorvaderen. En de regeerder dient
ook wel flink te zijn, want ook ln het Dierenryk
gebeuren dingen, die niet altyd goed zyn m
één baas moet er wezen
DE DRAAK.
(Vervolg en atoO
De weg naar het bosch ging over heuvelen, m
majesteit die niet half genoeg gegeten had, uit
opwinding naar het avontuur schudde geweldig
heen en weer en zyn niet goed gevulde maag
begon hem danig te hinderen. „Wel, heb Ik ooit I"
riep hy verstoord zoo menig keer ben lk naar
bulten gereden en nog nooit heb lk zooveel last
van de hobbeUge paden gehad, „Maarschalken
moesten hiervoor zorg dragen gromde hy nog
oavrlendetykas.
De kleine vreemde i
nu met listige oogjes aan te 1
Maar na een pooaje kwam hal door da
warmte of wel, was het uit nieuwsgierigheid 7
stond de vorst op en keek van uit de koetg
naar de soldaten en ruiters, die den stoet vooraf
gingen. Deze schenen niet zoo heel erg op hun
gemak te zijn. zy loerden en gluurden rond, ang
stig achter het gebladerte van de struiken kijkend»
ieder oogenbbk vreezend, bet verschrikkelijk*
monster te zien.
Wat zyn ze bang, wat zyn ze laf risp de hooge
gebieder, die van boosheid overstuur weer gin#
zitten en wegzakte ln de fluweelen kussens.
Kort daarop zakte het doorluchtige hoofd van
den vorst eveneens en bewees een zacht snurken
dat zyn Majesteit ln droomen verzonken was.
Zeker hy droomdeHy zag een hofstoet
waarvan hy hot middelpunt vormde een Jui~
chendo menigte.... en dan oen wagen, waarop
een aDervreemdst dier lag ultgoatrekt. En juist
deed hy zyn mond wyd open, om hot opgewonden
volk toe te spreken, toen hy wakker werd en tot
zyn schrik bemorkte, dat do kanselier den grooten
zak goudstukken, die onder do bank lag, bezig
was uit to schudden en de vreemde man met be
geerige oogen stond toe te kyken. In een oogenblik
begreep hy den toeleg. In minder dan geen tyd
was do trouwelooze dienaar gevangen genomen oix
ook de vreemdeling, die nog trachtte met allerlui
strijkages zyn schuld te betuigen, hoorde tot zyn
schrik, dat hy hetzelfde lot als don bedrieger
zou deelen. En, al hief hy zyn handen nog zoo
angstig, afwerend op, toen de soldaten op hem
afkwamen de vorst was en bleef ongenadig en
het „den draak willen steken" met den fconing,
is hen duur te staan gftknmfln.
ft
geheimzinnige huis.
(Vry Q&ar hei b&geiech).
Vervolg
I k Iets hadden om den tyd te verdry-
ltt naar de auto. en bekeken haar. zy
|<d mooi gebouwd, maar byzonder veel
t aan te zien. en 't eenige, wat hun
k. was het boek, waar ze de mannen
löen lezen. Het lag open op een der
gen Noël leunde over het wiel en be-
i vol aandacht Nu riep hy Madge
een vreemdsoortig boek, waarin die lui
hil, op den titel wijzende.
Wlsche Huizen", las ze, zyn vinger
(Waarom zouden ze daar zoo'n belang
Hoar
het niet. Laten we er eens tn zien.
geslist merkwaardig uit," antwoordde
er naar uitstrekkende. „Ze zullen
J®den. denk Je wel
iets hebben kunnen tegenwerpen,
p tets anders haar aandacht want
l bemerkte ze een gestalte waarin
oerkende. Dadeiyk stootte ze Noël
J hem het feit mede.
,7°; zei hy opkykende. „Wat zou die
ja doen
we doen vroeg Madge.
2 eendje", was Noël's antwoord. „Hy
*Ueen Billy, En dien kent hy zelfs
bleek het, dat hy, zoo hy hunne
J^wlst, hen toch herkende, want hy
y staan en nam hen scherp op.
m hy eensklaps. „Hebt ge hier Iets
F*1 toen sprak hy - „Ja".
C* op norachen toon, „Jo zult
Je gading vinden. Vooruit!" En
de hei
met onzeker» blik aan-
«naman eensklaps voorover, stap
te op de touwladder en begon naar beneden te
klimmen.
„JuHie gaat, niet waar?" bromde hy, opziende
terwyi aDeen zyn hoofd en schouders nog zicht
baar waren. Vervolgens daalde hy dieper en die
per, zeker overtuigd, dat zy zouden gehoorzamen
en even als BDly verdween hy voor hunne oogen.
Noël keek Madge ontzet aan.
„Geest van den grooten Caesarriep hy eln-
deiyk uit, „dat 's wat moois. Hy zal BDly vinden
en de hemel weet wat dan gebeurt. Wat doet
hy hier
Madge keek angstig.
„Wat kunnen we doen?"
„Niets", zei Noël vastberaden. „Het eenige, wat
wy kunnen doen is wachten en zien, wat gebeurt.
Ik hoop, dat BDly zoo verstandig zal zyn zich te
verstoppen. Laat ons luisteren."
Zoo zeggende, naderde hy behoedzaam de ope
ning van den afgrond en nederknlelende trachtte
hy elk geluld op te vangen. Madge knielde naast
hem en samen wachtten zy. Maar de minuten
verliepen en nog steeds vernamen ze niets van
Billy.
Toen, op eens, terwijl Madge angstig uitzag
naar hulp, bewoog de ladder.
„Daar is Billy," zei Noël. „Den hemel zei dank.
Laat ons zien, hoe hy boven komt. Ik kan je
zeggen, dat ik ongerust begon te worden."
„En De," zei Madge en hurkte naast Noël, ter-
wyi ze samen naar de schommelende ladder
keken.
-Daar la hy-, riep Madge vrooiyk toen ze een
hoofd zag verschynen. toen wierp se zich met
een kreet van schrik terug.
N„een. t to een der mannen. O Noël!"
Ze greep zyn arm en beiden keken vol ontzet
ting den klimmer aam zyn gezel volgde en eln-
deUjk verscheen Cashman. Op eens keek Cash-
man naar de kinderen. Hy kwam het gebalde
vuisten op hen al
-Weg met Jullie", riep hy woedend. „Wat wilt
ge hier, kleine apen?"
zyn toon waa uitdagend en hy scheen zoo ern
stig en Uep soo woest naar hen toe. dat belden
zich omkeerden en vluchtten. slechts voor
tm ncyihll» D* «r <kr Jtaliv mocht niet
op deze wyze bevlekt worden, dacht Noël en plot
seling terugkeerende, Dep hy met opgeheven
vuisten op zyn vervolger toe. Het was een dap
pere poging, maar ze liep verkeerd af, zooals
trouwens te voorzien was. Want de man nam
hem op en Dep een eindje met hem voort.
„Daar", bromde hy, Noël neerzettende. „Nu
verdwynt ge, hè? En bemoei Je met Je eigen
zaken, zooals lk Je reeds eerder zei."
Hy had meer kunnen zeggen, maar op dit
oogenblik hoorden ze een geroep uit de richting
van de auto, en omziende bemerkten Madge en
Noël, een vrouw, die Dennes droeg en den motor
naderde. De twee mannen hielden zich reeds met
de machine bezig.
„O I Dennis 1" schreeuwde Madge en volgde
Noël, die op den wagen toeUep.
Ze zagen de dame en de mannen met hun ge
vangene instijgen en hoorden t gepuf van de
machine. En toen begon de auto te bewegen,
eerst langzaam en toen sneDer, terwyi ze over
de helde vloog als gold het iemands leven.
BDly vergetende holden Madge en Noël de
auto na. Maar zy won meer en meer. zy zwaai
de en hobbelde over de heide, en reed eindeiyk
recht op den weg toe, terwijl Cashman zich in
tegenovergestelde richting verwij derda
VIJFTIENDE HOOFDSTUK.
Het onderzoek ln den afgrond.
Niettegenstaande de meiheid der automobiel,
zou de vervolging niet geheel hopeloos wezen,
want, alvorens zy den grooten weg bereikten,
moesten zy over een stuk zeer ruwen grond rij
den, en reeds ging het voertuig veel langzamer.
Toen Noël, die voor Madge en Helene uitliep,
dit bemerkte, begon hy te draven, ten einde
Dennis te bereiken. Hy wist niet wat hy elgeniyk
doen zou, als hem dit gelukt was, want hy was
er van overtuigd, dat hy aDeen tegen die vreem
den niets beginnen kon. Maar hy dacht, dat er
een vergissing moest hebben plaats gehad, en dat
men Dennis, zoodra dit ontdekt werd, zou los
laten. Misschien kon hy zich verklaren, of de
maoa» bedreig». De geest der „Familie" be
zielde hem, en vol moed holde hy over de helde,
terwijl hy byna buiten adem geraakte, met
hoogroode wangen bevende knieën voor
waarts.
Nog twintig meter ongeveer en hy zou er
wezen. Maar de weg was nu zeer naby en de
chauffeur deed de machine, aDe gevaar trotsee-
rende, weer met voUe kracht voortvliegen.
Met eenige bochten en zwaaien was zy eens
klaps op den weg, en voort snelde zy, sneDer en
sneDer een wolk stof opjagende ver van Het Huls
en den armen Noël, die zich snikkende ter aarde
wierp en trachtte tot adem te komen. Hy zag
nauweDjks zyn twee zusjes, die schreiend en
ademloos by hem kwamen. Hy was vervuld van
angst over Dennis en vol bitere teleurstelling.
Het duurde lang eer hy een weinig uitgerust en
zoodanig tot zicnzelven gekomen was, dat hy tn
staat was rechtop te zitten en om zich heen
te zien.
Voor hem stond Helene schreiend den motor
na te staren, dien ze nog konden hooren voort
stormen over den landweg, heel in de verte, bui
ten hun bereik.
„O, Noël, Noël, waar zouden ze ham heen bren
gen? Wat beduidt dit toch? O, arme, kleine Den-
nis? Wat zal Moeder zeggen?"
„Hou je stil," zei Noël boos. „Wat helpt dat nu
Helene. Eerst moeten we BDly terug hebben."
Hy sprong met gebalde vuisten op.
„Billy, maar waar te BDly?"
„Madge zal t Je vertellen," antwoordde Noël,
naar den afgrond toehoDende. Hy wilde niet over
wonnen worden door aUea, wat hem overkomen
was, maar bedacht nieuwe plannen. Hy wist, dat
hy Billy eerst moest opzoeken, en hy was erg blij
toen hy bemerkte, dat Cashman nergens meer te
zien was.
Madge verklaarde Bffly's afwezigheid, terwyi ze
naast Helene voortliep. Maar toen ze by het hol
kwamen hoorden ze tot hun grooten Bohrfir, dat
Noël geen antwoord op zyn roepen ha* gekregen;
want nog steeds stond hy gebogen over den ranc
en tuurde naar de diepte.
„Wat *n gekke geschiedenis!" zei hy, zich naar
hem omwendende. .Hy schijnt my niet to hoor».
Komt help me. Nu, al» tegelijk r
Nu riepen ze alle drie tegelijk en luisterden,
hopende, dat BDly zou antwoorden. Maar, ze wis
ten niet, dat hun broeder terwijl zy den motor
vervolgden, om hen geroepen had, en dat hy hen
nu niet meer hooren kon. En toen hunne stem
men vergeefs geklonken hadden naar de diepte,
keken re elkaar treurig en angstig aan. Want nu
de touwladder weggenomen was konden ze niet
naar beneden gaan zoeken, en zien, wat de reden
was, dat Billy hen niet antwoordde.
„Het beste, wat wy doen kunnen te naar htits
Uien," zei Noël eensklaps opstaande, en daar hulp
halen, want hy moet daar beneden verdwaald
zyn. De hemel geve, dat hy niet gewond te. Ik
begrijp er niets van."
•Laat ons gauw gaan," zei Helene, en ze vlogen
over de helde, tegen alles tn hopende, dat het
goed zou afloopen en dat Dennis ben terugge
bracht zou worden. Het was een vermoeiende
tocht, die ze fnoesten afleggen, want ze waren
bang en ademloos, en het was een treurig groepje,
dat het ouderlijk huto eensklaps kwam btnneiv*
stormen.
De heer Holland, die zat te lezen, keek ver
baasd op. Maar toen hy het verhaal van Noël,
dat afgebroken en stamelend gedaan werd, aan
hoorde, werd zyn gelaat strak en verdrietig. Toen
Noël gereed was, voegde Helene er het hare by en
zich eensklaps Cashman herinnerende, overhan
digde ze diens brief.
„Let op mijn werk heden avond?" riep do
heer Holland uit „en Dennte verdwenen I
Wat beduidt dit alles toch?"
„Bedoelt Cashman, dat hy zich op u wreken
wil?" vroeg Noël.
De heer HoHand stond op:
,Jk weet het niet!" zei hy ernstig terwyi htJ
liefkoozend de hand op den schouder zijner vrouw
legde. „Maar we mogen geen tyd verspillen. Kom
mede, Noël. We gaan naar de politie."
Dit zeggende vertiet hy haastig het vertrek e«
even later liepen m samen de laan uit om hulp
te
iWordt vsrvoigd), j